Regeling vervallen per 01-01-2007

Subsidieregeling onderhoud monumenten 2001

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2006

Intitulé

Subsidieregeling onderhoud monumenten 2001

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 november 2001;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende Verordening Subsidieregeling onderhoud monumenten 2001.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Monument:

    een object, dat op het moment van indiening van een subsidieaanvraag is ingeschreven:

    • -

      in het vastgestelde (rijks)register van beschermde monumenten als bedoeld in artikel 6, lid 1 van de Monumentenwet 1988 of waarover door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in de zin van artikel 3 , lid 2 van die wet advies is gevraagd;

    • -

      in de vastgestelde monumentenlijst van de gemeente Nijkerk of waartoe het voornemen tot inschrijven op deze gemeentelijke monumentenlijst bestaat.

    Bijgebouwen en andere aanhorigheden bij een monument worden als monument aangemerkt indien deze worden vermeld in de redengevende omschrijving van het monument.

  • b.

    Onderhoud:

    werkzaamheden, die noodzakelijk zijn om een monument wind- en waterdicht, alsmede in goede staat te houden en die gericht zijn op het handhaven en herstellen van een historisch verantwoorde staat van een monument en het voorkomen of verminderen van groot onderhoud en kostbare restauraties;

  • c.

    Subsidieplafond:

    het bedrag, dat gedurende het begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens deze regeling;

  • d.

    Betalingsbewijzen:

    rekeningen, vergezeld van kopieën van giro- of bankafschriften of contant betaalde rekeningen voorzien van een verklaring met handtekening van de desbetreffende firma.

Artikel 2 Subsidie

Het College van Burgemeester en wethouders kent op grond van deze regeling subsidie toe in de kosten van onderhoud van monumenten ten behoeve van het behoud van het karakteristieke aanzien van stad, dorp en landschap in de gemeente Nijkerk.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. Het college van Burgemeester en wethouders stelt jaarlijks het bedrag vast, dat ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens deze regeling.

  • 2. Het College van Burgemeester en wethouders stellen regels vast met betrekking tot de verdeling van het op grond van het subsidieplafond beschikbaar zijnde bedrag over de subsidieaanvragers.

  • 3. Wanneer in enig jaar een aanvraag niet kan worden gehonoreerd vanwege overschrijding van het subsidieplafond, vindt uitkering van de subsidie plaats in het daarop volgende jaar, waarbij de volgorde van binnenkomst van aanvragen wordt aangehouden.

Artikel 4 Doelgroep

Het subsidie als bedoeld in artikel 2 kan uitsluitend worden verstrekt aan de natuurlijke of de rechtspersonen die krachtens enig zakelijk of duurzaam persoonlijk recht het genot heeft van een monument.

Artikel 5 Uitsluitingen van subsidie

  • 1. In de kosten van onderhoud wordt geen subsidie verstrekt voor zover deze kosten:

    • a.

      op grond van een verzekeringsovereenkomst zijn gedekt;

    • b.

      op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) op verschuldigde belasting in aftrek gebracht kunnen worden.

    • c.

      door een overheidssubsidie, anders dan die voortvloeiend uit de subsidieregelingen in het kader van de monumentenzorg, worden gedekt.

  • 2. Evenmin wordt subsidie verstrekt in de kosten van onderhoud uitgevoerd door een bedrijf, dat geen vergunning bezit van de Kamer van Koophandel en Fabrieken als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven 1954, dan wel op basis van deze wet vastgestelde Vestigingsbesluiten.

  • 3. Indien een monument krachtens de gemeentelijke monumentenlijst uitsluitend beschermd is vanwege een enkel onderdeel, wordt voor het overige deel van het monument geen subsidie verleend.

Artikel 6 Criteria monumenten

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen kan het subsidie in de kosten van onderhoud uitsluitend worden verstrekt indien het monument, waaraan de werkzaamheden worden verricht naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a.

    40 jaar of ouder is;

  • b.

    voldoende betekenis heeft wegens schoonheid, architectonische, landschappelijke, volkskundige, bouwhistorische, cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde;

  • c.

    zich in een zodanige bouwkundige staat bevindt of bevond dat de te subsidiëren activiteit(en) zinvol is.

Artikel 7 Inspectie

De aanvrager van subsidie dient een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige of deskundige instantie of ambtena(a)r(en) in dienst van de gemeente Nijkerk desgewenst de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de gesubsidieerde activiteiten worden of zijn uitgevoerd te inspecteren.

