Regeling vervallen per 24-05-2012

Uitvoeringsbesluit bij de verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 18-03-2010 t/m 23-05-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Uitvoeringsbesluit bij de verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Burgemeester en wethouders van Nieuwegein,

Gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwegein,

besluiten vast te stellen "het Uitvoeringsbesluit bij de verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning".

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Beperkingen

  • 1. Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 50,00 bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming en forfaitaire vergoeding verleend.

  • 2. Een persoonsgebonden budget bij een periodieke voorziening dat lager is dan € 5,00 per maand wordt niet uitbetaald.

Artikel 2 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 februari de in het kader van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de in dit Uitvoeringsbesluit genoemde bedragen als volgt verhogen of verlagen:

  • eigen bijdrage volgens het besluit maatschappelijke ondersteuning

  • woningaanpassingen volgens de prijslijsten markt

  • persoonsgebonden budget huishoudelijke hulp volgens indexatie zorg in natura

  • persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkoming, forfaitaire vergoeding en gebruikelijke kosten volgens prijsindex gemeentelijke begroting van het betreffende dienstjaar

Artikel 3 Kamerbewoners en leden van een woongroep

Kamerbewoners en alleenstaande leden van een woongroep worden niet gezien als huisgenoten.

HOOFDSTUK II VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 4 Zorg in natura, persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding

De voorzieningen worden verstrekt in de vorm van zorg in natura, een persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding.

Artikel 5 Beperkingen in de keuzevrijheid

  • 1. In de volgende gevallen wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt:

    • a.

      wanneer de aanvrager niet in staat is om het budget te beheren en er geen wettelijke vertegenwoordiger is die de beheerstaak kan overnemen;

    • b.

      wanneer de aanvrager onder bewind is gesteld;

    • c.

      wanneer de aanvrager een eerder toegekend persoonsgebonden budget heeft misbruikt of onverantwoord heeft gebruikt.

  • 2. Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor voorzieningen die incidenteel worden gebruikt.

  • 3. Er wordt geen voorziening in natura verstrekt voor voorzieningen die zo persoonsgebonden zijn dat zij zich daarvoor niet lenen.

Artikel 6 De voorwaarden voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget

Aan het verstrekken van een persoonsgebonden budget worden de volgende voorwaarden verbonden:

  • a.

    De voorziening moet binnen twee maanden leverbaar zijn.

  • b.

    De voorziening wordt verstrekt voor een bepaalde termijn, welke termijn in de beschikking wordt opgenomen.

  • c.

    De gebruiker is verplicht om wijzigingen in de situatie die van invloed kunnen zijn op de verstrekking aan de gemeente door te geven.

  • d.

    Als waarborg dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft, moeten de materiële voorzieningen, woonvoorzieningen, rolstoel en verplaatsingsmiddelen, voldoen aan het programma van eisen dat door de gemeente is opgesteld. Voor zover van toepassing moeten deze voorzieningen het CE keurmerk hebben.

  • e.

    Een materiële voorziening wordt lineair afgeschreven in zeven jaar.

  • f.

    Voor de sportrolstoel of andere sportvoorziening voor sportbeoefening geldt een afwijkende termijn van drie jaar (zie verder artikel 18).

  • g.

    Voor de meerwaarde van de woning geldt een afwijkende termijn van tien jaar (zie verder artikel 17).

  • h.

    Wanneer de materiële voorzieningen binnen de afschrijvingstermijn niet meer nodig zijn of vervangen moeten worden, wordt het restbedrag teruggevorderd of verrekend met het persoonsgebonden budget voor de volgende voorziening. Het is niet mogelijk om een voorziening bij de gemeente in te ruilen die met een persoonsgebonden budget is aangeschaft. De budgethouder of diens vertegenwoordiger moeten de restwaarde van de voorziening zelf te gelde maken.

  • i.

    De kosten voor onzorgvuldig gebruik komen voor rekening van de gebruiker van de voorziening.

Artikel 7 De betaling van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt volledig, in één termijn uitbetaald, behalve bij periodieke voorzieningen.

  • 2. Het persoonsgebonden budget bij periodieke voorzieningen wordt in termijnen uitbetaald.

Artikel 8 De verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1. Voor de controle verstrekt de budgethouder aan de gemeente de volgende gegevens:

    • a.

      Bij de hulp bij het huishouden: een overzicht van de salarisadministratie en de bewijsstukken daarvan.

    • b.

      Bij woonvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en vervoersvoorzieningen de nota en het betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening.

  • 2. Van het toegekende persoonsgebonden budget hoeft 1,5% van de netto vergoeding met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 niet te worden verantwoord. Van het toegekende persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp t/m klasse 2 hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

  • 3. Als het persoonsgebonden budget niet volledig voor de aankoop van een voorziening is besteed, dient het overgebleven bedrag te worden terugbetaald aan de gemeente.

  • 4. is vervallen

Artikel 9 Eigen bijdragen

  • 1. De eigen bijdrage voor de hulp bij het huishouden is €13,00 per uur.

  • 2. is vervallen

  • 3. Het totale bedrag aan eigen bijdragen per jaar van lid 1 en 2 is maximaal de eigen bijdrage volgens de hierna volgende tabel overeenkomstig artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450):

    Alleenstaanden

    van 65 jaar en ouder

    Inkomen minder dan

    € 15.256,00 per jaar

    Inkomen meer dan € 15.256,00

    per jaar

    Eigen bijdrage is

    maximaal

    Per 4 weken € 17,60

    Per 4 weken € 17,60 plus

    1/13 van 15% van het inkomen meer dan € 15.256,00

    Alleenstaanden

    jonger dan 65 jaar

    Inkomen minder dan

    € 22.222,00 per jaar

    Inkomen meer dan € 22.222,00

    per jaar

    Eigen bijdrage is

    Maximaal

    Per 4 weken € 17,60

    Per 4 weken € 17,60 plus

    1/13 van 15% van het inkomen meer dan € 22.222,00

    Gehuwden/samenw.

    van 65 jaar en ouder

    Inkomen minder dan

    € 21.058,00 per jaar

    Inkomen meer dan € 21.058,00

    per jaar

    Eigen bijdrage is

    Maximaal

    Per 4 weken € 25,20

    Per 4 weken € 25,20 plus

    1/13 van 15% van het inkomen meer dan € 21.058,00

    Gehuwden/samenw.

    Jonger dan 65 jaar

    Inkomen minder dan

    € 27.222,00 per jaar

    Inkomen meer dan € 27.222,00

    per jaar

    Eigen bijdrage is

    Maximaal

    Per 4 weken € 25,20

    Per 4 weken € 25,20 plus

    1/13 van 15% van het inkomen meer dan € 27.222,00

  • 4. Bij de verstrekking van een rolstoel, een vervoersvoorziening, een woningaanpassing en voorzieningen voor mantelzorgers wordt geen eigen bijdrage berekend.

