Regeling vervallen per 05-10-2023

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Nieuwkoop 2016

Geldend van 01-12-2016 t/m 04-10-2023

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Nieuwkoop 2016

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op:

de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

de artikelen 2:25, 2:28, 2:39, 3:4 en 2:34b van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012,

artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012 (speelgelegenheden);

artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

artikel 2.1 eerste lid , aanhef en onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

Besluit omgevingsrecht

artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Nieuwkoop 2017;

besluiten vast te stellen de volgende:

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Nieuwkoop 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen;

betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

bibob-toets: een toets aan de wet door het bestuursorgaan en/of het Bureau bij een aanvraag om een beschikking, transactie of een overheidsopdracht;

het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

het Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • a.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2.

      huur of verhuur;

    • 3.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • 4.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

  • b.

    overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Nieuwkoop

  • 1. Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) beschikkingen zoals vermeld in:

  • i.

    artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012 (evenementenvergunning), indien sprake is van een evenementenvergunning die de burgemeester kan weigeren indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt, en die betrekking heeft op een evenement zoals aangegeven in bijlage 5;

  • ii.

    artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming tenzij sprake is van een paracommerciële inrichting of slijterij;

  • iii.

    artikel 2:28 (exploitatievergunning) van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • iv.

    artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke Verordening Nieuwkoop 2012 inzake speelgelegenheden, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • v.

    artikel 2:34 b (vergunning smart- en headshop) van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • vi.

    artikel 3:4 (seksinrichtingen incl. escortbedrijven) van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • vii.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten) in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 2;

  • viii.

    artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e en i van de Algemene wet bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor milieu) binnen de branches als omschreven in bijlage 2a.

  • 2. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in: artikel 2, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening gemeente Nieuwkoop 2017.

  • 3. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel j, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van vastgoedtransacties zoals aangegeven in bijlage 3.

  • 4. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet in de gevallen zoals aangegeven in bijlage 4.

  • 5. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

  • 6. Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals aangegeven in de bijlagen 3 en 4 zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid, artikel 3, zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd. Zie bijlage 6.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties zal het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen:

  • 1.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of transactie mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 2.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het Bureau aan te vragen.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1. Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen moet worden en is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2. Indien het onder b. bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1. In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten.

Artikel 6 Beoordeling van nieuwe aanvragen

  • 1. De aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ingeval van nieuw ingediende aanvragen dient iedere vergunningaanvraag eerst de normale procedure te doorlopen, waarbij wordt bezien of aan de reguliere vergunningseisen wordt voldaan.

  • 3. Indien aan de reguliere eisen is voldaan, wordt vervolgens het Bibob-vragenformulier doorgenomen aan de hand van een indicatorenlijst, bijlage1: de zogenoemde lichte toets.

  • 4. Indien de resultaten van deze toets hiertoe aanleiding geven, zal vervolgens een zware toets plaatsvinden. Het is daarbij ongewenst om de indicatoren in harde criteria vast te leggen, omdat deze te veel in zwaarte verschillen. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat nader onderzoek noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Uitgangspunt is dat bij twijfel altijd de zware toets plaatsvindt.

  • 5. Ook de onderstaande punten kunnen aanleiding zijn voor het uitvoeren van een zware toets. Daarvoor geldt een aantal harde criteria, namelijk indien:

    • a.

      er sprake is van overname van een vergunningsplichtige inrichting, die is gesloten of waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van openbare orde overwegingen (bijvoorbeeld heling, drugs of geweld) of op grond van de Wet Bibob;

    • b.

      er sprake is van monopolisering (het opkopen van meerdere inrichtingen en/of onroerende zaken in een bepaald gebied) door een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon dan wel door een aantal aan elkaar verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

    • c.

      er vermoedelijk een relatie bestaat tussen de recreatie- en/of seksinrichting met de malafide infrastructuur rond illegale vreemdelingen.

Artikel 7 Beoordeling van reeds verstrekte vergunningen

  • 1. Ten aanzien van verstrekte vergunningen wordt indien daartoe aanleiding bestaat een Bibob-vragenformulier uitgereikt.

  • 2. Een weigering om het vragenformulier ingevuld te retourneren zal worden beschouwd als een ernstig gevaar op grond van de Wet Bibob met als gevolg dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 3. Van de wettelijke mogelijkheid tot beoordeling van reeds verstrekte vergunningen wordt naast de in artikel 2 benoemde gevallen actief gebruik gemaakt, indien één of meer van de navolgende situaties van toepassing is / zijn:

    • a.

      als een bepaald gebied specifiek nader wordt bekeken;

    • b.

      als een bepaalde branche of deel van een branche extra wordt gecontroleerd;

    • c.

      als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten;

    • d.

      indien er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld omkoping).