Artikel 8 Verzekering

Degene, voor wie krachtens deze regeling subsidie is verstrekt, dient het monument in redelijke staat van onderhoud te houden en dient deze voldoende te verzekeren en verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

SUBSIDIABELE WERKZAAMHEDEN

Artikel 9 Subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en -kosten

  • 1. Het subsidie kan uitsluitend worden verstrekt ten behoeve van de volgende onderhouds werkzaamheden:

    • a.

      buiten- en daarmee samenhangend binnenschilderwerk, voor zover het betreft de buitenramen, buitenkozijnen en buitendeuren;

    • b.

      herstel en vernieuwen van rieten daken (met deklatten en herstel van sporen);

    • c.

      herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met tengels en panlatten), leien, lood, zink of koper en uitsluitend in samenhang hiermee het herstel van gedeelten van dakbeschot en sporen;

    • d.

      herstel van goten in zink, koper of lood inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren en het aanbrengen van voor de waterafvoer noodzakelijke goten, waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

    • e.

      herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken en herstel of terugplaatsen van stoepen, roedenverdeling, lijstwerk en luiken;

    • f.

      herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

    • g.

      herstel van dak- of torenluiken en loopbruggen en het afgazen van torenluiken en het nemen van beperkte maatregelen tegen duivenoverlast;

    • h.

      inboeten, herstel van gedeelten van muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

    • i.

      op kleine schaal vervangen of inboeten van natuursteen;

    • j.

      behandelen van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • k.

      herstel van gedeelten van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen,balkkoppen, spantbenen);

    • l.

      herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen beschermende beglazing voor gebrandschilderd glas of historisch waardevol glas;

    • m.

      vervangen en herstel van overige bouwelementen van grote zeldzaamheid of met historische waarde;

    • n.

      het plaatsen van achterzetbeglazing in samenhang met herstel van historische waardevolle ramen;

    • o.

      het gangbaar houden van historische krachtwerktuigen en machines;

    • p.

      herstel c.q. vervangen van de bestaande en indien nodig aanbrengen van bliksembeveiliging;

    • q.

      orgels: het stemmen, het verhelpen van storingen en het bijregelen van het mechaniek, alsmede incidentele werkzaamheden aan het pijpwerk van orgels;

    • r.

      het aanbrengen van inspectievoorzieningen, zoals dakluiken en klimhaken.

  • 2. Als subsidiabele kosten kunnen worden aangemerkt de kosten verbonden aan de uitvoering van subsidiabel geachte onderhoudswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor zover het betreft:

    • a.

      de directe kosten, dat wil zeggen de loonkosten en de materiaalkosten;

    • b.

      de indirecte kosten, dat wil zeggen de algemene bouwplaatskosten, de algemene bedrijfskosten en de winst;

    • c.

      de BTW.

DE AANVRAAGPROCEDURE EN -VOORSCHRIFTEN

Artikel 10 Aanvraag

  • 1. De aanvraag om subsidie geschiedt door middel van een door het College van Burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag om een subsidie dient te worden overlegd:

    • a.

      een technische omschrijving van de te verrichten werkzaamheden of een bestek;

    • b.

      een daaraan gerelateerde gespecificeerde begroting op basis van een door het College van Burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier en aan de begroting gerelateerde plan- en detailtekeningen met foto's van de bestaande toestand met aanduiding van -de gebreken c.q. bouwtechnische toestand;

    • c.

      een recent inspectierapport opgesteld door de afdeling Bouw- en Woningtoezicht of een andere onafhankelijke deskundige of onafhankelijke deskundige instelling.

    • d.

      Een kopie van een verzekeringsovereenkomst tegen brand-, storm- en bliksemschade ten behoeve van het monument;

    • e.

      Indien van toepassing een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen BTW verschuldigd is over de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 3. Het College van Burgemeester en wethouders kan bepalen dat naast de in het tweede lid bedoelde bescheiden ook andere bescheiden worden overgelegd, waartoe onder meer gespecificeerde offertes kunnen behoren.

  • 4. Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft overlegd, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager binnen 4 weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen 2 weken de door hen aan te geven ontbreken de gegevens over te leggen.