Artikel 10 Eigen aandeel

In geval een aanvrager meer wil dan de goedkoopst adequate voorziening, moet hij of zij de meerkosten voor deze voorziening als eigen aandeel zelf betalen.

Artikel 11 Gebruikelijke kosten

  • 1. Gebruikelijke kosten worden niet vergoed.

  • 2. De onderstaande normbedragen worden niet vergoed:

    Voor een aangepaste fiets voor kinderen boven de 12 jaar en volwassenen

    € 320,16.

    Voor een aangepaste buggy voor kinderen onder de 4 jaar

    € 74,88.

    Voor een aangepast fietszitje voor kinderen onder de 8 jaar

    € 47,16.

    Voor een aangepast autozitje voor kinderen onder de 8 jaar

    € 69,20.

HOOFDSTUK III COMPENSATIE VAN DE BEPERKINGEN BIJ HET VOEREN VAN EEN HUISHOUDEN: HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 12 Dienstverleningsniveau

De behoefte aan hulp bij het huishouden wordt in kaart gebracht met de “International Classification of Functioning”-methode. Voor de indicatiestelling wordt gebruik gemaakt van de Wmo-richtlijn “Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden” van het Centrum Indicatiestelling Zorg van december 2006. Dit protocol is bijgevoegd als bijlage II bij dit Uitvoeringsbesluit.

Artikel 13 Gebruikelijke zorg

Een persoon komt niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten of kinderen behoren, die in staat zijn (een deel van) het huishoudelijk werk te verrichten.

Voor de toetsing van dit criterium wordt gebruik gemaakt van de Wmo-richtlijn “Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden” van het Centrum Indicatiestelling Zorg van december 2006. (zie bijlage II bij dit Uitvoeringsbesluit).

Artikel 14 Omvang van de hulp bij het huishouden.

  • 1. De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

    • a.

      Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week;

    • b.

      Klasse 2: 2 tot en met 3,9 uur per week;

    • c.

      Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week;

    • d.

      Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week;

    • e.

      Klasse 5: 10 tot en met 12,9 uur per week;

    • f.

      Klasse 6: 13 tot en met 15,9 uur per week.

  • 2. De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt zijn als volgt vastgesteld:

    Voor huishoudelijke hulp 1 (HH1):

    Klasse 1

    926,64

    per jaar

    Klasse 2

    2.779,92

    per jaar

    Klasse 3

    5.096.52

    per jaar

    Klasse 4

    7.876,44

    per jaar

    Klasse 5

    10.656,36

    per jaar

    Klasse 6

    13.436,28

    per jaar

    Additioneel toegekende uren (hardheidsclausule)

    17,82

    per uur

    Regeling voor overgangscliënten

    22,73

    per uur

    Voor huishoudelijke hulp 2 (HH2):

    Klasse 1

    1.410,36

    per jaar

    Klasse 2

    3.469,44

    per jaar

    Klasse 3

    6.360,64

    per jaar

    Klasse 4

    9.830,08

    per jaar

    Klasse 5

    13.299,52

    per jaar

    Klasse 6

    16.786,96

    per jaar

    Additioneel toegekende uren (hardheidsclausule)

    22,24

    per uur

    Regeling voor overgangscliënten

    22,73

    per uur

HOOFDSTUK IV COMPENSATIE VAN DE BEPERKINGEN IN HET NORMALE GEBRUIK VAN DE WONING: DE WOONVOORZIENINGEN

Artikel 15 De hoogte van de financiële tegemoetkoming of forfaitaire vergoeding voor woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van woonaanpassingen wordt vastgesteld op:

    • voor kleine woningaanpassingen: de marktconforme prijslijst voor deze voorzieningen (zie bijlage I bij dit Uitvoeringsbesluit);

    • voor grote woningaanpassingen: aan de hand van door de gemeente goedgekeurde offerte(s) van deze aanpassingen.

  • 2. De hoogte van het forfaitaire vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2.674,82.

  • 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in het geval een aanvrager kosten moet maken voor het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte, in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van €487,45 per maand.

  • 4. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in het geval een aanvrager kosten moet maken voor het tijdelijk betrekken van niet zelfstandige woonruimte, in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 243,73 per maand.

  • 5. De onder lid 3 en lid 4 genoemde vergoedingen worden uitsluitend verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassingen niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximumduur van zes maanden. De eerste maand komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering van slaapkamer en/of woonkamer bedraagt maximaal €464,74. Er geldt een afschrijvingstermijn van de te vervangen vloerbedekking en/of gordijnen van zeven jaar, waarin lineair wordt afgeschreven.

Artikel 16 Vergoeding voor onderhoudskosten van woonvoorzieningen

is vervallen

Artikel 17 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. Als een woonvoorziening, die op grond van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is verstrekt, leidt of heeft geleid tot waardestijging van de woning en de eigenaar verkoopt de woning binnen een periode van tien jaar nadat de voorziening gereed is gemeld, dan moet hij het college onverwijld informeren over de verkoop.

  • 2. De termijn voor de afschrijving van de waardestijging van de woning is tien jaar nadat de voorziening gereed is gemeld.

  • 3. Wanneer de woning binnen tien jaar verkocht wordt, moet de waardestijging geheel of gedeeltelijk terugbetaald worden.

  • 4. De meerwaarde van de woning dient volgens het onderstaande afschrijvingsschema te worden terugbetaald:

    • Bij verkoop van de woning in het eerste jaar 100% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het tweede jaar 90% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het derde jaar 80% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het vierde jaar 70% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het zesde jaar 50% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het zevende jaar 40% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het achtste jaar 30% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het negende jaar 20% van de meerwaarde

    • Bij verkoop van de woning in het tiende jaar 10% van de meerwaarde

HOOFDSTUK V COMPENSATIE VAN DE BEPERKINGEN BIJ HET ZICH VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING: DE ROLSTOELVOORZIENINGEN

Artikel 18 De hoogte van het persoonsgebonden budget of forfaitaire vergoeding voor rolstoelvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag dat de gemeente voor de goedkoopst adequate voorziening zou betalen bij zorg in natura.

  • 2. De hoogte van een forfaitaire vergoeding voor een sportrolstoel of andere sportvoorziening voor sportbeoefening bedraagt € 3.304,80. Bij dit bedrag is uitgegaan van een aanschafprijs van € 2.726,46 en een bedrag van € 578,34 voor onderhoud voor een periode van drie jaar.

