Regeling vervallen per 01-01-2016

Tijdelijk subsidiekader continuering Jeugdzorg 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Tijdelijk subsidiekader continuering Jeugdzorg 2015

Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Neerijnen, Gelet op:

De Algemene subsidieverordening en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  Overwegende dat: 

 gemeenten op grond van artikel 2.4 van de Jeugdwet met ingang van 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor alle jeugdhulp;

 de samenwerkende gemeenten in regio Rivierenland de Jeugdwet zo goed mogelijk willen uitvoeren door te zorgen voor voldoende passende en tijdig beschikbare jeugdhulp, maximale kwaliteit binnen het beschikbare budget en budget beschikbaar stellen voor transformatie en continuïteit;

 de samenwerkende gemeenten in regio Rivierenland van Rijkswege zijn aangewezen als jeugdzorgregio voor de regionale jeugdzorgtaken en daarom hebben afgesproken om daar waar nodig samen te werken;

 de gemeenten in regio Rivierenland een gezamenlijke visie “een samenredzame samenleving” hebben vastgesteld en als nadere uitwerking van deze visie de nota contouren voor een sociaal Rivierenland, de groeinota jeugdzorg in Rivierenland: onze zorg!, het beleidskader sturing, bekostiging en inkoop regio Rivierenland, de Nota beleidsprestaties transities Wmo en jeugd regio Rivierenland en de Nota van Inrichting transities Wmo en jeugd regio Rivierenland zijn opgesteld;

 de samenwerkende gemeenten op 31 oktober 2013 het Transitiearrangement jeugd regio Rivierenland hebben vastgesteld;

 in het Transitiearrangement is vastgelegd dat in het kader van zorgcontinuïteit er sprake is van een overgangsjaar 2015, uitgaande van de volgende uitgangspunten:

 zeer beperkt ingrijpen in de bestaande aanbodstructuur;

 sterke inzet op transformatie (cultuur en handelen);

 bestaande subsidierelaties en voorwaarden zoveel mogelijk continueren;

 in het Transitiearrangement is vastgelegd dat 68% van het budget is bestemd voor bestaande aanbieders en dat tevens een percentage van 12% is vastgesteld voor transformatie door bestaande aanbieders;

 dit tijdelijk subsidiekader van toepassing is voor zowel de regionale als wel de lokaal te subsidiëren jeugdhulp; BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende subsidiekader:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit subsidiekader wordt verstaan onder:

a. ASV: Algemene Subsidieverordening van de gemeente Neerijnen

b. Awb: Algemene wet bestuursrecht

c. basissubsidie: subsidie voor continuïteit van zorg en het behoud van de infrastructuur voor zittende en nieuwe cliënten;

d. jeugdhulp: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij alle denkbare opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, waarbij gelden de wettelijke uitgangspunten met betrekking tot de doelgroepen en leeftijd, zoals aangegeven in de Jeugdwet.

e. Jeugdwet: Jeugdwet, zoals gepubliceerd op 1 maart 2014, Staatsblad nr. 105, 2014;

f. peildatum: 1 juli 2014;

g. subsidieontvanger: rechtspersoon waaraan op basis van deze regeling subsidie is verleend.

h. transformatiesubsidie: subsidie voor transformatie van het bestaande zorgaanbod.

 

Artikel 2 Doel van de subsidie

1. Het doel van dit subsidiekader is het in het jaar 2015 continueren van de beschikbaarheid van de in het tweede lid genoemde vormen van basis jeugdzorg die voorheen werden gefinancierd uit provinciale middelen en het realiseren van transformatie van de huidige vormen van jeugdzorg in lijn met de regionale visie “De Samenredzame Samenleving’.

2. Subsidie kan worden verleend voor transformatie en de volgende vormen van jeugdzorg waarvan de beschikbaarheid in 2015 wordt gecontinueerd door de subsidieaanvrager:

a. Ambulante jeugdzorg;

b. verblijf deeltijd residentieel;

c. verblijf pleegzorg, inclusief taken als werving;

d. gezinshuizen.

 

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door jeugdzorgaanbieders die in 2014 een provinciale jeugdzorgsubsidie van de provincie Gelderland of een andere provincie hebben ontvangen voor cliënten die volgens het woonplaatsbeginsel bedoeld in de Jeugdwet in één van de volgende gemeenten woonachtig zijn op de peildatum:

a. Buren;

b. Culemborg;

c. Geldermalsen;

d. Lingewaal;

e. Maasdriel;

f. Neder-Betuwe;

g. Neerijnen;

h. Tiel;

i. West Maas en Waal;

j. Zaltbommel.

