Regeling vervallen per 07-01-2016

Beleid bijzondere situaties artikel 7 Verordening winkeltijden Nieuwegein

Geldend van 07-06-2012 t/m 06-01-2016

Intitulé

Beleid bijzondere situaties artikel 7 Verordening winkeltijden Nieuwegein

1. Aanleiding

 

Op 28 maart 2012 heeft de gemeenteraad de “Verordening winkeltijden Nieuwegein 2012” (2012-093) vastgesteld. Met de inwerkingtreding van die verordening is het aantal koopzondagen uitgebreid van 8 naar 12. Daarnaast geeft de verordening een ontheffingsmogelijkheid voor bijzondere situaties, zoals feestelijkheden. In het verleden is er onduidelijkheid geweest wat er precies onder bijzondere situaties moet worden verstaan. Met dit beleid wordt een kader gegeven waaraan aanvragen om ontheffing voor bijzondere situaties getoetst kunnen worden.

 

2. Wettelijk kader

 

Winkeltijdenwet

Het uitgangspunt voor de openstelling van winkels op zon- en feestdagen is neergelegd in artikel 2 van de Winkeltijdenwet. Daarin staat dat het verboden is een winkel geopend te hebben voor publiek op zondag, op de daarin genoemde feestdagen en op werkdagen voor 6.00 uur en na 22.00 uur. Artikel 4, tweede lid, van de Winkeltijdenwet bepaalt dat burgemeester en wethouders in door de gemeenteraad bij verordening aangewezen gevallen ontheffing kunnen verlenen van het verbod voor winkels om geopend te zijn op zon- en feestdagen, ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en ten behoeve van het uitstallen van goederen.

 

Verordening winkeltijden Nieuwegein

De “Verordening winkeltijden Nieuwegein 2012” is op 28 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en is op 12 april 2012 in werking getreden. Artikel 7 van de verordening geeft een mogelijkheid om ontheffing te verlenen van het verbod voor winkels om geopend te zijn op zon- en feestdagen voor bijzondere situaties.

 

Artikel 7 van de verordening luidt voluit als volgt:

  • 1.

    Het college kan voor wat betreft zondagen of feestdagen ontheffing verlenen van de in artikel 2 van de wet genoemde verboden, ten behoeve van:

a. bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard;

b. het uitstallen van goederen;

c. tentoonstellingen in kunstateliers en galeries.

  • De ontheffing kan worden verleend in geval van feestelijkheden, bijeenkomsten, veilingen of beurzen.

 

In de toelichting van de verordening wordt over de tentoonstellingen in kunstateliers en galeries nog het volgende gezegd:

In artikel 7, eerste lid onder c, worden tentoonstellingen in kunstateliers en galeries genoemd. De reden daarvoor is de volgende. Kunstateliers en galeries zijn winkels maar hebben in de Winkeltijdenwet een speciale status, die voortkomt uit de oude Winkelsluitingswet en het daarop berustende Besluit gemeentelijke ontheffingen Winkelsluitingswet. In artikel 4 van dat landelijk geldende besluit was een afzonderlijke regeling opgenomen voor kunstateliers en galeries. Deze bepaling hield in dat burgemeester en wethouders ontheffing konden verlenen ten behoeve van het uitstallen van niet fabrieksmatig vervaardigde kunstvoorwerpen door of voor rekening van de vervaardiger daarvan, voor de zon- en feestdagen en de sluitingsuren op werkdagen. Bij het opstellen van de Winkeltijdenwet in 1996 is deze ontheffingsmogelijkheid niet meer expliciet overgenomen in het Vrijstellingsbesluit Winkeltijdenwet. Daar kwamen direct veel vragen over. In overleg met het ministerie van Economische zaken zijn de kunstateliers en galeries in artikel 7, tweede lid, van de toenmalige VNG modelverordening en nu in het eerste lid van de huidige verordening opgenomen. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet, zoals uitgewerkt in artikel 7, eerste lid, van de verordening, kan het college ontheffing verlenen voor de zon- en feestdagen voor bijzondere situaties. De wet laat hierin de gemeenten beleidsvrijheid. Met gebruikmaking van deze beleidsvrijheid kan de ontheffing verleend worden voor tentoonstellingen in kunstateliers en galeries. De achtergrond van deze bijzondere status van kunstateliers en galeries is dat de mogelijkheden voor kunstenaars aan hun werk bekendheid te geven door middel van (verkoop)tentoonstellingen niet te zeer aan banden gelegd mag worden. Bovendien spelen concurrentieoverwegingen hier nauwelijks een rol, gezien het individuele karakter van de betrokken voorwerpen.

