Beleid standplaatsen Nieuwegein

Geldend van 08-02-2014 t/m heden

Intitulé

Beleid standplaatsen Nieuwegein

[Klik hier om het document te downloaden] 1. Aanleiding

Op 6 november 2012 is het ‘ Standplaatsenbeleid gemeente Nieuwegein’ door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Het voornoemde beleid is op 1 januari  2013 in werking getreden. Hiermee is een kader gegeven waaraan aanvragen om standplaatsvergunning worden getoetst. Een dergelijke vergunning is bijvoorbeeld nodig voor het aanbieden van goederen als vis, snacks, bloemen en kerstbomen vanuit een kraam of wagen op een aangewezen standplaatslocatie.

Een maatregel in het kader van het beleid betrof het intrekken van alle lopende vergunningen voor onbepaalde tijd bij een winkelcentrum met ingang van 1 juli 2015. Vanaf die datum zou voor elke locatie geloot moeten worden. Dat heeft geleid tot diverse zienswijzen. Deze zienswijzen zijn aan een nadere juridische toets onderworpen. Het College van B&W heeft daarom besloten tot een beleidswijziging zoals omschreven in deze

 “1e  wijziging Beleid standplaatsen Nieuwegein”. De zienswijzeperiode liep van 24 oktober tot en met 4 december 2013. Er is één zienswijze ingediend. Deze heeft niet geleid tot verdere aanpassingen van het beleid.

2. Juridisch kader

Algemene plaatselijke verordening

De Algemene plaatselijke verordening (Apv) bevat een regeling voor standplaatsen in afdeling 4 van hoofdstuk 5. Allereerst geeft artikel 5:17 van de Apv een definitie van standplaats. Daaronder wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de buitenlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Het artikel geeft onder sub a. en b. verder aan dat onder standplaats niet wordt verstaan een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet, of een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de Apv.

Een standplaats moet niet worden verward met een uitstalling. De uitstalling valt onder de reikwijdte van artikel 2:10 Apv (objecten in de openbare ruimte) en wordt, in tegenstelling tot de standplaats, niet nader gedefinieerd in de Apv.

Artikel 5:18 van de Apv bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Verder bepaalt het artikel dat een vergunning wordt geweigerd wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en dat een vergunning kan worden geweigerd als de standplaats op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Buiten deze specifieke weigeringsgronden van artikel 5:18 geeft artikel 1:8 van de Apv algemene weigeringsgronden op basis waarvan de vergunning geweigerd kan worden. Op basis van artikel 1:8 van de Apv kan de vergunning worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Aan de vergunning kunnen op grond van artikel 1:4 van de Apv voorschriften worden verbonden. De voorschriften die aan een standplaatsvergunning worden verbonden zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van dit beleid.

Artikel 5:19 van de Apv geeft een regeling voor het geval er een standplaats wordt ingenomen op openbare grond die niet in eigendom is van de gemeente. In dat geval is het de rechthebbende van een perceel verboden om toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Als laatste bevat artikel 5:20 van de Apv enkele afbakeningsbepalingen. Daarin staat dat het verbod om zonder vergunning standplaats in te nemen niet geldt voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement. Verder geldt de weigeringsgrond dat niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand niet voor bouwwerken.

Overige regelgeving

Op het innemen van een standplaats zijn ook andere regels dan die uit de APV van toepassing. Deze regels stellen vanuit andere motieven eisen aan standplaatsen. Hierbij moet worden gedacht aan:

  • -

    Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft de gemeente instrumenten om gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van gronden binnen de gemeente te regelen. Het belangrijkste instrument daartoe is het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is gericht op verwezenlijking van ruimtelijk beleid en dient daarmee een ander doel dan de Apv. In de Apv is opgenomen dat een aanvraag moet worden geweigerd vanwege strijdigheid met het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is daarmee dus een dwingende weigeringsgrond.

 

 

  • -

    Verordening winkeltijden Nieuwegein 2012

De Verordening winkeltijden Nieuwegein 2012 (2012-093) regelt de mogelijkheid om naast werkdagen ook op zondagen en sommige feestdagen een standplaats in te nemen. De tijd waarop de standplaats kan worden ingenomen is afhankelijk van de aanvangstijd van de verleende ontheffing voor het houden van een koopzondag. Het innemen van de standplaats mag een uur voor aanvang verkoop.