 

Artikel 4 Subsidieplafond en subsidiehoogte

1. Voor Entréa

a. Het subsidieplafond voor Entréa voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2015 bedraagt € 234.651,-

b. De maximale subsidiehoogte voor Entréa is gelijk aan het bijbehorende subsidieplafond genoemd in het eerste lid onder a.

2. Voor de doelgroep bedoeld in artikel 3, uitgezonderd Entréa:

a. het subsidieplafond voor de doelgroep bedoeld in artikel 3 voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2015 bedraagt: € 24.582,-

b. de maximale subsidiehoogte voor de doelgroep bedoeld in artikel 3 is gelijk aan 80 procent van het bedrag dat overeenkomt met de gemiddelde jaarlijkse jeugdzorgkosten over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, van de subsidieaanvrager met betrekking tot de vormen van jeugdzorg genoemd in artikel 2, tweede lid, voor cliënten die volgens het woonplaatsbeginsel bedoeld in de Jeugdwet in één van de gemeenten, genoemd in artikel 3, woonachtig zijn op de peildatum, waarbij de subsidie als volgt wordt verdeeld:

1 ° maximaal 85% van het subsidieplafond kan worden verleend aan basissubsidie, en;

2 ° maximaal 15% van het subsidieplafond kan worden verleend aan transformatiesubsidie.

3. Het subsidieplafond bedoeld in het tweede lid wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

4. Het subsidiebedrag wordt als lumpsum bedrag beschikbaar gesteld aan de subsidieontvanger.

5. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

 

Artikel 5 Subsidieaanvraag basissubsidie en transformatiesubsidie

1. De subsidieaanvrager dient een subsidieaanvraag in met behulp van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier vanaf het moment van bekendmaking van deze regeling tot en met 8 september 2014.

2. De subsidieaanvraag bevat het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen die tevens digitaal worden meegestuurd.

3. Bij de subsidieaanvraag wordt tevens meegestuurd een financieel overzicht dat aantoont wat de gemiddelde jaarlijkse jeugdkosten als bedoeld in artikel 4, tweede lid onder b, zijn alsook inzicht biedt in de onderliggende berekeningswijze en een toelichting hoe het woonplaatsbeginsel bedoeld in de Jeugdwet is toegepast. 

4. Bij de subsidieaanvraag wordt tevens een jaarplan ingediend met de wijze waarop de subsidieaanvrager:

a. voldoende en tijdige jeugdzorg biedt, uitgaande van de zorgvormen geboden in 2014 en binnen het gestelde subsidieplafond bedoeld in artikel 4 voor bestaande en nieuwe cliënten in 2015;

b. invulling geeft aan de prestatie indicatoren:

1 ° cliënttevredenheid (met daarbij ook cliëntervaringen)

2 ° afname of stabilisatie van de problematiek

3 ° doelrealisatie

4 ° reden beëindiging zorg

5 ° doorlooptijd van de zorg

6 ° uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg

c. invulling geeft aan de transformatie van zorg op de volgende acht hoofdthema’s uit de nota beleidsprestaties:

1 ° focus op de eigen kracht en het sociale netwerk van de cliënt;

2 ° van zware zorg naar lichte zorg;

3 ° samenwerken en verbinden;

4 ° van individueel naar collectief / van maatwerk naar algemene voorziening;

5 ° keuzevrijheid en cliënttevredenheid;

6 ° toegankelijkheid van dienstverlening;

7 ° kwaliteit en innovatie;

8 ° betaalbaar, duurzaam en effectief.

d. een productieformat op basis van de bekostigingseenheden van Kaiser;

e. de laatst opgestelde balans en resultatenberekening met toelichting en voorzien van een accountantsverklaring, niet ouder dan het verslagjaar 2012;

f. knelpunten en risico’s in de bedrijfsvoering bij het bieden van continuïteit van zorg in 2015 en de wijze waarop deze worden gedempt;

g. het bankrekeningnummer waarop de subsidie moet worden overgemaakt.

