Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent de financiën Financiële verordening Nissewaard 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2019

Intitulé

Financiële verordening Nissewaard 2017

De raad van de gemeente Nissewaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 november 2016; gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Bestuur van 22 november 2016; besluit de volgende verordening vast te stellen:

Financiële verordening Nissewaard 2017.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    De in artikel 1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gebruikte begrippen zijn van overeenkomstige toepassing in deze verordening.

  • 2.

    In deze verordening wordt verder verstaan onder:

    • a.

      administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    • b.

      afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan burgemeester en wethouders;

    • c.

      BBV: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

    • d.

      budget: verdere onderverdeling van een (sub-)taakveld. Een budget bestaat uit een samenstel van een aantal kostensoorten;

      e.programma: een samenhangend geheel van taakvelden, waarin per programma is opgenomen:

      • 1.

        de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten, ten minste toegelicht aan de hand van de bij ministeriële regeling vast te stellen beleidsindicatoren;

      • 2.

        de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken, en de betrokkenheid hierbij van verbonden partijen;

      • 3.

        de raming van baten en lasten;

    • f.

      overheidsbedrijf: een onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen, of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt de programma-indeling vast, in elk geval bij aanvang van iedere raadsperiode voor die raadsperiode.

  • 2. De raad stelt de door burgemeester en wethouders voorgestelde onderverdeling van de programma's, taakvelden en subtaakvelden vast.

  • 3. De raad kan extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en jaarstukken vaststellen.

  • 4. De raad stelt per programma de doelstellingen vast. Per doelstelling worden het doel (wat willen we bereiken?), de activiteiten (wat doen we hiervoor?), de prestatie-indicatoren (wanneer zijn we tevreden?), de verantwoordelijken (wie is verantwoordelijk?) en de baten en lasten (wat mag het kosten?) in beeld gebracht.

  • 5. De raad stelt op voorstel van burgemeester en wethouders per programma relevante indicatoren vast voor het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten voor de meting van de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Tot de relevante indicatoren per programma behoren in ieder geval de verplichte indicatoren zoals opgenomen in het BBV.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en jaarstukken worden onder elk van de programma's de lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    De paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, bedrijfsvoering, grondbeleid, onderhoud kapitaalgoederen, financiering en verbonden partijen worden opgenomen bij de verplichte overzichten overeenkomstig de eisen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16 van het BBV. Dit geldt tevens voor het overzicht 'overhead'.

  • 3.

    Het overzicht baten en lasten en toelichting wordt opgesteld overeenkomstig de eisen, bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19 van het BBV.

  • 4.

    De financiële positie wordt opgenomen overeenkomstig de eisen, bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19 van het BBV.

  • 5.

    De relevante prestaties van de verbonden partijen worden per programma opgenomen.

  • 6.

    De raad stelt de begroting uiterlijk 13 november voor aanvang van het begrotingsjaar vast. De jaarstukken worden uiterlijk 13 juli vastgesteld door de raad.

  • 7.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 8.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in deontwikkeling van de schuldpositie door middel van een middellange termijn liquiditeitsprognose.

  • 9.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden voor 30 juni van het begrotingsjaar aan de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 31 juli van het begrotingsjaar vast.

  • 2. In de kadernota wordt voor het volgend begrotingsjaar ten minste aandacht besteed aan:

    • a.

      maatschappelijke ontwikkelingen, alsmede gewenste maatschappelijke effecten en het hiertoe te formuleren gemeentelijk beleid;

    • b.

      eventuele wijziging van de onderverdeling van programma's en/of taakvelden;

    • c.

      de te hanteren rekenkundige en technische uitgangspunten;

    • d.

      de te hanteren indices met betrekking tot lonen, prijzen en tarieven;

    • e.

      de norm voor de post onvoorzien.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie behandeld moet worden. Hiervoor leggen burgemeester en wethouders, vooraf aan het aangaan van verplichtingen, een investeringsvoorstel met een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.Investeringskredieten, die niet apart door de raad behandeld hoeven teworden, worden opgenomen in het investeringsplan en zijn direct bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad bij dreigende overschrijding van de geautoriseerde lasten of de geautoriseerde investeringskredieten.Tevens geldt de informatieplicht bij dreigende onderschrijding van de geautoriseerde baten. De raad geeft aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het beleid of budget.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten, de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Overschrijding op investeringen lager dan € 50.000 worden door de raad geautoriseerd bij vaststelling van de jaarstukken.