 

  • 1.

    Warenwet

Op het drijven van handel in waren (waaronder eetwaren) is de Warenwet van toepassing. Ook stelt de Warenwet regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet wordt uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.

 

  • -

    Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer stelt vanuit milieuoogpunt regels aan inrichtingen. In bepaalde gevallen kunnen standplaatsen worden aangemerkt als een inrichting (bijvoorbeeld bij de verkoop van gebakken vis / snacks vanaf een vaste standplaats die enkele dagen per week in bedrijf is). Op dergelijke inrichtingen zijn dan de regels uit het Activiteitenbesluit van toepassing.

 

  • -

    Leges- en precarioverordening

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om standplaatsvergunning zijn legeskosten verschuldigd. De tarieven daarvoor staan vermeld in de Legesverordening. Daarnaast is er in de meeste gevallen sprake van een standplaats op gemeentegrond. Voor het gebruik van die grond wordt precariobelasting geheven.

 

 

3. Uitgangspunten voor beleid

 

3.0 Juridische aspecten

De mogelijkheden voor een standplaatsenbeleid worden ingekaderd door een aantal juridische aspecten waar niet aan kan worden voorbijgegaan:

 

  • A.

    Doel en strekking van het standplaatsenvergunningstelsel.

Met een standplaatsvergunningstelsel wordt beoogd om het plaatsen van standplaatsen te reguleren om zo risico’s voor de openbare orde en veiligheid (volksgezondheid en milieu) te voorkomen. Een standplaatsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt.

 

 

  • B.

    Aantasting van verkregen rechten

Op grond van artikel 1:7 van de APV dienen standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien de gemeente de vergunning met het oog op de verdeling van standplaatsen aan een termijn wil verbinden, dan is het zaak te motiveren waarom dit noodzakelijk is in het belang van onder meer de openbare orde, overlast en de verkeersveiligheid en milieu.

 

Uit de toelichting van de model-APV van de VNG volgt dat pas bij gewijzigde omstandigheden de vergunning opnieuw dient te worden bezien. Ook dient daarbij rekening te worden gehouden met de noodzaak- en proportionaliteitseis. Bij geringe wijziging van omstandigheden die geen gevolgen hebben voor het algemeen belang, kan de vergunning niet worden gewijzigd of ingetrokken. De noodzaak daarvoor ontbreekt.

 

 

 

  • C.

    Reikwijdte en strekking van beleidskader

Aan de hand van de motieven, genoemd in artikel 1:8 Apv, kan het college beleidsregels vaststellen, waarin wordt aangegeven wanneer wel of niet tot het verlenen van een standplaatsvergunning wordt overgegaan. Het vaststellen van een dergelijk beleid, waarin objectieve, algemeen bekendgemaakte criteria worden aangegeven, die bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden gehanteerd, is blijkens de jurisprudentie toegestaan. Het te voeren beleid mag niet leiden tot een beslissing omtrent een aangevraagde vergunning die niet kan worden herleid tot één van de in artikel 1:8 genoemde weigeringsgronden. Rb Utrecht 23-12-1998, KG 1999, 78.

 

 

3.1 Er wordt een onderscheid gemaakt in jaarstandplaatsen, periodieke standplaatsen en incidentele standplaatsen

Jaarstandplaatshouders staan gedurende een deel of het hele jaar één of meerdere dagen per week op een bepaalde-in het bestemmingsplan- vastgelegde locatie. Daarnaast zijn er standplaatshouders die gedurende een bepaalde periode van het jaar (maximaal drie maanden per jaar) een dergelijke standplaats innemen. Dit betreffen de kerstbomen- en oliebollenverkopers. Deze worden aangemerkt als periodieke standplaatshouders. Tenslotte zijn er de incidentele standplaatshouders. Zij nemen maximaal twaalf dagen een nader te bepalen of vastgelegde standplaats in. Bij de onderstaande beleidsuitgangs-punten is steeds aangegeven voor welk soort standplaatshouder deze gelden. Aan de incidentele standplaatsen is een apart punt gewijd (3.7).