 

Artikel 6 Subsidieverlening

Het college beslist uiterlijk op 15 december 2014 over de subsidieaanvraag.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden in de Awb en de ASV van de gemeente kan de transformatiesubsidie worden geweigerd indien de subsidieaanvrager geen beschrijving geeft van haar inzet op transformatie op alle acht hoofdthema’s uit de nota beleidsprestaties van regio Rivierenland.

Artikel 8 Beoordelingsprocedure

Een ambtelijke beoordelingscommissie van regio Rivierenland adviseert het college van Burgemeester en Wethouders bij de beoordeling van subsidieaanvragen.

Artikel 9 Beoordelingscriteria

1. Basissubsidie wordt uitsluitend verstrekt als de aanvrager de garantie biedt dat gemiddeld minimaal 95% van de instroom over de jaren 2012, 2013 en eerste helft 2014 kan worden gerealiseerd in 2015.

2. Transformatiesubsidie wordt uitsluitend verstrekt als de aanvrager aantoonbaar inzet verricht om de beleidsprestaties onderliggend aan de 8 hoofdthema’s uit de nota beleidsprestaties te realiseren.

3. De subsidieaanvrager biedt de garantie dat de wachtlijst per cliënt over het hele jaar 2015 nooit langer is dan zeven weken.

 

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger is transparant over de jeugdhulp en informeert maandelijks het College van Burgemeester en Wethouders over:

a. de instroom, doorstroom en uitstroom per zorgvorm;

b. de lengte van de afgesloten trajecten;

c. de doelrealisatie per afgesloten traject;

d. de duur van de wachtlijst.

2. Minimaal 2 keer per jaar vindt overleg plaats met een vertegenwoordiging van de gemeente waarbij de voortgang van de transformatie en de efficiëntie en effectiviteit van de geboden zorg onderwerp van gesprek zijn.

3. De subsidieontvanger levert op 1 januari en 1 juni op cliëntniveau informatie aan de Routeervoorziening Beleidsinformatie Jeugd (RBJ) en is hiervoor aangesloten op deze landelijke voorziening.

4. De subsidieontvanger verleent medewerking om informatie te leveren aan het nog te ontwikkelen provinciale monitor.

5. Onverminderd de verplichtingen uit de ASV voldoet de subsidieontvanger in geheel 2015 aan de volgende wettelijke eisen zoals vastgelegd in de:

a. Jeugdwet

b. Kwaliteitswet Zorginstellingen

c. Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen

d. Wet BIG (Wet Individuele Beroepen Gezondheidszorg)

e. WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst)

f. WBP (Wet Bescherming persoonsgegevens)

g. WMCZ (Wet Medezeggenschap Cliënten Zorgsector)

h. WBOPZ (Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen)

i. Geneesmiddelenwet

j. Mededingingswet

6. De subsidieontvanger:

a. dient ingeschreven te zijn in het handelsregister;

b. is toegelaten op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen gedurende het jaar 2015;

c. dient te beschikken over een bewijs van goed gedrag van alle medewerkers en een aantoonbare Good Governance Code zorginstellingen;

d. heeft hoofdbehandelaren in dienst die BIG geregistreerd zijn en voldoen aan de eisen van de beroepsverenigingen;

e. beschikt over een geldig en extern getoetst geldigheidscertificaat.

7. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat te allen tijde voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

8. De subsidieontvanger verleent aan het college van Burgemeester en Wethouders dan wel aan de door het college aangewezen ambtenaren of deskundigen inzage in de administratie, indien dit naar het oordeel van het college nodig is voor de beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie.

9. De subsidieontvanger dient onverwijld schriftelijk mee te delen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

10. De subsidieontvanger dient op de door het college van Burgemeester en Wethouders in de beschikking aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

Artikel 11 Subsidievaststelling

1. De subsidieontvanger dient binnen 13 weken weken na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 van de Awb.

3. Onverminderd artikel 4:80 van de Awb bevat het activiteitenverslag een verantwoording van:

a. de prestatie indicatoren, genoemd in artikel 5, vierde lid onder b;

b. de realisatie van de prestatie indicatoren op de 8 hoofdthema’s uit de nota beleidsprestaties;

c. de garantiestellingen, genoemd in artikel 9;

4. Onverminderd artikel 4:75, tweede lid, van de Awb bevat de aanvraag tot vaststelling een jaarrekening.

5. De subsidie kan lager worden vastgesteld met een maximum van 15% van het budget bedoeld in artikel 4 als de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de garantiestellingen, genoemd in artikel 9.