HOOFDSTUK VI COMPENSATIE VAN DE BEPERKINGEN BIJ HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL: DE VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 19 De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

  • 1. De financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag dat de gemeente voor de goedkoopst adequate voorziening zou betalen bij zorg in natura.

  • 2. De financiële tegemoetkoming voor het aanpassen van de eigen auto is voor de diverse aanpassingen gemaximaliseerd (alle bedragen zijn exclusief BTW):

    Het linker en rechter gaspedaal opklapbaar maken

    € 631,89

    Handbedrijfsrem rechts*

    € 868,70

    Handbedrijfsrem met segmentgas rechts

    €1.499,40

    Opklapbaar gaspedaal

    € 164,22

    Opklapbaar rempedaal

    € 164,22

    Verlengde slede links

    €1.088,85

    Richtingaanwijzer en verlichting rechtsbedienbaar d.m.v. smartcontrol

    €1.859,97**

    Ruitenwisser linksbedienbaar d.m.v. smartcontrol

    €1.693,37

    Het aanpassen van de auto voor vervoer met de rolstoel

    €9.565,01

    Het aanpassen van een busje voor het vervoer met de rolstoel

    €9.967,00

  • 3. De keuringskosten, welke ook voor vergoeding in aanmerking komen, bedragen € 271,48.

Artikel 20 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het bijstandsinkomen wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht. In dat geval komen een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, niet in aanmerking voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 21 Overgangsregeling vervoerskostenvoorzieningen

is vervallen

Artikel 22 Hoogte financiële tegemoetkoming voor een vervoerskostenvergoeding

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de volgende vervoersvoorzieningen bedraagt maximaal:

    eigen auto

    742,77 per jaar

    een bruikleen auto

    371,39 per jaar

    een individuele taxi

    1.076,49 per jaar

    een rolstoeltaxi

    1.614,73 per jaar

    eigen auto in combinatie met een andere vervoersvoorziening (scootmobiel, elektrische rolstoel, handbike, etc.)

    608,21 per jaar

    een bruikleen auto in combinatie met andere vervoersvoorziening

    379,31 per jaar

    eigen auto in combinatie met fiets of spartamet

    236,83 per jaar

    de begeleiderskostenvergoeding

    359,00 per jaar

  • 2. De onder lid 1 genoemde vergoedingsbedragen worden in maandelijkse termijnen vooraf uitbetaald.

  • 3. De hoogte van de toe te kennen bedragen is afhankelijk van de vervoersbehoefte, de woonsituatie en de aanwezigheid van andere vervoersvoorzieningen.

  • 4. Voor het toekennen geldt een inkomenstoets zoals genoemd in artikel 20 van dit Uitvoeringsbesluit.

  • 5. Indien het inkomen hoger is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 20 van dit Uitvoeringsbesluit, wordt het bedrag van de overschrijding in mindering gebracht op de toe te kennen vergoeding.

HOOFDSTUK VII COMPENSATIE VAN DE BEPERKINGEN DIE EEN MANTELZORGER ONDERVINDT

Artikel 23 Voorzieningen voor mantelzorgers

De ondersteuning op basis van artikel 28 lid 1a van de verordening wordt nader uitgewerkt in overleg met het Steunpunt Mantelzorg. In afwachting van deze uitwerking wordt voor aanvragen ad-hoc een voorziening getroffen.

HOOFDSTUK VIII HET VERKRIJGEN VAN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 24 Samenhangende afstemming

is vervallen

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 25 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 5 februari 2009

Artikel 26 Overgangscliënten

Artikel 26 Overgangscliënten

Aan overgangscliënten die hulp krijgen van een aanbieder die in 2007 geen contract heeft met de gemeente, is desgewenst een persoonsgebonden budget verstrekt. Dit budget is berekend op basis van het aantal zorguren dat zij in 2006 ontvingen. Het budget is maximaal verstrekt voor de resterende duur van de indicatie én zolang men de hulp heeft van de aanbieder uit 2006.

Artikel 27 Overgangscliënten met AWBZ-indicatie

Voor cliënten met een AWBZ-indicatie die niet tijdig zijn geherïndiceerd geldt dat de AWBZ-indicatie mag doorlopen tot herindicatie heeft plaatsgevonden.

Artikel 28 Intrekking besluit Financiële Tegemoetkomingen Gehandicapten

Het Besluit Financiële Tegemoetkomingen Voorzieningen Gehandicapten gemeente Nieuwegein 2004 wordt ingetrokken

Artikel 29 Citeerwijze

Dit besluit wordt aangehaald als Uitvoeringsbesluit Wmo.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 juni 2009

Burgemeester en wethouders van Nieuwegein,

De secretaris

P.C.M. van Elteren

de burgemeester

C.M. de Vos

Bijlage I marktconforme prijslijst voor kleine woningaanpassingen

Prijzen per 01-01-2010

Totaalprijs

DE PRIJS IS INCL BTW, arbeid, winst & risico ( 3 %) en algemene kosten ( 7 %)

in EURO

1.

Wandbeugel 30 CM Linido LI2611.030

74

2.

Wandbeugel 40 CM Linido LI2611.040

76

3.

Wandbeugel 50 CM Linido LI2611.050

78

4.

Wandbeugel 60 CM Linido LI2611.060

82

5.

Wandbeugel 70 CM Linido LI2611.070

85

6.

Wandbeugel 80 CM Linido LI2611.080

88

7.

Wandbeugel 90 CM Linido LI2611.090

88

8.

Wandbeugel 100 CM Linido LI2611.100

91

9.

Wandbeugel 110 CM Linido LI2611.110

106

10.

Wandbeugel 120 CM Linido LI2611.120

111

11.

Wandbeugel 130 CM Linido LI2611.130

114

12.

Wandbeugel 140 CM Linido LI2611.140

118

13.

Wandbeugel 150 CM Linido LI2611.150

188

14.

Wandbeugel 160 CM Linido LI2611.160

193

15.

Wandbeugel 170 CM Linido LI2611.170

195

16.

Wandbeugel 180 CM Linido LI2611.180

198

17.

Wandbeugel 190 CM Linido LI2611.190

199

18.