Artikel 8 Weigering / intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1. Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene, heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende vergunningen, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester/ het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2. Indien de onderneming(en) van de betrokkene ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is/zijn, zal sluiting onmiddellijk na de bezwaarfase plaatsvinden onder voorwaarde dat de gemeente in het gelijk is gesteld. Indien in die situatie een voorlopige voorziening wordt gevraagd, wordt de sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Artikel 9 Intrekking oude beleidsregel

De beleidslijn Wet Bibob Nieuwkoop vastgesteld op 17 november 2009 en zoals sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken.

Artikel 10 Overgangsbepaling

De beleidslijn Wet Bibob Nieuwkoop vastgesteld op 17 november 2009 en zoals sindsdien gewijzigd, blijft van toepassing op aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtredingsdatum van deze beleidslijn.

Artikel 11

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Bibob-beleidslijn gemeente Nieuwkoop 2016.

Ondertekening

Nieuwkoop, 15 november 2016

Burgemeester en wethouders van Nieuwkoop

de secretaris, de burgemeester

Mr. G.G.G. Slooters F. Buijserd

De Burgemeester van Nieuwkoop

F. Buijserd

BIJLAGE 1

Indicatorenlijst bij de Bibob-beleidslijn gemeente Nieuwkoop 2016 voor de toepassing van de Wet Bibob

Behoort bij de Beleidslijn gemeente Nieuwkoop 2016 voor de toepassing van de Wet Bibob, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop op 15 november en door de burgemeester van Nieuwkoop op 15 november. Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

heropening van het pand

functiewijziging van pand of inrichting

ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

onduidelijk ondernemingsplan

Persoon aanvrager/exploitant

leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

wijziging in exploitant

aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

Overig

gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering

Inrichting

onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

zeer hoge waarborgsom vereist

extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

aanvrager heeft veel panden in bezit

onduidelijke financiering van de panden

Persoon aanvrager/exploitant

uitkering Sociale Dienst

verdachte financiering

ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

ongebruikelijke financier

slechte exploitatie vorige zaak

geen bedrijfsplan

Overig

a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

onduidelijke financiering van de exploitatie

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

aanvrager heeft geen vakkennis

antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

Overig

formulieren onvolledig ingevuld

‘verdacht’ woonadres: Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

Er is sprake van:

bedreiging behandelend ambtenaar

valsheid in geschrifte bij aanvraag

fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

mishandeling, bedreiging van ambtenaar

steekpenningen, omkoping van ambtenaar

behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief)

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob -aanvraag

(bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

(bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

BIJLAGE 2

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor de bouw)

In de volgende risicocategorieën zullen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente Nieuwkoop worden getoetst in het kader van de Wet Bibob en de, al dan niet samenhangende transacties een bedrag van € 25:000 (excl. BTW) of meer overschrijden:

Autohandel/garages/leasebedrijven;

Handelingen met banden schrootverwerking/

metaalrecycling en autodemontage

Niet westerse wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s e.d.);

Horecabedrijven;

Smart-en headshops;

Seksinrichtingen inclusief escortbedrijven;

Smart- en headshops

Wisselkantoren;

Belwinkels;

Zonnestudio’s

Ondergrondse gebouwen met een grotere oppervlakte dan 25 m2 met uitzondering van parkeerkelders die publiek toegankelijk zijn, worden standaard getoetst.

Daarnaast kunnen overige bouwaanvragen worden getoetst als de bouwsom ligt tussen de

€ 500.000 en € 1.000.000 (excl. BTW) en zal verplicht een Bibob-toetsing plaatvinden boven een bouwsom van € 1.000.000 (excl. BTW).

BIJLAGE 2a

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu)

In de volgende risicocategorieën zullen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente Nieuwkoop worden getoetst in het kader van de Wet Bibob

- Afvalbranche;

- Autobranche (demontage en opslag)

BIJLAGE 3

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke vastgoedtransacties

Gemeentelijke vastgoedtransacties kunnen door de gemeente Nieuwkoop worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en de al dan niet samenhangende transacties € 500.000 overschrijden.

Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake (aankoop of) verkoop van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht (indien van toepassing in de betrokken gemeente) wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen zal de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan de burgemeester een OM-tip te verstrekken.

In geval van twijfel kan de burgemeester ook gebruik maken van de samenwerking in RIEC-verband en de casus via het (boven)lokale overleg aan het RIEC voorleggen.