 

Rechtspraak

Het is niet altijd duidelijk wat onder het begrip “bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard” moet worden verstaan. Het is daarom niet verwonderlijk dat de rechter zich al meerdere malen over zaken heeft moeten buigen waar de invulling van dit begrip in het geding was. Hieronder volgt een weergave van een aantal uitspraken waarmee een afbakening wordt gegeven van de situaties waarin gebruik kan worden gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid.

 

  • Voorzieningenrechter Cbb, 28 oktober 2008, LJN: BG2147

De ontheffingsmogelijkheid neergelegd in artikel 4, tweede lid, van de Winkeltijdenwet, is blijkens de wetsgeschiedenis in het leven geroepen als instrument voor de gemeentelijke overheid om maatwerk te leveren in individuele situaties, die minder in aanmerking komen om in algemene regels te worden opgenomen (kamerstukken II, 1994 1995, 24 226, nr. 3, p. 18).

 

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan bij het hanteren van het begrip “bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard” als grond voor het verlenen van ontheffing als richtsnoer in aanmerking worden genomen, dat een verband moet kunnen worden aangewezen met een gebeurtenis dan wel met het beleven of uiten van opvattingen of gevoelens, waaraan blijkens een breed gedragen mening van de bevolking of een bevolkingsgroep op landelijk dan wel op lokaal niveau, een feestelijke, gedenkwaardige betekenis moet worden gehecht.

 

In de uitspraak wordt gezegd dat de specialiteiten vleeswarenbeurs, de kerstspecialiteitenbeurs, de internationale dag der verdraagzaamheid, de Amerikaanse Doe vriendelijk dag, het Thais en Boeddhistisch Nieuwjaar, de Chinese dag van het kind, de Tsjechische Johannes Husdag, de Servische en Maleisische nationale feestdagen en de Braziliaanse onafhankelijkheidsdag niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.

 

  • Voorzieningenrechter Cbb, 10 juni 2010, LJN: BM7901

Koopzondagen ten behoeve van een grote zomeractie, herfstactie en Prinsjesdagactie zijn niet te beschouwen als bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard, nu daaraan niet de vereiste feestelijke gedenkwaardige betekenis aan kan worden gehecht. De voorzieningenrechter overweegt dat indien een verkoopactie, hoe feestelijk ook, de enige aanleiding is voor een extra koopzondag daarmee geen bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard als bedoeld in de Winkeltijdenwet is gegeven.

 

  • CBb, 15 januari 2010, LJN: BK9731

De ontheffing is verleend in verband met een sjoelfestijn dat op de bewuste zondag zal plaatsvinden. Dit sjoelfestijn is door de gemeente aangemerkt als feestelijkheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeente daarmee een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de verordening. In de onderhavige situatie is geen sprake van een ontheffing van de winkelsluiting ten behoeve van een feestelijkheid, maar eerder van een feestelijkheid om ontheffing van de winkelsluiting te verkrijgen. De bedoeling van de regeling in de verordening is dat voor festiviteiten die van bepaalde betekenis zijn, en waar mensen op afkomen, als ondersteuning van de festiviteiten een ontheffing kan worden verleend van het verbod van winkelopenstelling op zondag. Wanneer winkelopenstelling het doel is van de feestelijkheid, is daarvan geen sprake.