  • 5. Indien toepassing is gegeven aan het vierde lid en de aanvrager niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn van 2 weken de ontbrekende gegevens heeft overgelegd, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen met ingang van de dag, volgend op de laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn van 2 weken tenzij terzake een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 21 van deze regeling.

BEGRENZING SUBSIDIE EN SUBSIDIEPERCENTAGE

Artikel 11 Subsidieminima

  • 1. Het subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien de door het College van Burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten van het in artikel 10 bedoelde onderhoud per aanvraag het bedrag van € 680 te boven gaan.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de arbeid van de eigenaar / aanvrager (zelfwerkzaamheid) ten behoeve van de onderhoudswerkzaamheden niet subsidiabel en de met deze arbeid gemoeide materiaalkosten slechts subsidiabel indien deze kosten het bedrag van € 450 te boven gaan.

  • 3. In hetzelfde kalenderjaar kan slecht eenmaal onderhoudsubsidie voor een monument worden verstrekt.

Artikel 12 Maximum subsidie en – subsidiepercentage

  • 1. Het subsidie in de kosten van onderhoud aan monumenten bedraagt maximaal 25% van de door burgemeester en wethouders in totaal subsidiabel geachte, kosten tot een bedrag van maximaal € 5.680 per aanvraag.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het College van Burgemeester en wethouders afwijken van het gestelde onder lid 1 van dit artikel.

SUBSIDIEVERLENING

Artikel 13 Beschikkingstermijn

  • 1. Een aanvraag is ingediend op de dag waarop deze aanvraag, inclusief alle in artikel derde lid van deze regeling genoemde bescheiden, aan burgemeester en wethouders is overgelegd.

  • 2. Burgemeester en wethouders beschikken uiterlijk binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag inclusief alle benodigde bescheiden.

  • 3. De in het tweede lid genoemde termijn kan met ten hoogste 8 weken worden verlengd.

Artikel 14 Onafhankelijk deskundig advies

  • 1. Alvorens een beslissing op een aanvraag te nemen kunnen burgemeester en wethouders terzake een onafhankelijke deskundige of deskundige instanties om advies vragen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 14 wordt op een aanvraag, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders een advies hebben gevraagd niet beslist dan nadat de betreffende deskundige of deskundige instantie gedurende 8 weken in de gelegenheid is gesteld haar gevoelens hieromtrent kenbaar te maken.

Artikel 15 Melding en uitvoeringstermijn

  • 1. Om in aanmerking te komen voor verlening van subsidie mag met de uitvoering van de restauratie, de conserveringswerkzaamheden of het haalbaarheidsonderzoek niet worden begonnen, dan nadat deze subsidie is verleend en voor zover voor de werkzaamheden een vergunning ingevolge de vastgestelde gemeentelijke monumentenverordening is vereist, deze vergunning door burgemeester en wethouders is afgegeven.

  • 2. De aanvang van het werk moet tenminste 2 weken van te voren worden gemeld aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Het subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is begonnen.

  • 4. De uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden dient te zijn voltooid binnen 24 maanden na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 16 Wijze van uitvoering

  • 1. De werkzaamheden ten behoeve waarvan het subsidie is verleend mogen niet in afwijking van de terzake verstrekte gegevens worden uitgevoerd dan na schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het College van Burgemeester en wethouders kan - naast de bij de subsidieverlening van toepassing verklaarde bepalingen uit de provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van onderhoud en restauratie van monumenten"- aanwijzingen geven met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan subsidie is verleend.

SUBSIDIEVASTSTELLING EN -UITBETALING

Artikel 17 Naleving uitvoeringsvoorschriften/ gereedmelding

  • 1. Het subsidie kan uitsluitend overeenkomstig het verleende subsidie worden vastgesteld als de wijze waarop de onderhoud is uitgevoerd, heeft plaatsgevonden overeenkomstig de subsidieverlening en de van toepassing verklaarde provinciale "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten 1997" en aanvullende aanwijzingen, bedoeld in artikel 15, tweede lid.

  • 2. Ten behoeve van de werkzaamheden die niet overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde uitvoeringsvoorschriften zijn uitgevoerd, wordt geen subsidie vastgesteld.