 

 

3.2 Standplaatslocaties (jaarstandplaatsen en periodieke standplaatsen)

De locaties voor de jaarstandplaatsen en de periodieke standplaatsen worden hieronder omschreven. De aanduiding is globaal. Na vaststelling van het beleid zal de exacte ligging in een ‘paraplubestemmingsplan Standplaatsen Nieuwegein’  worden vastgelegd. (1)

 

Nabij de winkelcentra

Cityplaza één plek op de locatie hoek Raadstede / Noordstedeweg (tijdelijk

één plek op de Passage ter hoogte van 77 en 81 (2)

Muntplein (3) twee locaties aan de Penningburg

Hoog-Zandveld twee locaties aan de Ratelaar (4)

Vreeswijk twee locaties Dorpsstraat, nabij Kippenbruggetje

Nedereind locatie hoek Zwanenburgstraat / Ornsteinlaan

Makado twee locaties aan de Richterslaan

De Gaarde twee locaties aan de Moerbeigaarde

De Veste (Fokkesteeg) één locatie Rapenburgerschans, nabij supermarkt

Galecop twee locaties voor de ingang van het winkelcentrum aan het Kempenaerpark

Kauwenhof Doorslag) één locatie in het verlengde van de supermarkt (Kauwenhof 1) en één locatie voor de apotheek (Kauwenhof 12) op het parkeerterrein.

Overige locaties

Henri Dunantlaan één locatie hoek Henri Dunantlaan / Handelskade

Plettenburg / De Wiers twee locaties vrachtwagenparkeerterrein Structuurbaan

De Wiers Zuid twee locaties vrachtwagenparkeerterrein Montageweg

Blokhoeve twee locaties parkeerterrein Symfonielaan

Rijnhuizen twee locaties hoek Structuurbaan / Newtonbaan

Liesbosch/Laagraven één locatie parkeerterrein Hornbach

één locatie parkeerterrein Karwei

 

De parkeerterreinen van Hornbach en Karwei zijn niet in eigendom van de gemeente. Voor het innemen van standplaats op die gronden is echter wel een standplaats-vergunning nodig. Het betreft namelijk openbare (en in de openlucht gelegen) plaatsen in de zin van de APV. Aanvragers van een standplaatsvergunning voor deze private gronden moeten zelf ook toestemming vragen voor het gebruik van de grond bij de grondeigenaar.

(1) Het paraplubestemmingsplan standplaatsen zal de normale inspraak van voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan doorlopen.

(2) Een nieuwe definitieve locatie moet nog in overleg met de winkeleigenaar en standplaatshoudster worden vastgesteld.

(3) Op dit moment is er sprake van een derde standplaatslocatie aan de Penningburg. Dit betreft een historisch ontstane situatie. De derde plek is onwenselijk. Bestaande rechten worden wel gerespecteerd. Indien een vergunninghouder zijn locatie aan de Penningburg zou beëindigen wordt deze derde plek niet meer opnieuw ingevuld.

(4) In het winkelcentrum zal over enige tijd door private partijen een uitbreiding van het winkelcentrum worden gerealiseerd. Dit heeft gevolgen voor de bestaande standplaatslocaties. In overleg met de gebruikers van de standplaatsen en de eigenaren en gebruikers van het winkelcentrum zal een nieuwe locatie voor de twee standplaatsen worden gezocht.

3.3 Voor de bovengenoemde locaties geldt een maximum aantal af te geven vergunningen (jaarstandplaatsen en periodieke standplaatsen)

Het is voor een gemeente mogelijk om het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum te binden. Hierbij spelen overwegingen als het voorkomen van overlast en de bescherming van de openbare orde en veiligheid een rol. Het regelen van concurrentie-verhoudingen kan daarin geen argument zijn. Per winkelcentrum zijn er maximaal twee standplaatslocaties te vergeven. In sommige gevallen slechts één omdat er geen voldoende ruimte voor een tweede standplaats aanwezig is of omdat de overlast, openbare orde of veiligheid voor de tweede locatie niet geregeld kan worden.

 

3.4 Standplaatsvergunningen worden verleend voor onbepaalde tijd (jaarstandplaatsen)

Dit uitgangspunt vloeit voort uit artikel 1:7 van de Apv. Daarin staat namelijk dat een vergunning in beginsel wordt verleend voor onbepaalde tijd. Er bestaat geen aanleiding om in dit beleid van dit uitgangspunt af te wijken.

