Regeling vervallen per 01-07-2023

Beleidsregels Jeugdwet 2020 gemeente Nissewaard

Geldend van 25-03-2020 t/m 30-06-2023

Intitulé

Beleidsregels Jeugdwet 2020 gemeente Nissewaard

Initulé

Beleidsregels Jeugdwet 2020 gemeente Nissewaard;

Het college van burgemeester en wethouder/gezaghebbende van de gemeente Nissewaard;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de Verordening Sociaal Domein gemeente Nissewaard

Besluit

Vast te stellen de navolgende Beleidsregels Jeugdwet 2020 gemeente Nissewaard

Inleiding

In deze beleidsregels legt het college uit hoe het gebruik maakt van de verschillende bevoegdheden die het in dit verband heeft en hoe het diverse wettelijke omschrijvingen interpreteert. Dit bevordert de uniformiteit van het gemeentelijk handelen. En bovendien draagt het bij aan de transparantie bij de uitvoering van de Jeugdwet en de rechtszekerheid voor inwoners van Nissewaard. Altijd moet echter in het achterhoofd worden gehouden dat de Jeugdwet maatwerk veronderstelt en dat de toepassing van de beleidsregels wordt afgestemd op de individuele situatie van de ouder/jeugdige.

De wet, verordening en beleidsregels vormen een onlosmakelijk samenhangend geheel. De wet staat boven de verordening die op haar beurt boven de beleidsregels staat. Om tot een logische opbouw van de beleidsregels en afwegingen te komen is er enige herhaling van bepalingen uit de wet en verordening. Formeel zijn deze herhalingen overbodig omdat ze reeds in een ‘hoger’ document geregeld zijn. Door deze herhalingen wel op te nemen zijn de beleidsregels beter leesbaar en als zelfstandig handboek te gebruiken.

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1.1 Algemene voorziening

In de afweging tot het toekennen van jeugdhulp onderzoekt het college of de inzet van een algemene voorziening voldoende adequaat is. In dat geval wordt geen individuele voorziening toegekend.

Algemene voorzieningen zijn onder andere:

  • -

    Consultatiebureau/jeugdgezondheidszorg

  • -

    Opvoedondersteuning CJG

  • -

    Maatschappelijk werk

  • -

    Schoolmaatschappelijk werk

  • -

    Jeugd- en jongerenwerk (JOZ)

  • -

    Kortdurende ondersteuning Jeugdondersteuningsteam (JOT)

  • -

    POH GGZ-jeugd

Artikel 1.2 Andere voorziening

Wanneer een jeugdige recht heeft op een andere voorziening wordt in principe geen jeugdhulp toegekend door het college.

Andere voorzieningen zijn onder andere:

  • -

    Leerlingenvervoer

  • -

    Voorzieningen in het kader van Passend Onderwijs

  • -

    Verblijfsvoorzieningen in het kader van de Wet Langdurige zorg

  • -

    Jeugdbescherming

  • -

    Crisis Interventie Team

  • -

    Justitiële jeugdinrichtingen

  • -

    recht op zorg op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) bijvoorbeeld (para)medische zorg.

Artikel 1.3 Persoonsgebonden budget

Een pgb is een door burgemeester en wethouder/gezaghebbende verstrekt budget aan een jeugdige of zijn/haar gezaghebbende ouder, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

Artikel 1.4 SISA

SISA staat voor Samenwerkingsinstrument Sluitende Aanpak. SISA is een computersysteem waarin professionals kunnen signaleren dat zij betrokken zijn bij een kind/jongere van 0 tot 23 jaar. Op deze manier kunnen professionals met elkaar afstemmen om de best mogelijke begeleiding te bieden

Hoofdstuk 2 Toegang

Toegangsprocedure

De gemeente biedt de toegang tot jeugdhulp. Daarnaast mogen ook huisarts, medisch specialist en jeugdarts zorgen voor de inzet van jeugdhulp. In deze beleidsregels wordt alleen de toegang via de gemeente beschreven. Het betreft de toegang tot individuele voorzieningen.

De toegangsprocedure bij de gemeente bestaat globaal uit de volgende stappen:

Melding

De jeugdige of ouder/gezaghebbende kunnen een ondersteuningsbehoefte bij het college melden.

Onderzoek

Uitvoeren vooronderzoek

Vraagverheldering: één of meer gesprekken

Opstellen onderzoeksverslag (ondersteuningsplan deel 1) en naar jeugdige/ouder/gezaghebbende versturen

Afhankelijk van de situatie kunnen de volgende onderdelen deel uit maken van de toegangsprocedure:

  • Vraagverheldering: opvragen van aanvullende informatie en zo nodig onafhankelijk advies opvragen

  • Multidisciplinaire bespreking in het JOT

  • Bij vraag 24-uurs zorg: aanmelden bij zorgbemiddelingsteam

Aanvraag

Met het ondertekende onderzoeksverslag dient de jeugdige/ouder/gezaghebbende een aanvraag in voor de individuele voorziening

Besluit

Het college besluit binnen 14 dagen na ontvangst van de aanvraag over het toekennen van de individuele voorziening

Het college verzendt een beschikking naar de jeugdige/ouder/gezaghebbende

Start ondersteuning

Het zorgplan (ondersteuningsplan deel 2): aanbieder en jeugdige/ouder/gezaghebbende stellen op basis van het onderzoeksverslag (ondersteuningsplan deel 1) het zorgplan op. Het zorgplan wordt toegevoegd aan het ondersteuningsplan.