  • 3. Ter vaststelling van het subsidie voor onderhoud wordt binnen 4 maanden na de feitelijke beëindiging van de werkzaamheden aan het College van Burgemeester en wethouders overgelegd:

    • a.

      een gespecificeerde, aan de begroting van de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten gerelateerde, financiële verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten en baten, vergezeld van afschriften van rekeningen en betalingsbewijzen (geen bankoverschrijvingsformulieren);

    • b.

      indien de betaalbewijzen mede betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij het bedrijf van aanvrager dan wel op door de aanvrager in loondienst genomen personeel voor het uitvoeren van de restauratiewerkzaamheden, of op door de aanvrager ten behoeve van zijn bedrijf verrichte arbeid, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt hoeveel arbeidstijd en voor welk bedrag door dat personeel of de aanvrager aan die restauratiewerkzaamheden is besteed, alsmede de wijze waarop deze kosten zijn voldaan;

    • c.

      indien van toepassing een verklaring, waaruit blijkt dat op grond van de Wet op de Omzetbelasting (Staatsblad 1968, 329) geen BTW verschuldigd is over de gemaakte subsidiabele kosten.

  • 4. Het College van Burgemeester en wethouders kan bepalen, dat naast de in het derde lid genoemde bescheiden ook andere bescheiden worden overgelegd.

  • 5. Bij de vaststelling van het subsidie worden in ieder geval niet als subsidiabele kosten aangemerkt de kosten die uitgaan boven de raming van het totaal aan subsidiabel geachte kosten in de begroting, die aan de subsidieverlening ten grondslag heeft gelegen. Meer- en minderwerk voor uitgevoerde werkzaamheden, mits subsidiabel geacht, kunnen binnen dit totaal met elkaar worden verrekend.

Artikel 18 Beschikkings- en uitbetalingstermijn / Uitsluiting voorschotregeling

  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van alle in artikel 16, derde en vierde lid van deze regeling genoemde bescheiden.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste 8 weken worden verlengd.

  • 3. Het bepaalde in artikel 13 van deze regeling is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Uitbetaling van het subsidie geschiedt binnen 4 weken na vaststelling van het subsidie door overmaking op een rekening bij een in Nederland gevestigde bankinstelling ten gunste van degene aan wie de beschikking tot subsidievaststelling is gericht.

  • 5. Op het subsidie ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden wordt geen voorschot uitbetaald.

SANCTIEBEPALINGEN

Artikel 19 Wijziging/intrekking subsidievaststelling / Terugvordering subsidie

Indien een aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de in deze regeling vastgestelde voorschriften niet nakomt, kunnen burgemeester en wethouders de eerder ten behoeve van een subsidie krachtens deze regeling vastgestelde beschikking wijzigen en uitbetaalde subsidie terugvorderen.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Ontheffing en bijzondere voorschriften.

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen:

  • a.

    ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze regeling;

  • b.

    bijzondere voorschriften stellen.

Artikel 21 Machtiging tot betreden van ruimten en plaatsen ( niet zijnde woningen)

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze regeling dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 22 Citeerartikel en inwerkingtreding verordening

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als “subsidieregeling Onderhoud Monumenten 2001" en treedt in werking met ingang 1 januari 2002.

  • 2. De "Onderhoudsregeling monumenten 1998", van de gemeente Nijkerk en de “Subsidieverordening Onderhoud Monumenten Hoevelaken” (1998) worden ingetrokken met ingang van de in lid 1 bedoelde ingangsdatum.

Artikel 23 Waarborging bestaande rechten en verplichtingen

Bestaande rechten en verplichtingen die zijn ontstaan op basis van de "Onderhoudsregeling monumenten 1998" blijven ongewijzigd van kracht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Nijkerk op 20 december 2001,

de secretaris

H. Verheij

de voorzitter

B. Vries

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemeen

Monumenten kunnen uit hoofd- en bijgebouwen en andere aanhorigheden bestaan of een samengesteld geheel van aparte onderdelen betreffen.

Tot de bijgebouwen en andere aanhorigheden worden gerekend koetshuizen, pompen, hekken, hooibergen, schuren, bakhuisjes etc.

Bij interieuronderdelen kan worden gedacht aan: schouwen, balustrades, trappen, plafonds (in stuc of hout), schilderingen, vloeren, portalen etc.

In het kader van deze regeling mogen bij de onderhoudskosten de kosten van zelfstandige onderdelen van het monument in de subsidieaanvraag voor het hoofdobject (mede) opgenomen zijn.

De redengevende omschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst is in dat geval bepalend, dat wil zeggen, dat of een onderdeel tot het hoofdobject behoort uit de omschrijving moet zijn af te leiden.