BIJLAGE 4

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke overheidsopdrachten

Gemeentelijke overheidsopdrachten kunnen door de gemeente Nieuwkoop worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en:

het bedrag van de leveringen groter is dan € 200.000;

het bedrag van de diensten groter is dan € 200.000 of;

het bedrag van de werken groter is dan € 5.000.000.

BIJLAGE 5

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij evenementenvergunningen

Gemeentelijke evenementenvergunningen zullen door de gemeente Nieuwkoop in beginsel worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien sprake is van een evenementenvergunning die de burgemeester kan weigeren indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt, en het evenement vechtsporten betreft zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten voor zover zij plaatsvinden in een gebouw in de gemeente waarin ten minste 250 toeschouwers het evenement kunnen volgen.

BIJLAGE 6

Vastgoedovereenkomsten

Overeenkomsten: voorbeeldclausules ontbinden in ‘ Bibob -situaties’.

Hieronder worden drie voorbeeldclausules gegeven. Of zij daadwerkelijk kunnen worden opgenomen in de standaardovereenkomsten, hangt onder meer af van het type vastgoedtransactie. Of ze vervolgens in de praktijk kunnen worden toegepast, is mede afhankelijk van de concrete omstandigheden. Kortom per transactie is maatwerk aan de orde.

Voorbeeldclausules

Artikel 1

Op deze overeenkomst is de Beleidslijn Bibob Nieuwkoop 2016 van toepassing. Door ondertekening verklaart (naam wederpartij) kennis te hebben genomen van de beleidsregel.

Artikel 2

  • 1.

    De gemeente Nieuwkoop kan de overeenkomst onmiddellijk en naar eigen keuze opschorten, ontbinden of beëindigen, zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te hoeven nemen, voor zover:

    • a.

      Er sprake is van (een ernstig/tenminste een mindere mate van gevaar) dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      Er sprake is van (een ernstig gevaar/tenminste een mindere mate van gevaar) dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      Er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat (naam wederpartij) in relatie staat tot strafbare feiten;

    • d.

      Er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van deze vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      (Naam partij) heeft nagelaten de vragen die hen door de gemeente Nieuwkoop zijn gesteld op grond van artikel 30 Wet Bibob, volledig en naar waarheid te beantwoorden, of

    • f.

      (Naam partij), heeft nagelaten de vragen die hem door het Landelijk Bureau Bibob zijn gesteld op grond van artikel 12, vierde lid Wet Bibob, volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 2.

    De begrippen ernstig gevaar, mindere mate van gevaar, strafbare feiten, in relatie staan tot feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden, hebben in deze overeenkomst de betekenis die hen in de Wet Bibob toekomt.

Artikel 3

De gemeente Nieuwkoop kan het Landelijk Bureau Bibob, met het oog op diens taak zoals bedoeld in artikel 9, derde lid Wet Bibob, om advies vragen.

Toelichting op bijlage 6 vastgoedovereenkomsten

Artikel 1 verklaart een eventuele beleidsregel Bibob van toepassing op de overeenkomst.

Artikel 2, eerste lid verschaft duidelijkheid over de situatie waarin tot ontbinding of opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan. Het opnemen van de onderdelen a, b en d is noodzakelijk om een advies aan te vragen bij het Bureau. Ten aanzien van de onderdelen a en b kan de rechtspersoon met overheidstaak zelf de afweging maken bij welke gradatie van de mate van gevaar men kan ontbinden. Onderdeel c maakt het mogelijk om de overeenkomst te ontbinden, indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die niet bijdragen aan de mate van gevaar, maar naar het oordeel van de rechtspersoon met overheidstaak wel een integriteitsrisico vormen.

Ter illustratie kan worden gewezen op de situatie waarin de betrokkene (of één van diens relevante Bibob-relaties) is veroordeeld voor een levensdelict. Ondanks de ernst van een dergelijk feit, word het bij vastgoedtransacties binnen het kader van artikel 9 (en artikel 3) Wet Bibob in beginsel niet bij de beoordeling van de mate van gevaar betrokken. Het is echter voorstelbaar dat de gemeente toch geen zaken meer wenst te doen met betrokkene. Deze bepaling maakt dat mogelijk.

De wenselijkheid van het opnemen van een dergelijke bepaling staat ter beoordeling van de gemeente en dient per geval te worden bekeken.

De onderdelen e en f maken het mogelijk om te ontbinden of op te schorten, indien de betrokkene weigert om Bibob-vragen te beantwoorden. Artikel 4 Wet Bibob staat eraan in de weg dat deze weigering wordt aangemerkt als een ernstig gevaar (en daarmee als ontbindingsgrond). Om in dergelijke gevallen te kunnen ontbinden is het daarom van belang een aparte bepaling op te nemen.