Evaluatie

Op basis van de evaluatie wordt het gezinsplan beëindigd of aangepast.

Artikel 2.1 Melding behoefte aan jeugdhulp

Voor de melding van een ondersteuningsbehoefte aan jeugdhulp kunnen jeugdige/ouder/gezaghebbende zich wenden tot:

  • -

    Het Jeugdondersteuningsteam (JOT).

  • -

    Inloopspreekuur Thuis in de Wijk

Artikel 2.2 Crisis

In het geval van een crisis, waarbij acuut zorg nodig is, meldt het JOT de jeugdige aan bij het Crisis Interventieteam (CIT). De hulpverlening wordt binnen een dag ingezet. Het gaat hier om situaties waar de veiligheid van de jeugdige dusdanig in gevaar is dat er acuut hulpverlening ingezet moet worden. Hulpverleners kunnen een jeugdige direct aanmelden bij het CIT in geval van een crisis.

Artikel 2.3 Spoedeisende gevallen

Wanneer er geen crisissituatie is (2.2) maar wel spoed is een spoedprocedure mogelijk. Het JOT beoordeelt of er spoed nodig is. In spoedeisende gevallen zet het JOT binnen 7 dagen hulp in.

Artikel 2.4 Jeugdondersteuningsteam (JOT)

De Jeugdondersteuningsteams zijn belast met een aantal taken:

  • 1.

    De uitvoering van de toegang tot individuele jeugdhulpvoorzieningen.

  • 2.

    Direct kortdurende jeugdhulp In voorliggende gevallen. Deze hulp valt onder de algemene voorzieningen.

  • 3.

    Het bieden van casusregie bij complexe casussen.

  • 4.

    In voorliggende gevallen drangtrajecten uitvoeren. Het jeugdbeschermingsplein is de toegang voor drangtrajecten.

Het JOT bestaat uit professionals van verschillende jeugdhulpinstellingen en verschillende disciplines.

De gemeente besluit over de toekenning van de individuele jeugdhulpvoorzieningen.

Artikel 2.5 Cliëntondersteuning

De ouder kan zich tijdens de procedure laten bijstaan door iemand uit zijn eigen omgeving of een onafhankelijke cliëntondersteuner. De gemeente wijst de ouder op de mogelijkheid van gratis beschikbare cliëntondersteuning.

Artikel 2.6 Familiegroepsplan

Het Familiegroepsplan is een plan dat is opgesteld door een persoon met haar/zijn familie, vrienden, kennissen, buren en evt. betrokken professionals, kortom mensen die belangrijk zijn in het leven van die persoon. Wanneer de ouder een familiegroepsplan opgesteld, dient dit als basis voor het gezinsplan.

Vraagverheldering

Het onderzoek bestaat uit één of meer gesprekken met de jeugdige en ouder/gezaghebbende.

Wanneer een jeugdige en/of zijn ouder/gezaghebbende al jeugdhulp ontvangen kan de betrokken instelling gevraagd worden om een begeleidingsplan. Vanuit de Jeugdwet dient de gemeente bij het bepalen van de benodigde jeugdhulp af te stemmen met andere betrokken of te betrekken organisaties. De gemeente maakt hiervoor onder andere gebruik van SISA.

Hierbij kan het gaan om de huisarts, onderwijs of leerplicht. In overleg met en met toestemming van de ouder/gezaghebbende/jeugdige wordt bij deze organisaties relevante informatie opgevraagd of vindt afstemming plaats.

Met het onderzoek wordt de situatie van de jeugdige en zijn gezin in kaart gebracht. Daarbij worden de mogelijke problemen, stoornissen en beperkingen van de jeugdige in beeld gebracht. Daarnaast wordt gekeken naar de gezinssituatie, mogelijke opvoedproblemen van de ouders, de draagkracht van het gezin en de veiligheid van de jeugdige.

Bij het bepalen van de benodigde ondersteuning wordt gekeken naar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale netwerk behoren. Wanneer deze ontoereikend zijn wordt gekeken of de inzet van algemene en/of andere voorzieningen voldoende adequaat is. Het uiteindelijke advies kan uit een combinatie bestaan van bijvoorbeeld algemene voorzieningen en individuele voorzieningen.

De resultaten van het onderzoek worden vastgelegd in het onderzoeksverslag dat ter accordering aan de ouder/gezaghebbende/jeugdige wordt voorgelegd.

Artikel 2.7 Bespreking JOT

Bij meervoudige of complexe hulpvragen wordt de melding in het team met professionals van verschillende disciplines besproken en wordt een casusregisseur benoemd. De casusregisseur is aanspreekpunt voor de ouder/gezaghebbende/jeugdige en is verantwoordelijk voor de monitoring en evaluatie.

Artikel 2.8 Verkorte procedure

In het geval dat het college reeds bij de melding beschikt over voldoende informatie om een afgewogen besluit te nemen over het toekennen van individuele voorzieningen vindt verkort onderzoek plaats. Er vindt in ieder geval een telefonisch gesprek plaats met de jeugdige/ouder/gezaghebbende.

Artikel 2.9 Advisering, consultatie en diagnostiek

In artikel 8.4 van de verordening is bepaald dat de jeugdige en zijn ouder/gezaghebbende verplicht zijn om medewerking te verlenen aan het college voor uitvoering van de Jeugdwet. Dat betekent dat de jeugdige en zijn ouder/gezaghebbende verzocht kan worden zich te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Met betrekking tot vraagverheldering kan het college tevens een zorgaanbieder voor consultatie en diagnostiek inschakelen. Dit alles met de beperking dat dit in het belang moet zijn van het onderzoek.

