Regeling vervallen per 09-07-2015

Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom

Geldend van 12-12-2013 t/m 08-07-2015

Intitulé

Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 oktober 2013;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 4, tweede lid en artikel 5, eerste en derde lid van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdelen a, e en f en artikel 8b van de Wet werk en bijstand

 

besluit vast te stellen de ‘Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom’

Artikel 1 Begrippen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    belanghebbende: persoon tot de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering ingevolge de WWB, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • c.

    WIL: Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

  • d.

    AB: algemeen bestuur WIL;

  • e.

    DB: dagelijks bestuur WIL;

  • f.

    Poortwachter en Schouwperiode: intensieve en kortdurende periode waarin het recht op bijstand wordt beoordeeld en een goed beeld ontstaat van het meest passende ondersteuningsaanbod van een belanghebbende binnen WIL;

  • g.

    WML: wettelijk minimumloon;

  • h.

    verdiencapaciteit: het gedeelte dat de belanghebbende zou kunnen verdienen ten opzichte van een gezonde gelijke uitgedrukt in een percentage van het wettelijk minimumloon;

  • i.

    arbeidscapaciteit: de relatie tussen de belasting die het werk stelt op het fysieke en psychische vlak en de mate waarin de belanghebbende in staat is het werk uit te voeren (belastbaarheid van belanghebbende). Dit wordt uitgedrukt in een inschatting van de verdiencapaciteit (verdeling: > 80%WML, 20%-80% WML en < 20% WML);

  • j.

    klantgroep: een groep belanghebbenden die aan de criteria van een klantgroep voldoen;

  • k.

    participatiegerechtigde: belanghebbende die valt onder de dienstverlening van WIL na het hebben doorlopen van de Poortwachter en Schouwperiode (behoort tot een van de klantgroepen);

  • l.

    voorziening gericht op arbeidsinschakeling: een specifiek door WIL aan de participatiegerechtigde aangeboden instrument om het perspectief op participatie te vergroten;

  • m.

    NUG-er: een niet-uitkeringsgerechtigde persoon, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a WWB;

  • n.

    Anw-er: een persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB, de IOAW , de IOAZ, de Wet Participatiebudget en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Beleidsplan en beleidsregels

  • 1.

    Het AB stelt een beleidsplan vast, waarin wordt opgenomen; de beleidsvisie, beleidsvoornemens, een omschrijving van het participatiebeleid ten aanzien van de verschillende klantgroepen, de prioritering binnen en tussen die groepen.

  • 2.

    Het DB kan ter uitvoering van deze verordening en van het beleidsplan nadere regels en beleidsregels vaststellen.

Artikel 3 Klantgroepen

  • 1. Na afloop van de Poortwachter en Schouwperiode wordt de belanghebbende aan de hand van een klantgroepindeling ingedeeld in een van de vier mogelijke klantgroepen.

  • 2. De klantgroepindeling is gebaseerd op het perspectief van belanghebbende op reguliere arbeid en de arbeidscapaciteit.

  • 3. De volgende klantgroepen kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      klantgroep 1: perspectief op reguliere arbeid vandaag (job ready) of op termijn (niet job ready) en arbeidscapaciteit van meer dan 100% van het WML;

    • b.

      klantgroep 2: perspectief op reguliere arbeid, maar niet vandaag (niet job ready) en arbeidscapaciteit tijdelijk minder dan 100% van het WML ;

    • c.

      klantgroep 3: perspectief op arbeid vandaag (job ready) en op termijn (niet job ready) met ondersteuning; de arbeidscapaciteit van deze belanghebbenden is structureel beperkt (tussen de 20-80% van het WML);

    • d.

      klantgroep 4: perspectief op maatschappelijke participatie en een arbeidscapaciteit die minder dan 20% van het WML is.

  • 4. In matrix 1 behorende bij deze verordening zijn de klantgroepen verder uitgewerkt.

  • 5. De belanghebbende die behoort tot klantgroep 1, 2 of 3 valt voor de participatiebegeleiding primair onder de dienstverlening van WIL.