 

Artikel 12 Vermogensvorming en tekorten

1. De egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb die de subsidieontvanger vormt bedraagt niet meer dan 10% van het vastgestelde boekjaarsubsidiebedrag over hetzelfde subsidiejaar. Indien deze egalisatiereserve negatief komt te staan, wordt het meerdere bij de vaststelling voor het betreffende boekjaar afgetrokken.

2. De egalisatiereserve komt niet eerder negatief te staan dan voordat het overige beschikbare eigen vermogen is aangewend. Indien de egalisatiereserve negatief komt te staan, wordt in de toelichting op de balans gemotiveerd weergegeven hoe deze weer positief wordt gemaakt.

 

Artikel 13 Betaling en bevoorschotting

1. Bevoorschotting vindt plaats op aanvraag.

2. Aan de subsidieontvanger kan maandelijks vooraf een voorschot verstrekt worden.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt inwerking met ingang van 4 augustus 2014 en vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 15 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijk subsidiekader continuering Jeugdzorg 2015

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 juli 2014.

Bijlage Bijlagen

aanvraagformulier subsidie continuïteit jeugdzorg 2015

Nota-toelichting Toelichting op het Tijdelijk subsidiekader continuering Jeugdzorg 2015

I. Inleiding

Met ingang van 2015 krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid over alle jeugdhulp. Dit subsidiekader richt zich op de regionaal uniform te subsidiëren zorgvormen door de Rivierenlandse gemeenten. Naast continuïteit van zorg richten de samenwerkende gemeenten zich in 2015 sterk op transformatie van het bestaande zorgaanbod. De Gemeenten in regio Rivierenland hebben in 2013 een gezamenlijke visie op het sociale domein vastgesteld.  Deze visie is nader uitgewerkt en geconcretiseerd in een aantal nota’s:

- Contouren voor een sociaal Rivierenland

- de groeinota jeugdzorg

- de nota sturing, bekostiging en inkoop jeugd en wmo

- de nota beleidsprestaties jeugd en wmo

- de nota van inrichting jeugd en wmo In de Contourennota zijn de volgende leidende principes opgenomen:

- de burger, het huishouden staat centraal;

- eigen kracht en doeltreffend maatwerk;

- organiseer het eenvoudig en overzichtelijk;

- samenwerken op basis van vertrouwen;

- kwaliteit borgen in het sociale domein. De visie en de bovenstaande nota’s zijn in te zien op de website van de samenwerkende gemeenten in regio Rivierenland www.rivierenlandkanmeer.nl In het Regionaal Transitie Arrangement Jeugd Rivierenland, vastgesteld in 2013,  zijn afspraken gemaakt over de inzet van budgetten door de gemeenten in Rivierenland om de continuïteit van zorg te waarborgen.Voor de functies Jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt met Bureau Jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen. Het daadwerkelijk beschikken van de subsidie zal, wegens het ontbreken van een gemeenschappelijke regeling, op lokaal niveau plaatsvinden.

De [beleidsregel//uitvoeringsregeling//subsidieregeling] voorziet er in dat het proces van subsidieverstrekking voor alle 10 de gemeenten in regio Rivierenland in 2015 zoveel mogelijk uniform verloopt. Desondanks kunnen er verschillen optreden tussen gemeenten in verband met aanvullend lokaal maatwerk. De tenaamstelling van de subsidieregeling kan per gemeente verschillen afhankelijk van de gehanteerde formuleringen in de lokale Algemene Subsidieverordening. Dit betekent dat dezelfde regeling onder de titel van uitvoeringsregeling, beleidsregel of subsidieregeling kan worden gepubliceerd. II. Doelstelling subsidie

Gemeenten zijn verantwoordelijk om in het overgangsjaar 2015 continuïteit van zorg te bieden aan kinderen, jongeren en hun ouders die in zorg zijn of op de wachtlijst staan voor zorg. In 2015 is de inzet van gemeenten de zorg die in 2014 wordt geboden zoveel mogelijk beschikbaar te houden. De afspraken tussen jeugdzorgaanbieders en de provincie Gelderland zullen waar  mogelijk worden overgenomen.