Wandbeugel 200 CM Linido LI2611.200

203

19

Vaste beugel 50 CM Linido LI2601.050

128

20

Vaste beugel 60 CM Linido LI2601.060

131

21

Vaste beugel 70 CM Linido LI2601.070

133

22

Vaste beugel 80 CM Linido LI2601.080

136

23

Vaste beugel 90 CM Linido LI2601.090

137

24

Opklapbare beugel 50 CM Linido LI2603.250

156

25

Opklapbare beugel 60 CM Linido LI2603.260

158

26

Opklapbare beugel 70 CM Linido LI2603.270

160

27

Opklapbare beugel 80 CM Linido LI2603.280

163

28

Opklapbare beugel 90 CM Linido LI2603.290

168

29

Statief voor opklapbare beugel Linido LI2608.000

143

30

Hulppootset voor opklapbare beugel LI2614.200

69

31

Wastafel beugel Linido LI2606.000 (700x500mm)

269

32

Wastafel beugel Linido (afwijkende maten)

69

33

Hoekwandbeugel linido LI2611.003

141

34

Hoekwandbeugel linido LI2611.004

141

35

Wandbeugel 45 graden linido LI2611.007

107

36

Wandbeugel 45 graden linido LI2611.008

111

37

trapspilbeugel linido LI2611.011

160

38

trapspilbeugel linido LI2611.012

160

39

Kozijnbeugel linido LI2619.045 ( uitsluitend in wit )

89

40

Horizontale Hoekwandbeugel linido LI2640.000

178

41.

Triangel linido LI2612.000

126

42.

Wegzwenkbare papegaai linido LI2613.000

254

1.

Douchezitting linido LI2201.200, muurbevestiging

253

2.

Douchezitting linido LI2202.200, muurbevestiging, met rugleuning

261

3.

Douchezitting linido LI2203.200, muurbevestiging, met rugleuning en armleggers

402

5.

DUBBELE hulppootset voor douchezitting linido LI2214.201

114

6.

Douchezitting op vloerstatief, vaste zithoogte linido LI2244.000

729

7.

Douchezitting op vloerstatief, instelbare zithoogte linido LI2254.000

802

1.

Verhoogd closet Sphinx 43 SV (4+)

327

2.

Verhoogd closet Sphinx 73 AO (6+)

358

3.

Verhoogd closet Sphinx 73 PK (6+)

327

4.

Verhoogd closet Sphinx 83 AO (10+)

374

5.

Verhoogd closet Sphinx 83 PK (10+)

345

6.

Closetzitting Eurobase zonder deksel

44

7.

Closetzitting Pressalit VOOR ERGONOMISCHE ZITTING

111

8.

MEERPRIJS STORTBAK vervangen

175

Thermostatische douchemengkraan Gustavsberg TK35 (TK30=langere levertijd)

1.

• bestaande leidingen h.o.h. 120 mm / 150 mm

310

2.

Thermostatische douchemengkraan met kunststof hendel Gustavsberg TK32

460

• bestaande leidingen h.o.h. 120 mm / 150 mm

3.

THERM BADmengkraan met douche-aansl en hendel Gustavsberg TK37

526

Douchemengkraan met korte hendel (EKA206), 90 mm

4.

• EK09 (leidingen h.o.h. 120 mm)

245

5.

• EK26 (leidingen h.o.h. 150 mm)

253

Douchemengkraan met lange hendel (EKA230), 170 mm

6.

• SK09 (leidingen h.o.h. 120 mm)

264

7.

• SK26 (leidingen h.o.h. 150 mm)

270

8.

Keukenmengkraan met HOGE UITLOOP Grohe 33898 Euroeco (op blad)

269

Keukenmengkraan met korte hendel (EKA206), 90 mm (op wand)

9.

• EK07 (draaibare onderuitloop 160 mm)

294

10

• EK08 (draaibare onderuitloop 200 mm)

294

Keukenmengkraan met korte hendel (EKA230), 170 mm (op wand)

11

• SK07 (draaibare onderuitloop 160 mm)

323

12

• SK08 (draaibare onderuitloop 200 mm)

323

13

Keukenmengkraan met korte hendel en HOGE UITLOOP EK75 op BLAD

360

14

Wastafelmengkraan EK03 met korte hendel (EKA206), 90 mm

258

15

Wastafelmengkraan SK03 met lange hendel (EKA230), 170 mm

272

16

Wastafelmengkraan met HOGE UITLOOP EK 15

292

17

Fonteinkraan met kunststof hendel SK55

159

18

Wasmachinekraan met kunststof hendel SK60

126

19

Glijstangcombinatie Grohe, Relexa plus, 28674000

152

Aansluitpunt scootmobiel GIJS VAN DE POL

234

Aansluitpunt traplift GIJS VAN DE POL

345

Tussenmeter

137

20

Kleine drempelplaat , afmeting tot ± 2m2, tranenplaat met ondersteuning

225

21

Houten drempelplaat voor binnenzijde

63

22

verwijderen drempel en plaatsen platte strip

53

23

Houten gelakte leuning per meter inclusief beugels

69

24

Slipsafe. Tot 5 m² basisprijs

387

Tot 10 m²

457

Bijlage II Protocol “Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden” van het Centrum Indicatiestelling Zorg, van december 2006

Voorwoord

De basis voor deze Wmo richtlijn Hulp bij het huishouden is het CIZ protocol huishoudelijke verzorging voor de indicatiestelling AWBZ en het protocol Gebruikelijke Zorg, beide uit 2005. De functie Huishoudelijke Verzorging (HV) is per 1 januari 2007 uit de AWBZ gehaald en in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als Hulp bij het Huishouden (HH) opgenomen. Om tot deze Wmo richtlijn te komen is het AWBZ protocol Huishoudelijke Verzorging en Gebruikelijke Zorg aangepast op basis van de Wmo modelverordening en modelbeleidsregels van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze modelverordening en modelbeleidsregels zijn bedoeld voor gemeenten als hulpmiddel voor het opstellen van een eigen Wmo verordening en beleidsregels. In de toelichting op de modelverordening stelt de VNG: “In deze modelverordening is vorm gegeven aan het compensatiebeginsel zonder de regels van de Wet voorzieningen gehandicapten en de regels rond de functie huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) geheel los te laten. Dit is van belang om niet een vacuüm te laten ontstaan, te meer daar het overgangsrecht zoals geregeld in de Wmo bestaande cliënten maximaal één jaar het behoud van de oude rechten op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet voorzieningen gehandicapten biedt.” Het is de verwachting dat in de toekomst gemeenten eigen beleid zullen gaan maken wat mogelijk meer af zal wijken van de functie huishoudelijke verzorging zoals die was in de AWBZ.

Inleiding

De gemeente heeft de plicht om burgers met beperkingen in staat te stellen om een huishouden voeren. Hiertoe behoort zowel de hulp bij het huishouden als de Wmo-woonvoorzieningen. In de modelverordening wordt er van uitgegaan dat: “een persoon pas behoefte kan hebben aan hulp bij het huishouden indien dat huishouden in een voor hem geschikte woning is gesitueerd.” Dit betekent dat woonvoorzieningen voorliggend kunnen zijn op Hulp bij het huishouden, bijvoorbeeld een woningsanering of het plaatsen van een wasmachine op een verhoging.

