Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting

Geldend van 01-06-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder ‘periode I’: de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016.

Deze verordening verstaat onder ‘periode II’: de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, meer specifiek: leidingen, kabels en buizen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Ter zake van leidingen, kabels en buizen ter zake waarvan op grond van de Gaswet of de Elektriciteitswet een netbeheerder is aangewezen, wordt de precariobelasting geheven van de door de minister aangewezen netbeheerder.

  • 2. In alle andere gevallen wordt de precariobelasting geheven van degene die leidingen, kabels en buizen, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.’

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    het hebben van voorwerpen en werken, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde.

Artikel 5 Belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar het tarief, opgenomen in Hoofdstuk 6 van de bij deze verordening behorende en nader vastgestelde “Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen”, zoals die geldt voor het betreffende belastingjaar.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

Precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar periode I en/of periode II geheven belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor die periode of perioden verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar periode I en/of periode II geheven belasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor die periode of perioden verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,-.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 9 worden niet geheven.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in het derde en vierde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet of nota verenigde aanslagen belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 10 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening precariobelasting’ van 12 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 juni 2016.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting’.