Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Nieuwkoop 2019

Geldend van 05-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Nieuwkoop 2019

De burgemeester van de gemeente Nieuwkoop;

Gelet op het bepaalde in artikel 1:3 lid 4, artikel 4:81, lid 1, titel 5.3 Algemene wet bestuursrecht, artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de “Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012” (hierna Apv);

Overwegende dat het nodig en wenselijk is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot zijn bevoegdheid gedragsaanwijzingen op te leggen bij de aanpak van ernstige en herhaaldelijke hinder als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet jo. artikel 279, eerste lid Apv;

besluit:

vast te stellen de Beleidsregel “Wet aanpak woonoverlast gemeente Nieuwkoop 2019”.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 1 juli 2017 is de “Wet aanpak woonoverlast” in werking getreden (Stb.2017,77). Deze wet behelst het opnemen van een nieuw artikel 151d in de Gemeentewet. Deze aanvulling van de Gemeentewet was het resultaat van een initiatief-wetsvoorstel van de Tweede Kamer.

Het nieuwe wetsartikel bepaalt dat de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid kan geven om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast (een) gedragsaanwijzing(en) op te leggen aan de overlastgever. Tot 1 juli 2017 had de gemeente grofweg twee mogelijkheden om dergelijke overlast aan te pakken. Ofwel het geven van een waarschuwing ofwel de rigoureuze maatregel om een woning te sluiten. De eerste optie werd als te licht beschouwd en de tweede te zwaar. De specifieke gedragsaanwijzing zou de aanpak van woonoverlast genuanceerder en effectiever moeten maken.

De gemeenteraad van Nieuwkoop heeft bij besluit van 7 maart 2019, nummer2019-022 besloten om toepassing te geven aan de Wet aanpak woonoverlast door toevoeging van artikel 2:79 aan de Apv. In het artikel is een zorgplicht om ernstige en herhaaldelijke woonoverlast te voorkomen en de bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van bestuursdwang in de vorm van een gedragsaanwijzing bij overtreding van de zorgplicht neergelegd.

Deze beleidsregel beschrijft de manier waarop de burgemeester van Nieuwkoop deze specifieke bevoegdheid toepast.

In hoofdstuk 2 zal eerst het juridisch kader worden weergegeven. Vervolgens zullen in hoofdstuk 3 de begrippen uit het juridisch kader worden verduidelijkt en waar nodig worden ingevuld en wordt de afbakening ten opzichte van andere bevoegdheden besproken. In hoofdstuk 4 is een stappenplan opgenomen waarin wordt weergegeven hoe gehandeld zal worden voordat wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

Bij de toepassing daarvan komt de burgmeester beleidsvrijheid toe en het bepaalde in deze beleidsregel laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 Juridisch kader

Artikel 4:81, eerste lid Algemene wet bestuursrecht

Een bestuursorgaan kan op grond van artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) beleidsregels vaststellen met betrekking tot aan hem toekomende bevoegdheden.

Artikel 151d van de Gemeentewet luidt als volgt:

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijk nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125 (Gemeentewet), eerste lid bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierder lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

Het nieuw ingevoegde artikel 2:79 Apv luidt als volgt:

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basis registratie personen is ingeschreven, draagt er zorg dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in de woning of op het erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van de woning of het erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit de woning of een erf.

Voor alle duidelijkheid geldt dat de opsomming in het artikel niet limitatief is. De burgemeester kan besluiten dat ook andere gevallen van overlast hieronder geschaard kunnen worden.

Overige wetgeving

Voorts is verder de Awb, nu sprake is van het opleggen van een last onder bestuursdwang dan wel een last onder dwangsom, van toepassing. De Wet tijdelijk huisverbod is verder (gedeeltelijk) van toepassing indien de gedragsaanwijzing bestaat uit een tijdelijk verbod om de woning te betreden, zoals bedoeld in lid 3 van artikel 151d Gemeentewet.

Ratio en doel beleidsregels

Voor de aanpak van ernstige woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet jo. artikel 2:79, eerste lid van de Apv is het nodig en wenselijk om beleidsregels te formuleren. De beleidsregels scheppen enerzijds meer duidelijkheid over de in artikel 2:79, eerste lid van de Apv opgenomen zorgplicht, zodat burgers (beter) in staat zijn hun gedrag hierop af te stemmen. Anderzijds maken de beleidsregels inzichtelijk in welke in welke gevallen en onder welke voorwaarden de burgemeester toepassing kan geven aan haar in artikel 2:79, tweede lid, van de Apv opgenomen discretionaire bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing.