Artikel 2.10 Ondersteuningsplan

Na afronding van de onderzoeksfase wordt het ondersteuningsplan opgesteld. Dit wordt het gezinsplan genoemd.

Het ondersteuningsplan bestaat uit:

  • 1)

    Onderzoeksverslag. Hierin worden de resultaten van de vraagverheldering beschreven. De ouder ondertekent het onderzoeksverslag. Wanneer een individuele voorziening ingezet dient te worden geldt het ondertekende onderzoeksverslag als aanvraag hiervoor.

  • 2)

    Wanneer de aanvraag leidt tot de toekenning van een individuele voorziening wordt een zorgplan opgesteld.

  • 3)

    Zorgplan: De gecontracteerde aanbieder stelt het zorgplan samen met de ouder/jeugdige op. In het zorgplan wordt vastgelegd welke activiteiten worden ondernomen om het resultaat te bereiken. Ook wordt beschreven wie, wat met elke frequentie doet om tot doelrealisatie te komen.

Artikel 2.11 De beschikking

De totale beoordeling van de zorgbehoefte leidt tot een besluit. De ouder ontvangt het besluit in de vorm van een beschikking binnen 2 weken na de aanvraag. Wanneer duidelijk is dat de termijn van 2 weken overschreden gaat worden dient er een uitstelbericht naar de ouder verzonden te worden. In deze brief moet de reden van uitstel benoemd worden en moet een uiterlijke termijn van afhandeling genoemd worden.

In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval gemotiveerd aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • °

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het resultaat daarvan moet zijn;

  • °

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • °

    wat het resultaat van de voorziening is

  • °

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb is in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • °

    voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • °

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • °

    wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • °

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

  • °

    de wijze van toezicht en verantwoording van de besteding van het pgb.

Indien van toepassing maken het ondersteuningsplan en het zorgplan (natura) een vast onderdeel uit van een besluit voor een individuele voorziening. Indien het zorgplan gereedkomt na het besluit dan wordt deze na ondertekening door de ouder alsnog toegevoegd aan het besluit.

Artikel 2.12 Keuze zorgaanbieder

Om te bepalen welke gecontracteerde aanbieder de ondersteuning gaat bieden, hanteert het college de volgende criteria:

  • °

    De wens van de ouder (en zijn netwerk);

  • °

    De specifieke zorgbehoefte van de ouder;

  • °

    Nabijheid van de zorgaanbieder;

  • °

    Wachttijden/beschikbaarheid bij de zorgaanbieder.

Het college bepaalt in overleg met de ouder/gezaghebbende/jeugdige welke zorgaanbieder het best passende aanbod heeft. Wanneer het best passende aanbod niet tijdig beschikbaar is onderzoekt het college bij welke aanbieder een alternatief wordt geboden dat voldoende adequaat is. Daarbij wordt ook de mogelijkheid meegenomen dat er tijdelijk hulp wordt geboden ter overbrugging tot de adequate hulp beschikbaar is.

Voor regionaal ingekochte jeugdhulp geldt een budgetplafond voor aanbieders. Wanneer dit plafond is bereikt kan in uitzonderingsgevallen, mits de gevraagde jeugdhulp wel beschikbaar is, de jeugdhulp toch ingezet worden. Daarbij dient het college aan te tonen dat er geen adequaat alternatief tijdig beschikbaar is, ook geen adequate overbruggingszorg.

Hoofdstuk 3 Gebruikelijke hulp

Ouder/gezaghebbende/verzorgers hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouder/gezaghebbende zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles).

De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder/verzorger normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziektes.

Wat normaal is, is onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind.

Het totaal aan gebruikelijke zorg wordt gesteld op de totale omvang van zorg die ouder/gezaghebbende leveren aan een kind van dezelfde leeftijd, maar met een normaal ontwikkelingsprofiel.

De eventueel toe te kennen jeugdhulp is aanvullend op de gebruikelijke hulp. Dit geldt ook als de ouder/gezaghebbende de jeugdhulp reeds leveren en dus op eigen kracht over voldoende middelen/probleemoplossend vermogen beschikken.

Het bieden van een beschermde woonomgeving door ouder/gezaghebbende aan hun kind(eren) wordt tot de 18-jarige leeftijd van het kind als gebruikelijke zorg aangemerkt, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Uitzonderingen hierop zijn:

  • een noodzaak tot het plaatsen van het kind in een therapeutisch leefklimaat,

  • het bieden van permanent toezicht aan het kind op een leeftijd waarop dit al boven gebruikelijk wordt geacht, en

  • onvermogen van ouder/gezaghebbende tot het bieden van een beschermde woonomgeving ten gevolge van een ziekte, stoornis of beperking.

Het kan voorkomen dat ouders/gezaghebbenden dusdanig belast zijn met de zorg voor de kinderen dat zij niet langer de gebruikelijke zorg kunnen bieden. Bij uitval van één van de ouders/gezaghebbenden neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg over. Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, of beide ouders/gezaghebbenden ondervinden beperkingen in de zorg van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat mantelzorg kan opvangen (denk aan opa's en oma's, ooms en tantes, etc.) en wat kan worden opgelost middels voorliggende voorzieningen (bijvoorbeeld kinderdagverblijven, naschoolse opvang, etc.). Pas wanneer deze opties allemaal zijn uitgeput of wanneer is vastgesteld dat deze niet passend zijn, kan er gekeken worden naar ondersteuning.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 4.1 Regels voor het persoonsgebonden budget

Indien het college tot een individuele voorziening komt, kunnen de ouder/gezaghebbende of de jeugdige zelf aangeven dat zij een pgb willen. Wanneer ouder/gezaghebbende of de jeugdige deze wens kenbaar maken, dient het college in beginsel een pgb te verstrekken.

