Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Nijmegen 2021

Geldend van 18-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Nijmegen 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,

Gelet op De Algemene wet bestuursrecht, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) 2021 en het Beleidsplan Schuldhulpverlening van de gemeente Nijmegen;

de Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Nijmegen 2021

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bedreigende situatie: gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van energie, water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering;

  • b.

    cliënt: persoon aan wie op grond van de Wgs schuldhulpverlening wordt gegeven;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen;

  • d.

    inwoner: natuurlijke persoon die op grond van de Wet basisregistratie personen bij de gemeente Nijmegen is ingeschreven;

  • e.

    onverwijld: zo snel als mogelijk, maar in ieder geval binnen drie werkdagen;

  • f.

    plan van aanpak: omschrijving op hoofdlijnen welke hulp aangeboden wordt en welke voorwaarden gelden;

  • g.

    schuldhulpverlening: de financiële dienstverlening uitgevoerd door zowel de gemeente als externe partijen onder verantwoordelijkheid van het college, ingezet op het voorkomen, beheersbaar maken of het regelen van schulden, aanvraag wsnp en nazorg;

  • h.

    schuldregeling: bemiddeling tussen de cliënt en zijn schuldeiser(s) om een minnelijke regeling voor de totale schuldenlast te bewerkstelligen (fase 2);

  • i.

    vroegsignalering schulden: het vroegtijdig pro-actief en zoveel mogelijk outreachend contact zoeken met inwoners die hun vaste lasten niet meer (kunnen) betalen en het risico lopen op (problematische) schulden.

Artikel 2 Doelgroep

Alle inwoners van de gemeente Nijmegen kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het eerste gesprek waarin de schriftelijke of mondelinge hulpvraag wordt vastgesteld, vindt plaats binnen 4 weken nadat:

  • a.

    een inwoner zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening; of

  • b.

    een inwoner het aanbod van het college tot schuldhulpverlening aanvaardt na een door het college ontvangen signaal van een schuldeiser als bedoeld in artikel 3, lid 1 onderdeel b van de wet.

  • 2. Indien er sprake is van een bedreigende situatie vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaats, waarin de hulpvraag wordt vastgesteld.

  • 3. Na het eerste gesprek, bedoeld in lid 1 wordt binnen acht weken door het college een beschikking afgegeven, inhoudende een toekenning schuldhulpverlening op basis van een plan van aanpak of een weigering tot schuldhulpverlening.

  • 4. De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt is van meerdere factoren afhankelijk en kan per situatie verschillen. De factoren die in ieder geval een rol kunnen spelen zijn:

  • a.

    aard, zwaarte en omvang van de schulden;

  • b.

    psychosociale situatie en verslavingsproblematiek;

  • c.

    houding en gedrag van cliënt en de mate van zelfredzaamheid;

  • d.

    een eerder gebruik van schuldhulpverlening;

  • e.

    inkomsten, uitgaven en woonsituatie.

  • 5. Het college kan voorwaarden verbinden aan schuldhulpverlening. Voorwaarden die in ieder geval gesteld kunnen worden zijn:

  • a.

    aanvaarden van aanpalende hulpverlening die door het college noodzakelijk wordt geacht voor een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening;

  • b.

    het voldoen aan de identificatieplicht

  • c.

    het nakomen van afspraken;

  • d.

    geen nieuwe schulden aangaan;

  • e.

    het zich houden aan de bepalingen van de overeenkomsten die cliënt in het kader van het schuldhulpverleningstraject sluit;

  • f.

    het zich houden aan aanvullende verplichtingen en voorwaarden, die tijdens het schuldhulpverleningstraject worden opgelegd en vastgesteld.

  • g.

    indien cliënt niet de beschikking heeft over een betaalrekening op eigen naam en zonder debetstand bij een reguliere bank, kan het college cliënt de verplichting opleggen om een basisbankrekening te openen als voorwaarde voor de inzet van stabilisatie, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Het college weigert in ieder geval schuldhulpverlening

  • a.

    als de verzoeker geen inwoner is van de gemeente Nijmegen;

  • b.

    als de verzoeker geen rechtmatig verblijf houdt in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • c.

    als de schuldenaar rechtspersoon is.