Artikel 2, tweede lid verschaft de wederpartij duidelijkheid over de gehanteerde begrippen.

Artikel 3 is strikt genomen niet noodzakelijk om een advies aan te vragen bij het Bureau, maar verschaft de wederpartij wel inzicht in de mogelijkheid daarvan.

Toelichting op het toepassingsbereik van de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

1.Doel van de wet Bibob voor de gemeente

Op 1 juni 2003 is voor bestuursorganen de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Bibob) en het daaraan gekoppelde besluit Bibob in werking getreden. De bestaande wetgeving bood gemeenten, provincies en andere bestuursorganen niet voldoende houvast bij het voorkomen van ongewilde facilitering van illegale praktijken. Er ontbrak een effectief middel ter bescherming van de integriteit van bestuursorganen. De Wet Bibob is in het leven geroepen om daarin verandering te brengen.

De Wet geeft de burgemeester/het college van burgemeester en wethouders (verder: het bestuursorgaan) een instrument in handen om zich te beschermen tegen het risico dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. De Wet geeft namelijk een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze te kunnen uitvoeren en biedt de grondslag om vergunningen of subsidies te weigeren of in te trekken.

Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Drank- en Horecavergunning screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

Na de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob op 1 juli 2013 heeft het bestuursorgaan meer mogelijkheden gekregen om de Wet toe te passen. De uitbreiding van de Wet is enerzijds gericht op de reikwijdte van de Wet (toepassing op meer sectoren) en anderzijds op de toepassing (minder administratieve lasten). Het bestuursorgaan heeft sindsdien de mogelijkheid om een Bibob-toets door te voeren bij alle beschikkingen (vergunningen, ontheffingen en subsidies). Hetzelfde geldt voor de rol van het bestuursorgaan als contractspartij bij vastgoed- of grondtransacties of bij overheidsopdrachten op het gebied van ITC, milieu en bouw.

2. Waarom een beleidslijn

Uitgangspunt van de gemeente Nieuwkoop is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is vanaf 2009 (gefaseerd) Bibob-beleid neergelegd in een beleidslijn.

De Wet Bibob is een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke gevallen zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen. Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze en biedt daarmee duidelijkheid aan zowel zichzelf als aan de betrokkene(n) inzake de toepassing van de Wet Bibob. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de Bibob-toets wordt uitgevoerd. De beleidslijn voorkomt op deze manier dat er sprake is van willekeur door het bestuursorgaan in de toepassing van het beleid en geeft een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn. Met name de afweging om tot een Bibob-toets over te gaan dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. Benadrukt wordt dat in de uitvoering van het beleid ingezet is op een maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers.

3.Algemeen toepassingsbereik

De uitbreiding van de Wet Bibob biedt het bestuursorgaan sinds 2013 meer mogelijkheden om tot toepassing van de Wet over te gaan. Het toepassingsbereik is in beginsel niet algemeen, maar wordt beperkt door de keuzes die lokaal worden gemaakt over de toepassing. Belangrijk voor het maken van de keuzewet is het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan (Criminaliteitsbeeld- of risicoanalyses). De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe, als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de in de regio gelegen bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het RIEC vervult hierbij een sterke en coördinerende rol.

Om inzicht te krijgen in de onderneming, de financiering en de antecedenten van betrokkene(n) bij de aanvraag om beschikking, de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie zal een Bibob-vragenformulier worden uitgereikt.

Op grond van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

a. sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

b. sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten;

c. feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Ook kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren, een overheidsopdracht niet gunnen of een vastgoedtransactie weigeren, indien betrokkenen weigert het Bibob-formulier volledig in te vullen en/of weigert de gevraagde aanvullende gegevens aan het bestuursorgaan te verschaffen. De Wet Bibob merkt dit aan als een ernstig gevaar.

Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect (ofwel verplaatsingseffect1). Daarnaast werken alle gemeenten in de regio Den Haag samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC Den Haag). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. Het college wil adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.

3.1De “kan” en de “zal” bepaling

In de Bibob beleidslijn is onder artikel 2, eerste lid, een “zal” bepaling opgenomen en zijn onder het tweede lid tot en met vierde lid van artikel 2 “kan” bepalingen opgenomen. De “zal” bepaling onder artikel 2, eerste lid, houdt in dat de gemeente er in beginsel op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidslijn dient nader te worden gemotiveerd. Toepassing van deze bepaling brengt met zich mee dat toepassing van de Wet Bibob een preventief karakter heeft.

