Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleids- en nadere regels gemeentelijke belastingen Nijkerk 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2012

Intitulé

Beleids- en nadere regels gemeentelijke belastingen Nijkerk 2008

Het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk;

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 1 en 8 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008;

  • -

    artikel 2 en 10 van de Verordening hondenbelasting 2008;

  • -

    artikel 2 en 10 van de Verordening rioolrecht 2008;

  • -

    artikel 4 en 17 van de Verordening reinigingsheffingen 2008;

  • -

    artikel 2 van de Verordening forensenbelasting 2007;

  • -

    hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

  • -

    artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 231, 242, en 244 van de Gemeentewet juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 4:81 en 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C1 van de bij dat Besluit behorende bijlage;

B e s l u i t :

vast te stellen de navolgende regeling:

Beleids- en nadere regels op het gebied van de gemeentelijke belastingen Nijkerk 2008

Hoofdstuk 1: Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Artikel 1: Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel of hond). In de gevallen waarin dat voorkomt moet de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Nijkerk een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Artikel 2: Voorkeursvolgorde bij verschillende categorieën genothebbenden

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen en het rioolrecht die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

    • a.

      de vruchtgebruiker, c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • b.

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • c.

      de erfpachter dan wel de beklemde meier;

  • 2.

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • 3.

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 3: Voorkeursvolgorde binnen één categorie genothebbenden

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen en het rioolrecht die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

  • 2.

    degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

  • 3.

    degene die in de gemeente woont of is gevestigd;

  • 4.

    degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

  • 5.

    bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

  • 6.

    een natuurlijk persoon boven een niet natuurlijk persoon;

  • 7.

    degene die bij de afdeling Facilitaire Dienstverlening en Belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is.

Artikel 4: Voorkeursvolgorde bij de onroerende-zaakbelastingen van gebruikers van niet-woningen

Met betrekking tot de onroerende -zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van niet-woningen, wordt indien sprake is van een vennootschap onder firma(vof), maatschap of commanditaire vennootschap de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    de vennoot/maat die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • 2.

    de oudste vennoot/maat in leeftijd;

  • 3.

    de vennootschap die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 5: Voorkeursvolgorde bij de hondenbelasting, het rioolrecht van gebruikers, de afvalstoffenheffing en de forensenbelasting

  • 1. degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • 2. degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) wordt aangewezen als hoofdbewoner;

  • 3. degene die de huur van het gehele belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, betaalt aan een elders wonende verhuurder;

  • 4. de oudste in leeftijd;

  • 5. degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 6: Samenvoegen van aanslagen op één aanslagbiljet

Indien en voor zover aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

  • 1.

    ingevolge de artikelen 2 en 3 kan worden aangewezen;

  • 2.

    ingevolge artikel 4 kan worden aangewezen;

  • 3.

    ingevolge artikel 5 kan worden aangewezen.

Artikel 7: Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde

De artikelen 2 tot en met 6 vinden geen toepassing indien:

  • 1.

    de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorafgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

  • 2.

    bij de afdeling Facilitaire Dienstverlening en Belastingen bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover vooraf kan worden bezien dat dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Artikel 8: Situatie bij aanvang belastingtijdvak beslissend

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 9: Doel van de voorkeursvolgorde rechtvaardigt afwijking daarvan

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 10: Wijzigingen voorkeursvolgorde

Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 11: Willekeur

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur (Beroep bij de rechter is mogelijk).

Artikel 12: Heffing op andere wijze

Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 2 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13: Overig

In gevallen waarin niet middels het voorstaande is voorzien beslist de heffingsambtenaar.

Hoofdstuk 2: Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Artikel 1: Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de gemeente op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan één van de belanghebbenden verzenden. De gemeente Nijkerk hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Artikel 2: Het aanwijzen van een WOZ belanghebbende in een keuzesituatie

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, is het bepaalde in Hoofdstuk 1 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3: Nadere regels in verband met automatische incasso

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    materiële belastingschuld: de belastingschuld, zoals deze ontstaat op grond van de gemeentelijke belastingverordeningen, waarop nog geen betalingsplicht rust;

  • -

    formele belastingschuld: het bedrag aan gemeentelijke belastingen dat op het aanslagbiljet staat vermeld en daadwerkelijk moet worden betaald;

  • -

    belastingjaar: periode van 1 januari tot en met 31 december waarover de gemeentelijke belastingen worden geheven;

  • -

    de incassant: de gemeente Nijkerk;

  • -

    belastingplichtige: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de belasting verschuldigd is.

Artikel 2: Doel van de automatische incasso

De automatische incasso heeft tot doel de formele belastingschuld van de belastingplichtige gedurende het belastingjaar te spreiden en in negen maandelijkse termijnen automatisch te incasseren.