Artikel 5 Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    cliënt verzoeker niet langer voldoet aan het bepaalde onder artikel 2, danwel één van de factoren genoemd in artikel 3 lid 4 onder a tot en met e een rol spelen;

  • b.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • c.

    cliënt zijn beschikbare aflossingscapaciteit of vermogen niet wil gebruiken voor de aflossing van zijn schulden;

  • d.

    op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan cliënt is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • e.

    cliënt zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit de schuldhulpverlening, misdraagt;

  • f.

    cliënt in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

  • g.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van cliënt, niet (langer) passend is;

  • h.

    schuldeiser(s) hun medewerking aan een minnelijke schuldregeling weigeren of opzeggen;

  • i.

    faillissement van cliënt;

  • j.

    de voorwaarden zoals genoemd onder artikel 3 lid 5 of uit één van de overeenkomsten, gesloten in het kader van de schuldhulpverlening, niet zijn nagekomen;

  • k.

    cliënt is komen te overlijden;

  • l.

    er een WSNP-verklaring is afgegeven;

  • m.

    cliënt voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder hierover vooraf te berichten;

  • n.

    cliënt zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen.

  • o.

    cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen van artikel 6 en 7 van de wet.

Artikel 6 Herhaling

  • 1. Het college doet geen aanbod in de vorm van een schuldregeling indien minder dan twee jaar voorafgaande aan het verzoek een schuldregeling voortijdig is afgebroken.

  • 2. Het college doet geen aanbod in de vorm van een schuldregeling indien minder dan twee jaar voorafgaande aan het verzoek een schuldbemiddeling of WSNP voortijdig is beëindigd of een saneringskrediet binnen zijn looptijd vervroegd is afgelost.

  • 3. Het college doet geen aanbod in de vorm van een schuldregeling indien minder dan twee jaar voorafgaande aan het verzoek een schuldregeling succesvol is afgerond (zowel minnelijk als wettelijk).

  • 4. Een eventueel eerder gebruik van de producten informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg gelden niet als een eerder schuldhulpverleningstraject.

  • 5. Weigering van schuldhulpverlening op grond van de leden a t/m c van artikel 4 sluiten het geven van informatie en advies en/of een doorverwijzing naar ketenpartners niet uit.

Artikel 7 Overig

Naast deze beleidsregels zijn op gemeentelijke schuldhulpverlening van toepassing:

  • Het convenant vroegsignalering en daarmee samenhangende documenten waarin de werkwijze is beschreven

  • Het convenant samenwerking Financieel experts in de wijk en daarmee samenhangende documenten waarin de werkwijze is beschreven

  • De NVVK gedragscodes en modules.

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorzien, beslist het college.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van ‘Beleidsregels schuldhulpverlening 2014’.

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Nijmegen 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van: 15 december 2020.

de gemeentesecretaris

mr. drs. A.H. van Hout

de burgemeester

drs. H.M.F. Bruls

Algemene toelichting

Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht geworden. Daardoor is schuldhulpverlening een wettelijke/publiekrechtelijke taak geworden. In het beleidsplan Schuldhulpverlening zijn de uitgangspunten van de gemeente Nijmegen neergelegd op het terrein van schuldhulpverlening. Deze beleidsregels zijn een nadere concretisering hiervan. De inwoner weet hierdoor wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden en de gemeente op haar beurt weet welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen.

Schuldhulpverlening valt binnen het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor tegen besluiten in het kader van schuldhulpverlening bezwaar en beroep mogelijk is.

Goede en tijdige schuldhulpverlening is van groot belang om escalatie van schuldenproblematiek te voorkomen. De toegang tot schuldhulpverlening is laagdrempelig. Dat betekent dat de gemeente maximaal inzet op toegankelijkheid en minimaal uitsluit. Er zijn slechts enkele redenen die op voorhand aanleiding geven om schuldhulpverlening te weigeren. In het verleden werd schuldhulpverlening bijvoorbeeld ook geweigerd als er sprake was van fraude. In de huidige aanpak wordt dit anders beschouwd. Ook bij fraude wordt de toegang tot schuldhulpverlening niet geheel geweigerd. Wel kan de aard van de schulden of de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar een rol spelen bij de keuze van de insteek van het schuldhulpverleningstraject. Zo kan niet worden gekozen voor een schuldregeling als evident is dat schuldeisers niet gaan of mogen meewerken. In dat geval zal eerder volstaan worden met een adviesgesprek.

In artikel 6 geldt de uitsluitingstermijn dan ook voor de schuldregeling. Afhankelijk van de situatie blijft de inzet van Informatie & Adviesgesprekken en doorverwijzing naar ketenpartners mogelijk.