De beleidsregels hebben tot doel:

  • 1.

    Op hoofdlijnen inzichtelijk te maken wat de aard en reikwijdte is van de in artikel 2:79, eerste lid, van de Apv opgenomen zorgplicht, zodat inwoners van Nieuwkoop hierop hun gedrag kunnen afstemmen (voorzienbaarheid);

  • 2.

    Te verduidelijken dat gemelde of geconstateerde vormen van (ernstige) woonoverlast eerst op zorgvuldige wijze in kaart wordt gebracht (zorgvuldigheid);

  • 3.

    Transparantie bieden over acties en maatregelen die een burger kan verwachten bij overtreding van zijn zorgplicht m.b.t. het voorkomen van ernstige woonoverlast, waarbij het onderscheid tussen een huurwoning en een koopwoning van invloed kan zijn op de keuze voor een bepaalde aanpak, maatregel of gedragsaanwijzing (voorzienbaarheid);

  • 4.

    Inzichtelijk te maken dat ernstige woonoverlast zal worden bestreden met op de kenmerken van het individuele geval toegesneden specifieke maatregelen of gedragsaanwijzingen, die qua aard en intensiteit zo goed mogelijk aansluiten bij de aard en de ernst van de overtreding van de zorgplicht, teneinde te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel(en) een einde komt aan de ernstige woonoverlast (proportionaliteit en subsidiariteit).

Afwijkingsbevoegdheid

Gelet op het karakter van de deze beleidsregel, kan in bijzondere omstandigheden - via de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb - worden afgeweken van de in de beleidsregel beschreven gedragslijn. Tenslotte is bij de toepassing van deze beleidsregel te onderkennen dat artikel 151d van Gemeentewet een nieuwe bevoegdheid creëert. Ten tijde van de vaststelling van deze beleidsregel bestaat met andere woorden nog geen bestendige, vaste bestuurlijke gedragslijn.

Hoofdstuk 3 Afbakening en begrippen

Afbakening ten opzichte van andere bevoegdheden

Het instrument van de gedragsaanwijzing is bedoeld als ultimum remedium. Het kan alleen worden ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Dit zal de burgemeester moeten motiveren. Er zal dan ook een stevig dossier moeten liggen voordat tot een gedragsaanwijzing wordt overgegaan. Daaruit zal bijvoorbeeld moeten blijken dat andere instrumenten al zijn geprobeerd zonder het gewenste resultaat. Of dat andere instrumenten geen oplossing binnen een redelijke termijn in het vooruitzicht stellen. Bovendien zijn er wellicht geen andere bevoegdheden voorhanden, zoals toepassing van artikel 13b Opiumwet bij drugsoverlast of de Woningwet bij bouwkundige gebreken.

Huurwoningen

Daar waar sprake is van overlast vanuit een huurwoning zal er afstemming plaatsvinden met de betreffende verhuurder. Gezamenlijk zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van een verhuurder voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van overlast ingezet kan worden om de overlast te beëindigen. Denk hierbij aan een (huurrechtelijke) gedragsaanwijzing of huurontbinding.

Indien een verhuurder alles in zijn macht ligt heeft ingezet om de overlast te beëindigen en er nog steeds sprake is van woonoverlast, of er ontstaat een urgente situatie dan kan de verhuurder aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 151d Gemeentewet.

Het instrument van de gedragsaanwijzing is voorts niet bedoeld om te worden ingezet voor het beslechten van burenruzies.

Toelichting begrippen 151d Gemeentewet en 2:79 Apv

ernstige en herhaaldelijke hinder” (woonoverlast), artikel 151d, eerste lid Gemeentewet

De wetgever heeft “ernstige woonoverlast” niet nader gedefinieerd en vooral beschreven aan de hand van voorbeelden van gedragingen die kwalificeren als (ernstige) woonoverlast. Het betreft daarmee een vaag containerbegrip met (in beginsel) een ruim toepassingsbereik. Vanwege het contextgebonden karakter ervan is het onmogelijk om alle potentiële situaties van ernstige woonoverlast op voorhand limitatief op te sommen. Ook de wijze waarop situaties van ernstige overlast met toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 151d Gemeentewet effectief kunnen worden aangepakt vergt steeds een maatwerkoplossing die zo goed mogelijk aansluit bij de individuele kenmerken en omstandigheden van de situatie.