Uiteraard is het niet altijd mogelijk en/of wenselijk om alle nieuwe vergunningen in een bepaalde categorie te toetsen. De toetsing moet immers wel proportioneel zijn. Als voorbeeld wil het college niet iedere aanvraag voor de bouw van een dakkapel onder de Bibob-toets brengen. Voor die onderdelen waar het college een beperking aan wil brengen in de specifieke vergunningen of transacties die aan de toets worden onderworpen is in bijlagen bij de Bibob-beleidslijn aangegeven ten aanzien van welke categorieën het college de toets wel wenst uit te voeren. Met het aanbrengen van een beperking wordt tevens gestreefd naar maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers. Met name op het terrein van bijvoorbeeld horeca-, kansspel- en seksvergunningen is het echter van belang dat de gemeente een goede afweging kan maken. Het college is van mening dat op die terreinen het belang van een integere overheid opweegt tegen de administratieve last die aan de ondernemer wordt opgelegd.

Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan” bepaling vallen, geldt dat de gemeente altijd de Wet Bibob in stelling brengt als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob.

De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd ,ingeval de aanvraag afkomstig is van een semi-overheidsinstantie of toegelaten woning(bouw)corporatie2

3.2De risicovolle(re) branches (‘zal-bepaling’)

Hieronder volgt een overzicht van de vergunningsplichtige activiteiten waarbij de Wet Bibob zal worden toegepast.

Horeca-inrichtingen (drank- en horecavergunning en exploitatievergunning): artikel 3 van de Drank- en Horecawet en artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv)

Horeca-inrichtingen worden gezien als een risicovolle branche voor het witwassen van geld en/of het verrichten van criminele activiteiten. Voor horecaondernemers geldt dat zij een drank- en horecavergunning moeten hebben als zij alcohol schenken (de zgn. ‘natte horeca’). Op grond van de Apv Nieuwkoop hoeven zij, in het kader van administratieve lastenverlichting, niet ook nog een exploitatievergunning aan te vragen. Naast bedrijven als restaurants cafés en cafetaria’s voor wie een drank- en horecavergunning noodzakelijk is voor de primaire bedrijfsvoering zijn er de zogenaamde paracommerciële inrichtingen.

Inrichtingen geëxploiteerd door een stichting of vereniging die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Deze instellingen als dorps- en buurthuizen en bijvoorbeeld sportkantines hebben een dusdanig open karakter dat in redelijkheid mag worden aangenomen dat criminele activiteiten niet onopgemerkt blijven. Deze categorie bedrijven zijn dan ook uitgezonderd van de Bibob-toets.

De exploitatie-vergunning is verder voor het overgrote deel van de ‘droge horeca’ afgeschaft. De uitgezonderde categorieën bedrijven zijn daarbij specifiek in de Apv genoemd. Voor meer risico-gevoelige ‘droge’ horeca is de horeca-exploitatievergunning gehandhaafd en wordt de Bibob-toets standaard toegepast.

Waar dus sprake is van een vergunningplicht wordt vooraf gescreend op het risico van witwas- of andere criminele praktijken. door de Bibob-toets. Doordat beide soorten vergunningen persoonsgebonden zijn en ook de direct betrokkenen worden gescreend die zeggenschap hebben in de onderneming, is sprake van een sluitende systematiek.

Vechtsportgala’s, evenementenvergunning: artikel 2:25 van de Apv

De Wet Bibob zal alleen standaard worden toegepast op de evenementenvergunning voor vechtsportgala’s. Een vechtsportgala betreft een professioneel en groots opgezet vechtsportevenement met een galakarakter. Uit de bevindingen van de bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyse vechtsportgala’s van het RIEC blijkt dat de organisatoren van vechtsportgala’s geregeld recente criminele antecedenten dan wel veroordelingen wegens misdrijven op hun naam hebben voor wat betreft de regio Den Haag. Er zijn sterke aanwijzingen dat dat de georganiseerde criminaliteit een niet te onderschatten invloed heeft op de organisatie van deze evenementen en er geld aan verdient. Verder blijkt dat verschillende vechtsportgala’s door (beroeps)criminelen worden gebruikt als gelegenheid om te netwerken.

De vechtsportevenementen met een toernooikarakter, waarbij de nadruk ligt op de uitoefening van de sport, worden niet getoetst aan de Wet Bibob. Een vechtsportevenement, dat wordt georganiseerd door een bij het NOC/NSF aangesloten landelijke sportbond of door een vereniging die lid is van een dergelijke bond, heeft immers een wezenlijk ander doel dan de vechtsportgala’s.

Bij vechtsportgala’s staat het amusement centraal waarbij naast de tribunes voor de gewone toeschouwers, rondom de ring vaak zogeheten VIP-tafels zijn.