Landelijk is er nog enige discussie over tegen welke besluiten bezwaar en beroep mogelijk is. Duidelijk is dat in ieder geval bezwaar en beroep mogelijk is tegen besluiten betreffende de toegang tot de schuldhulpverlening, dus tegen het doen van een aanbod en het weigeren van schuldhulp-verlening en over het beëindigen van de schuldhulpverlening, waarbij het besluit tot verlening van schuldhulpverlening wordt ingetrokken. Het is nog de vraag of ook alle andere besluiten die tijdens een schuldhulpverleningstraject worden genomen vatbaar zijn voor bezwaar en beroep. De jurisprudentie zal moeten uitwijzen over welke besluiten nu precies bezwaar en beroep mogelijk is. Onze gemeente zal hier ruim mee omgaan en alle schriftelijke besluiten, gericht op een rechtsgevolg tijdens het traject, vatbaar voor bezwaar en beroep achten. Dus bijvoorbeeld ook het aangeboden plan van aanpak. De medewerkings- en inlichtingenplicht uit de wet werken immers door nadat het besluit tot de toegang is genomen, wat leidt tot een publiekrechtelijke basis van besluiten die tijdens het traject genomen worden.

Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 3 Wgs om schuldhulpverlening uit te sluiten bij fraude.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

Dit artikel is grotendeels gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Voor de duidelijkheid zijn toegevoegd zijn de definities van onverwijld, plan van aanpak, schuldhulpverlening, schuldregeling en vroegsignalering.

Onder schuldhulpverlening valt ook preventie en nazorg. Nazorg omvat alle activiteiten die plaatsvinden na beëindiging van het traject schuldhulpverlening, gericht op het voorkomen van herhaling.

Artikel 2. Doelgroep

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Nijmegen. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt niet gevoerd door de gemeente.

Schuldhulpverlening staat open voor natuurlijke personen. De schulden kunnen ook

voortvloeien uit ondernemerschap, maar voor de afbakening is van belang dat de schuldenlast

drukt op de natuurlijke persoon. Als alleen de rechtspersoon kampt met

schuldenproblematiek, is gemeentelijke schuldhulpverlening niet de aangewezen oplossing.

Daarvoor kan contact worden opgenomen met het Ondernemerspunt.

Bij een verhuizing buiten de gemeente, na een akkoord in fase 2, kan schuldhulpverlening worden voortgezet aan een niet- inwoner.

Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening

Een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening vraagt om maatwerk. Of aan de inwoner een aanbod schuldhulpverlening zal worden gedaan en vervolgens welk product of combinatie van producten kan worden ingezet hangt onder meer af van de situatie van de inwoner, de doelstelling van de schuldhulpverlening en de voorwaarden van het betreffende product. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Er worden in artikel 3 enkele factoren genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt. Afhankelijk van de persoonlijke situatie wordt de voor de inwoner geschikte dienstverlening ingezet. Dat kan bijvoorbeeld afhangen van de aard van de schulden in een situatie. Het aanbod schuldhulpverlening is ook afhankelijk van de specifieke woonsituatie, zoals bij de eigenwoningbezitters en de mensen met een briefadres.

Lid 4 van dit artikel toont de kern van de schuldhulpverlening: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening, het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Er worden in dit artikel enkele factoren (geen limitatieve opsomming) genoemd die bepalen in welke mate de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt middels dit lid, evenals in lid 2, recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden.

In lid 5 is opgenomen dat het bestuur de inzet van aanpalende hulpverlening als voorwaarde kan

stellen bij de inzet van (onderdelen van de) schuldhulpverlening. Vanuit de integraliteitsgedachte is

het voor het effectief kunnen inzetten van schuldhulpverlening soms noodzakelijk dat een burger de

juiste flankerende hulpverlening ontvangt van de ketenpartners (zoals verslavingszorg). Uitgangspunt daarbij is het bereiken van een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening. De opsomming is niet limitatief bedoeld, het college kan ook andere voorwaarden stellen.

Voor het uitvoeren van stabilisatie, Duurzaam financiële dienstverlening, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling is het noodzakelijk dat een inwoner op eigen naam een eenvoudige betaalrekening heeft, waarop geen roodstand mogelijk is. Indien hij daarover geen beschikking heeft, kan op basis van lid 3, sub i. van dit artikel als voorwaarde worden gesteld dat de burger een basisbankrekening opent bij een reguliere bank. Op basis van artikel 2, lid 5 van de Wgs en artikel 4:71f en g van de Wet op het financieel toezicht zijn banken (onder voorwaarden) verplicht om aan iedere burger een basisbankrekening ter beschikking te stellen.

Artikel 4. Weigeringsgronden

De beschikking tot weigering bevat de motivering. Er is slechts één absolute weigeringsgrond welke is opgenomen in het vierde lid van artikel 3, te weten een persoon die geen verblijfstatus heeft komt niet in aanmerking voor schuldhulpverlening. De motivering kan beperkt blijven tot de constatering dat iemand geen verblijfstatus heeft. De overige reden om te weigeren zijn minder absoluut (artikel 3, tweede en derde lid, Wgs) en vereisen een deugdelijke motivering. In de beleidsregels is fraude niet opgenomen als uitsluitingsgrond. Gegevens hierover zullen dan ook niet worden opgevraagd bij (andere) bestuursorganen bij het besluit toegang tot schuldhulpverlening.

