Regeling vervallen per 01-08-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent subsidie voor peuteropvang Subsidieregeling peuterprogramma Nederweert 2017

Geldend van 05-10-2018 t/m 31-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent subsidie voor peuteropvang Subsidieregeling peuterprogramma Nederweert 2017

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NEDERWEERT;

Gelet op artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs dient ons college dient te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen;

gelet op de Algemene subsidieverordening 2019, met in het bijzonder de mogelijkheid van Burgemeester en wwethouders om bij nadere regeling vast te stellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie (artikel 3, Algemene subsidieverordening 2019)

overwegende dat het wenselijk is hiervoor een afzonderlijke subsidieregeling op te stellen, omdat de subsidieverstrekking niet past binnen de subsidievormen zoals deze worden gehanteerd binnen de Algemene subsidieverordening Nederweert 2010;

gelet op het bepaalde in artikel 1.2 van de Algemene subsidieverordening 2019;

overwegende dat deelname aan een peuterprogramma een goede voorbereiding is op de basisschool, omdat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de peuter op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

besluiten vast te stellen de volgende nadere regeling:

Subsidieregeling peuterprogramma gemeente Nederweert 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert;

  • b.

    wet: de Wet kinderopvang;

  • c.

    besluit: het Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • d.

    regeling: de ministeriële regeling, zoals genoemd in het besluit;

  • e.

    amvb (alg. maatregel van bestuur): het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • f.

    aanvrager: degene die een kindercentrum in de gemeente Nederweert in stand houdt en staat ingeschreven in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK);

  • g.

    peuterprogramma: een programma van voorschoolse educatie, zoals nader omschreven in artikel 5 van de amvb;

  • h.

    kindercentrum: een voorziening van kinderopvang, zoals bedoeld in de wet, welke is ingeschreven in het LRK;

  • i.

    peuter: een kind in de leeftijd van twee tot vier jaar, niet zijnde een VVE-peuter, waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak kan/ kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • j.

    VVE-peuter ZKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • k.

    VVE-peuter MKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) aanspraak kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • o.

    kinderopvangtoeslag: een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de wet;

  • p.

    inkomensverklaring: een door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken, waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag via de belastingdienst.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidie door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 beschreven activiteiten. Voor het verstrekken van een eenmalige subsidie vormt deze subsidieregeling geen grondslag.

Artikel 3 Activiteiten

  • 1. Het in twee dagdelen voor tenminste zes uur per week aanbieden van een peuterprogramma (aan een peuter), gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • 2. Het in drie of vier dagdelen voor tenminste tien uur per week aanbieden van een peuterprogramma (aan een VVE-peuter ZKT/MKT), gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • 3. Deelname aan netwerkbijeenkomsten in het kader van de activiteiten, zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel, en bijvoorbeeld het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters ZKT/MKT.

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, bedraagt op jaarbasis € 3.037,60 per peuter.

  • 2. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, bedraagt op jaarbasis € 6.352,00 per VVE-peuter ZKT.

  • 3. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, bedraagt op jaarbasis € 3.208,00 per VVE-peuter MKT.

  • 4. De subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, bedraagt op jaarbasis € 944,00 per aanvrager / per houder van één of meerdere vestigingen.

  • 5. Indien een houder structureel meerdere kindercentra vertegenwoordigd bij activiteiten als bedoeld in artikel 3, lid 3, dan wordt het subsidiebedrag voor deze activiteiten, in plaats van het bedrag genoemd in artikel 4, lid 4, voor de betreffende kindercentra naar rato bepaald.

Artikel 5 Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt bij burgemeester en wethouders uiterlijk ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanvrager dient bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:

    • a.

      Het aantal peuters welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma, hebben deelgenomen,.

    • b.

      Het aantal VVE-peutersZKT en VVE-peuters MKT, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen.

    • c.

      Een werkplan, waarin in ieder geval opgenomen:

      • §

        een omschrijving van het gehanteerde peuterprogramma;

      • §

        een omschrijving van het pedagogisch beleid en klimaat;

      • §

        een omschrijving van het educatieaanbod en de wijze van educatief handelen;

      • §

        voor zover van toepassing, een omschrijving van het extra educatieaanbod voor VVE-peuters ZKT/MKT;

      • §

        een omschrijving van de organisatie:

      • §

        de groepsindeling;

      • §

        dagindeling;

      • §

        wijze van intake;

      • §

        wijze van inzet personeel;

      • §

        opleiding personeel en opleidingsplan;

      • §

        een omschrijving van de zorgstructuur, alsmede van het daarbij gehanteerde observatie- en registratie-instrument;

      • §

        een omschrijving van de wijze waarop de kwaliteitszorg is ingericht en wordt geborgd;

      • §

        een omschrijving van de wijze waarop de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie wordt vormgegeven en breder de doorgaande leerlijn richting primair onderwijs wordt vormgegeven en geborgd;

      • §

        de wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen (ouderbetrokkenheid).

Artikel 6 Overige voorwaarden

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen:

    • a.