De hulp bij het huishouden kan in 3 vormen als voorziening worden verstrekt:

  • 1.

    Hulp bij het huishouden als algemene voorziening

  • 2.

    Hulp bij het huishouden in natura

  • 3.

    Persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden

Ad. 1 In de modelverordening is dit omschreven als: “een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing zonder veel administratieve rompslomp voor gemeente en aanvrager. Gedacht moet worden aan het vormen van direct beschikbare hulp bij het huishouden vanuit bijvoorbeeld een wijksteunpunt met name voor eenvoudige werkzaamheden, al dan niet op basis van een kortdurende hulpbehoefte.”

De regels voor algemene voorzieningen zijn de volgende:

  • Het gaat om een voorziening die in tijd een korte duur heeft;

  • Het gaat om een voorziening die betrekking heeft op lichte, niet complexe zorg;

  • Of het gaat om een voorziening ten behoeve van een incidentele zorgbehoefte.

Denk hierbij bijvoorbeeld aan lichte, niet complexe zorg, zoals tijdelijke hulp bij het huishouden na een ziekenhuisopname.

Het is niet mogelijk om een algemene voorziening als PGB te ontvangen. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Ad. 2/3 Het primaat ligt bij de hulp bij het huishouden als algemene voorziening. Cliënten kunnen in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden in natura of PGB als de hulp bij het huishouden als algemene voorziening een onvoldoende oplossing biedt of niet beschikbaar is.

Ad. 1/2/3 Gemeenten kunnen de hulp bij het huishouden aanbieden in uren of in klassen.

Gemeenten kunnen de maximale geldigheidsduur van de indicatie bepalen.

1. Uitgangspunten voor Hulp bij het huishouden

1.1. Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden

Hulp bij het huishouden is aan de orde als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (gezondheidsrisico’s, persoonlijke verzorging, voeding en vocht) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt.

1.2. Onderdelen van hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden kan als voorziening veelomvattend zijn. Het kan gaan van het motiveren tot of aansturen van, tot het instrueren en zonodig overnemen van:

  • -

    Het zorgen voor eten en drinken: aanschaffen van voedingsmiddelen, bereiden en tot zich doen nemen van voeding en drinken, afvoeren van vuilnis.

  • -

    De essentiële hygiëne van de huishouding: schone bedden, kleding, sanitair, vloeren stofzuigen en dweilen.

  • -

    Incidentele werkzaamheden als het schoonhouden van ramen, kasten et cetera.

  • -

    Verzorgen van dieren en planten.

  • -

    Het verzorgen van de aanwezige hulpbehoevende personen (volwassenen en kinderen).

  • -

    De veiligheid van en de regie over het huishouden.

1.3. De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

Onder een leefeenheid wordt verstaan “alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren”.

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en instandhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Hulp bij het huishouden is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden.

Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig1 samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. Het eventuele positieve advies voor HH betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de zorgvrager en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten.

Er zijn situaties die op een grensgebied liggen. Bij kloostergemeenschappen bijvoorbeeld is wel sprake van een leefeenheid, maar is over het algemeen een taakverdeling, die zich niet leent voor overname. In die situatie kan wel geadviseerd worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien men dit zelf niet meer kan. Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn kunnen niet worden geadviseerd omdat zij het niveau sociale woningbouw te boven gaan (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruimten, refters) en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

1.4. Onderscheid Hulp bij het huishouden, OB en AB

De begeleiding bij Hulp bij het huishouden is gericht op motiveren, aansturen, instrueren en zo nodig het overnemen van het huishouden. Ondersteunende Begeleiding (OB) is aan de orde wanneer er structurele regieproblemen zijn die zich uiten op meerdere gebieden van het dagelijks leven en de sociale redzaamheid in het algemeen in het geding is. Activerende Begeleiding (AB) is aangewezen als min of meer duurzame verbetering van het functioneren in het algemeen wordt beoogd.

Leeftijd of het niet gewend zijn aan huishoudelijk werk kunnen invloed hebben op het vermogen van andere leden uit de leefeenheid om huishoudelijke taken over te nemen. Als dit noodzakelijk is door uitval van een van de leden kan aan de gezonde anderen een instructie worden gegeven voor het aanleren van vaardigheden op huishoudelijk gebied. Ook het trainen van huisgenoten om bepaalde huishoudelijke handelingen te verrichten of om te gaan met huishoudelijke hulpmiddelen valt als activiteit onder de Hulp bij het huishouden: instructie. Het gaat dan om een kortdurende indicatie voor beperkte tijd, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.

1.5. Voorliggende voorzieningen

De wetgever beschouwt een aantal voorzieningen als voorliggend; dat wil zeggen dat wanneer een adequate oplossing wordt geboden door het gebruik maken van deze voorzieningen, deze optie voorgaat op een Wmo-voorziening. Van algemeen gebruikelijke voorzieningen dient gebruik te worden gemaakt voorzover die beschikbaar en passend zijn:

Tot de algemeen gebruikelijke voorzieningen behoren (niet limitatieve lijst):

  • -

    kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school);

  • -

    voor- en naschoolse opvang;

  • -

    oppascentrale;

  • -

    maaltijddienst;

  • -

    hondenuitlaatservice;

  • -

    boodschappendienst.

De voorliggende voorziening moet beschikbaar en passend zijn. Als dit niet het geval is, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening. De indicatiesteller moet de sociale kaart goed in beeld hebben, zodat adequaat beoordeeld kan worden of een voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar en passend is. Niet relevant is of men gebruik wil maken van een voorliggende voorziening.

Het is in principe ook niet relevant welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten. Het is echter afhankelijk van het gemeentelijk beleid, of dit toegepast wordt en hoe.

1.6. Ruilzorg

In de Wmo-modelbeleidsregels staat, overgenomen uit het protocol van overdracht, betreffende uitruil van zorg het volgende: “Onder ruilzorg wordt zorg verstaan waarbij de cliënt een indicatie heeft voor huishoudelijke verzorging maar in de praktijk een andere vorm van AWBZ-zorg ontvangt, bijvoorbeeld persoonlijke verzorging. Voor ruilzorg bestaat geen wettelijke basis2 . Het gaat hierbij om ontstane gedragslijnen. Dergelijke gedragslijnen (al dan niet neergelegd in protocollen) vinden geen basis in de AWBZ en overige relevante wet- en regelgeving. Het gemeentebestuur is juridisch niet gebonden aan deze gedragslijnen. Het verdient aanbeveling dat de gemeente hierover een standpunt inneemt, bijvoorbeeld in het visiedocument. Leidend voor het college is de indicatie en niet de daadwerkelijk geleverde zorg.”