Op het college rust daarbij een informatieplicht. Het college moet de ouder/gezaghebbende en/of de jeugdige informeren over de gevolgen van de keuze voor een pgb.

Het college kan de ouder of diens (wettelijk) vertegenwoordiger verplichten mee te werken aan een Pgb test, om zo tot een afgewogen oordeel te komen over de bekwaamheid tot het beheren van het Pgb.

Voor het toekennen van een pgb is het volgende van belang:

  • -

    Kunnen de jeugdige of zijn ouder/gezaghebbende voldoende motiveren waarom zij zorg in natura niet passend achten

  • -

    Zijn ouder/gezaghebbende in staat om de aan de pgb verbonden taken zoals beschreven in het ondersteuningsplan op verantwoorde wijze uit te voeren

De jeugdige en zijn ouder/gezaghebbende kunnen de hulp inzetten van het sociale netwerk. Wanneer er een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde is, kan de hulp daarvoor ook ingezet worden. Een bewindvoerder behartigt alleen de financiële belangen van de ouder en kan dus alleen het financiële beheer van het pgb op zich nemen.

Artikel 4.2 Motivatie voor pgb

Om vast te stellen of de aanvrager voldoende gemotiveerd heeft dat de door het college ingekochte

voorzieningen in natura niet passend zijn, zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 sub b van de wet, moet de aanvrager aantonen dat hij zich voldoende georiënteerd heeft op de voorzieningen in natura.

Hiervoor kunnen onder meer de volgende argumenten worden aangevoerd:

  • a.

    de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

  • b.

    de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • c.

    de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

  • d.

    de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties geleverd worden;

  • e.

    het is noodzakelijk om 24-uurs ondersteuning op afroep te organiseren;

  • f.

    het is door de aard van de beperking noodzakelijk dat de hulp door een vaste hulpverlener wordt geboden, of

  • g.

    de voorzieningen in natura passen niet bij de eigen levensovertuiging.

Het college toetst niet of er daadwerkelijk geen passend aanbod in natura is, alleen of de ouder zich voldoende heeft georiënteerd en de keuze voor pgb onderbouwd kan motiveren.

Artikel 4.3 Pgb beheer en vaardigheid

Bij inzet van een pgb is de budgetbeheerder verantwoordelijk voor de besteding van het pgb. De budgetbeheerder is in de meeste gevallen één van de (gezaghebbende) ouder/gezaghebbende van de jeugdige.

Om een pgb te kunnen beheren dient de beoogde budgetbeheerder over de nodige vaardigheden te beschikken. In het gesprek met de beoogde budgetbeheerder toetst het college of deze persoon zich voldoende bewust is van de gevraagde vaardigheden en aannemelijk kan maken dat hij over deze vaardigheden beschikt. Daarnaast dient het zorg- en budgetplan als toets voor de benodigde vaardigheden. De ouder dient het zorg- en budgetplan daarom zelfstandig op te stellen, zonder hulp van het college. Personen uit het sociale netwerk van de ouder kunnen de ouder ondersteunen bij het opstellen van het zorg- en budgetplan. Zij kunnen immers ook ondersteunen bij het beheer van het pgb.

Het beheren van een pgb vraagt de volgende vaardigheden:

  • -

    De ouder heeft overzicht over de situatie en kan aangeven welke zorg de jeugdige nodig heeft.

  • -

    De ouder weet welke regels horen bij een pgb en waar deze te vinden zijn. De ouder kan omgaan met computer en e-mail om o.a. informatie op de website van de verstrekker van het pgb te kunnen vinden. Ook is de ouder in staat om de nodige informatie te vinden over werkgeverschap.

  • -

    De ouder is in staat om een overzichtelijke pgb administratie bij te houden.

  • -

    De ouder is in staat om zelfverzekerd te communiceren met de gemeente, SVB en zorgverleners. Dat betekent tijdig en adequaat beantwoorden van brieven, telefoongesprekken voeren en tijdig veranderingen doorgeven.

  • -

    De ouder is in staat om bij formele hulp te toetsen of de aanbieder aan de criteria voldoet (zie artikel 4.5). Bij twijfel vraagt het college bij de ouder relevante documenten op om te toetsen of de hulpverlener aan de benodigde eisen voldoet.

  • -

    De ouder kan zelfstandig handelen en zelf voor zorgverleners kiezen. Dat betekent dat de ouder zelf afspraken kan maken over de te verlenen zorg, een uurtarief afspreken, afspraken maken over vervanging bij ziekte.

  • -

    De ouder is in staat om zelf zorgverleners te kiezen die goed bij de situatie passen.

  • -

    De ouder kan zelf afspraken maken met de zorgverlener en zich daaraan houden.

  • -

    De ouder kan controleren of de zorgverlening volgens afspraak verloopt, of de kwaliteit voldoende is en wanneer dit niet het geval is adequaat kunnen ingrijpen.