 

  • CBb, 9 januari 2009, LJN:BH0500

De ontheffingsmogelijkheid van artikel 4, tweede lid, van de Winkeltijdenwet is in het leven geroepen als instrument voor de gemeentelijke overheid om maatwerk te leveren in individuele situaties, die minder in aanmerking komen om in algemene regels te worden opgenomen. Er is een ontheffing verleend waarmee is beoogd om toestemming te verlenen om de winkels in de historische binnenstad van Breda op zondag 24 september 2006 open te houden. De groep van winkeliers of het gebied waarvoor de ontheffing zou gelden is niet nader gespecificeerd. Beoogd is derhalve een algemene buitenwerkingstelling van het verbod om winkels op zondag open te houden. Dit is niet mogelijk.

 

3. Uitgangspunten van dit beleid

 

Dit beleid met betrekking tot de openstelling van winkels in verband met bijzondere situaties omvat de volgende uitgangspunten:

 

Ontheffingsmogelijkheden

Ontheffing op basis van artikel 7 van de verordening kan in ieder geval worden verleend als er sprake is van de volgende situaties:

  • Opening van een nieuwe winkelvestiging;

  • Aantoonbare vestigingsjubilea van 1 jaar, 5 jaar of een veelvoud daarvan, 12 ½ jaar. Dit moet worden aangetoond door middel van het overleggen van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • Heropening na een omgevingsvergunningplichtige verbouwing waarbij de winkel tijdelijk voor het publiek gesloten is geweest.

 

In bovengenoemde individuele situaties kan in alle redelijkheid worden gesteld dat er sprake is van een gebeurtenis dan wel met het beleven of uiten van opvattingen of gevoelens, waaraan blijkens een breed gedragen mening van de bevolking of een bevolkingsgroep op landelijk dan wel op lokaal niveau, een feestelijke, gedenkwaardige betekenis moet worden gehecht. Daarmee voldoen die situaties aan het in de rechtspraak ontwikkelde richtsnoer.

 

Afhandeling verzoeken om ontheffing onder mandaat

Als van één van bovengenoemde situaties sprake is, dan kan de ontheffing onder mandaat worden afgedaan. Op 24 april 2012 heeft het college besloten de ontheffingsbevoegdheid op basis van artikel 7 van de Verordening winkeltijden Nieuwegein te mandateren aan het hoofd en adjunct hoofd van de Stadswinkel.

 

Weigering ontheffing

Zoals hiervoor is aangegeven is in de rechtspraak al een invulling gegeven van het begrip “bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard”. Het is niet wenselijk dat er ontheffingen worden verleend voor gevallen waarbij redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat deze te scharen zijn onder de gevallen waarvan de rechter al heeft bepaald dat er geen sprake is van een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard. Dat betekent dat een aanvraag om ontheffing wordt geweigerd in de volgende gevallen:

  • Het gaat om een gebeurtenis die niet zo diep geworteld is in het maatschappelijk leven in Nieuwegein, dat deze als een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard kan worden aangemerkt (bijvoorbeeld de internationale dag der verdraagzaamheid, de Amerikaanse “Doe vriendelijk dag”, de Chinese dag van het kind, etc., zoals genoemd in LJN: BG2147);

  • De winkelopenstelling / verkoopactie is het doel van de feestelijkheid, in plaats van een feestelijkheid met als ondersteuning van de feestelijke gebeurtenis een winkelopenstelling (bijvoorbeeld de zomeractie, herfstactie en sjoelfestijn zoals genoemd in LJN: BM7901 en LJN: BK9731);

  • Met de aanvraag wordt een algehele koopzondag beoogd (zoals in LJN: BH0500).

 

Overige gevallen

De hierboven genoemde ontheffingsmogelijkheden zien op de situaties waarbij de aanvraag om ontheffing onder mandaat kan worden afgehandeld. Aanvragen die niet vallen onder die situaties en waarvan het op voorhand tevens niet duidelijk is of deze vallen onder de hierboven genoemde gevallen waarin de ontheffing geweigerd moet worden, worden ter besluitvorming voorgelegd aan het college.