Artikel 3: Gemeentelijke belastingen

In de automatische incasso zijn de volgende gemeentelijke belastingen opgenomen:

  • -

    onroerende-zaakbelastingen;

  • -

    hondenbelasting;

  • -

    rioolrechten;

  • -

    afvalstoffenheffing (vastrecht)

  • -

    reinigingsrechten (vastrecht)

  • -

    ledigen containers en gebruik van een ondergrondse afvalcontainer

Artikel 4: Deelname aan de automatische incasso

De incassant kan de deelname aan de automatische incasso weigeren indien er omstandigheden worden geconstateerd die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.

Artikel 5: Aanmelding

  • 1. Aanmelding vindt plaats door vóór 31 maart van het belastingjaar de groene machtigingskaart in te leveren bij of toe te zenden aan de afdeling Facilitaire Dienstverlening en Belastingen van de gemeente Nijkerk.

  • 2. De machtiging tot automatische incasso wordt zonder tegenbericht ieder jaar stilzwijgend verlengd.

Artikel 6: Berekening termijnbedrag

  • 1. Indien de machtiging is verleend voordat de belastingaanslag is verzonden of stilzwijgend is verlengd, dan wordt het termijnbedrag vastgesteld over een periode van negen incassotermijnen. De data van de termijnen die worden afgeschreven staan op de aanslag vermeld. Het bedrag is telkens een negende deel van de aanslag.

  • 2. De incassant heeft het recht, indien de hoogte van de formele belastingschuld daartoe aanleiding geeft, om gedurende het belastingjaar de hoogte van het termijnbedrag te wijzigen. De belastingschuldige wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 3. Indien er tijdens de incassoperiode een vermindering op de belastingaanslag wordt verleend, wordt het bedrag van de vermindering in mindering gebracht op de nog resterende termijnbedragen.

  • 4. In afwijking van het gestelde onder punt 1 tot en met 3 wordt de nota voor het ledigen van containers en het gebruik van een ondergrondse afvalcontainer in één keer geïncasseerd en wel binnen veertien dagen na dagtekening van de nota.

Artikel 7: Tijdstip van afschrijving

De incassant zal de termijnbedragen automatisch afschrijven rond de 30e dag van elke maand. Het eerste termijnbedrag wordt afgeschreven in de maand van de eerste vervaldag.

Artikel 8: Termijnbedrag

Het totale belastingbedrag wordt verdeeld in negen vrijwel gelijke termijnbedragen.

Artikel 9: Aanslagoplegging

Het aanslagbiljet is voorzien van een dagtekening en de negen vervaldata.

Artikel 10: Ontbindende voorwaarden

De automatische incasso wordt beëindigd:

  • 1.

    indien de automatische incasso van drie al dan niet opvolgende betalingstermijnen niet kan worden uitgevoerd;

  • 2.

    indien de belastingplichtige in surséance van betaling of in staat van faillissement verkeert;

  • 3.

    indien ten aanzien van de belastingplichtige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

  • 4.

    indien de belastingplichtige naar het buitenland vertrekt of dreigt te vertrekken;

  • 5.

    indien er anderszins omstandigheden worden geconstateerd die een regelmatig verloop van de incasso zouden kunnen belemmeren;

  • 6.

    indien de belastingschuldige de machtiging opzegt, door het inzenden van de rode intrekking machtigingskaart.

Artikel 11: Overlijden

  • 1. Bij overlijden van de belastingplichtige dient de automatische incasso zo spoedig mogelijk door de wettelijke vertegenwoordiger te worden beëindigd.

  • 2. De erven kunnen de automatische incasso voortzetten door het afgeven van een nieuwe machtiging, welke aan het einde van het lopende belastingjaar door de erven moet worden stopgezet.

Artikel 12: Echtscheiding

  • 1. Echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst van de belastingplichtige beëindigt de automatische incasso niet.

  • 2. Indien als gevolg van de echtscheiding of ontbinding van de samenlevingsovereenkomst niet meer kan worden geïncasseerd op het bestaande rekeningnummer, dan dient de belastingplichtige zo spoedig mogelijk schriftelijk het rekeningnummer mede te delen waarop de automatische incasso kan plaatsvinden.

Artikel 13: Verhuizing

Verhuizing van de belastingplichtige beëindigt de automatische incasso niet.

Artikel 14: Wijziging bank- of gironummer automatische incasso

Wijzigingen betreffende het bank- of gironummer dienen terstond schriftelijk te worden gemeld aan de invorderingsambtenaar van de gemeente Nijkerk.

Artikel 15: Terugstorting

  • 1. Indien de belastingplichtige het niet eens is met een afgeschreven termijnbedrag, dan kan hij/zij de bank- of giro-instelling opdracht geven het termijnbedrag op zijn/haar rekening terug te storten.