  • -

    De ouder is in staat om te zorgen voor continuïteit van zorg door afspraken te maken en bewaken over ziekte en vakantie van zorgverleners.

  • -

    De ouder is in staat om goed duidelijk te maken aan de zorgverlener wat er moet gebeuren.

  • -

    De ouder moet aan de gemeente kunnen verantwoorden dat de zorg is verleent overeenkomstig het toegekende budget en het zorg- en budgetplan.

De hulp moet in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. Het college kan hierop toezien door bijvoorbeeld 'het plan' (hulpverleningsplan of plan van aanpak) op te vragen. Door dit te vergelijken met de zelf opgestelde doelen kan een beeld gevormd worden over de doelgerichtheid en doelmatigheid van de jeugdhulp.

Artikel 4.4 Contra-indicaties budgetbeheer

In een aantal gevallen is op voorhand duidelijk dat een beoogde budgetbeheerder onvoldoende in staat is om het beheer over het pgb adequaat uit te voeren. De ouder of diens (wettelijk) vertegenwoordiger als beoogde budgetbeheerder wordt door het college niet in staat geacht de aan het pgb verbonden taken verantwoord uit te kunnen voeren als er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

  • -

    Schuldenproblematiek

  • -

    Verslavingsproblematiek

  • -

    Aangetoonde fraude begaan in de vier (4) jaar voorafgaand aan de aanvraag

  • -

    Dak- of thuisloosheid

  • -

    Het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taak in woord en geschrift

  • -

    De (wettelijk) vertegenwoordiger geen Verklaring omtrent gedrag (hierna VOG) kan voorleggen.

Er kunnen, naast de eerder genoemde omstandigheden, ook twijfels zijn op andere gronden over de pgb-vaardigheid van de ouder, dan wel vertegenwoordiger, waardoor sterk de indruk bestaat dat iemand niet in staat is om een pgb te beheren. Een beslissing hieromtrent dient goed onderbouwd en gemotiveerd te worden.

Artikel 4.5 Kwaliteitseisen pgb-aanbieders/zorgverleners

Voor zowel professionele als informele pgb-aanbieders, gelden de volgende voorwaarden:

  • De zorgverlener/-aanbieder biedt hulp die veilig, doeltreffend en oudergericht wordt verleend.

  • De zorgverlener/-aanbieder werkt actief en integraal samen met andere zorgverleners/-aanbieders in het belang van de ouder.

  • De zorgverlener/-aanbieder werkt aantoonbaar aan de doelen van het ondersteunings- en zorg- en budgetplan.

  • De zorgverlener/-aanbieder is bij de gemeente niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding en/of fraude.

In het Burgerlijk Wetboek is opgenomen dat een bewindvoerder, curator, of mentor, niet tevens behandelend hulpverlener mag zijn

Artikel 4.6 Kwaliteitseisen formele hulp

Bij pgb formele hulp dient de aanbieder/hulpverlener aan dezelfde eisen te voldoen als bij zorg in natura. Hiervoor gelden de volgende kwaliteitseisen:

  • Inschrijving Kamer van Koophandel

  • gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;

  • systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

  • verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder,

  • de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • de meldplicht calamiteiten en geweld;

  • verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

  • Registratie SKJ of BIG-register van de hulpverlener

  • Minimaal HBO-opleiding hulpverleners. Voor begeleiding basis geldt dat een MBO-opleiding volstaat wanneer de begeleiding onder toezicht van een zorgprofessional gebeurt met minimaal een HBO-opleiding.

  • Wanneer dit van belang is voor de continuïteit van zorg dienen minimaal twee medewerkers aanwezig te zijn of meerdere hulpverleners gecontracteerd worden.

Het college toetst de kwaliteitseisen op basis van het zorg- en budgetplan. Dit kan blijken uit:

  • klantervaringen en eigen contacten met de betreffende aanbieder;

  • jaarverslagen van de betreffende aanbieder;

  • rapport(en) van een of meer inspecties.

Artikel 4.7 Kwaliteitseisen informele hulp

De kwaliteitseisen zoals in het vorige lid bedoeld, gelden in beperkte mate indien de hulp wordt betrokken van iemand uit het sociale netwerk. Voor de inzet van personen binnen het sociaal netwerk die niet behoren tot de eerste graad van bloedverwantschap, is in ieder geval een VOG vereist die niet ouder is dan drie maanden.

Voor informele hulp geldt dat in ieder geval de kwaliteit van de in te kopen zorg voldoende moet zijn om de gestelde doelen en de te bereiken resultaten in het ondersteuningsplan te kunnen realiseren.

Voor informele hulp gelden geen specifieke opleidingseisen of opleidingsniveau. Afhankelijk van de soort hulp en de situatie van de ouder dient de hulpverlener wel over de benodigde competenties te beschikken. Deze competenties kunnen blijken uit opleiding en/of ervaring.

Het college toetst de kwaliteitseisen aan de hand van het ingevulde zorg- en budgetplan. Het college kan hierover aanvullende informatie opvragen middels een gesprek met de budgetbeheerder eventueel samen met de beoogde hulpverlener.

Artikel 4.8 Aanvullende voorwaarden pgb sociaal netwerk

De jeugdige en/of zijn ouder/gezaghebbende aan wie een pgb wordt toegekend kan alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, indien:

  • a.

    de geboden jeugdhulp passend, adequaat en veilig is;

  • b.

    de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen, zich voldoende op de hoogte hebben gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van jeugdhulp verbonden zijn;

  • c.

    de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen achttien jaar of ouder zijn;

  • d.

    de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen individueel niet meer dan 40 uur per week werkzaam zijn op basis van een pgb.