Er zijn geen aanwijzingen of criminaliteitsbeeldanalyses waaruit blijkt dat bij de vergunning voor evenementen op het gebied van muziek, dans, toneel, en (professionele) sport sprake is van de betrokkenheid van criminelen en crimineel geld bij het organiseren van evenementen. Eén en ander laat onverlet de bevoegdheid van het bestuur om indien signalen, vanuit de ambtelijke organisatie, het Landelijke Bureau Bibob, van een andere overheid, van partners vanuit het RIEC en/of een OM-tip, daartoe aanleiding geeft een Bibob-toets uit te voeren.

Seksinrichtingen en escortbedrijven: vergunning artikel 3.4 Apv

Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een seksinrichting en/of escortbedrijf wordt standaard getoetst gezien de kwetsbaarheid van de branche, die gevoelig is voor uitbuiting en mensenhandel.

Head-, en smartshops: vergunning artikel 34b Apv

In de Apv van Nieuwkoop is een vergunningsstelsel voor head-, en smartshops opgenomen.Deze categorie aanvragen wordt standaard getoetst gezien de kwetsbaarheid van de branche voor criminele beïnvloeding.

Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten: artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a juncto artikel 2. 20 van de Wabo.

Bouwactiviteiten met een bedrijfsmatig karakter kunnen in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek worden onderworpen. De Bibob-toets zal plaatsvinden in het geval de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit valt in één van de onderstaande risico-categorieën en de – al dan niet samenhangende - activiteiten een bouwsom van euro 25.0000 excl. BTW) of meer overschrijden. Op deze manier wordt voorkomen dat kleinschalige verbouwingen ook aan een Bibob-toets worden onderworpen. Dit vanuit het oogpunt van proportionaliteit en administratieve lasten(verzwaring).

Bepaalde handelsactiviteiten en bepaalde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminaliteit,

Als risicocategorieën worden daarom aangewezen:

Autohandel/garages/leasebedrijven;

Handelingen met banden schrootverwerking/metaalrecycling en autodemontage;

Niet westerse wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s e.d.);

Horecabedrijven;

Smart-en headshops;

Seksinrichtingen inclusief escortbedrijven;

Wisselkantoren;

Belwinkels;

Zonnestudio’s.

Verder ondergrondse gebouwen met een grotere oppervlakte dan 25 m2 met uitzondering van parkeerkelders die publiek toegankelijk zijn, ongeacht de bouwsom.

Voor overige bouwaanvragen geldt dat standaard een Bibib-toets zal worden doorgevoerd indien de bouwsom meer dan € 1.000.000 (excl. BTW) bedraagt.

Bij een bouwsom die ligt tussen de € 500.000 en € 1.000.000 (excl. BTW) kan een Bibob-toetsing worden doorgevoerd.

Bovengenoemde categorieën vallen voor een gedeelte binnen een regulier vergunningenstelsel. Desondanks is een toetsingsmoment bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een activiteit wenselijk, aangezien een dergelijke aanvraag in de praktijk op een eerder moment wordt gedaan dan andere aanvragen om een beschikking. Een ondernemer verkrijgt hierdoor op een zo vroeg mogelijk moment enige duidelijkheid over een gunstige of negatieve beschikking naar aanleiding van een Bibob-toets. Er kan echter geen volledige zekerheid worden gegeven over de uitkomst van latere aanvragen om een beschikking bij een dergelijke toets, aangezien aanvragen voor verschillende vergunningen een verschillend toetsingskader hebben.

Bovenstaande aanvragen voor een omgevingsvergunning worden daarom getoetst in het kader van de Wet Bibob. De risico-categorieën kunnen op basis van nieuwe ontwikkelingen of signalen door het college worden aangepast.

Speelgelegenheden: artikel 2:39 van de Apv.

Omdat deze branche kwetsbaar is voor criminele beïnvloeding wordt deze vergunning onder de standaard-Bibob toets gebracht.

Omgevingsvergunning voor het milieu: artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor)

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken en enkele grote strafzaken blijkt dat het werkveldmilieu gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen.

Binnen dit werkveld is met name een deel van de afval- en autobranche gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder andere:

De branche is moeilijk controleerbaar door productversificatie en complexiteit;

De grote tendens tot monopolies en aaneensluiting van bedrijven waardoor de overheid buiten spel kan worden gezet en de overheidscontrole op illegale activiteiten kan worden verhinderd;

Door het opleggen van aangescherpte milieunormen stijgen de kosten. Hoe hoger de kosten des te aantrekkelijker is de illegale stort of verwerking; illegale stort in Oost-Europa en Afrika (Proba Koala);

Ondanks de hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving bestaan er veel mazen in de wet. Deze worden door malafide bedrijven uitgebuit; het behalen van hoge winstmarges door illegale verwerking of bewerking;

De discrepanties op wetgevingsgebied, handhavingsambitie en handhavingscapaciteit, waarvan malafide bedrijven gebruik maken.