 

3.5 (oud) Een aanvrager kan voor maximaal 1 dag per week bij hetzelfde winkelcentrum standplaats innemen (jaarstandplaatsen)

(Vervallen)

 

3.5 (nieuw)  Een aanvrager kan voor meerdere dagen per week een standplaatslocatie innemen (jaarstandplaatsen)

Standplaatsen kunnen het voorzieningenpakket van een winkelcentrum in een wijk (tijdelijk) versterken en aanvullen. Standplaatshouders zijn gebaat bij de aantrekkingskracht van een winkelcentrum. Zelf hebben zij namelijk vaak onvoldoende autonome aantrekkingskracht. De meerwaarde van standplaatsen is dat van daaruit een wisselend assortiment kan worden aangeboden, aangezien het gaat om ambulante handel. Een overweging kan zijn om een standplaatshouder slechts een beperkt aantal dagen toe te staan. Echter gebleken is dat daarmee een onwerkbare situatie zou ontstaan. Ook standplaatshouders werken met een vaste klantenkring in de wijk. Daarnaast is het niet aan de overheid om te treden in concurrentieverhoudingen. Enkel een gerechtvaardigd vermoeden van overlast en verstoring van de openbare orde kunnen redenen zijn om het aantal maximum aantal dagen per locatie te limiteren. Die argumenten zijn er niet. Vandaar dat aanvragers voor meerdere dagen per week een standplaatslocatie kunnen innemen.

 

3.6 (oud) De winkeliersverenigingen krijgen een adviserende rol bij aanvragen om standplaatsvergunning bij de winkelcentra (jaarstandplaatsen)

(Vervallen)

 

3.6 (nieuw) Positie belanghebbenden

In geval van een nieuwe of gewijzigde aanvraag zal deze worden gepubliceerd in De Molenkruier of andere rechtsgeldige publicatiebron, en ter inzage worden gelegd. Belanghebbenden kunnen vervolgens een zienswijze indienen. Daarvoor hebben zij dan 2 weken. Nadat een besluit op een aanvraag is genomen kunnen belanghebbenden bezwaar maken tegen het genomen besluit. Belangrijk is daarbij het begrip belanghebbenden, dat is een ieder wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

 

 

3.7 Incidentele standplaatsen

Voor de incidentele standplaatsen (bv. oliebollen of sterreparatie autoruit) zijn geen locaties vastgesteld. Incidentele standplaatshouders kunnen wel van dezelfde locaties gebruik maken als de jaarstandplaatshouders en periodieke standplaatshouders, op de dagen dat er geen gebruik wordt gemaakt van die locaties. Ook buiten die locaties is het mogelijk om vergunning te verlenen ten behoeve van een incidentele standplaats. Aanvragers voor een incidentele standplaats zullen zelf aan moeten geven waar zij willen staan. Vervolgens zal met de afdeling beheer, de politie en de brandweer worden afgestemd of de locatie mogelijk is. Een vergunning voor een incidentele standplaats geldt voor maximaal 12 dagen, zodat het incidentele karakter blijft gewaarborgd.

 

3.8 Er wordt een maximum gesteld aan de omvang van de standplaats van 28 m2 (alle standplaatsen)

Het innemen van standplaats heeft invloed op de beschikbaarheid van de openbare ruimte. Hoewel de beschikbare ruimte per locatie verschillend is, heeft de gemeente ervoor gekozen om een algemeen maximum te verbinden aan de omvang van de standplaats van 28 m2. Binnen die ruimte is het voor standplaatshouders mogelijk om een standplaats te kunnen innemen.

 

Aan de andere kant is met die maximale oppervlakte gewaarborgd dat er geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte (waaronder bijvoorbeeld de mogelijkheid voor hulpdiensten om bij calamiteit gebruik te kunnen maken van de openbare ruimte). De maximale oppervlakte van 28 m2 omvat naast de verkoopruimte zelf ook alle bijkomende voorzieningen. Dat betekent dat voorzieningen als luifels, uitstallingen en vuilnisbakken binnen deze ruimte moeten worden geplaatst.

 

Omdat als gevolg van weersomstandigheden (wind, zon) een standplaatshouder soms genoodzaakt is zijn standplaats te draaien wordt er niet gewerkt met lengte en breedte maten. Daarnaast worden in de bestemmingsplannen grotere oppervlakten dan de genoemde 28 m2 opgenomen waardoor het draaien van de standplaats mogelijk is.