  • 6. De belanghebbende die behoort tot klantgroep 4 valt voor de participatiebegeleiding onder de lokale dienstverlening van de gemeente waar hij woonachtig is.

Artikel 4 Ondersteuning

  • 1.

    Belanghebbenden, Anw-ers, NUG-ers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het DB noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de ondersteuning is primair gericht op de kortste en meest effectieve weg naar duurzame arbeidsinschakeling.

  • 3.

    De maximale ondersteuning aan de NUG-er en Anw-er betreft het aanbod aan dienstverlening binnen de Poortwachter en Schouwperiode. Het maximale inkomen van de NUG-er en Anw-er die vallen onder deze dienstverlening is begrensd op 110% van het WML.

  • 4.

    Het DB zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen ten behoeve van de participatiegerechtigde. Het DB stelt daarbij prioriteiten, afhankelijk van de financiële mogelijkheden en de maatschappelijke-, economische- en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5.

    Het DB bevordert een evenwichtige verdeling van voorzieningen tussen de onderscheiden klantgroepen, in het licht van de doelstellingen van WIL.

  • 6.

    Geen recht op een voorziening of ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het DB in voldoende mate bijdraagt aan de participatie van de deelnemer.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1.

    De belanghebbende is verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden.

  • 2.

    De belanghebbende die door het DB een voorziening wordt aangeboden of ondersteuning krijgt, is verplicht hiervan gebruik te maken en wel op een zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

Artikel 6 Afstemming

Indien een belanghebbende niet voldoet aan het gestelde in artikel 5, kan het DB een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de van toepassing zijnde Afstemmingsverordening WWB of Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ.

Artikel 7 Budgetplafond

  • 1.

    Het DB kan in beleidsregels een of meerdere budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het DB kan in beleidsregels een plafond instellen voor het aantal belanghebbenden dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3.

    Een door het DB ingesteld budgetplafond of plafond voor aantal belanghebbenden vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 8 Voorzieningen (gericht op arbeidsinschakeling)

  • 1. Het voorzieningenaanbod binnen WIL is niet limitatief en bestaat onder andere uit:

    • a.

      diagnostische interventies;

    • b.

      instrumenten zoals daar zijn assessments, portfolio’s;

    • c.

      re-integratietrajecten;

    • d.

      aanbodversterkende interventies;

    • e.

      vraaggerichte interventies (waaronder loonkostensubsidie en ervaringscertificaten)

  • 2.  In matrix 2 behorende bij deze verordening zijn de voorzieningen verder uitgewerkt.

  • 3.  Het DB kan een voorziening beëindigen of weigeren indien:

    • a.

      de belanghebbende zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 of die als bedoeld in artikel 9 of 17 van de wet, 13 en 37 IOAW en 13 en 37 IOAZ niet of in onvoldoende mate nakomt;

    • b.

      de belanghebbende niet of niet langer tot een van de klantgroepen behoort;

    • c.

      de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      het DB een andere voorziening aanbiedt die naar haar oordeel passender is;

    • e.

      naar het oordeel van het DB de voorziening niet of niet langer dan wel in onvoldoende mate bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Tegenprestatie

  • 1.

    Het DB kan aan belanghebbende op grond van artikel 9 lid 1 onder c van de wet de voorziening tegenprestatie aanbieden en stemt dit aanbod af op het vermogen van de belanghebbende en het beschikbare tegenprestatie- aanbod.

  • 2.

    In matrix 2 behorende bij deze verordening is de tegenprestatie verder uitgewerkt.

Artikel 10 Participatieplaats

  • 1.

    Het DB kan aan belanghebbende op grond van artikel 10a lid 1 van de wet een participatieplaats aanbieden.

  • 2.

    Het DB kan aan belanghebbende op grond van artikel 10a lid 5 van de wet scholing aanbieden.

  • 3.