Uitruil van zorg betekende in de AWBZ dat de functie HV waarvoor gebruikelijke zorg van toepassing was uitgeruild kon worden tegen een AWBZ functie waarop gebruikelijke zorg niet van toepassing was. Wat veel voorkwam was de uitruil van PV en HV. Een lid van de leefeenheid verleende persoonlijke verzorging aan de hulpvrager en kon ervoor kiezen om persoonlijke verzorging uit te ruilen tegen de functie huishoudelijke verzorging: de gebruikelijke zorger voerde de taken op het gebied van de PV uit, de AWBZ voerde de HV uit.

Het uitruilen van AWBZ-zorg en Wmo-zorg is niet mogelijk. Gemeenten kunnen wel in de verordening opnemen dat het in bepaalde situaties, bijvoorbeeld bij dreigende overbelasting van een gebruikelijke zorger die zijn of haar partner persoonlijke verzorging biedt, mogelijk is om Hulp bij het huishouden toe te kennen ondanks dat er sprake is van gebruikelijke zorg.

1.7. Particuliere huishoudelijke hulp

Particuliere zorg was onder de AWBZ geen voorliggende voorziening. Niemand kon worden gedwongen zelf te voorzien in een verzekerde voorziening. Het was een keuze van verzekerde zelf. Onder de Wmo ligt dit anders. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om particuliere hulp bij een bepaald inkomen als voorliggende voorziening aan te duiden. Ook kunnen gemeenten stellen dat als cliënten al jaren particuliere hulp hebben, en zij na het ontstaan van beperkingen Hulp bij het huishouden aanvragen, er geen sprake is van meerkosten.

In de beslisboom Hulp bij het huishouden is het als volgt opgenomen als variant:3

  • 1.

    Als een cliënt minder dan 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft gehad en de reden van de aanvraag is gelegen in het feit dat het financieel niet meer haalbaar is of er een andere moverende reden is dan wordt de particuliere hulp niet als algemeen gebruikelijk beschouwd.

  • 2.

    Als een cliënt 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en, op moment van de aanvraag, nog steeds hulp heeft die activiteiten overneemt (waarmee de cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt) dan wordt de particuliere hulp als algemeen gebruikelijk beschouwd voor de overgenomen activiteiten en volgt er een negatieve indicatie.

  • 3.

    Als een cliënt 9 maanden van een jaar particuliere hulp heeft en, op moment van de aanvraag, nog steeds hulp heeft die niet alle activiteiten overneemt (waarmee de cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt) dan kan er een indicatie komen voor de activiteiten die niet overgenomen worden.

1.8. Revalideren

Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de (CIZ-) arts nog behandelmogelijkheden biedt, kan in de regel geen Hulp bij het huishouden positief worden geadviseerd. Het gaat hierbij dan met name om Moeilijk Objectiveerbare Aandoeningen (MOA) en psychische aandoeningen. HH kan in een dergelijke situatie immers antirevaliderend werken. Wel kan HH naast een te volgen behandeling of revalidatie positief worden geadviseerd. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijk indicatie(advies) heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

1.9. Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen

Er is geen positief advies voor Hulp bij het huishouden als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen.

Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van hulp.

Woonvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld keukenaanpassingen of het plaatsen van een verhoging voor een droger/wasmachine betreffen maar ook woningsanering.

Hulpmiddelen kunnen ook gefinancierd zijn uit een andere betalingsregeling, gericht op of aangepast aan de handicap van de cliënt (AWBZ, Regeling hulpmiddelen of Wmo).

2. Gebruikelijke Zorg

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden.

Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

2.1. Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting

Een indicatiesteller kan besluiten dat een huisgenoot of partner geen gebruikelijke zorg kan leveren als deze zodanige gezondheidsproblemen heeft dat de indicatiesteller redelijkerwijs moet concluderen dat de betreffende taken niet door hem uitgevoerd kunnen worden.

Een indicatiesteller moet altijd onderzoeken of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke zorg, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt.

Wanneer partner of huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. Het CIZ moet zich daar dan een geobjectiveerd oordeel over vormen. Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor.

Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een indicatie te geven voor gebruikelijke zorg.

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

2.2. Fysieke afwezigheid

Indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee bij de indicatieadvisering uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg worden geleverd.

2.3. Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het verzorgen van –overigens gezonde- kinderen valt ook onder de Hulp bij het huishouden.

  • Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • Wel-uitstelbare taken zijn boodschappen doen, wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

2.4. Bijdrage van kinderen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren.

De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:

  • schoonhouden van sanitaire ruimte,

  • keuken en een kamer,

  • de was doen,

  • boodschappen doen,

  • maaltijd verzorgen,

  • afwassen en opruimen.

Te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

3. Normering huishoudelijke taken in minuten .4

3.1. Huishoudelijke werkzaamheden

Voor de huishoudelijke verzorging zijn standaardindicaties ontwikkeld die ook gebruikt kunnen worden bij de hulp bij het huishouden en zijn opgenomen in bijlage 1. In deze paragraaf wordt per activiteit een normtijd aangegeven.

3.1.1. Boodschappen voor het dagelijkse leven doen

TOTAAL

1 maal per week

60 min p/w

Boodschappenlijst samenstellen

Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks

Factoren meer/minder hulp: Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd; +30 min, wanneer afstand tot de winkels groot is,

3.1.2. Maaltijdverzorging: bereiding broodmaaltijd/warme maaltijd

TOTAAL warm

30 min p.k

TOTAAL brood

15 min p.k.

Broodmaaltijd klaarzetten

Tafel dekken en afruimen

Koffie/thee zetten

Afwassen (machine-handmatig)

Eten bereiden

- voorbereiden

- koken

Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad

Afwassen en opruimen

Factoren meer/minder hulp

Aanwezigheid kinderen < 12 jaar: + 20 min per keer.

3.1.3. Licht poetswerk in huis: kamers opruimen

TOTAAL

60-90 min p.w.

Activiteiten

Afwassen, indien geen maaltijdvoorbereiding is geïndiceerd

Handmatig: 15 – 30 minuten per keer

Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer

Hand en spandiensten

Opruimen

Totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het cliëntsysteem: 15 tot 40 minuten per keer

Stof afnemen/ragen

Bedden opmaken

Factoren meer/minder hulp

  • -

    PG problematiek/communicatieproblemen.

  • -

    Aantal kinderen onder de 12.

  • -

    Huisdieren: bij allergie: eerst sanering.

  • -

    Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning.