  • 6.

    Overhevelingsvoorstellen voor budgetten en investeringen groter dan genoemd in artikel 6, derde lid, die in enig jaar niet worden besteed, maar in het opvolgende begrotingsjaar zullen worden besteed, worden gedaan voor 31december van het begrotingsjaar en zo mogelijk opgenomen in de tweede tussenrapportage.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van tussenrapportages over de afwijkingen ten opzichte van de begroting in de laatste vergadering voor het zomerreces en in de laatste vergadering van het jaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de afwijkingen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van budgetten, de baten en de lasten groter dan € 25.000 en investeringskredieten groter dan € 50.000 apart toegelicht.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad voor 15 juli de jaarstukken van het voorgaande boekjaar aan. De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening, deze worden gelijktijdig ter vaststelling aan de raad aangeboden.

  • 2. In het jaarverslag leggen burgemeester en wethouders verantwoording af op basis van de door de raad vastgestelde programmabegroting.

  • 3. In de jaarstukken worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van budgetten, de baten en de lasten groter dan € 100.000 en investeringskredieten groter dan € 50.000 apart toegelicht.

Artikel 8 EMU-saldo

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad in de eerstvolgende raadsvergadering als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden.

  • 2. De toelichting op de meerjarenraming bevat ten minste de ontwikkeling van het EMU-saldo voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Vaste activa

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Activabeleid aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en bevat:

    • a.

      de wijze van waarderen van activa;

    • b.

      de wijze van activeren van activa;

    • c.

      de wijze van afschrijven van activa.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Rentebeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en bevat:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    richtlijnen tot het vormen of laten vervallen van een bestemmingsreserve.

Artikel 11 Kostprijsberekening en financieringsfunctie

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Kostentoerekening en overhead ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

  • 2. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Het activeren van investeringen met maatschappelijk nut, overeenkomstig het BBV, behoort ook hierbij. De rentepercentages voor deze vergoeding worden jaarlijks in de kadernota vastgesteld.

  • 4. Het financieringsbeleid wordt door de raad in de nota Treasurybeleid vastgesteld. Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Treasurybeleid aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

Artikel 12 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken, leningen of garanties en kapitaal aan overheidsbedrijven of derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij afwijking van het eerste lid doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

Artikel 13 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

Artikel 14 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een (bijgestelde) nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

Artikel 15 Verbonden Partijen

Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een nota Verbonden partijen ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. Herziening vindt plaats wanneer daar aanleiding toe is.

Artikel 16 Grondbeleid

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden indien nodig de raad een nota Grondbeleid ter behandeling en vaststelling aan de raad aan. In de nota wordt aandacht besteed aan de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks voor 15 juli een vertrouwelijke nota Grondexploitatie aan. Deze nota bevat parameters, prijzen en detailgegevens per project.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 17 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10van het BBV in ieder geval de kostendekkendheid van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing op.

Artikel 18 Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het gemiddeld verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • c.

    de rentevisie;

  • d.

    de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

  • e.

    de kasgeldlimiet;

  • f.

    de renterisiconorm.

