Besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Nieuw Reijerwaard houdende regels omtrent activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s (Treasurystatuut 2019 GR Nieuw Reijerwaard)

Geldend van 09-03-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Nieuw Reijerwaard houdende regels omtrent activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s (Treasurystatuut 2019 GR Nieuw Reijerwaard)

Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard,

Gelet op de wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd:

  • -

    Artikel 212 van de Gemeentewet;

  • -

    Wet financiering decentrale overheden;

  • -

    Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten

  • -

    Besluit inwerkingtreding Wet financiering decentrale overheden

  • -

    Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden

  • -

    Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden;

  • -

    Regeling schatkistbankieren decentrale overheden

  • -

    Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

Besluit:

  • -

    Het Treasurystatuut 2019 GR Nieuw Reijerwaard vast te stellen.

Treasurystatuut 2019 GR Nieuw Reijerwaard

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • a.

    Derivaten:

  • Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • b.

    Financiële instelling:

  • Een instelling als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • c.

    Financiering:

  • Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal 1 jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • d.

    Geldstromenbeheer:

  • Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • e.

    Intern liquiditeitsrisico

  • De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • f.

    Intradaglimiet

  • De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de organisatie per dag van de schatkistbankieren werkrekening ten laste van de rekeningcourant bij de schatkist kan opnemen;

  • g.

    Kasgeldlimiet:

  • Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de organisatie bij aanvang van het jaar;

  • h.

    Koersrisico:

  • Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • i.

    Kredietrisico:

  • De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • j.

    Liquiditeitenbeheer:

  • Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode van maximaal 1 jaar.;

  • k.

    Liquiditeitenplanning:

  • Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • l.

    Organisatie:

  • De GR Nieuw Reijerwaard

  • m.

    Rating:

  • De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • n.

    Renterisico:

  • Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten door rentewijzigingen;

  • o.

    Renterisiconorm:

  • Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido en uitvoeringsregeling Ufdo gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de organisatie van het betreffende jaar dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • p.

    Rentetypische looptijd:

  • Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • q.

    Rentevisie:

  • Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • r.

    Saldobeheer:

  • Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • s.

    Schatkist:

  • Decentrale overheden houden de middelen die zij (tijdelijk) niet nodig hebben voor de uitoefening van hun publieke taken en verantwoordelijkheden verplicht aan in de schatkist van het Rijk.

  • t.

    Solvabiliteitsratio van 0:

  • Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • u.

    Treasuryfunctie:

  • De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • v.

    Uitzetting:

  • Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer. ;

Artikel 2 Doelstellingen van de Treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de organisatie dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van de vermogens- en (rente-) resultaten van de Uitvoeringsorganisatie tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, valutarisico's en liquiditeitsrisico’s;

  • Het beperken van de rente-, beheer- en verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie).

  • 3.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido en RUDDO respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

HOOFDSTUK 2 RISICOBEHEER

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

De houding van organisatie ten aanzien van financieel risico is defensief en risicomijdend. De treasuryfunctie is naar haar aard ondergeschikt aan de uitvoering van de taak. Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De organisatie mag geen leningen verstrekken;

  • 2.

    De organisatie kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan;

  • 4.

    Voor de bepaling van omvang en looptijd van een lening wordt afgestemd met de grondexploitatie;

  • 5.

    Overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido en regeling RUDDO;

  • 3. Uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5. Voor de rentevisie van de organisatie wordt aangesloten op de rentevisies van gezaghebbende financiële instellingen.

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 1 t/m 5 , streeft de organisatie tevens naar spreiding in de rente typische looptijden van uitzettingen.

  • 7. Overschrijding van de in leden 1 en 2 opgenomen grenzen is alleen mogelijk met toestemming van de toezichthouder (Provincie) en wordt zo spoedig mogelijk in de tussentijdse rapportage vermeld.

Artikel 5 Koersrisicobeheer

De organisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen door alleen gebruik te maken van financiële producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd of in uitzettingen in vastrentende waarden. Met inachtneming van het gestelde onder artikel 10

Artikel 6 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De organisatie beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op de liquiditeitenplanning van de laatst vastgestelde grondexploitatie.