Artikel 5. Beeindigingsgronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat in ieder geval de werking van artikel 4 onaangetast.

Van de gronden zoals benoemd, verdienen de gronden onder f. en g. bijzondere aandacht gelet op de visie zoals neergelegd in het beleidsplan schuldhulpverlening. Daar waar Nijmegen wil staan voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de inwoner. Persoonlijke omstandigheden kunnen variëren in aard, omvang en duur. Ook hier is er sprake van maatwerk, hetgeen betekent dat er bij het gebruik van deze gronden extra aandacht dient te zijn voor een goede motivering van de beschikking. Bij een beëindiging van het traject kan nog gericht specifieke dienstverlening ingezet worden, bv Informatie & Adviesgesprekken nadat een schuldregeling niet is gelukt.

Het schuldhulpverleningstraject is afgerond, als het plan van aanpak volledig is uitgevoerd.

In artikel 6 en 7 Wgs worden de inlichtingen- en medewerkingsplicht vastgelegd. Indien deze niet worden nagekomen, kan het college de schuldhulpverlening beëindigen.

Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft de bevoegdheid tot beëindiging, maar niet de verplichting. Dit geeft het college met name ruimte om van een beëindiging af te zien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Het is van groot belang dat tijdens de schuldhulpverlening geen nieuwe schulden ontstaan of naar voren komen. Om die reden is de cliënt verplicht om volledige openheid van zaken te geven vanaf het eerste gesprek, tot en met de looptijd van de schuldhulpverlening. Daarnaast is van belang dat de cliënt zich gedraagt op zo’n manier dat geen nieuwe schulden meer ontstaan. Beide verplichtingen worden als voorwaarden verbonden aan de schuldhulpverlening.

Artikel 6. Herhaling

In dit artikel wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van herhalingsaanvragen. Dit artikel gaat enerzijds over eigen verantwoordelijkheid. Ontmoedigd moet worden dat burgers al te lichtvaardig gestarte hulpverlening beëindigen om vervolgens kort daarna een nieuwe aanvraag in te dienen Anderzijds gaat dit artikel over prioriteitstelling: keuzes tot al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening dienen mede te worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd. Vandaar het gebruik van uitsluitingstermijnen. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.

De toegang tot schuldhulpverlening is laagdrempelig. De uitsluitingstermijn geldt voor het aanbieden van een schuldregeling.

Van de gronden zoals benoemd, wordt ter verduidelijking nog gewezen op de uitsluitingsgrond in artikel 6 lid 1. Dit is een uitsluiting wegens het eerdere voortijdige afbreken van een schuldregeling. Dit is het afbreken tijdens het zogeheten 120-dagenmodel: na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling moet binnen 120 dagen duidelijk worden of een schuldregeling voor de schuldenaar kan worden opgezet. Dit is de werkwijze conform de gedragscode van de NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren.

De beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke bepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de inwoner, af te wijken van het bepaalde van artikel 6 indien nodig (ingevolge artikel 8: de hardheidsclausule). Bijvoorbeeld als er redenen zijn die de inwoner niet waren toe te rekenen.

Artikel 7. Overig

De werkwijze in het kader van schuldhulpverlening wordt niet uitsluitend bepaald door de wet en deze beleidsregels. In dit artikel wordt uiteengezet welke documenten nog meer van toepassing zijn. De gemeente Nijmegen is aangesloten bij de NVVK (vereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering). Dat betekent dat in dit verband afgesproken richtlijnen en gedragsregels door de gemeente dienen te worden opgevolgd. Dit wordt gecontroleerd door een periodieke audit van de NVVK.

Artikel 8. Onvoorziene omstandgheden

Dit artikel geeft ruimte aan het college om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

Er kunnen zeer bijzondere gevallen zijn van deze beleidsregels af te wijken. Bijvoorbeeld als

er sprake is van een situatie waarin jonge (inwonende minderjarige) kinderen de dupe kunnen

worden. Bij een dreigende situatie als woningontruiming en afsluiting van energie moeten kinderen

beschermd kunnen worden als zij het slachtoffer dreigen te worden van de problematische

schuldsituatie van hun ouders. Met dit artikel geeft het college zichzelf de ruimte om in zulke gevallen af te wijken van deze beleidsregels.

Hoewel deze zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid voor bijzondere gevallen (hardheids- clausule geheten als het om een verordening gaat) al rechtstreeks uit artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht volgt, heeft het college uit hoofde van duidelijkheid ervoor gekozen om eenzelfde bepaling toch in lid 1 op te nemen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking dag na datum publicatie in het gemeenteblad.