 

3.9 Het college is bevoegd om bij bijzondere omstandigheden af te wijken van één of meer van de hiervoor genoemde uitgangspunten

(Vervallen)

 

4. Overgangsregeling huidige situatie jaarstandplaatsen nabij winkelcentra

 

(VERVALLEN)

 

 

5. Aanvraagprocedure

 

Aanvraag

Een aanvraag om standplaatsvergunning kan worden ingediend bij de Stadswinkel van Nieuwegein. Voor het indienen van een aanvraag kan gebruik worden gemaakt van een aanvraagformulier dat op de website van de gemeente is te vinden. Ook is het mogelijk om digitaal een aanvraag in te dienen via de website.

Tezamen met de aanvraag wordt een afbeelding van de kraam/wagen/overige, waarmee de standplaats wordt ingenomen overlegd. Tevens dient er een plattegrond te worden overlegd met daarop de locatie/plaats waar de standplaats wordt ingenomen.

 

Publicatie aanvraag

Nieuwe aanvragen worden gepubliceerd in De Molenkruier of andere rechtsgeldige publicatiebron, met daarbij de mededeling dat belanghebbenden eventueel zienswijzen in kunnen dienen. Deze termijn bedraagt twee weken.

 

Toetsing

Aanvragen worden getoetst aan de Apv van Nieuwegein en aan dit beleid. Voor wat betreft de Apv wordt getoetst aan de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8 (openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en de bescherming van het milieu) en aan de specifieke weigeringsgronden van artikel 5:18 (bestemmingsplan, redelijke eisen van welstand). De aanvraag wordt verder getoetst aan hoofdstuk 3 van dit beleid.

 

Advisering

Bij nieuwe aanvragen wordt  intern getoetst bij diverse vakdisciplines en extern bij de Politie en Brandweer.

 

Besluit over vergunning

Na de toetsing aan de Apv en het beleid en ontvangst van de adviezen, zal er een besluit worden genomen op de aanvraag. De beslistermijn bedraagt maximaal acht weken na de dag van ontvangst van de aanvraag. Die termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verlengd (artikel 1:2 van de Apv).

 

Publicatie besluit

Het besluit op de aanvraag wordt gepubliceerd in De Molenkruier of andere rechtsgeldige publicatiebron, zodat het voor belanghebbenden kenbaar is wat er is besloten. In de publicatie wordt vermeld op welke datum het besluit is verzonden.

 

Bezwaarmogelijkheid

Na de bekendmaking van het besluit op de aanvraag hebben belanghebbenden (de aanvrager en eventuele derde-belanghebbenden) de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitkomst. Op de bezwaarmogelijkheid wordt gewezen in de publicatie en in het besluit zelf. Ter informatie: voor de aanvang van de bezwaartermijn is de datum van verzending van het besluit bepalend, niet de datum van publicatie.

6. Vergunningvoorwaarden

 

Aan standplaatsvergunningen worden de volgende voorwaarden verbonden:

 

  • 1.

    Het innemen van de standplaats moet overeenkomen met een bij de vergunning behorende gewaarmerkte tekening;

  • 2.

    De vergunning geldt uitsluitend voor het innemen van de standplaats op <locatie> voor het <omschrijving activiteit> op de volgende dagen en tijden: <omschrijving dagen en tijden>;

  • 3.

    De vergunning is persoonsgebonden, deze is niet overdraagbaar. Uitsluitend u, of een werknemer van u, mag de standplaats innemen. Wanneer de standplaats regelmatig bezet wordt door een werknemer van u, moet u zijn/haar persoonsgegevens voor ingebruikname van de standplaats schriftelijk aan ons doorgeven;

  • 4.

    De ruimte ten behoeve van de standplaats bedraagt <aantal> m2. Voorzieningen als luifels, uitstallingen en vuilnisbakken dienen binnen deze ruimte te worden geplaatst;

  • 5.

    U dient direct nabij de <kraam/wagen/overig> voldoende afvalbakken te plaatsen voor afval ten gevolge van het gebruik van de standplaats;

  • 6.

    De <kraam/wagen/overig> dient verplaatsbaar te zijn en mag op zijn vroegst 1 uur vóór de start van de verkoop op de standplaats worden neergezet en dient uiterlijk 1 uur na beëindiging van de verkoop van de standplaats te zijn verwijderd. Deze voorwaarde is niet van toepassing op periodieke standplaatsen voor de verkoop van oliebollen / kerstbomen. Het is voor deze standplaatshouders gedurende een periode van maximaal drie maanden toegestaan dat de <kraam/wagen/overig> na beëindiging van de verkoop op de standplaats blijft staan;

  • 7.