Artikel 7 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de Regeling Nieuw Reijerwaard uitgesloten door uitsluitend transacties in euro aan te gaan.

Artikel 8 Kredietrisico

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury vinden uitzettingen uitsluitend plaats bij:

  • 1.

    Financiële ondernemingen met ten minste een AA minus-rating voor looptijden langer dan drie maanden; een A rating voor een periode van ten hoogste drie maanden afgegeven door ten minste twee erkende ratingbureaus;

HOOFDSTUK 3 FINANCIERING

Artikel 9 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 3, 4, 5 en 8 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De organisatie vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. De offertes worden vastgelegd;

  • 3.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 10 Schatkistbankieren

Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de organisatie mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden (conform Regeling Schatkist bankieren).

Artikel 11 Relatiebeheer

De organisatie beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de 5 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 8;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer en te voldoen aan de beschrijving zoals vermeld in artikel 1 van de laatst vastgestelde “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden” (Ruddo).

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

HOOFDSTUK 4 KASBEHEER

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op organisatieniveau op elkaar af te stemmen met behulp van een liquiditeitsplanning. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitsbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De organisatie streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de organisatie kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt –conform artikel 4 lid 1- de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn de kredietlimiet op rekening courant of kasgeldleningen;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s gegeven de eisen vanuit Regeling Schatkist bankieren;

  • 5.

    De organisatie vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens middelen worden uitgezet met een looptijd langer dan drie maanden. De offertes worden vastgelegd.

HOOFDSTUK 5 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in artikel 14 en 15;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vierogen-principe);

    • b.

      Toetsing van de offertes voor het aangaan en uitzetten van gelden wordt door minimaal twee functionarissen verricht;

    • c.

      De uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • d.

      De uitvoering en de registratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de organisatie zijn als volgt gedefinieerd.

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur:

    • -

      Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarstukken.

  • 2.

    Het DagelijksBestuur:

    • -

      Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, de beleidskaders en limieten in het Treasurystatuut.

    • -

      Het evalueren en (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

  • 3.

    De directeur:

    • -

      Het uitvoeren van het treasurybeleid zoals opgenomen in het treasurystatuut alsmede in de treasuryparagraaf (formele verantwoordelijkheid).

    • -

      De directeur draagt binnen de organisatie de eindverantwoordelijkheid voor de Treasury.

    • -

      Het afsluiten van financiële contracten.

  • 4.

    De administrateur:

    • -

      Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen.

    • -

      Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en overschrijding van de treasuryparagraaf in de begroting, en hierover rapporteren in de rapportages aan het bestuur. Deze rapportages worden in ieder geval twee keer per jaar en verder op eventueel nader door het Dagelijks Bestuur aangegeven tijdstippen opgesteld en bevat minstens de afgesloten leningen in de rapporteringsperiode.

    • -

      Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.

Artikel 16 Mandaat

Middels het vaststellen van de begroting en de daarin opgenomen paragraaf Financiering, geeft het Algemeen Bestuur autorisatie aan het Dagelijks Bestuur om de in de paragraaf financiering voorgestelde transacties ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Het Dagelijks Bestuur kan het afsluiten van de feitelijke transacties mandateren aan de budgethouder. Het Dagelijks Bestuur kan aan de budgethouder toestaan dat ter zake de gemandateerde bevoegdheden door middel van ondermandaat aan de deelbudgethouder en/of administrateur wordt verleend.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

Het Treasurystatuut 2013 GRNR 2013, vastgesteld door het Dagelijks Bestuur op 12 februari 2014, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 16 oktober 2019. Het Treasurystatuut van 12 februari 2014 komt hiermee te vervallen.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Treasurystatuut 2019 GR Nieuw Reijerwaard”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur op 16 oktober 2019,

De secretaris,

Mw. I. Dogru

De voorzitter,

Mw. T.F. de Jonge