“tegen betaling in gebruik geven aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de Basisregistratie Personen is ingeschreven” (Gemeentewet artikel 151d, eerste lid Gemeentewet)

De zorgplicht geldt ook ten aanzien van degene die een woning of erf tegenbetaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de Basisadministratie Personen van de gemeente is ingeschreven. Deze bepaling heeft betrekking op hinder als gevolg van verhuur via websites als Airbnb ten behoeve van toeristisch verblijf.

andere geschikte wijze” (artikel 151d, tweede lid Gemeentewet)

De burgemeester legt pas een specifieke gedragsaanwijzing op als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegen gegaan. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zullen in elke stap worden meegewogen. Proportionaliteit wil zeggen dat een opgelegde sanctie of straf proportioneel moet zijn aan, in verhouding moet staan tot, de begane overtreding.

Subsidiariteit betekent dat het lichtste middel wordt ingezet om het handhavingsdoel te bereiken. Een ingrijpendere maatregel is alleen toegestaan als met een lichtere niet kan worden volstaan. ‘

Andere wijzen voor beëindiging van woonoverlast die geschikt kunnen zijn: toepassing van andere bestuurlijke bevoegdheden (omschreven in bovenstaande alinea’s), geven van een waarschuwing, het geven van een gedragsaanwijzing door de woningbouwcorporatie, het gebruik van mediation of buurtbemiddeling of het door het slachtoffer zelf of door de verhuurder van een woning van de overlastgever aanspannen van een civielrechtelijke procedure. Pas als de burgemeester meent dat er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om de ernstige hinder tegen te gaan (blijkens uit de omstandigheid dat eerdere maatregelen of acties geen of onvoldoende soelaas hebben geboden), legt hij een last op. De gedragsaanwijzing dient als ‘ultimum remedium’. Dit sluit aan bij de eisen vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

“woning of een bij die woning behorend erf” (artikel 2:79, eerste lid Apv )

Met woning of bij die woning behorend erf wordt bedoeld de woning, de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals een portiek, de parterretrap, de gezamenlijke buitenruimte, enzovoorts.

“de onmiddellijke nabijheid” (artikel 2:79, eerste lid Apv )

Hieronder wordt en bijvoorbeeld verstaan: gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning. Maatgevend voor de begrenzing is dat er een directe relatie moet zijn met de woning en het bijbehorende erf.

“gebruiker van de woning of bijbehorend erf” (artikel 2:79, eerste lid Apv )

Hieronder wordt verstaan degene die de woning feitelijk bewoont. Er hoeft geen sprake te zijn van een huurrechtelijke- of eigendomsrelatie met de woning of het erf. Ook hoeft er geen sprake te zijn van een rechtmatige gebruiker. Een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt ook onder het begrip.

“gedragingen” (artikel 2:79, eerste lid Apv )

Hieronder vallen de gedragingen van zowel de gebruiker zelf als van anderen die zich op het perceel of in de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden. Het kan daarbij gaan om vrienden of gasten van de gebruiker, maar ook om een dier, b.v. een hond die overlast veroorzaakt.

“zorgplicht” (artikel 2:79, eerste lid Apv )

De gemeenteraad heeft in artikel 2:79 Apv, eerste lid bepaald dat degene die een woning of een bij de woning behorend erf gebruikt er zorg voor moet dragen dat er geen sprake is van gedragingen die ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Een gebruiker die niet aan de zorgplicht voldoet is in overtreding.

“omwonenden” (artikel 2:79, eerste lid Apv )

Hierbij gaat het om bewoners die woonachtig zijn in de directe nabijheid van de woning en het bijbehorende erf van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.

“ernstige en herhaaldelijke hinder” (artikel 2:79, eerste en tweede lid Apv )

Om te bepalen of hiervan sprake is zal de burgemeester teruggrijpen op de Memorie van Toelichting, waarin voor het begrip ernstige hinder een vergelijking wordt gemaakt met het begrip hinder uit artikel 37 boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast slaat het begrip ‘’ernstig” op de intensiteit van de hinder. De ernst van de hinder zal worden vastgesteld aan de normen die daarvoor in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn. Het woord “herhaaldelijk” duidt op een terugkerend karakter. Er kan géén gedragsaanwijzing worden gegeven op basis van één incident. De burgemeester houdt verder rekening met het feit dat Nederland een dichtbevolkt land is en burgers daardoor enige mate van hinder van elkaar zullen moeten dulden.