Om voornoemde redenen zal de standaard Bibob-toets in ieder geval worden ingezet binnen de afval- en autobranche (demontage en opslag).

3.3 De risicogerichte benadering (‘kan- bepaling’)

In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al voldoende waarborgen biedt, is gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’). Afwegingen in het kader van proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid spelen hierbij een rol. Uitgangspunt daarom is een getrapte wijze van screenen, die begint met een integriteitstoets in het opstellen en uitvoeren van gemeentelijk beleid. Mocht er aanleiding toe zijn, dan wordt vervolgens aan de hand van een indicatorenlijst getoetst of een Bibob-toets onderdeel gaat uitmaken van de aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie. Bij indicatie van integriteitsrisico’s, wordt als ultimum remedium een Bibob-toets uitgevoerd.

Het bestuursorgaan zal daarnaast in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren indien het bestuursorgaan een tip van het Openbaar Ministerie en/of een signaal van een van de partners van het RIEC en/of een signaal van een andere overheid en/of een signaal van het Landelijk Bureau Bibob ontvangt. Dit geldt ook als uit eigen informatie en open bronnen blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is.

Hieronder volgt een overzicht van branches/transacties waarbij de Wet Bibob kan worden toegepast3.

Vastgoedtransacties

Gemeenten zijn als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook nog vastgoedtransacties met particulieren. De vastgoedsector is in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar, maar op onderdelen kwetsbaar voor criminele invloeden (rechtszaken Klimop inzake witwassen)4 .

Het college kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan” bepaling. Het is hierbij niet noodzakelijk om alle vastgoedtransacties te screenen. Er is in bijlage 3 bij de beleidslijn een selectie gemaakt aan de hand van de hoogte van het transactiebedrag (€ 500.000). Alle andere transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen na signalen vanuit een van de partners, politie, justitie en/of belastingdienst. Gemeenten kunnen hiertoe een verzoek om politie en justitiële informatie doen bij het RIEC. Het toetsingsmoment ligt in dit geval na het onderhandelingstraject, waarbij de gemeente partij is. Om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet aangaan, kan een ontbindende voorwaarde worden opgenomen in het koopcontract. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan. De Bibob toets wordt niet uitgevoerd in het geval de betrokken partij afkomstig is van een (semi) overheidsinstantie, toegelaten woning(bouw)corporatie of in geval van aankoop van vastgoed en/of gronden door de overheid. Zie ook de bijlage vastgoedovereenkomsten.

Subsidies

De verstrekking van subsidies is gebaseerd op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Nieuwkoop 2017. Na de wijziging van de wet Bibob is het niet meer vereist dat een subsidieverordening expliciet verwijst naar de Wet Bibob. Ook de vereiste goedkeuring van een dergelijke verordening door de minister van Veiligheid en Justitie is komen te vervallen. De aanvraag om een subsidiebeschikking kan worden geweigerd op grond van de Wet Bibob. Aangezien de accountantsverklaring en de gebruikelijke toets op rechtmatigheid en doelmatig gebruik al een barrière opwerpt, wordt bij de aanvraag om subsidie de risicogerichte benadering toegepast. In de praktijk zijn er tot op heden ook geen onregelmatigheden aan de orde geweest. Bovendien gaat het in de meeste gevallen om jaarlijks terugkerende aanvragen, wat het inschatten van een mogelijk integriteitsrisico vereenvoudigt.

Overheidsopdrachten

Het integriteitsbeleid bij aanbestedingen op het terrein van bouw, ICT en milieu is na de wetswijziging in 2013 ook onderdeel geworden van de Wet Bibob. De toegevoegde waarde bij aanbestedingen is echter beperkt. De Aanbestedingswet kent nl. zeven gronden (zgn. uitsluitingsgronden) waarop een aanbestedende dienst een gegadigde kan uitsluiten. Een gegadigde kan o.a. worden uitgesloten indien deze onherroepelijk is veroordeeld voor een delict inzake de professionele integriteit of deze een ernstige fout heeft begaan in de uitoefening van zijn beroep. De Wet Bibob kent ten aanzien van aanbestedingen geen extra weigeringsgrond. De reden hiervoor is dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en vergunningscriteria. In 2013 is in de nieuwe Aanbestedingswet bepaald dat de overheid als aanbestedende partij van gegadigden een integriteitsverklaring kan vragen (de zogenaamde ‘gedragsverklaring aanbesteden’ ofwel Gva). De gegadigde kan met deze verklaring ook aantonen dat de bovengenoemde uitsluitingsgronden niet op hem van toepassing zijn. De Gva wordt afgegeven door de Minister van Veiligheid en Justitie, welke onderzoek doet naar het justitiële verleden van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon.

