Regeling vervallen per 01-01-2016

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Neerijnen 2009

Geldend van 15-04-2010 t/m 31-12-2015

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Neerijnen 2009

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

gelet op de wet Stap dd. 29 december 2008 Staatsblad 590,

en de wet Verbetering Arbeidsmarktpositie Alleenstaande Ouders dd. 29 december 2008, staatsblad 595, gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke rentegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

besluit

vast te stellen de Rentegratieverordening Wet werk en bijstand 2009

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

d. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

e. uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

f. Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene

nabestaandenwet die als niet-werkende

werkzoekende ingeschreven staat bij het Uitvoeringsinstituut

Werknemersverzekeringen (UWV);

g. Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in

artikel 6, onder a, van de wet;

h. WSW: de Wet sociale werkvoorziening;

i. ondersteuning: het bieden van Ondersteuning bij arbeidsinschakeling

van personen als bedoeld in artikel 7 eerste lid,

onder a van de wet;

j. voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid,

onder a, van de wet; een instrument binnen een reintegratietraject

dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

k. algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid niet zijnde werk in het kader van de WSW, met uitzondering van illegale

arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk;

I. gesubsidieerde arbeid werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar

waarbij een verschil bestaat met de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht;

m. werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet.

n. het college: het college van burgemeester en wethouders van

de gemeente Neerijnen;

o. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Neerijnen;

Hoofdstuk 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht College

1. Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de werknemer in gesubsidieerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling

en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op diearbeidsinschakeling.

Artikel 40, eerste lid, van de wet is overeenkomstig van toepassing.

2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het coliege een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning

of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid en/of maatschappelijke participatie.

3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen en zorgt voor een evenwichtige aanpak binnen de verschillende doelgroepen.

4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financile mogelijkheden en maatschappelijke-, economische- en conjuncturele ontwikkelingen.

5. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

6. Het college kan, in overeenstemming met het UWV en gelet op artikel 7 lid 3 van de WWB, de voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

1.De volgende personen hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en

op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling:

a. de uitkeringsgerechtigde;

b. de Anw-er;

c. de Nugger;

d. de werknemer in de gesubsidieerde arbeid.

2. Voor de Nugger en Anw-er geldt, dat slechts eenmalig aanspraak op ondersteuning en een noodzakelijk geachte voorziening bestaat, voor zover het partner inkomen niet meer bedraagt dan 130f van het netto Wettelijk Minimum Loon als bedoeld in artikel 37 Wwb.

3. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten.

4. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien er sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende

1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen dievoortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening en conform hetgeen hierover is

bepaald in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ.

4. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt rentegratie-instrument.

Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting

1.Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid en artikel 9a, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a en 38 van de IOAW en artikel 37a en 38 van de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4, eerste lid en tweede lid, van deze verordening genoemde verplichtingen, indien:

a. het betreft een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 5 jaar en die daartoe een verzoek indient en voldoet aan de bepalingen welke daarvoor zijn opgenomen in de WWB, IOAW of IOAZ.

b. belanghebbende om medische of dringende redenen niet in staat is om te werken.

2. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode.

3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

4. In aansluiting op het gestelde in het eerste tot met het derde lid, kan aan een uitkeringsgerechtigde van 57 jaar en ouder voor de resterende uitkeringsduur ontheffing van de arbeidsplicht worden verleend, indien is beoordeeld dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te overbruggen.

Artikel 6 Sluitende aanpak

1. Elke persoon die op grond van artikel 3 aanspraak kan maken op ondersteuning zal, voor zover dit door het college noodzakelijk wordt geacht, een aanbod voor een voorzieningworden gedaan gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

2. Ten behoeve van de uitvoering kan de gemeente een nadere prioriteit toekennen aan bepaalde doelgroepen.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafond

1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit n of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor door hen aan te wijzen specifieke voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budget-plafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 VOORZIENINGEN

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

1. Het college bepaalt welke voorzieningen in elk geval kunnen worden aangeboden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

3. Het college kan een voorziening beindigen:

a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

b. Indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

4. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van het rentegratiebeleid en de voorzieningen,

als bedoeld in dit artikel, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

a. het aanbod van voorzieningen;

b. het aanbod van scholing of opleiding als bedoeld in artikel 9 lid 8 en 9 en artikel 10a lid 5 van de wet;

c. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

d. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

e. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

f. de aanvraag van- en de besluitvorming over subsidies;

g. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

h. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

i. de hoogte van het premiebedrag als bedoeld in artikel 10a lid 6 van de wet.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 11 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 12 Verantwoording

Het college brengt eenmaal per jaar verslag uit aan de raad over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, na de bekendmaking, in werking met terugwerkende kracht ingaande 1 april 2009.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Rentegratieverordening WWB 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29-10-2009.
De voorzitter,
De griffier,