Artikel 1, lid a: monument

Deze regeling is van toepassing zowel op objecten, die zijn opgenomen in het rijksmonumentenregister en de gemeentelijke monumentenlijst en op objecten, waartoe -ingevolge het gemeentelijke beleid - het voornemen bestaat deze in te schrijven op de gemeentelijke lijst. Een voorgenomen inschrijving wordt zowel van rijks- als provinciewege niet acceptabel geacht voor de verstrekking van onderhoudssubsidie. Conform de gemeentelijke praktijk komen ook rijksmonumenten in aanmerking voor een gemeentelijk onderhoudssubsidie.

Artikel 1, lid b : onderhoud

De begripsomschrijving van “onderhoud” is zodanig geformuleerd, dat daaronder zowel begrepen kunnen worden de werkzaamheden, die erop gericht zijn de bouwkundige staat van een monument op peil te houden als de werkzaamheden, die worden uitgevoerd om de orgels bespeelbaar te houden. (zie hiervoor artikel 10, lid 1 onder q).

In artikel 10 wordt per categorie aangegeven welke werkzaamheden als onderhoudswerkzaamheden worden aangemerkt. Voorschriften voor de uitvoering van onderhoud, die tot doel (kunnen) hebben de monumentale waarde van het object te waarborgen zijn geregeld in de uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 3: subsidieplafond

Onder meer in het geval, dat door verstrekking van het subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden dient de aangevraagde subsidie te worden geweigerd (art.4-:25, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht). Ook al heeft een eigenaar voldaan aan alle eisen van de regeling dan nog ontvangt hij geen subsidie indien er geen gelden (meer) ter beschikking staan voor de onderhavige regeling. De uitkering vindt dan plaats in het daaropvolgende jaar.

De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst volgens het principe "wie het eerst komt, die het eerst maalt".

Artikel 5: uitsluitingen van subsidie

Onderdeel c: vestigingsvergunning bedrijven

In de Vestigingswet en hierop gebaseerde Vestigingsbesluiten wordt bepaald, dat het verboden is het aannemersbedrijf, schildersbedrijf, rietdekkersbedrijf etc. uit te oefenen zonder vergunning van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

Voor het verkrijgen van een vergunning moet worden voldaan aan eisen van handelskennis en vakbekwaamheid. In relatie tot de in het kader van deze regeling uit te voeren onderhoudswerkzaamheden wordt hiermee de basis gelegd voor een goede kwaliteit van deze werkzaamheden alsmede een correcte bedrijfsvoering.

Artikel 6: criteria monumenten

Onderdeel a

Gebruikelijk is een periode van 50 jaar te hanteren. Om evenwel ook subsidiëring van monumenten uit de zogenaamde wederopbouw van Nederland mogelijk te maken (een periode die cultuurhistorisch steeds belangrijker wordt) is gekozen voor een criterium van 40 jaar.

Onderdeel b

Dit onderdeel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om geen subsidie te verlenen aan onderhoud van monumenten met een (zeer) geringe cultuurhistorische betekenis, zelfs indien deze monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst staan vermeld.

Bij de bepaling van de cultuurhistorische betekenis van een monument zal worden gelet op:

  • 1.

    Architectonische kwaliteit Is een object een goed voorbeeld van een bepaalde bouwstijl of architectonische opvatting?.

  • 2.

    Gaafheid Verkeert het object nog in "oorspronkelijke staat"?. Deze vraag dient dynamisch te worden opgevat. Een monument is in de regel samengesteld uit verschillende stijlen en vormelementen die de neerslag vormen van dynamische, maatschappelijke processen uit achtereenvolgende episodes. Deze zijn voor de bepaling van de cultuurhistorische betekenis van een monument van essentieel belang. Dit impliceert, dat ook latere toevoegingen van recente datum alsmede nieuwe bij de restauratie te realiseren toevoegingen bij de bepaling van de cultuurhistorische waarde betrokken kunnen worden.

  • 3.

    Zeldzaamheid Is het object een vertegenwoordiger van een type dat weinig voorkomt of zelfs uniek is?

  • 4.

    Sociaal-economische aspecten Het gaat hierbij om bebouwing waaraan de oorspronkelijke functies betreffende handel, techniek, industrie en transport afleesbaar zijn dan wel om gebouwen die als representanten gezien kunnen worden van specifieke sociale verhoudingen.

  • 5.