Op grond van de Apv-bepaling wordt onder “hinder” in elk geval verstaan:

  • geluid- of geurhinder;

  • hinder van dieren;

  • hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in de woning of op het erf aanwezig zijn;

  • hinder als gevolg van verwaarlozing van de woning of het erf;

  • intimidatie van derden vanuit de woning of op of vanaf het erf.

“last onder bestuursdwang of onder dwangsom” (artikel 2:79, tweede lid Apv )

De burgemeester is alleen dan bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, indien de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Als de raad de burgemeester de bevoegdheid heeft verleend tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, is de burgemeester ook bevoegd om, in plaats van een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom op te leggen. Dit volgt uit artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht. De last kan daarbij de vorm aannemen van een “aanwijzing” (gedragsaanwijzing).

“aanwijzing” c.q. gedragsaanwijzing” (artikel 2:79 tweede lid Apv )

Ter bestrijding van ernstige woonoverlast is de burgemeester bevoegd tot het geven van een specifieke gedragsaanwijzing. De gedragsaanwijzing neemt in juridische zin de vorm aan van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. In deze last staat dat de overlast gever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten zodat de overlast ophoudt. Er kan bijvoorbeeld bepaald worden dat de overlastgever slechts een beperkt aantal bezoekers per dag mag ontvangen, na een bepaalde tijd helemaal geen bezoekers meer mag ontvangen, het portiek leefbaar moet houden, geen luide muziek mag draaien, enzovoorts. De gedragsaanwijzing kan ook een verplichting (gebod) inhouden om psychische of sociale hulp te zoeken of een agressiereductietraining te volgen (Kamerstukken II, 34 007, 9, p.3).

De gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Awb. Titel 5.3 van de Awb (Herstelsancties) is van toepassing. Vanwege de bevoegdheidstoedeling is zoals eerder vermeld de burgemeester tevens bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen. Hierdoor kan de burgemeester een last onder dwangsom opleggen met de verplichting tot de betaling van een geldsom indien de last niet wordt uitgevoerd. De keuze voor een dwangsom of bestuursdwang wordt gemaakt op basis van de inschatting welke van de twee het meest effectief zal zijn. Bij de last onder dwangsom verbeurt de betrokken bewoner een dwangsom, indien deze niet, niet tijdig of niet volledig aan de opgelegde last voldoet. Bij de daadwerkelijke uitoefening van de bestuursdwang kan men denken aan het verwijderen van bezoekers uit de woning, het in beslag nemen van huisdieren, het verwijderen van vuilnis etc. Als blijkt dat een dwangsom geen succes oplevert, zal alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het moet voorts in het vermogen van de betrokkenen liggen om de hinderlijke gedragingen te beëindigen. Daarnaast mogen de nadelige gevolgen van de last niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het doel dat de last moet dienen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb). De kosten van bestuursdwang kunnen op grond van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overlastgever.

“tijdelijk huisverbod” (artikel 151, derde lid, Gemeentewet)

Een gedragsaanwijzing kan een tijdelijk huisverbod inhouden. Als er geen andere geschikte en minder belastende manier is om de hinder te beëindigen, is een tijdelijk huisverbod een optie.

Het opleggen van zo’n verbod is geregeld in de Wet tijdelijk huisverbod. Let wel: dit is een ander huisverbod dan die op grond van de Wet tijdelijk huisverbod in het kader van huiselijk geweld. Degene aan wie een tijdelijk huisverbod is opgelegd, is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het voorzien in alternatieve huisvesting. Binnen het brede palet van het bij wijze van bestuursrechtelijke herstelsanctie geven van een gedragsaanwijzing is het uitvaardigen van een tijdelijk huisverbod een ‘ultimum remedium’.

De last kan een tijdelijk verbod inhouden om niet aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Voor zover de rechtswaarborgen en andere en andere bepalingen van de Wet tijdelijk huisverbod niet specifiek zien op huiselijk geweld, zijn zij door de wetgever van overeenkomstige toepassing verklaard op het huisverbod in geval van “ernstige en herhaaldelijke” woonoverlast.