    De <kraam/wagen/overig> moet qua uitvoering van de apparatuur en de te gebruiken brandstof voldoen aan het gestelde in de brandveiligheidsvoorschriften. Deze zijn in een bijlage toegevoegd;

  • 8.

    Als gedurende zes weken aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning, kan deze worden ingetrokken;

  • 9.

    De <kraam/wagen/overig> dient zodanig mobiel te zijn dat deze op eerste aanzegging van een medewerker van de gemeente of politie/brandweer binnen een half uur van de locatie kan zijn verwijderd;

  • 10.

    U bent er verantwoordelijk voor dat de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan een schoon en ordelijk aanzien hebben en blijven houden. Bij verwijdering van de <kraam/wagen/overige> dient de standplaats opgeruimd achtergelaten te worden. Bij nalatigheid daarvan zal de standplaats op uw kosten tegen de geldende tarieven alsnog door de gemeente worden schoongemaakt.

  • 11.

    Met betrekking tot het gebruik van de natuurstenen bestrating in de binnenstad moet u zich houden aan de volgende voorschriften:

    • °.

      Puntlasten op de natuursteen zijn niet toegestaan, dit betekent dat bij het opbouwen van een podium, bij hydraulische poten van een kraan/vrachtwagen etc., hiervoor kunststof platen dienen te worden toegepast om de druk te verdelen.

    • °.

      Maximale toegestane verkeersklasse is V30.

    • °.

      Maximale asdruk bedraagt 10 ton .

    • °.

      Dubbelassige vrachtwagens zijn niet toegestaan.

    • °.

      De natuursteen dient beschermd te worden met kunststof- of houten platen bij risico op vervuiling/beschadiging door activiteiten als lassen, verven, smeden, zagen, hakken etc.

    • °.

      Het eventueel af- en opladen van containers mag alleen geschieden door hiervoor een kraan te gebruiken, die de container in zijn geheel op kan tillen.

    • °.

      Containers welke via een lier op een vrachtwagen worden getrokken/gesleept, zijn verboden om te gebruiken.

  • 12.

    Als de gemeente in verband met de uitvoering van civieltechnische werken op of nabij de standplaats over de betreffende grond moet kunnen beschikken, dient de standplaats in overleg op eerste aanzegging ontruimd te worden en te blijven, zolang nodig is in verband met de uitvoering van het werk. Eventueel daardoor gederfde inkomsten kunnen niet als schade bij de gemeente worden geclaimd.

  • 13.

    Een gelijke verplichting als bij punt 12 genoemd, geldt, als de gemeente in verband met festiviteiten/evenementen over de betreffende grond moetbeschikken. Het aantal dagen dat de gemeente kan opeisen is beperkt tot maximaal 10 per kalenderjaar. Eventueel daardoor gederfde inkomsten kunnen niet als schade bij de gemeente worden geclaimd;

  • 14.

    Een kopie van deze vergunning dient ten allen tijde aanwezig te zijn als de standplaats in gebruik is.

 

 

 

Wat u nog meer moet weten als u een standplaatsvergunning heeft:

 

  • 1.

    U moet een nieuwe vergunning aanvragen bij een wijziging of verandering met betrekking tot: de gewenste standplaatslocatie, de oppervlakte, het verkoopproduct, de standplaatshouder.

  • 2.

    U mag aan direct omwonenden, ondernemers en overigen in de omgeving geen overlast veroorzaken.

  • 3.

    U bent verplicht de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen ten einde te voorkomen dat de gemeente of derden ten gevolge van het gebruik van de vergunning schade lijden, dan wel gevaar daarvan ondervinden.

  • 4.

    Schade aan gemeente-eigendommen, ontstaan door het gebruik van de standplaats, komt ter vergoeding voor uw rekening.

  • 5.

    Aanwijzingen en/of bevelen gegeven door functionarissen van de politie, de brandweer, alsmede door toezichthouders van de gemeente in het kader van de openbare orde en veiligheid, dient u terstond op te volgen.

 

 

Bijlage winkeliersverenigingen

(Vervallen)