Verordening Bedrijveninvesteringszone Winkelcentrum Akkerhof 2017-2021

Geldend van 16-09-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening Bedrijveninvesteringszone Winkelcentrum Akkerhof 2017-2021

De raad van de gemeente Nissewaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2016;

gelet op artikel 1, eerste lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

gezien de met de BIZ-vereniging Akkerhof gesloten Uitvoeringsovereenkomst Bedrijven Investeringszone Winkelcentrum Akkerhof van 30 augustus 2016, en gezien het advies van de commissie Leefomgeving van 21 september 2016;

besluit:

vast te stellen de Verordening Bedrijveninvesteringszone Winkelcentrum Akkerhof 2017-2021.

Hoofdstuk 1 Belastingbepalingen

Artikel 1 Belastbaar feit, aard van de belasting en aanwijzing bedrijveninvesteringszone

  • 1. Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage is een bestemmingsheffing die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

  • 3. Het Winkelcentrum Akkerhof, zoals aangeduid op de als bijlage 1 bij deze verordening behorende kaart, wordt aangewezen als bedrijveninvesteringszone.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt.

  • 2. Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de BIZ-bijdrage niet geheven.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld;

Artikel 3 Belastingobject

  • 1. Belastingobject is de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient.

  • 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2017.

  • 2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 9, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 5 Tarieven BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt 0,5% van de heffingsmaatstaf met dien verstande dat het tarief ten minste € 500,00 en ten hoogste € 4.500,00 bedraagt.

Artikel 6 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vijf jaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van de betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later. Op deze termijnen is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het eerste lid kan de aanslag worden betaald door automatische incasso. Het bedrag moet worden betaald in gelijke termijnen. Het aantal termijnen is gelijk aan twaalf min het aantal kalendermaanden dat vooraf is gegaan aan de maand die in de dagtekening van de aanslag is vermeld, met dien verstande dat het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van de aanslag is vermeld, en elke volgende termijn telkens een maand later.

  • 3. Betaling door automatische incasso is niet mogelijk als:

    • a.

      het bedrag van de aanslag hoger is dan € 5.000,-;

    • b.

      de aanslag wordt opgelegd in een later jaar dan het belastingjaar waarop zij betrekking heeft.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de deelname aan de automatische incasso weigeren, als er omstandigheden worden geconstateerd of vermoed, die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.

  • 5. Burgemeester en wethouders beëindigen de automatische incasso als:

    • a.

      de automatische incasso gedurende twee opeenvolgende maanden niet slaagt;

    • b.

      de belastingschuldige surseance van betaling heeft aangevraagd, in staat van faillissement is gesteld, naar het buitenland vertrekt of dreigt te vertrekken, of als er anderszins omstandigheden worden geconstateerd die een regelmatig verloop van de incasso zouden kunnen belemmeren.

Artikel 9 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • b.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • e.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

    • f.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

    • g.

      onroerende zaken waarvan de vastgestelde waarde, bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet hoger is dan € 5.000,-.

  • 2. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de BIZ-bijdrage wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk 2 Subsidiebepalingen

Artikel 12 Subsidieregeling en aanwijzing Vereniging

  • 1. De opbrengst van de BIZ-bijdrage wordt als subsidie verstrekt, ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt aan de BIZ-vereniging Akkerhof.

  • 3. De te subsidiëren activiteiten, en de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de subsidie wordt verstrekt, zijn verder uitgewerkt in de Uitvoeringsovereenkomst Bedrijven Investeringszone Winkelcentrum Akkerhof van 30 augustus 2015, met bijlagen, waaronder het Businessplan Winkelcentrum Akkerhof.

  • 4. Met inachtneming van de in het derde lid bedoelde afspraken kunnen burgemeester en wethouders nadere regels stellen.

Artikel 13 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie is de Algemene subsidieverordening Nissewaard niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.

Artikel 15 Datum van ingang van de heffing

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Bedrijveninvesteringszone Winkelcentrum Akkerhof 2017-2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nissewaard van 5 oktober 2016.

de griffier,
S.J.M. Mackaij
de voorzitter,
M

. Salet

Bijlage 1, genoemd in artikel 1, derde lid

afbeelding binnen de regeling