  • -

    Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

  • -

    Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliëntsysteem zonder kinderen max. 20 min per keer, voor een cliëntsysteem met kinderen < 12 max. 30 min per keer.

Frequentie: In principe max. 3 maal per week 20-30 min.

Dit betekent dat iemand die naast overname zwaar huishoudelijk werk 1.5 ook overname van licht huishoudelijk werk 1.4 nodig heeft, in de praktijk één klasse boven de klasse voor 1.5 uitkomt. Dus klasse 2 (klein huis, tot 3 kamers/seniorenwoning/ 1 persoon) of 3 (groot huis/3 kamers of meer/ tweepersoons huishouden)

3.1.4. Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken

TOTAAL

Zwaar huishoudelijk werk: de omvang van de benodigde ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning dan van de aanwezigheid van een extra persoon.

1 persoonshuishouden/

< 2 kmrs klasse 1 1x per 3 uur in de 14 dgn,

2 persoonshuishouden/

> 3 kmrs klasse 2

Stofzuigen

Schrobben dweilen soppen: sanitair en keuken

Bedden opmaken/verschonen

Opruimen huishoudelijk afval

Factoren meer /minder hulp: zie ook onder 4.1.3.

nIn grote woningen met hoge bezettingsgraad, vervuilingsgraad, COPD problematiek5 of aanwezigheid van jonge kinderen is een hogere klasse reëel. Verzorgen van huisdieren valt in de marge van de klasse.

Frequentie: Met de genoemde verrichtingen worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.

3.1.5. Verzorging kleding/linnengoed

TOTAAL

1 pers. 60 min

2 pers. 90 min

per week

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

Centrifugeren, ophangen, afhalen,

Was drogen in droogmachine

Vouwen, strijken6, opbergen

Ophangen/afhalen wasgoed

Factoren meer minder werk

  • -

    Aantal kinderen < 16 jaar + 30 min per kind per week.

  • -

    Bedlegerige patiënten + 30 min.

  • -

    Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.: + 30 min.

Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3x per week.

3.2. Organisatie van het huishouden

3.2.1. Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden

De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

TOTAAL

Tot max. van 40 uur aanvullend op eigen mogelijkheden

Wassen en aankleden

Hulp bij eten en/of drinken

Maaltijd voorbereiden

Sfeer scheppen, spelen

Opvoedingsactiviteiten

Factoren meer/minder werk

  • -

    Aantal kinderen -/+.

  • -

    Leeftijd kinderen -/+.

  • -

    Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten.

  • -

    Aanwezigheid gedragsproblematiek +.

  • -

    Samenvallende activiteiten7 -.

Klasse: afhankelijk van de situatie, indien kinderen < 6 jaar gecombineerd met HH activiteiten tot een max. omvang van 40 uur per week.

3.2.2. Normering activiteiten ten behoeve van de verzorging van kinderen

Deze normtijden worden gebruikt bij het berekenen van de totale benodigde tijd voor de activiteiten met betrekking tot kinderen. Hiervoor wordt de normtijd vermenigvuldigd met het aantal keer per dag en het aantal keer per week. Dit levert dan de totaaltijd op van de activiteiten met betrekking tot kinderen.

Naar bed brengen

10 min per keer per kind

Uit bed halen

10 min per keer per kind

Wassen en kleden

30 min per dag per kind

Eten en/of drinken geven

20 min per maaltijd

Babyvoeding (flesje/potje)

10 min per keer per kind

Naar school/crèche brengen/halen

15 min per keer per gezin

Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.

3.2.3. Dagelijkse organisatie van het huishouden

TOTAAL

30 min p.w.

administratieve werkzaamheden t.b.v. klant8

organisatie huishoudelijke activiteiten

plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

Factoren meer/minder werk:

  • -

    Communicatieproblemen.

  • -

    Aantal huisgenoten, vooral kinderen < 16.

  • -

    (psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden.

Frequentie 1 x per week klasse 1-2.

3.3. Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen

3.3.1. Psychosociale begeleiding, tevens observeren

TOTAAL

In combinatie met activiteiten onder 1 en 2

30 min p.w.

Formuleren doelen/bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden

Helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen structuur in het huishouden

Helpen handhaven vergroten van zelfredzaamheid m.b.t. budget

Begeleiden ouders bij opvoeding kinderen9

Begeleiden kinderen10

3.3.2. Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

TOTAAL

30 min per keer

instructie omgaan met hulpmiddelen

Instructie licht huishoudelijk werk

Instructie textielverzorging

-boodschappen doen

-koken

Factoren meer/minder werk:

nCommunicatieproblemen +.

Frequentie: 3 x per week max. 6 weken

3.4. Deskundigheid per activiteit

Er zijn gemeenten die de geadviseerde activiteiten per deskundigheid gespecificeerd willen hebben:

HH1: Hulp bij huishoudelijke werkzaamheden

HH2: Hulp bij de organisatie van het huishouden

HH3: Hulp bij een door een psychische stoornis ontregeld huishouden

Activiteiten

Deskundigheid

1.1

Boodschappen doen

HH1

1.2

Maaltijd bereiden: broodmaaltijd

HH1

1.3

Maaltijd bereiden: warme maaltijd

HH1

1.4

Licht poetswerk in huis: kamers opruimen

HH1

1.5

Huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen

HH1

1.6

Kleding/linnengoed wassen (“de was doen”)

HH1

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden (kleding, apparaten, etc.)

HH1

2.1

Anderen in huishouden helpen met zelfverzorging

HH2

2.2

Anderen helpen bij bereiden maaltijden, etc.

HH2

2.3

Dagelijkse organisatie van het huishouden

HH2

3.1

Psychosociale begeleiding; tevens observeren

HH3

3.2

Advies, instructie, voorlichting (gericht op het huishouden)

HH3

4. Veelgestelde vragen

4.1. Maaltijdverzorging en boodschappen doen in de Wmo

Maaltijdbereiding en boodschappen doen vindt niet structureel plaats binnen de Wmo hulp bij het huishouden. Cliënten moeten voor de maaltijdbereiding en boodschappen in eerste instantie een beroep doen op de eventueel aanwezige –meerderjarige, gezonde- huisgenoten (gebruikelijke zorg). Als deze door beperkingen in het zelfzorgvermogen de warme maaltijd niet kunnen verzorgen, moet worden nagegaan welke mogelijkheden mantelzorg, vrijwilligers en voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen bieden. Te denken valt aan kant en klaarmaaltijden, gemeentelijke maaltijdvoorziening, boodschappendiensten of bezorging aan huis. Indien voorliggende voorzieningen niet tegemoet kunnen komen aan de eisen van een, door een arts voorgeschreven, dieet, kan deze taak in de thuissituatie worden geadviseerd. In leefeenheden met jonge (<12 jr. ) kinderen kan in een crisissituatie voor een beperkte periode, in combinatie met activiteit 2.1. een indicatie gesteld worden. Als de huisgenoten door onvoldoende kennis of vaardigheden niet in staat zijn om te koken, wordt hen aangeboden om het koken te leren. De geldigheidsduur is afhankelijk van de situatie maar maximaal 6 weken.

