Regeling vervallen per 01-01-2015

Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014

Provinciale Staten van Noord-Brabant; Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 2 november 2010; Gelet op artikel 143 van de Provinciewet; Gezien het advies van de commissie Ruimte en Milieu; Overwegende dat het Inter Provinciaal Overleg en de Minister van Wonen, Wijken en Integratie afspraken hebben gemaakt over het investeringsbudget stedelijke vernieuwing, voor het derde subsidietijdvak lopende van 2010 tot en met 2014, welke afspraken zijn verwoord in een brief van 4 januari 2010 met het onderwerp “decentralisatie ISV 3”; Overwegende dat het rijk en provincies afspraken hebben gemaakt in het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties; Overwegende dat Provinciale Staten op grond van deze afspraken op 23 april 2010 het Beleidskader stedelijke vernieuwing 2010-2014 Provincie Noord-Brabant “Aan de slag met duurzaam vernieuwen” hebben vastgesteld; Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bijdrage: aanspraak op financiële middelen, als bedoeld in artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    BUS: Besluit uniforme saneringen;

  • c.

    BUS melding: melding als bedoeld in artikel 39b, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • d.

    evaluatieverslag BUS: verslag als bedoeld in artikel 39b, zesde lid, van de Wet bodembescherming;

  • e.

    nazorgplan: plan als bedoeld in artikel 39d van de Wet bodembescherming;

  • f.

    ontwikkelingslocatie: gebied waarin sprake is van een samenhangende ruimtelijke ontwikkeling;

  • g.

    projectgemeente: gemeente als genoemd op de door Gedeputeerde Staten vast te stellen lijst van projectgemeenten in de provincie Noord-Brabant;

  • h.

    RUS: Regeling uniforme saneringen;

  • i.

    saneringsplan: plan als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • j.

    saneringsverslag: verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • k.

    humane spoedlocatie: locatie ten aanzien waarvan op grond van een beschikking ex artikel 37 Wet bodembescherming is vastgesteld dat het huidige gebruik van de bodem leidt tot zodanige humane risico’s dat spoedige sanering noodzakelijk is, alsmede de locatie ten aanzien waarvan dit met gebruikmaking van een verkorte onderzoeksmethode aannemelijk wordt geacht;

  • l.

    wet: Wet bodembescherming.

Artikel 2 Toepasselijkheid

De Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op deze verordening.

Artikel 3 Delegatie

  • 1 Door Gedeputeerde Staten kunnen krachtens hierbij verleende delegatie van verordenende bevoegdheid nadere regels, dan wel beleidsregels worden gesteld en besluiten worden genomen betreffende:

    • a.

      de precisering van activiteiten en projecten die in aanmerking komen voor een bijdrage;

    • b.

      het vaststellen van een bijdrageplafond;

    • c.

      het vaststellen van een aanvraagformulier;

    • d.

      het vaststellen van een lijst van projectgemeenten;

    • e.

      het verstrekken van bijdragen;

    • f.

      het intrekken of wijzigen van bijdragebeschikkingen;

    • g.

      het betalen van bijdragen in gedeelten;

    • h.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van bijdragen;

    • i.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bijdragen;

    • j.

      alle overige ter zake van bijdragen te nemen uitvoeringsbesluiten, waaronder het beslissen op bezwaarschriften tegen bijdragebesluiten.

Artikel 4 Doelgroep

Een bijdrage kan worden aangevraagd door projectgemeenten.

Artikel 5 Projecten die in aanmerking komen voor een bijdrage

Een bijdrage kan worden verstrekt voor:

  • a.

    projecten gericht op het op grond van een saneringsplan saneren van de bodem bij een ontwikkelingslocatie waarbij sprake is van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    projecten gericht op het op grond van een BUS melding saneren van de bodem bij een ontwikkelingslocatie waarbij sprake is van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 1 van de wet.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Een bijdrage wordt geweigerd indien:

  • a.

    het verstrekken van de bijdrage niet verenigbaar is met het beleid van de Provincie Noord-Brabant;

  • b.

    met de verstrekking van de bijdrage het bijdrageplafond zou worden overschreden;

  • c.

    op grond van artikel 75a van de wet reeds een andere tegemoetkoming is verstrekt;

  • d.

    de uitvoering van de sanering gestart is voor 1 januari 2010;

  • e.

    de aanvrager ook zonder verstrekking van de bijdrage over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit provinciale middelen of uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van het project te dekken.