      Dient het peuterprogramma waar het kindercentrum mee werkt, erkend te zijn als effectieve interventie door de Erkenningscommissie Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

    • b.

      Dient het kindercentrum en diens pedagogisch medewerkers, naast de opleidingseisen zoals vastgelegd in de regeling, te voldoen aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit van beroepskrachten voorschoolse educatie (artikel 4, amvb);

    • c.

      Dient een opleidingsplan aanwezig te zijn (artikel 4, lid 4, amvb);

    • d.

      Bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, € 0,71 per uur;

    • e.

      Bedraagt de ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een VVE-peuter ZKT, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, € 0,16 per uur.

Artikel 7 Beschikken, bevoorschotting en betaling

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders verleend binnen acht weken na indiening van een volledige aanvraag. Bij een onvolledige aanvraag stellen wij de aanvrager éénmalig in de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen binnen een te stellen redelijke termijn.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan eenmaal worden verlengd met vier weken.

  • 3.

    Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot, uiterlijk binnen acht weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 4.

    Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie meer dan € 25.000 bedraagt, wordt 80% van het te subsidiëren bedrag bevoorschot, uiterlijk binnen acht weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

Artikel 8 Verzoek tot vaststelling

  • 1. De subsidievaststelling vindt plaats op verzoek van de subsidieontvanger.

  • 2. Het verzoek tot vaststelling wordt ingediend bij het college vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 3. Het verzoek tot vaststelling bevat:

    • a.

      per locatie een overzicht van peuters over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld, met vermelding van naam, woonplaats, geboortedatum, inkomensverklaring, datum start deelname en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;

    • b.

      per locatie een overzicht van VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld, met vermelding van naam, woonplaats, geboortedatum, VVE-indicatie, inkomensverklaring (alleen benodigd voor VVE-peuters ZKT), datum start deelname en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;

    • c.

      een overzicht waaruit de deelname aan netwerkbijeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, blijkt;

    • d.

      een jaarverslag met daarin beschreven de activiteiten, zoals genoemd in artikel 5, lid 2, sub c, de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de daarbij getroffen maatregelen en de behaalde resultaten.

  • 4. Het college kan – naast de informatie en/of bescheiden als genoemd in het derde lid – andere informatie en/of bescheiden verlangen, voor zover dat:

    • a.

      voor een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling nodig is;

    • b.

      nodig is voor het desgevraagd verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen of daaraan verbonden inspectiediensten.

  • 5. Het college kan genoegen nemen met minder informatie en/of bescheiden dan genoemd in het derde lid, voor zover dat redelijkerwijs een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling niet in de weg staat.

Artikel 9 Vasstelling van de subsidie

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt het college de subsidie vast.

  • 2. De in het eerste lid genoemde beslistermijn kan door het college één maal worden verlengd met ten hoogste acht weken. Een verlenging wordt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling aan de aanvrager bekend gemaakt.

  • 3. Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet (tijdig) is ingediend of niet in overeenstemming is met de daarvoor geldende voorschriften, kan het college – na een éénmalige rappel waarbij de subsidieontvanger een redelijke termijn is geboden diens verzuim te herstellen – de subsidie ambtshalve vaststellen.

Artikel 10 Betaling en terugvordering

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, na aftrek van het reeds op grond van artikel 7 verleende voorschot, uiterlijk binnen acht weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald.

  • 2. Wanneer het vastgestelde subsidiebedrag lager dan wel hoger is, dan op grond van artikel 7 verleende voorschot, wordt het teveel of te weinig betaalde teruggevorderd dan wel nabetaald.

Artikel 11 Indexering subsidiebedrage en ouderbijdragen

In verband met de kostenontwikkeling in de kinderopvang kan het college besluiten tot het indexeren van de subsidiebedragen (zoals genoemd in artikel 4) alsmede de ouderbijdragen (zoals genoemd in artikel 6). Daarbij kan het college zich enten op de jaarlijkse uitgave van de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk.

Artikel 12 Hardheidsclausule/Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van een of meer bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Voor aanvragen voor een subsidie op grond van deze subisdieregeling voor kalenderjaar 2017 volstaan de subsidieaanvragen zoals deze nog zijn ingediend onder de oude subsidieregelingen, bekend onder de uitvoeringsregelingen doelgroeppeuters VVE (vastgesteld op 26 oktober 2010) en peuterprogramma (vastgesteld op 20 april 2010) met dien verstande dat de aanvraag nog voor 1 december 2016 wordt gecompleteerd met een overzicht van VVE-peuters MKT e.e.a. in overeenstemming met artikel 5 lid 2 sub b. Artikel 12 vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 14 Slotbepaling

Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze subsidieregeling kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 voorziet.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als “Subsidieregeling peuterprogramma Nederweert 2017

Aldus vastg esteld in de collegevergadering van 20 december 2016

Burgemeester en wethouders van Nederweert,

de secretaris, de burgemeester,

drs. J.C.T. Bakens H.F.M. Evers

Toelichting Subsidieregeling peuterprogramma Nederweert 2017