  • e.

    de draagkracht van het gezin/de leefeenheid voldoende gewaarborgd is.

  • f.

    het pgb wordt beheerd door een ander persoon dan de persoon die de aan het pgb bonden taken uitvoert.

Wanneer (een deel van) de hulpvraag betrekking heeft op ontlasting van het gezin/leefeenheid wordt kritisch bekeken of de inzet van pgb vanuit het sociale netwerk positief bijdraagt aan de draagkracht van het gezin.

Artikel 4.9 Pgb en hulp op afroep

Jeugdhulp kan toegekend worden voor situaties waarin (alleen) hulp op afroep nodig is. Dat betekent dat het mogelijk is dat een periode geen beroep wordt gedaan op het pgb. Ongebruikt budget wordt aan het eind van het jaar bij de SVB teruggevorderd door de gemeente.

Artikel 4.10 Tarief Pgb onvoldoende

Als het gevraagde tarief hoger is dan de door de gemeente vastgestelde maximum tarief, wordt het pgb voor dat deel geweigerd en moet de ouder dat zelf bijbetalen. Het pgb kan dus alleen worden geweigerd voor het deel dat hoger is dan het vastgestelde maximum tarief. De budgethouder betaalt dan zelf het verschil. De budgethouder betaalt het extra bedrag aan de SVB.

Er zijn wel uitzonderingen mogelijk, als uit het zorg- en budgetplan blijkt waarom er een hoger tarief nodig is. Als er zeer gespecialiseerde ondersteuning of zorg nodig is, waardoor dat tarief hoger moet zijn, kan dat worden toegekend als gevolg van een hardheidsclausule.

Artikel 4.11 Pgb logeeropvang

De ouder die logeeropvang krijgt toegekend kan deze op regelmatige basis inzetten voor een korte periode, bijvoorbeeld een weekend. Daarnaast is het, indien adequaat, mogelijk om het aantal toegekende uren aansluitend in te zetten voor een langere periode op één moment in het jaar, bijvoorbeeld twee weken in de vakantie. De inzet van de logeeropvang wordt vastgelegd in het zorg-en budgetplan.

Artikel 4.12 Zorg en budgetplan

Als blijkt dat een individuele voorziening nodig is en de ouder wil dit in de vorm van een pgb is de ouder verplicht hiervoor een ingevuld en ondertekend Zorg- en budgetplan in te leveren. Dit plan kan tijdens de onderzoeksfase ingeleverd worden. De uiterste inleverdatum is bij het indienen van een aanvraag.

Het Zorg- en budgetplan omvat de uitwerking van de benodigde zorg en de daarmee samenhangende kosten voor een persoonsgebonden budget. De gemeente heeft een format vastgesteld waaraan een zorg- en budgetplan minimaal moet voldoen. Het zorg- en budgetplan moet volledig zijn ingevuld en omschrijven welke zorg er op welk moment nodig is en op welke manier de gestelde doelen gerealiseerd worden. De doelen zijn omschreven in concrete resultaten. Door een concrete omschrijving wordt achteraf getoetst of de gestelde doelen worden gerealiseerd.

Tijdens het gesprek krijgt de ouder alle informatie (mondeling, formulieren en verwezen naar informatie op internet van SVB en rijksoverheid) die nodig is voor het opstellen van het zorg- en budgetplan. Het college biedt geen ondersteuning bij het invullen van het zorg- en budgetplan. Het zelfstandig invullen van het zorg- en budgetplan is een onderdeel van de toets door het college of de beoogde budgetbeheerder over de benodigde competenties beschikt.

Het college beoordeelt aan de hand van het ingevulde zorg- en budgetplan en desgevraagd aan de hand van de, door het college, opgevraagde bescheiden of de kwaliteit van de jeugdhulp voldoende is gegarandeerd.

Het college kan via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde, laten toetsen of de formele en/of informele zorgverlener verantwoorde jeugdhulp levert, conform het zorg- en budgetplan.

Artikel 4.13 Pgb en verblijf elders

Alleen na voorafgaande toestemming van het college kan het pgb in het buitenland of elders in Nederland besteed worden.

Aan de besteding van het pgb in het buitenland heeft het college de volgende eisen en voorwaarden verbonden:

  • De ondersteuning die in het buitenland geleverd wordt moet bijdragen aan de doelstellingen van het budget- en zorgplan. Dit moet aannemelijk en controleerbaar zijn;

  • de ondersteuning is noodzakelijk om tijdens het buitenlands verblijf te functioneren;

  • het pgb mag niet worden ingezet voor het verblijf.

Artikel 4.14 Besteding van het Pgb

Het PGB mag enkel besteed worden aan het doel waarvoor het is verstrekt, conform het zorg- en budgetplan.

In verband met de aanvraag of uitvoering van het PGB, of een combinatie hiervan, mag het PGB niet besteed worden aan kosten en/of betalingen voor:

  • bemiddeling- en/of administratie;

  • tussenpersonen of belangenbehartiging;

  • coördinatie;

  • pleegzorg;

  • een vrij besteedbaar bedrag en/of vrijwilligersvergoeding;

  • reiskosten van de formele en/of informele zorgverlener;

  • feestdagenuitkeringen aan de formele en/of informele zorgverlener;

  • hulpmiddelen of aanpassingen die door progressiviteit van het ziektebeeld en/of kinderen in de groei snel vervangen dienen te worden;

  • voorzieningen waarvoor een algemene/collectieve voorziening aanwezig is.