Artikel 7 Vereisten voor een bijdrage

  • 1 Om voor een bijdrage als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager beschikt over een beschikking tot goedkeuring als bedoeld in artikel 39 van de wet;

    • b.

      het project ziet op uitvoering van de beschikking, bedoeld onder a;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in stedelijk gebied.

  • 2 Om voor een bijdrage als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      voor de sanering is een BUS melding als bedoeld in artikel 39b, eerste lid, van de wet ingediend;

    • b.

      de aanvrager heeft binnen vijf weken na indiening van de BUS melding geen mededeling van Gedeputeerde Staten ontvangen dat de BUS melding niet voldoet aan het BUS en de RUS;

    • c.

      het project ziet op uitvoering van de melding, bedoeld onder a;

    • d.

      het project wordt uitgevoerd in stedelijk gebied.

Artikel 8 Kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de bijdrage, komen de werkelijk gemaakte projectkosten voor een bijdrage in aanmerking die vermeld staan in artikel 9, eerste lid, artikel 10, eerste lid, en bijlage 7 van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering.

Artikel 9 Kosten die niet in aanmerking komen voor een bijdrage

De kosten van het opstellen en uitvoeren van een nazorgplan komen niet in aanmerking voor een bijdrage.

Artikel 10 Vereisten aanvraag

Een aanvraag voor een bijdrage voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    aanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    per ontwikkelingslocatie wordt maximaal een aanvraag ingediend;

  • c.

    een aanvraag wordt ingediend op een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van:

    • een tijdsplanning;

    • een sluitende begroting;

    • het nummer van de beschikking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, voor een saneringsplan of een kenmerk van de ontvangstbevestiging door Gedeputeerde Staten van de melding als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a.

Artikel 11 Hoogte van de bijdrage

De bijdrage bedraagt maximaal 25% van de kosten, bedoeld in artikel 8.

Artikel 12 Behandeling van aanvragen

  • 1 Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 2 Indien een aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 3 Indien door de verstrekking van de bijdragen voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het bijdrageplafond wordt overschreden en de volgorde van binnenkomst van de aanvragen niet kan worden vastgesteld, stellen Gedeputeerde Staten de onderlinge volgorde van de volledige aanvragen vast door:

    • a.

      voorrang te geven aan projecten die zien op humane spoedlocaties;

    • b.

      loting.

Artikel 13 Verplichtingen van de ontvanger

Aan de ontvanger van de bijdrage kunnen in ieder geval de volgende verplichtingen worden opgelegd:

  • a.

    de ontvanger bericht zo spoedig mogelijk aan Gedeputeerde Staten indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de bijdrageverstrekking onder overlegging van de relevante stukken;

  • b.

    de ontvanger voert het project als bedoeld in artikel 5, onder a, uit overeenkomstig de beschikking, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a;

  • c.

    de ontvanger voert het project als bedoeld in artikel 5, onder b, uit overeenkomstig het BUS en de RUS.

Artikel 14 Betaling en verantwoording

  • 1 De ontvanger legt jaarlijks verantwoording af aan zijn algemeen bestuur met betrekking tot:

    • a.

      de voortgang van de prestaties;

    • b.

      de ondernomen acties om de prestatie te realiseren;

    • c.

      de financiële consequenties van die acties.

  • 2 De ontvanger stelt Gedeputeerde Staten jaarlijks in kennis van de verantwoording, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De ontvanger legt verantwoording af over de doelen en inzet van de beschikbaar gestelde bijdrage door middel van het toezenden van de datum en het nummer van de instemmingsbeschikking op het saneringsverslag of de datum van het evaluatieverslag BUS aan Gedeputeerde Staten.

  • 4 Gedeputeerde Staten betalen de bijdrage uit in vier gelijke jaarlijkse termijnen.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, kunnen Gedeputeerde Staten bij projecten die binnen vier jaar worden afgerond, het aantal termijnen, dan wel het betalingsinterval verkorten.

Artikel 15 Wijzigen en intrekken bijdrage

De bijdrage kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:

  • a.

    het project, bedoeld in artikel 5, niet of niet geheel wordt uitgevoerd;

  • b.

    de ontvanger niet voldoet of niet kan voldoen aan de verplichtingen;

  • c.

    de bijdrage is besteed aan een ander doel dan stedelijke vernieuwing;

  • d.

    de ontvanger onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt;

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip en vervalt met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Bijdrageverordening stedelijke vernieuwing bodem Noord-Brabant 2011-2014.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 10 december 2010 Provinciale Staten voornoemd, de voorzitter de griffier prof. dr. W.B.H.J. van de Donk A.J. Brul, adj.