Ten aanzien van het onderwerp integriteit is in het inkoop- en aanbestedingsbeleid van Nieuwkoop opgenomen dat de gemeente enkel met integere ondernemers zaken wil doen die zich niet bezighouden met criminele of illegale praktijken. In artikel 4.1, onder b van dit beleid is daartoe opgenomen dat een toetsing van de integriteit van Ondernemers bij inkoop en aanbesteding in beginsel mogelijk is door de toepassing van de uitsluitingsgronden of het hanteren van de Gva.

Get op bovenstaande is het college van mening dat het belang van een Bibob-toets bij aanbesteden een beperkt belang heeft en daarom kan worden volstaan met de ”kan” bepaling

3.4 Bibob-beleidslijn niet van toepassing

Coffeeshops

De burgemeester heeft op 9 september 2011 het beleid “Nulstelsel coffeeshops van de gemeente Nieuwkoop” vastgesteld. Op grond van dit beleid is de exploitatie van een coffeeshop binnen Nieuwkoop niet toegestaan. Mitsdien is Bibob-toetsing niet aan de orde.

Slijterijen

Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt:

Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet BIBOB, acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw BIBOB-beleid, met name voor slijterijen en particulieren die een bouwvergunning aanvragen, rekening mee te houden en indien het niet nodig is om BIBOB toe te passen, deze sectoren uit te zonderen

Voor deze beleidslijn neemt het college dit standpunt over en daarmee zet zij haar eerdere beleid in deze voort.

Speelautomatenhallen.

De raad heeft op 25 januari 2007 in artikel 3 van de “Verordening Speelautomaten gemeente Nieuwkoop 2007” bepaald dat de vestiging van een speelautomatenhal binnen de gemeente niet is toegestaan. Mitsdien is Bibob-toetsing niet aan de orde.

3.5 Ontwikkelingen

Outlawbikers

Al geruime tijd zijn er signalen dat leden van bepaalde motorclubs zich een positie verwerven in de georganiseerde misdaad (zogenaamde ‘outlawbikers’).

Zij worden in verband gebracht met intimidatie en, afpersing, geweld en vuurwapenbezit. Voorkomen moet worden dat deze outlawbikers zich een ondermijnende machtsbasis in de samenleving weten te verwerven. De aanpak van outlawbikers heeft daarom recent hogere prioriteit gekregen bij het OM en de politie. Ook de RIEC’s (waarin o.a. het lokale bestuur is vertegenwoordigd) worden hier actief bij betrokken. Landelijk wordt juridisch onderzocht hoe effectief tegen ‘ride-outs’kan worden opgetreden . Het RIEC heeft laten weten dat de ontwikkelingen worden gevolgd, doch dat dit nog niet tot aanpassing van haar model-beleidslijn heef geleid. Het college zal de ontwikkelingen ter zake blijven volgen en indien nodig, haar beleid hierop aanpassen.

3.6 Slotwoord

Het toepassingsbereik van de Wet Bibob wordt in de beleidslijn niet beperkt, maar nader gespecificeerd.

De beleidslijn is daarmee niet limitatief. De risicocategorieën kunnen op basis van nieuwe ontwikkelingen of signalen, door het college/burgemeester worden aangepast. Bovendien zal, behalve op de in de beleidslijn genoemde beschikkingen, opdrachten of transacties, het college/de burgemeester de Wet Bibob altijd in stelling brengen in bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat deze zou kunnen worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen, crimineel geld te (her) investeren of als ze een tip krijgt van het Openbaar Ministerie, een ander overheidsorgaan, het LBB of een signaal ontvangt van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband.


Noot
1

Als een vergunning aanvrager met criminele bedoelingen in de ene gemeente geconfronteerd wordt met Bibob-beleid dan is het denkbaar dat zij zich gaan richten tot gemeenten die “wat minder moeilijk doen”, het zogenaamde waterbed- of verplaatsingseffect.

Noot
2

Toegelaten door de minister van Volkshuisvesting, conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning.

Noot
3

“kan-bepaling” omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten opgenomen in paragraaf. 3.2.

Noot
4

ECLI:NL:HR:2016:1393