Niet besteed pgb budget vloeit via de SVB aan het eind van het kalenderjaar terug naar de gemeente Nissewaard. Hiervoor is geen toestemming nodig van de beheerder van het pgb.

Artikel 4.15 Controle en verantwoording

Na een door het college te bepalen termijn wordt geëvalueerd of de ingekochte jeugdhulp middels het pgb nog steeds voldoet aan de kwaliteitseisen.

De verantwoording van de besteding van het pgb vindt plaats op verzoek van het college.

Het college bepaalt de frequentie en wijze van verantwoording van het pgb.

De beheerder van het pgb is verplicht om, op verzoek van het college, gevraagde bescheiden en informatie per omgaande te verstrekken.

Het college kan bij de evaluatie van het zorg- en budgetplan aan de persoon die de jeugdhulp ontvangt of diens ouders/gezaghebbende vragen aan te geven wat de behaalde resultaten met het pgb zijn.

Hoofdstuk 5 Vervoer

Artikel 2.3.4 uit de Jeugdwet ‘Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden’ stelt dat de gemeente een taak heeft in vervoer van en naar jeugdhulp.

Artikel 5.1 Voorwaarden vervoer

De regeling is alleen van toepassing als het gaat om een vervoersvraag voor:

  • -

    Een jeugdige, die een indicatie heeft voor een individuele voorziening jeugdhulp (dat kan ook in de vorm van een persoonsgebonden budget zijn),

  • -

    De vervoersvraag is voor vervoer van of naar een jeugdhulplocatie

  • -

    En er bestaat geen recht op vervoer door middel van de voorliggende voorziening leerlingenvervoer voor (een deel van) het vervoer naar de jeugdhulplocatie

Artikel 5.2 Vormen van vervoer

De volgende vormen van een vervoersvoorziening vervoer jeugdwet worden onderscheiden:

  • a.

    Begeleiding van een jeugdige met als doel zelfstandig leren reizen naar de jeugdhulpaanbieder.

  • b.

    Een vergoeding voor openbaar vervoer indien sprake is van bovengebruikelijke kosten (zoals beschreven in artikel 5.5) voor vervoer naar of vanaf een jeugdhulpvoorziening.

  • c.

    Een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien sprake is van bovengebruikelijke kosten voor vervoer naar of vanaf een jeugdhulpvoorziening.

  • d.

    Een vergoeding voor eigen vervoer, indien sprake is van bovengebruikelijke kosten voor vervoer van naar of vanaf een jeugdhulpvoorziening.

  • e.

    Aangepast vervoer (taxi vervoer) dat in natura wordt geboden door de jeugdhulpaanbieder of het door het college gecontracteerde taxibedrijf.

Artikel 5.3 Redenen voor vervoersvoorziening

Een voorziening in het kader van vervoer jeugdwet is mogelijk indien er sprake is van één of een combinatie van de volgende situaties:

  • a.

    Als er door een wettelijk verwijzer of het JOT het risico is gesignaleerd dat de jeugdige niet (of niet altijd) de jeugdhulp op locatie kan krijgen die hij/zij nodig heeft.

  • b.

    Er is sprake van medisch vervoer (ziekenvervoer) dat redelijkerwijs niet door ouder(s)/verzorger(s) of het netwerk kan worden geboden of waarbij ouder(s)/verzorger(s) en het netwerk niet beschikken over het benodigde vervoersmiddel, de benodigde medische apparatuur of de benodigde medische of verpleegkundige vaardigheden. De noodzaak tot medisch vervoer hoeft geen relatie te hebben met de noodzaak tot jeugdhulp. Het afwegingskader zoals opgenomen in artikel 4 hoeft dan niet doorlopen te worden.

  • c.

    Beperkingen in de zelfredzaamheid die te maken hebben met leeftijd, stoornis, beperking of ziekte, die tijdelijk of chronisch van aard kan zijn. De beperking in de zelfredzaamheid hoeft geen relatie te hebben met de noodzaak tot jeugdhulp. Het niet kunnen betalen van vervoer kan niet worden aangemerkt als een beperking in de zelfredzaamheid.

  • d.

    Er is sprake van intensieve jeugdhulp, namelijk minimaal acht contactmomenten (behandeling, dagbesteding, kort verblijf of begeleiding) per maand èn

  • e.

    de afstand voor een enkele reis naar de jeugdhulplocatie bedraagt minimaal 6 kilometer volgens de ANWB routeplanner voor de snelste reis, ongeacht het vervoersmiddel of de route die feitelijk wordt gebruikt. Indien sprake is van reizen met het OV met een begeleider dan tellen de kilometers voor een enkele reis dubbel.

  • f.

    De kosten voor het vervoer bedragen meer dan de gebruikelijke kosten, zoals beschreven in artikel 5.5.

Artikel 5.4 Afwegingskader

Indien sprake is van een risico op het niet krijgen van noodzakelijke jeugdhulp vanwege een belemmering in de vervoerssituatie, dan wordt op de volgende volgorde een afweging voor een passende voorziening gemaakt. Pas als een jeugdige niet op de beschreven manier (per optie) kan reizen, komen de volgende, in artikel 5.5 beschreven opties in beeld.

Het inzetten van aangepast vervoer (taxi/taxibus) wordt pas mogelijk als alle onderstaande opties naar het oordeel van het College niet mogelijk zijn:

  • a.