    Het DB kan aan belanghebbende een premie verstrekken op grond van artikel 10a lid 6 van de wet. De maximum hoogte van de premie per twaalf maanden is gelijk aan de maximale kostenvergoeding vrijwilligerswerkt, bedoeld in artikel 31 lid 2k van de wet, voor zover dit naar het oordeel van het DB bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

  • 4.

    In matrix 2 behorende bij deze verordening zijn de premie en de participatieplaats verder uitgewerkt.

Artikel 11 Vergoedingen in relatie tot participatie

  • 1.

    Het DB kan de werkgever, als onderdeel van het inzetten van een specifieke voorziening voor belanghebbende, financieel tegemoet komen door het aanbieden van een voorziening in de vorm van een no risk polis.

  • 2.

    In matrix 2 behorende bij deze verordening is de no riskpolis verder uitgewerkt.

  • 3.

    Het DB kan een reiskostenvergoeding aan een belanghebbende verstrekken indien de belanghebbende, als gevolg van het gebruik maken van een voorziening, er financieel op achteruit dreigt te gaan en er geen alternatieven voorhanden zijn. De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal het goedkoopste tarief openbaar vervoer. De reiskosten worden alleen vergoed als de enkele reisafstand woon - werk minimaal 15 kilometer bedraagt.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in lid 3 kan het DB – ongeacht de reisafstand – in uitzonderlijke gevallen de reiskosten ook vergoeden. De hoogte van de vergoeding bedraagt ook in deze situatie maximaal het goedkoopste tarief openbaar vervoer. Onder uitzonderlijke gevallen worden verstaan fysieke en of mentale omstandigheden waardoor belanghebbende niet in staat is  minder dan 15 kilometer met eigen vervoer te reizen en er geen alternatieven voorhanden zijn.

Artikel 12 Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

  • 1.

    Het college kan aan ondernemingen waarbij personen met een WWB-, IOAW- of IOAZ- uitkering, dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB algemeen geaccepteerde arbeid hebben aanvaard, welke geen voorziening inhoudt, gedurende maximaal 12 maanden nazorg bieden.

  • 2.

    De nazorg is gericht op het bestendig maken van de arbeidsrelatie van belanghebbende en betrokken onderneming.

Artikel 13 Hardheidsclausule en onvoorziene situaties

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het DB.  

  • 2.

    Het DB kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Een inburgeringsplichtige aan wie al dan niet een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is toegekend door het college van de gemeente Nieuwegein bij of krachtens de Verordening Participatievoorzieningen 2012 vastgesteld bij raadsbesluit 29 februari 2012 (2011-418), behoudt de verplichting en de al dan niet toegekende voorziening conform de verleende beschikking, met dien verstande dat de artikelen 13 tot en met 25 en 27 van de Verordening Participatievoorzieningen 2012 van toepassing blin.jve

  • 2.

    Het college van de gemeente Nieuwegein biedt een inburgeringsvoorziening aan:

  • a.

    een asielgerechtigde inburgeringsplichtige die in 2012 reeds inburgeringsplichtig was of werd, dat wil zeggen indien vóór 1 januari 2013 een verbijfsvergunning asiel verkreeg, en nog geen inburgeringsvoorziening aangeboden kreeg.

  • b.

    een geestelijk bedienaar, die inburgeringsplichtig is en die reeds vóór 1 januari 2013 een verblijfsvergunning verkreeg en nog geen inburgeringsvoorziening aangeboden kreeg met dien verstande dat de artikelen 13 tot en met 25 van de Verordening Participatievoorzieningen 2012 van toepassing blijven.

  • 3.

    Voorzieningen die zijn aangevraagd op of na het moment van inwerkingtreding van deze verordening vallen onder deze verordening;

  • 4.

    Voor voorzieningen die zijn aangevraagd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet is beslist geldt de meeste gunstige bepaling.

Artikel 15 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    De Verordening Participatievoorzieningen 2012 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die dag van de bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Participatieverordening Werk en Inkomen Lekstroom”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 november 2013.
de griffier, de voorzitter,