4.2. Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles).

Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.

Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over.

Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang valt niet onder de Hulp bij het huishouden. Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel onder de Hulp bij het huishouden vallen.

Eigen oplossingen gaan voor

Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen.

Is dit niet mogelijk dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van ) crèche, opvang op school, buitenschoolse opvang, gastouder ed. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen is redelijk, onafhankelijk van de financiële omstandigheden.

Voorkomen van crisis en ontwrichting

Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan Hulp bij het huishouden worden ingezet.

Structurele opvang van kinderen valt niet onder de Hulp bij het huishouden.

Niet-structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tot een indicatie(advies) voor Hulp bij het huishouden voor een beperkte tijd leiden.

Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel een onder de Hulp bij het huishouden vallen.

4.3. Uitval van ouder in éénoudergezin

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen.

Oppas en opvang van gezonde kinderen vallen in principe niet onder de Wmo, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Wel is er een indicatie mogelijk voor de verzorging van de kinderen conform leeftijd.

Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot 5 dagen per week is redelijk.

Indien indicatiesteller zich ervan heeft vergewist dat de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind een advies voor Hulp bij het huishouden mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.

4.4. Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke zorg voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten. Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een éénoudergezin.

4.5. Huishoudelijke verzorging in terminale situaties.

In terminale of andere chronische situaties waarin gebruikelijke zorgers zwaar belast worden met zorgtaken kunnen de normeringen betreffende gebruikelijke zorg soepeler worden gehanteerd.

4.6. Hulp bij het huishouden boven de 75 jaar

Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 75 jaar) kan, indien nodig, hulp voor die zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.

4.7. Hulp bij het huishouden bij huisstofmijtallergie

Bij allergie voor huisstofmijt zal er advisering rond het saneren van de woning plaatsvinden door de daartoe bevoegde instanties, i.c. de CARA/COPD verpleegkundige (VP AIV). Een vraag naar Hulp bij het huishouden zal dus pas aan de orde zijn wanneer sanering van de woning reeds heeft plaatsgevonden. Voor het stofvrij houden van de woning kan één klasse extra worden geïndiceerd.

Tijdnormering Hulp bij het huishouden.

HH alleenstaande (seniorenwoning/ flat)

Nr

activiteiten

minuten

uren

klasse

1.1

boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

K1

1.2

broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

K1

1.3

warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

K2

1.4

licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)

60 p week

1u

K1

1.5

zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)

90 p week

1u30

K1

1.6

de was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

K1

1.7

huishoudelijke spullen in orde houden

-

Veel voorkomende combinaties

minuten

uren

klasse

1.4 + 1.5

licht + zwaar

150

2u30

K2

1.4 + 1.6

licht + was

120

2u

K2

1.5 + 1.6

zwaar + was

150

2u30

K2

1.4 + 1.5 + 1.6

licht + zwaar + was

210

3u30

K2

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

brood (7x) + licht + zwaar + was

315

5u15

K3

HH alleenstaande (eengezinswoning)

Nr

activiteiten

minuten

uren

klasse

1.1

boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

K1

1.2

broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

K1

1.3

warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

K2

1.4

licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)

60 p week

1u

K1

1.5

zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)

180 p week

3u

K2

1.6

de was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

K1

1.7

huishoudelijke spullen in orde houden

-

Veel voorkomende combinaties

minuten

uren

klasse

1.4 + 1.5

licht + zwaar

240

4u

K3

1.4 + 1.6

licht + was

180

3u

K2

1.5 + 1.6

zwaar + was

240

4u

K3

1.4 + 1.5 + 1.6

licht + zwaar + was

300

5u

K3

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

brood (7x) + licht + zwaar + was

405

6u45

K3

HH twee-/meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week (evt +)

1u

K1

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer (evt +)

1u45

K1

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer (evt +)

3u30

K2

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)

90 p week (evt +)

1u30

K1

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)

180 p week (evt +)

3u

K2

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

90 p week (evt +)

1u30

K1

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden

-

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

Klasse

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

270

4u30

K3

1.4 + 1.6

Licht + was

180

3u

K2

1.5 + 1.6

Zwaar + was

270

4u30

K3

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

360

6u

K3

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

465

7u45

K4

‘evt +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing etc

HH overige activiteiten alleenstaanden/twee- of meerpersoonsleefeenheden

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

2.1

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

tot max 40 uur p week

2.2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

2.3

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 p week

0u30

K1

3.1

Psychologische begeleiding

30 p week

0u30

K1

3.2

Advies, instructie, voorlichting*

30 p keer (max 3 keer p week, 6 weken)

1u30

K1

*


Noot
*

Deze aanpassingen dienen gekeurd te worden door het R.D.W.

Noot
**

Veel auto’s zijn tegenwoordig uitgerust met Canbus (low power) systeem.

Noot
1

Denk aan woongroepen, kamerverhuur, hat-eenheden, meerdere generaties in een huis.

Noot
2

Een uitzondering vormt het meervoudige persoonsgebonden budget (bijvoorbeeld combinaties van huishoudelijke verzorging en persoonlijke verzorging). Binnen de PGB-spelregels van de AWBZ mag de cliënt schuiven tussen de zorgfuncties.

Noot
3

Een variant is een afwijking van de standaard instelling van de beslisboom waarmee gemeenten hun eigen beleid kunnen bepalen.

Noot
4

De normtijden zoals die hier worden gepresenteerd zijn afgeleid van de in de indicatiepraktijk van het CIZ gebruikelijke. Deze normeringen zijn van oorsprong ontwikkeld binnen de setting van de thuiszorg.

Noot
5

Na sanering.

Noot
6

Alleen bovenkleding.

Noot
7

Activiteiten die tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd.

Noot
8

Alleen in combinatie met andere huishoudelijke activiteiten, valt bij beperkt regelvermogen onder OB.

Noot
9

Eerst mate van gebruikelijke zorg bepalen; vervolgens overlap met OB en Jeugdzorg.

Noot
10

Idem.

Noot
*

als AIV om huishouden aan te leren; dan geen tijd voor AIV adviseren, maar aan te leren activiteiten adviseren in tijd en AIV aanklikken om aan te geven dat het om aanleren van die activiteiten gaat.