  • 2. De opdracht tot terugstorting wordt gegeven door een gele terugboekingskaart aan de eigen bank- of giro-instelling te zenden.

Artikel 16: Beëindiging van de incasso-overeenkomst

De automatische incasso kan door de belastingplichtige te allen tijde worden beëindigd door het inzenden van een rode “intrekking machtiging” kaart. In dat geval is de resterende belastingschuld direct invorderbaar dan wel geldt de laatste vervaldag welke vermeld staat op het aanslagbiljet als de dag waarop de betaling op de rekening van de incassant moet zijn ontvangen.

Hoofdstuk 4: Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen

Artikel 1: Reikwijdte en definities

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

  • 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen als bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

    • d.

      het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of de kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;

    • e.

      de belastingaanslag: de aanslag als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

      • 1.

        de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag:

        het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

      • 2.

        het aanslagbiljet:

        de kennisgeving van het in onderdeel 1 bedoelde bedrag.

    • f.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2: Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag, dat vermeld staat op het aanslagbiljet, had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,00 lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag, dat vermeld staat op het aanslagbiljet, verleent de heffingsambtenaar vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 3: Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4: Jurisprudentie

  • 1. Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het hof of de rechtbank is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5: Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Hoofdstuk 5: Beleidsregels inzake de toepassing van wegingsfactoren proceskosten in belastingzaken

Artikel 1: Belastingbedrag

In deze beleidsregel wordt verstaan onder een belastingbedrag:

  • a.

    het bedrag van een belastingaanslag tezamen met de bij de belastingaanslag opgelegde bestuurlijke boete, of:

  • b.

    indien geen belastingaanslag is vastgesteld, maar wel een bestuurlijke boete is opgelegd: het bedrag van de boete, of:

  • c.

    het bedrag van de belasting die op aangifte is voldaan.

Artikel 2: Belastingaanslag

Onder een belastingaanslag wordt mede verstaan een bedrag als bedoeld in artikel 233a, lid 2, aanhef en onderdeel a, Gemeentewet.

Artikel 3: Wegingsfactoren

Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt een zaak aangemerkt als

  • a.

    zeer licht indien in geschil is:

    • a.1.

      een belastingbedrag van minder dan € 450,-- of:

    • a.2.

      een waarde van minder dan € 45.000,-- of:

    • a.3.

      een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van minder dan € 450,-- dan wel met een waarde van minder dan € 45.000,--;

  • b.

    licht indien in geschil is:

    • b.1.

      een belastingbedrag van € 450,-- of meer, maar minder dan € 900,-- of:

    • b.2.

      een waarde van € 45.000,-- of meer, maar minder dan € 90.000, -- of:

    • b.3.

      een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 450,-- of meer, maar minder dan € 900,-- dan wel met een waarde van € 45.000,-- of meer, maar minder dan € 90.000,--;

  • c.

    gemiddeld indien in geschil is:

    • c.1.

      een belastingbedrag van € 900,-- of meer, maar minder dan € 6.750,-- of:

    • c.2.

      een waarde van € 90.000,-- of meer, maar minder dan € 675.000,-- of:

    • c.3.

      een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 900,-- of meer, maar minder dan € 6.750,-- dan wel met een waarde van € 90.000,-- of meer, maar minder dan € 675.000,--;

  • d.

    zwaar indien in geschil is:

    • d.1.

      een belastingbedrag van € 6.750,-- of meer, maar minder dan € 22.500,-- of:

    • d.2.

      een waarde van € 675.000,-- of meer, maar minder dan € 2.250.000,-- of:

    • d.3.

      een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 6.750,-- of meer, maar minder dan € 22.500,-- dan wel met een waarde van € 675.000,-- of meer, maar minder dan € 2.250.000,--;

  • e.

    zeer zwaar indien in geschil is:

    • e.1.

      een belastingbedrag van € 22.500,-- of meer of:

    • e.2.

      een waarde van € 2.250.000,-- of meer of:

    • e.3.

      een belang, niet zijnde een belastingbedrag of een waarde, dat in zwaarte vergelijkbaar is met een belastingbedrag van € 22.500,-- of meer, dan wel met een waarde € 2.250.000,-- of meer.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

  • 1. De beleids- en nadere regels gemeentelijke belastingen Nijkerk 2007 van 27 februari 2007 worden ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. De beleids- en nadere regels treden in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 3. De beleids- en nadere regels worden aangehaald als “Beleids- en nadere regels gemeentelijke belastingen Nijkerk 2008”.

Ondertekening

Nijkerk, 1 november 2007

Burgemeester en wethouders van Nijkerk,

De loco-secretaris

G. van Beek

de burgemeester

mr. drs. G.D. Renkema