Artikel 19 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico's;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

  • d.

    een kengetal voor de:

    • 1.

      netto schuldquote;

    • 2.

      netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

    • 3.

      solvabiliteitsratio;

    • 4.

      grondexploitatie;

    • 5.

      structurele exploitatieruimte;

    • 6.

      belastingcapaciteit;

  • e.

    een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

Artikel 20 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV in ieder geval de vigerende onderhoudsplannen openbare ruimte op.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de acht jaar geactualiseerde onderhoudsplannen openbare ruimte aan. De plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de openbare ruimte. De raad stelt de plannen vast.

  • 3. Burgemeester en wethouders bieden de raad periodiek een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 21 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken nemen burgemeester en wethouders naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Artikel 22 Verbonden partijen

  • 1. De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:

    • a.

      de visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • b.

      de lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

      • 1.

        gemeenschappelijke regelingen;

      • 2.

        vennootschappen en coöperaties;

      • 3.

        stichtingen en verenigingen,

      • 4.

        overige verbonden partijen.

  • 2. In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de wijze waarop de gemeente een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    • b.

      het belang dat de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • c.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

    • e.

      de eventuele risico's, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de verbonden partij voor de financiële positie van de gemeente.

Artikel 23 Grondbeleid

De paragraaf betreffende het grondbeleid bevat ten minste:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Artikel 24 Het overzicht van baten en lasten

Het overzicht van baten en lasten bevat:

  • a.

    per programma, of per programmaonderdeel als bedoeld in artikel 8, vierde lid, de raming van de baten en lasten en het saldo;

  • b.

    het overzicht van de geraamde algemene dekkingsmiddelen, de geraamde kosten van de overhead, het geraamde bedrag van de heffing voor de vennootschapsbelasting en de het geraamde bedrag voor onvoorzien en het geraamde bedrag voor onvoorzien;

  • c.

    het geraamde totaal saldo van baten en lasten, volgend uit de onderdelen a en b;

  • d.

    de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

  • e.

    het geraamde resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

Artikel 25 Toelichting op het overzicht baten en lasten

De toelichting op het overzicht van baten en lasten bevat ten minste:

  • a.

    het gerealiseerde bedrag van het voorvorig begrotingsjaar, het geraamde bedrag van het vorig begrotingsjaar na wijziging en het geraamde bedrag van het begrotingsjaar;

  • b.

    de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en, in geval van aanmerkelijk verschil met de raming, respectievelijk de realisatie, van het vorig, respectievelijk voorvorig, begrotingsjaar de oorzaken van het verschil;

  • c.

    een overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma, waarbij per programma ten minste de belangrijkste posten afzonderlijk worden gespecificeerd en de overige posten als een totaalbedrag kunnen worden opgenomen;

  • d.

    een overzicht van de beoogde structurele toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves.

Artikel 26 De uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting

  • 1. De uiteenzetting van de financiële positie bevat:

    • a.

      een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma's is opgenomen;

    • b.

      een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar, die ten minste de posten bevat om het EMU-saldo te kunnen berekenen, en

    • c.

      het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar alsmede het jaar volgend op het begrotingsjaar.

  • 2. Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan:

    • a.

      de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;

    • b.

      de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

    • c.

      de financiering;

    • d.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;

    • e.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatorische eenheden afzonderlijk;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de financiële positie van de gemeente;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, dedoelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28 Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten;

  • f.

    het bepalen van relevante indicatoren per programma ten behoeve van het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 29 Interne controle

  • 1. 1.Burgemeester en wethouders zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de

  • 2. Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel.

  • 3. De concerncontroller is bevoegd zijn bevindingen direct aan de raad te rapporteren. Hij doet hiervan mededeling aan burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 30 Overgangsrecht

De Financiële verordening 2015 gemeente Nissewaard [red: Financiële verordening gemeente Nissewaard 2015] blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 31 Intrekking oude regeling

De Financiële verordening 2015 gemeente Nissewaard[red: Financiële verordening gemeente Nissewaard 2015] wordt ingetrokken.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Nissewaard 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nissewaard op 7 december 2016.

De griffier,
S.J.M. Mackaij
De voorzitter,
M. Salet