Daarnaast zetten de gemeenten in Rivierenland in 2015 sterk in transformatie van het huidige zorgaanbod in lijn met de vastgestelde visie “de samenredzame samenleving”. III. Periode waarover het subsidiekader geldt

Het subsidiekader geldt voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. De gemeenten in regio Rivierenland zullen voor 2016 nader bezien welke wijze van inkoop zal worden gehanteerd. IV. Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 doel van de subsidie Doel van de inzet van subsidie is continuïteit van de verschillende zorgvormen voor de jeugd die voorheen door de provincie werd gefinancierd voor bestaande cliënten, cliënten die per 31 december 2014 op de wachtlijst staan en nieuwe cliënten De subsidie wordt ingezet voor regionaal in te kopen zorgvormen: ambulante jeugdzorg, verblijf deeltijd residentieel, verblijf pleegzorg (inclusief taken als werving) en gezinshuizen.Voor de inkoop van deze regionale zorgvormen werken de 10 gemeenten in regio Rivierenland met elkaar samen. Ook op de jeugdbescherming en jeugdreclassering werken de 10 gemeenten samen.De gemeenten kiezen daarbij niet voor subsidiëren maar voor inkoop cq contracteren.

Voor de inkoop van bovenregionale zorgvormen wordt samengewerkt op de schaal van de zeven Gelderse regio’s. Tot de bovenregionale zorgvormen rekenen we: JeugdzorgPlus (incl. toegang JeugdzorgPlus), Gesloten psychiatrisch (BOPZ),  Open verblijf 24 uur residentieel terreinvoorzieningen, (L)VB jongeren ZZP 4 en 5/OBC’s en MFC, Crisis 24 uur residentieel (bedden) en Spoedeisende zorg (crisis) ambulant team

Het AMHK is in deze lijst niet opgenomen omdat financiering plaatsvindt via de gemeenschappelijke regeling met GGD Gelderland Zuid Omdat er geen passende gemeenschappelijk regeling bestaat op regionaal niveau, zal het beschikken en contracteren van alle zorgvormen uiteindelijk lokaal plaatsvinden. De afzonderlijke gemeenten geven elk een beschikking af voor het verlenen van de subsidie.

  Artikel 3 doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door jeugdzorgaanbieders die in 2014 subsidie voor een provinciale jeugdzorgsubsidie van de provincie Gelderland of een andere provincie hebben ontvangen. Dit voor cliënten die volgens het woonplaatsbeginsel bedoeld in de Jeugdwet in één van de Rivierenlandse gemeenten wonen.

Hiermee wordt voldaan aan de continuïteit van zorg en het behoud van de infrastructuur voor zittende cliënten, zoals vastgelegd in de Jeugdwet, met name artikel 12.4 Jeugdwet.

De subsidierelatie wordt aangegaan met de zorgaanbieders voor de zorgvormen die beschreven staan in artikel 2 van het subsidiekader. Deze zorgvormen kunnen ook aanvullend zijn op het eigen aanbod van de zorgaanbiederwanneer er aanvullende zorg nodig is dat buiten het eigen aanbod valt en waarvoor een beroep wordt gedaan op andere zorgaanbieders die geen subsidierelatie hebben met de gemeenten in Regio Rivierenland. De aanvrager fungeert dan als hoofdaannemer. De gesubsidieerde instellingen zijn hier zelf verantwoordelijk voor.

  Artikel 4 subsidieplafond en subsidiehoogte

In de RTA is aangegeven dat 80% van het jeugdzorgbudget dat de gemeenten in Rivierenland ontvangen beschikbaar is voor continuïteit van zorg bij de bestaande aanbieders.

In het subsidiekader is een subsidieplafond opgenomen voor de grootste aanbieder van jeugd en opvoedhulp in regio Rivierenland(Entréa). Voor de berekening is gebruik gemaakt van de gegevens die zijn opgevraagd in het kader van het Regionaal Transitiearrangement jeugd, de rapportages over zorggebruik en kosten door de branche jeugdzorg en het marktaandeel van de aanbieder in 2012.  Na publicatie van de subsidieregel kan het subsidieplafond niet meer worden aangepast

Voor de overige aanbieders is een totaal subsidieplafond ingesteld. Per individuele aanvrager kan niet meer subsidie worden verstrekt dan 80% van de gemiddelde relevante jeugdzorgzorgkosten per jaar berekend over 2012 en 2013. Het gaat hier om de jeugdzorgkosten waarvoor de subsidie is aangevraagd, vergelijkbare zorgvormen en woonachtig in Rivierenland.Als de subsidieaanvragen van de overige aanbieders (niet zijnde Entréa) meer bedragen dan het subsidieplafond, wordt de beschikbare subsidie verdeeld op volgorde van binnenkomst.