Algemeen

Op grond van de Wet stedelijke vernieuwing is op 1 januari 2010 het derde tijdvak van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing ingegaan (2010-2014) (ISV3). Het ISV-budget is een rijksbudget, waarvan de provincie budgethouder is voor de niet-rechtstreekse gemeenten (rechtsreekse gemeenten zijn de G31, in Brabant de B5 Eindhoven, Helmond, Breda, Den Bosch en Tilburg. Deze gemeenten ontvangen rechtstreeks ISV-middelen van het Rijk). Per 1 januari vervalt de wet stedelijke vernieuwing en ontvangt de provincie de ISV-middelen als decentralisatieuitkering in het provinciefonds. De middelen zijn bedoeld voor fysieke herstructurering, geluidssanering en bodemsanering in stedelijk gebied

Provinciaal beleid ISV3

In april 2010 heeft u het beleidskader voor stedelijke vernieuwing vastgesteld waarin de kaders voor stedelijke vernieuwing 2010-2014 zijn vastgelegd, waaronder het onderscheid in programmagemeenten en projectgemeenten. (Projectgemeenten kunnen op grond van een concreet project in aanmerking kunnen komen ISV-budget, programmagemeenten op basis van een meerjarenprogramma stedelijke vernieuwing). Op grond van het beleidskader hebben Gedeputeerde Staten op 20 juli de uitgangspunten vastgesteld over de manier waarop het ISV-3 budget concreet zal worden ingezet. Hierbij was een belangrijk uitgangpunt dat de interbestuurlijke lasten laag blijven.

Wat zijn de uitgangpunten voor de inzet van het ISV-bodembudget?

Voor het deelbudget bodem is in de uitgangspuntennotitie bepaald dat projectgemeenten voor bodemsaneringsprojecten een bijdrage kunnen aanvragen. Als het project inhoudelijk en procedureel voldoet aan de criteria die de Wet bodembescherming stelt, hebben gemeenten recht op een bijdrage uit het ISV-budget. Derhalve is het middel ‘subsidie’ met het wettelijk instrumentarium dat erbij hoort te zwaar en leidt tot overbodige administratieve lasten. Een bijdrage is vormvrij en levert daarom de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk ten aanzien van de vereisten en verplichtingen voor gemeenten aan de financiële bijdrage.

Hoogte van het budget

Het beschikbare budget voor projectgemeenten op dit ISV-onderdeel is 2.95 miljoen euro.

Wat staat er in de voorliggende verordening ISV-bodem?

De beschikbaarheidstelling van de bodemgelden geschiedde op grond van de wet stedelijke vernieuwing. Omdat deze wet vervalt per 1 januari 2011 is er een provinciale verordening nodig die de wet op deze onderdelen vervangt. De voorliggende verordening maakt het mogelijk om de middelen daadwerkelijk ter beschikking te stellen aan gemeenten en stelt de gewenste vereisten en verplichtingen voor de ontvanger vast tbv de beoordeling van het project en het bepalen van de hoogte van de bijdrage. Voor de beoordeling van de inhoudelijke aanpak van vervuilde locaties wordt in de verordening één op één aangesloten bij het bestaande Rijks- en provinciaal beleid en wet- en regelgeving voor bodembescherming. Zo wordt er voorkomen dat er extra vereisten worden opgelegd. De hoogte van de bijdrage voor een project bedraagt 25% van de gemaakte saneringskosten.

Wat is het beoogde effect van de verordening?

Het besluit maakt het mogelijk om een financiële bijdrage te kunnen verstrekken aan gemeenten voor projecten gericht op het saneren van de bodem bij een ruimtelijke ontwikkelingslocatie in stedelijk gebied waarbij sprake is van ernstige verontreiniging. De landelijke taakstelling is om spoedlocaties (ernstige verontreiniging met humane-, ecologische- of verspreidingsrisico’s) uiterlijk in 2015 gesaneerd of beheerst te hebben. Voor ernstige vervuiling in gebieden waar gebiedsontwikkeling plaatsvindt zijn gemeenten verplicht om de vervuiling uiterlijk in 2030 te hebben aangepakt. Een deel van deze taakstelling valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. In de Wbb wordt voorgeschreven aan welke vereisten een gemeente moet voldoen om een bodemsanering uit te voeren (zoals een goedgekeurd saneringplan door de provincie). Met de financiële bijdrage voor gemeenten wordt beoogt dat de taakstelling kan worden behaald, aangezien het gaat om locaties waarvan de kosten niet op de vervuiler of particuliere eigenaar kunnen worden verhaald.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. W.G.H.M. Rutten