    Nederzettingsgeschiedenis Hierbij gaat het om objecten die vanwege hun situering en/of oorspronkelijke functie(s) een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van plaats en/of streek.

Onderdeel c

Bij onderhoud kan, in het geval dat een bouwkundige staat van het monument dusdanig slecht een subsidieverzoek afwijzend worden beslist. Hiermee wordt voorkomen, dat onderhoudssubsidies niet "verspild" worden aan monumenten, die in zo'n slechte staat verkeren dat het doel van het subsidie ("instandhouding van het monument") toch niet meer gerealiseerd kan worden.

Voorts kan op grond van dit onderdeel een subsidieverzoek worden afgewezen indien nog geen onderhoud noodzakelijk was vanwege de goede staat van onderhoud van het monument in kwestie (het voorgaande moet onder meer blijken uit het over te leggen inspectierapport).

Ook achterstallig onderhoud kan in beginsel voor subsidie in aanmerking komen. Het is echter niet de bedoeling door middel van subsidiëring van het onderhoud te subsidiëren in de kosten van "restauratie" van een monument.

Artikel 9: subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en kosten van onderhoud

De subsidiabele onderhoudswerkzaamheden en de met de uitvoering daarvan gemoeid zijnde subsidiabele kosten zijn afgestemd op de provinciale “Subsidieverordening Monumentenfonds Gelderland 1997 “ (met toelichting) waarnaar - kortheidshalve - wordt verwezen.

Lid 1: subsidiabele onderhoudswerkzaamheden

Onderdeel h:

Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op zwakke plekken van de binnenzijde buitenmuur als gevolg van externe oorzaken, zoals bijvoorbeeld lekkage.

Onderdeel j:

Deze werkzaamheden kunnen ook betrekking hebben op het interieur wanneer het uit preventief oogpunt noodzakelijk wordt geacht het hele pand te behandelen.

Onderdeel m:

Met name kan hierbij worden gedacht aan torenuurwerken, specifieke technische installaties in monumenten van bedrijf en techniek, die vanwege hun aard als bijzondere elementen kunnen worden aangemerkt; vervolgens elementen van landschapsstoffering van bouwkundige aard, historische bestratingen en interieuronderdelen van monumentale waarde (schouwen e.d.)

Lid 2: subsidiabele onderhoudskosten

Voor wat betreft een uiteenzetting van de directe en indirecte kosten en BTW over de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden wordt kortheidshalve verwezen naar de vermelde provinciale Subsidieverordening.

Artikel 10, lid 2, onderdeel c: bij subsidieaanvraag in te dienen bescheiden

Bij een andere onafhankelijke deskundige of onafhankelijk deskundige instelling die een model-inspectierapport kan uitbrengen kan tevens worden gedacht aan de Monumentenwacht, een niet bij het project betrokken zelfstandig gevestigde architect of architectenbureau, deskundig op het terrein van de monumentenzorg.

Artikel 12: subsidieminima

Subsidie schilderwerk.

Van gemeentewege wordt ook bij de kosten van schilderwerk als bedoeld in artikel 10, eerste lid onderdeel a - conform de tot dusverre gehanteerde regeling – een ondergrens van € 680 gehanteerd.

Artikel 13: (subsidieverlening) beschikkingstermijn

Indien niet alle over te leggen bescheiden, als bedoeld in artikel 11, derde en vierde lid zich bij de aanvraag bevinden telt de periode van 12 weken na ontvangst van de laatst ontbrekende bescheiden. De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

Naast de met de voorbereiding van beschikkingen verband houdende artikelen, zoals art. 4:5 (aanvulling ontbrekende gegevens) zijn de artikelen 4:29 tot en met 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 17: (subsidievaststelling) naleving uitvoeringsvoorschriften / gereedmelding

Indien in belangrijke of overwegende mate niet is voldaan aan de van toepassing verklaarde op 7 januari 1997 door het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde "Uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van restauratie en onderhoud van monumenten 1997", kan tot intrekking van het subsidie worden overgegaan.

Op de subsidievaststelling zijn van toepassing de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 19: terugvordering en intrekking subsidie

  • -

    Op de betaling en terugvordering van subsidies (art.20) zijn van toepassing de artikelen 4: 52 tot en met 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • -

    In de artikelen 4:48 tot en met 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht wordt bepaald in welke gevallen de subsidieverlening of de subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidie-ontvanger kan worden gewijzigd.