Omdat de regio Rivierenland geen Gemeenschappelijke Regeling kent voor de inkoop van jeugdzorg wordt de verlening en vaststelling van de subsidie door elke gemeente zelf uitgevoerd. Om die reden is in het subsidiekader een tabel opgenomen met het subsidieplafond per gemeente.

In het subsidiekader is het subsidieplafond als 100% budget aangemerkt. 85% van dit budget is beschikbaar als basissubsidie en 15% is beschikbaar als transformatiesubsidie.

Het bedrag wordt aan subsidieontvangers als lumpsum beschikbaar gesteld. De inzet van de middelen over de verschillende zorgvormen is aan de instelling. Op basis van de bekostigingseenheden van Kaiser wordt aan de gemeenten inzicht verschaft hoe de inzet in 2015 door de instelling is voorzien. Als voorwaarde wordt gesteld dat instellingen alle zorgvormen die zij in 2014 aanbieden in 2015 continueren.

  Artikel 5 subsidieaanvraag basissubsidie en transformatiesubsidie

Omdat elke gemeente uiteindelijk zelf een subsidiebeschikking afgeeft dient een aanvraag voor elke gemeente te worden ingediend. Voor het overgangsjaar 2015 bestaat de mogelijkheid dat een aanbieder één aanvraag voor alle gemeenten in regio Rivierenland indient onder de voorwaarde dat in de aanvraag een specificatie van het bedrag en volume per gemeente is opgenomen. Deze aanvraag kan, uiterlijk 8 september 2014, worden ingediend bij het inkoopbureau regio Rivierenland, Postbus 137, 4000 AC Tiel of via de mail inkoopwmo-jeugd@regiorivierenland.nl.

Voor de subsidieaanvraag is een aanvraagformulier beschikbaar waar alle onderdelen van de subsidieaanvraag staan beschreven. Het aanvraagformulier is te vinden op www.rivierenlandkanmeer.nl

In artikel 4 stelden we de maximale subsidiehoogte per subsidieaanvrager (niet zijnde Entréa) op 80% van de gemiddelde jaarlijkse jeugdzorgkosten over 2012 en 2013. In artikel 5 lid 3 vragen we daarvoor een financiële onderbouwing en een toelichting hoe het wettelijke woonplaatsbeginsel is toegepast.

In het jaarplan van de instelling wordt aangegeven op welke wijze voldoende en tijdige ondersteuning wordt geboden. In artikel 9 wordt nader uitgewerkt wat hier onder wordt verstaan.

In de nota sturing, bekostiging en inkoop is opgenomen dat Rivierenland een zestal prestatie indicatoren hanteert. 4 indicatoren zijn de voorgaande jaren gehanteerd door de provincie Gelderland. Twee indicatoren (5 en 6) worden extra toegevoegd. In lijn met hetgeen de provincie Gelderland eerdere jaren heeft gehanteerd wordt een minimale responspercentage van 60% gehanteerd voor alle indicatoren.

In 2015 zal naast continuïteit van zorg ook een belangrijke focus liggen op de transformatie van zorg. Van instellingen wordt verwacht dat zij gemeenten informeren wat hun inzet is, welke resultaten daarmee worden beoogd en op welke termijn. De inzet van instellingen wordt uitgevraagd op de acht hoofdthema’s uit de nota beleidsprestaties. Onder de hoofdthema’s zijn beleidsprestaties “gehangen”. Deze beleidsprestaties zijn onderwerp van gesprek met de gemeenteraden. In oktober zullen de beleidsprestaties als onderdeel van het beleidsplan jeugd en wmo worden vastgesteld. De nadere invulling van de beleidsprestatie zal in 2015 een onderwerp van gesprek zijn met de instellingen die zorg bieden.

De transformatie zal minimaal 2 maal per jaar onderwerp van gesprek zijn tussen een vertegenwoordiging van de regio en de instelling. Uitkomsten van dit gesprek zullen worden meegenomen in de sturing, bekostiging en inkoop voor 2016.

Voor 2015 worden nog de bekostigingseenheden van Kaiser gehanteerd. Hiermee behouden gemeenten het zicht op de inzet van middelen over de verschillende zorgvormen.

