Regeling vervallen per 01-10-2016

Erfgoedverordening 2008

Geldend van 16-02-2009 t/m 30-09-2016

Intitulé

Erfgoedverordening 2008

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;b monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;c gemeentelijke archeologische waardekaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;d landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;e provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;f archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;g hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;h middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;i lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;j plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;k programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.l gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Rijksmonumenten

Artikel 3 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;a het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:§ in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 150 m2, of;§ in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 120 m2, of;§ in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2.b in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.c in een vrijstellingsbesluit als bedoeld in artikel 9.1.7, artikel 9.1.9, artikel 9.1.10 en artikel 9.1.11 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, of in een ontheffingsbesluit als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c , artikel 3.22 of artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.d het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;e een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:§ het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of§ de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of§ in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 4 Opgravingen en begeleiding

  • 1  Indien binnen het grondgebied van de gemeente Noord-Beveland onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:a het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder o, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.b de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoel in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen,.

  • 2 In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3 Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 5 Schadevergoeding

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:a de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder d;b een aanwijzing als bedoeld in artikel 4, tweede lid, tweede volzin.

  • 2  Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 9.1.18 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening of bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4, eerste lid, onder b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 7 Nieuw Artikel

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen belast.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 8 Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening Gemeente Noord-Beveland vastgesteld op 28 september 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Overgangsrecht

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 8 ingetrokken verordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2008 Gemeente Noord-Beveland.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Noord-Beveland op 27 november 2008.