    De jeugdige fietst naar de jeugdhulplocatie.

  • b.

    De jeugdige fietst naar de jeugdhulplocatie onder begeleiding van ouder(s)/verzorger(s) of het sociale netwerk.

  • c.

    De jeugdige heeft de draagkracht en vaardigheden om in afzienbare tijd zelfstandig te leren reizen met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie begeleid door ouder(s)/verzorger(s), het sociale netwerk, een vrijwilliger of een jeugdprofessional.

  • d.

    De jeugdige gaat met zijn/haar brommer/scooter naar de jeugdhulplocatie.

  • e.

    De jeugdige reist zelfstandig met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie. Er zijn 3 redenen waarom openbaar vervoer geen optie is, namelijk een gebrek aan zelfstandigheid van de jeugdige, het ontbreken van openbaar vervoer of een reistijd van meer dan 45 minuten voor een enkele reis. Daarbij wordt uitgegaan van de reisduur tussen in- en uitstaphalte of – station.

  • f.

    De jeugdige reist onder begeleiding van ouder(s)/verzorger(s) of het sociale netwerk met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie. Deze optie vervalt als de jeugdige niet in staat is om met begeleiding in het openbaar vervoer te reizen, openbaar vervoer ontbreekt, de reistijd meer dan 45 minuten enkele reis is (de reistijd van begin- tot eindhalte of - station) of ouder(s)/verzorger(s) kunnen aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.

  • g.

    De ouder(s)/verzorger(s) of het netwerk brengen en halen de jeugdige met gemotoriseerd vervoer (auto, bestelbus, motor enz.)

  • h.

    Er wordt een vrijwilliger geworven die de jeugdige begeleidt (b en f) of vervoert (g).

  • i.

    De jeugdhulpaanbieder verplaatst de begeleiding/behandeling naar het verblijfadres van de jeugdige.

  • i.

    De jeugdhulpaanbieder verplaatst de begeleiding/behandeling naar het verblijfadres van de jeugdige.

Artikel 5.5 Jeugdwetvervoer en vergoeding voor eigen vervoer en openbaar vervoer

  • a.

    Wanneer de opties van artikel 5.4 niet mogelijk zijn èn de gecontracteerde jeugdhulpaanbieder geen vervoer aanbiedt dan kan gebruik gemaakt worden van het Jeugdwetvervoer of een vergoeding worden verleent voor eigen vervoer of openbaar vervoer.

  • b.

    Een vergoeding voor het vervoer naar jeugdhulp kan alleen worden aangevraagd bij en verstrekt door het college.

  • c.

    De kilometervergoeding bedraagt € 0,19 per km. Voor de vergoeding hiervan wordt aangesloten bij de methodiek zoals opgenomen in de verordening Leerlingenvervoer waarbij het volgende schema wordt aangehouden:

    0 km - 5.000 km: 65% van 0,37 = € 0,24 per kilometer

    5.001 km - 10.000 km: 48% van 0,37 = € 0,18 per kilometer

    10.001 km - 20.000 km: 37% van 0,37 = € 0,14 per kilometer

    meer dan 20.000 km: 33% van 0,37 = € 0,12 per kilometer

Hoofdstuk 6 Verlengde jeugdhulp

Artikel 6.1 Overgang bij 18 jaar

Wanneer de jeugdige achttien jaar wordt eindigt in principe de jeugdhulp. Mogelijk is er dan nog hulp nodig. Uiterlijk wanneer de jeugdige de leeftijd van 17,5 jaar heeft onderzoekt het college samen met de betrokkenen of en welke hulp nodig is wanneer de jeugdige 18 jaar wordt.

Wanneer er hulp nodig is die vanuit een ander wettelijk kader geboden wordt, wordt de jeugdige hier naar toe geleid. Het kan daarbij gaan om de Zorgverzekeringswet (behandeling GGZ), de Wmo (o.a. begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen) of de Wet Langdurige zorg (verblijf).

Artikel 6.2 Vormen van verlengde jeugdhulp

Wanneer de hulp vanuit een ander wettelijk kader niet passend is, is het onder voorwaarden mogelijk de jeugdhulp te verlengen. Het gaat dan bijvoorbeeld om pedagogische gezinsbegeleiding, opvoedondersteuning, vaardigheidstrainingen, creatieve therapie of speltherapie, maar ook pleegzorg.

Artikel 6.3 Voorwaarden verlengde jeugdhulp

De in artikel 2.3 van de Jeugdwet genoemde voorzieningen kunnen doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar, als sprake is van één van de volgende drie situaties:

  • -

    De jeugdige ontving al jeugdhulp voor zijn 18e jaar en voortzetting van deze hulp is noodzakelijk

  • -

    Voordat de jeugdige 18 jaar werd is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is

  • -

    Na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd, wordt binnen een termijn van een half jaar vastgesteld dat hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

Is geen sprake van één van de hiervoor genoemde situaties, dan is voortzetting van de ondersteuning op grond van de Jeugdwet niet aan de orde. De ondersteuning houdt dan definitief op.

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

Artikel 7.1 Intrekken oude beleidsregels

Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels vervallen:

  • -

    Nadere regels Persoonsgebonden budget jeugdhulp Nissewaard 2015

Artikel 7.2 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt in werking op het moment van publicatie.

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels Jeugdwet 2020 gemeente Nissewaard.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard van 10 maart 2020.