  Artikel 6 subsidieverlening

De definitieve subsidiebeschikkingen worden verstuurd nadat de gemeenteraden in de 10 gemeenten de gemeentebegroting hebben vastgesteld. De meeste gemeenten stellen de begroting vast in november 2014. Uiterlijk 15 december 2014 worden de beschikkingen verstuurd.

Het streven is om eind oktober instelling te informeren over de toe te kennen bedragen onder voorbehoud van vaststelling door de gemeenteraad.

  Artikel 7 weigeringsgronden

Om voor de transformatiesubsidie in aanmerking te komen moeten instellingen op alle acht de hoofdthema’s aangeven wat hun transformatieinzet is. Indien de inzet niet voor alle acht de hoofdthema’s wordt beschreven, kan de transformatiesubsidie worden geweigerd. Artikel 8 beoordelingsprocedure

Voor de beoordeling van de subsidieaanvragen zal een regionale beoordelingscommissie worden ingesteld die de aanvragen beoordeeld op de beoordelingscriteria die in het subsidiekader  zijn gesteld.

Verduidelijkende vragen over de subsidieaanvragen zullen binnen één week na 8 september mondeling of schriftelijk worden gesteld. Instellingen krijgen maximaal één week de tijd (tot 22 september) om hier een antwoord op te geven.

Door een regionale vertegenwoordiging zal met elk van de instellingen een gesprek plaatsvinden over de subsidieaanvraag. Deze gesprekken worden in de periode half september tot 10 oktober ingepland.

Half oktober zal door de beoordelingscommissie advies worden uitgebracht aan de 10 Colleges in regio Rivierenland over de subsidieaanvragen, waarna de afzonderlijke Colleges tot besluitvorming kunnen komen.

  Artikel 9 beoordelingscriteria

Gemeenten in regio Rivierenlandstellen als voorwaarde dat voor het subsidieplafond in 2015 een gegarandeerde instroom van 95% van de gemiddelde instroom over 2012, 2013 en eerste half jaar 2014 wordt gegarandeerd. Van instellingen wordt verwacht dat zij dit bereiken door o.a. snellere doorloop van trajecten, vermindering van overhead, verbeterde samenwerking met de 1e en 0e lijn.

Tijdige ondersteuning zoals genoemd in artikel 5 lid 4ais vertaalt in de voorwaarde dat binnen 7 weken de noodzakelijke ondersteuning moet worden geboden. Met instellingen zal nog nadere afspraken worden gemaakt over de doorgeleiding van cliënten vanuit de lokale 1e lijn.

  Artikel 10 verplichtingen van de subsidieontvanger

Omdat 2015 een belangrijk overgangsjaar is het voor gemeenten van belang om maandelijks inzicht te hebben in de ontwikkeling van de volumes en wachttijden. Instellingen kunnen deze rapportage in één overzicht met een uitsplitsing per gemeente aanleveren. Gemeenten in regio Rivierenland werken op het niveau van de zeven Gelderse regio’s samen om te komen tot een uniforme set van beleidsinformatie om zo de administratieve last van rapportages voor aanbieders zoveel mogelijk te beperken. Mocht dit leiden tot andere  afspraken dan nu zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling continuïteit jeugdzorg 2015 dan zullen de gemeenten in regio Rivierenland daar zoveel mogelijk op aansluiten.

Indien de instelling voor een specifieke gemeente de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet tijdig of niet geheel verricht of dat niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen voldoen, dient de instelling  snel mogelijk het desbetreffende College daarvan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Tenminste twee keer per jaar zal een overleg plaatsvinden met een vertegenwoordiging van de gemeenten over de voortgang van de transformatie en de efficiënte en effectiviteit van de geboden zorg. Als de maandelijkse rapportages daar aanleiding toegeven zal vaker een overleg plaatsvinden.

  Artikel 11 subsidievaststelling Omdat elke gemeente zelf een subsidiebeschikking afgeeft,vindt de subsidievaststelling ook per gemeente plaats. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient bij elke gemeente in regio Rivierenland afzonderlijk te worden ingediend. N.B. de termijnen van indiening kunnen, afhankelijk van de Algemene subsidieverordeningen, per gemeente verschillen.

  Artikel 12 bevoorschotting Bevoorschotting kan plaatsvinden op verzoek van instellingen.