Zo geldt ook hier dat een huisverbod alleen kan worden opgelegd aan een meerderjarig persoon. Ook is uit de Wet tijdelijk huisverbod overgenomen dat het huisverbod een looptijd heeft van 10 dagen en door de burgemeester kan worden verlengd tot in totaal (dus inclusief die 10 dagen) vier weken. Het criterium voor verlenging is of er ernstige vrees is voor verdere overtreding. Tegen het huisverbod staat rechtstreeks beroep open bij de bestuursrechter.

“uitvoerbaarheid van de last”

Het moet in het vermogen van betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te staken. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. Dit vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Soms wordt de overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet bij machte zijn de overlast gevende gedragingen te staken. Een gedragsmaatregel op grond van de Wet aanpak woonoverlast is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel ter beëindiging van de overlast.

Hoofdstuk 4 Procedurele aanpak/stappenplan/procesbeschrijving

Op hoofdlijnen volgt hierna een stappenplan dat inzicht biedt in de wijze waarop en de gevallen waarin de burgemeester kan overwegen om gebruik te maken van de in artikel 2:79, tweede lid, neergelegde bestuursdwangbevoegdheid. Ook staat beschreven welke vorm de te geven gedragsaanwijzing kan aannemen.

Stap 1. Melding of signalering woonoverlast

Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken.

Omwonenden of anderen kunnen overlast zelf rechtstreeks melden bij de gemeente Nieuwkoop. Het kan ook zo zijn dat de gemeente Nieuwkoop, de politie, een woningcorporatie of één van de samenwerkingspartners van de gemeente mogelijke situaties van ernstige woonoverlast signaleert of rapporteert.

Stap 2. Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast

Meldingen die bij die bij de gemeente Nieuwkoop binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, toezichthouder of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen kan daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie. Belangrijk is immers om de precieze aard van een en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van “ernstige en herhaaldelijke woonoverlast” als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid van de Apv.

Stap 3. Dossiervorming

Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van “ernstige en herhaaldelijke” woonoverlast zal een dossier moeten worden aangelegd dat onder meer klachten, meldingen, concreet beschreven waarnemingen, registraties en (sfeer) rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen kan bevatten. De gemeente ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van de “ernstige en herhaaldelijke woonoverlast” noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. De gemeente zal relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dito dossieropbouw vormt immers een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79, tweede lid, van de Apv.

Stap 4. Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen.

Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde “ernstige woonoverlast” zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval (kunnen) zijn aangewezen.

Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken en een eerdere, minder ingrijpende interventie maatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid (het effectief tegengaan van de ernstige woonoverlast).

Op hoofdlijnen geldt daarbij een opbouw van licht naar zwaar: (1) eerst een “goed gesprek” (bijvoorbeeld met de wijkagent, burgemeester, via buurtbemiddeling of mediation), daarna (2) een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder dwangsom indien de overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd en, mocht ook dat geen effect sorteren, (3) het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

Stap 5. Daadwerkelijke inzet van maatregelen of het geven van een gedragsaanwijzing.

Bij de eerste stappen ter bestrijding van de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ – kort gezegd: het informele, althans op vrijwillige basis gelegde, contact met betrokken bewoner(s) en het geven van een ‘officiële waarschuwing’ – geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure.

Bij de toepassing van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing zal de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. De termijn voor het geven van een zienswijze is in principe twee weken. Rekening houdend met die zienswijze zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is dat het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om tijdig aan de last te kunnen voldoen.

Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang) is aangewezen of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang. Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als ‘ultimum remedium’.

Stap 6. Kostenverhaal

Uitgangspunt bij de toepassing van bestuursdwang is dat de kosten ervan voor rekening van de overtreder van de zorgplicht (artikel 2:79, eerste lid, Apv) komen. Derhalve als geen gevolg wordt gegeven aan de gedragsaanwijzing is de dwangsom in dat geval verbeurd. Of wordt de bestuursdwang geëffectueerd. De kosten die hiermee gemoeid zijn, worden op de veroorzaker verhaald.

Stap 7. Toezicht op naleving

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de politie en de bijzondere opsporingsambtenaren van de gemeente Nieuwkoop.

Hoofdstuk 5 Hardheidsclausule

In bijzondere situaties, waaronder die situaties die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel, kan de burgemeester van het bepaalde in deze beleidsregel afwijken.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt daags na bekendmaking in werking.

Ondertekening

Aldus besloten op 7 maart 2019

De burgemeester van Nieuwkoop,

F. Buijserd