Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Wet BDU verkeer en vervoer;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten uitvoering willen geven aan de Wet BDU verkeer en vervoer en aan de essentiële onderdelen van het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan en daartoe op 16 maart 2010 de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten tevens de doorstroming van openbaar vervoer in Noord-Brabant wensen te stimuleren en daartoe op 10 maart 2009 de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten op 12 oktober 2012 de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het Kader financieel beheer rijkssubsidies zijn geïmplementeerd, alsmede een algehele actualisatie is doorgevoerd;

Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen 2009-2013 aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Regiotaxi

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    OV-samenwerkingsbijdrage: geldbedrag aan gemeenten en gemeenschappelijke regelingen, bestaande uit componenten voor beheerskosten, kosten van ontwikkeling en experimenten alsook een vrije ruimte, te besteden aan bestemmingen die gerelateerd zijn aan de regiotaxi;

  • b.

    regiotaxi: voor een ieder openstaand personenvervoer per auto, niet volgens een dienstregeling, als bedoeld in het Besluit personenvervoer 2000 voor zover het vervoer aanvullend of vervangend is ten opzichte van het openbaar vervoer, niet zijnde doelgroepenvervoer en groepsvervoer;

  • c.

    samenwerkingsovereenkomst: samenwerkingsovereenkomst Regiotaxi Noord-Brabant 2011-2015;

  • d.

    tariefeenheid: tariefzone of strip;

  • e.

    vervoersovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000;

  • f.

    Wet BDU: Wet BDU verkeer en vervoer.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    de vervoerder met wie een vervoersovereenkomst is gesloten;

  • b.

    gemeenten met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten;

  • c.

    gemeenschappelijke regelingen met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het verrichten van personenvervoer met de regiotaxi;

  • b.

    activiteiten die gerelateerd zijn aan de regiotaxi.

Artikel 1.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de bepalingen in de vervoersovereenkomst.

  • 2 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.6 komen de kosten voor het verrichten van personenvervoer met de regiotaxi voor zover voorzien in andere wet- en regelgeving niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a, voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, vast op € 3.620.000.

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a, bedraagt het verschil tussen het tarief per declarabele tariefeenheid verminderd met de eigen bijdrage van de reiziger vermenigvuldigd met het aantal tariefeenheden van de rit.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b, bedraagt de OV-samenwerkingsbijdrage zoals per regio beschikbaar is gesteld in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger die een subsidie ontvangt voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4 wordt de verplichting opgelegd dat er over de besteding van de uitgaven financiële verantwoording wordt afgelegd op de wijze bedoeld in de Wet BDU.

Artikel 1.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 100%.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 1.13 Subsidievaststelling

In afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant stellen Gedeputeerde Staten uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening, inclusief de SiSa-bijlage en rapport van bevindingen die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie ambtshalve vast.

§ 2 Stimulering bedrijfsvervoer

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsvervoer: collectief vervoer ten behoeve van werknemers op het woon-werktraject van de werknemer door of vanwege de werkgever, voor aanvang van en na afloop van de werkzaamheden van de werknemer;

  • b.

    beroepsvervoerder: vervoerder met een vergunning voor het verrichten van besloten busvervoer of taxivervoer;

  • c.

    werkplek: vaste locatie waar door een werknemer arbeid wordt verricht en waarover de werkgever zeggenschap of recht van gebruik heeft.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door werkgevers, van wie het bedrijf en de werkplekken gelegen zijn in het gebied waar de provincie Noord-Brabant vervoersautoriteit is.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verrichten van bedrijfsvervoer.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt ten behoeve van bedrijfsvervoer in 2014.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het bedrijfsvervoer heeft plaatsgevonden in 2014;

  • b.

    de subsidieaanvrager heeft geen reiskostenvergoeding betaald aan werknemers die gebruik hebben gemaakt van bedrijfsvervoer;

  • c.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      een werkplek, gelegen in de provincie Noord-Brabant;

    • 2°.

      bedrijfsvervoer door middel van een bus of auto, ingericht voor het vervoer van minimaal acht personen, exclusief de bestuurder;

  • d.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een vervoersoverzicht van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij per dag de namen van de vervoerde werknemers zijn aangegeven;

    • 2°.

      een afschrift van een overeenkomst die door de subsidieaanvrager met een beroepsvervoerder gesloten is voor het verrichten van bedrijfsvervoer, indien dit mogelijk is.

Artikel 2.7 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode:

    • a.

      van 5 januari 2015 tot en met 1 april 2015;

    • b.

      van 4 januari 2016 tot en met 1 april 2016.

  • 2 De aanvraag heeft betrekking op het bedrijfsvervoer dat is verricht in het jaar voorafgaande aan de aanvraag

Artikel 2.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de tenderperiode:

  • a.

    van 5 januari 2015 tot en met 1 april 2015, vast op € 220.000;

  • b.

    van 4 januari 2016 tot en met 1 april 2016, vast op €140.000;

  • c.

    van 2 januari 2017 tot en met 1 april 2017, vast op € 0.

Artikel 2.9 Subsidiehoogte

De subsidie per projectjaar bedraagt:

  • a.

    voor 2014 € 1,19 per werknemer per dag;

  • b.

    voor 2015 € 0,68 per werknemer per dag;

  • c.

    voor 2016 € 0,00.

Artikel 2.10 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het subsidieplafond, genoemd in artikel 2.8, te boven gaan, verdelen Gedeputeerde Staten de subsidie naar evenredigheid onder de voornoemde subsidieaanvragen.

  • 2 Evenredige verdeling onder de subsidieaanvragers vindt plaats op basis van de subsidiehoogte van de subsidieaanvragen, berekend op basis van artikel 2.9.

Artikel 2.11 Subsidievaststelling

  • 1 Op subsidies tot € 25.000 is artikel 20, eerste lid, onder a, vierde en vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant van toepassing.

  • 2 Met toepassing van artikel 21, negende lid, en artikel 22, zevende lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, is op subsidies van € 25.000 en hoger artikel 20, eerste lid, onder a, vierde en vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant van overeenkomstige toepassing.

§ 3 Doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • b.

    vervoerder: concessiehouder voor openbaar vervoer in het gebied waarop het project betrekking heeft.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door wegbeheerders.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kleinschalige infrastructurele maatregelen ten behoeve van doorstroming van het openbaar vervoer.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie door Gedeputeerde Staten of een ander bestuursorgaan is verstrekt;

  • b.

    de subsidieaanvrager met het project reeds voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag is begonnen.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in Noord-Brabant;

  • b.

    het project draagt bij aan:

    • 1°.

      rijtijdvermindering van het openbaar vervoer; of

    • 2°.

      comfortverbetering voor reizigers in het openbaar vervoer.

  • c.

    het project heeft de instemming van de vervoerder;

  • d.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de subsidievereisten;

    • 2°.

      een offerte met een duidelijke afbakening van de verschillende werkzaamheden per maatregel;

    • 3°.

      een kostenraming van de maatregel.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle begrote kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van de interne organisatie van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor structureel beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur;

  • c.

    kosten voor toezicht.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, vast op: € 100.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger realiseert het project voor 31 december 2016.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont door middel van beeldmateriaal desgevraagd aan dat de subsidiabele activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

§ 4. Toegankelijkheid haltes en busstations

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    halte: halte of haltevoorziening voor openbaar busvervoer, opgenomen in de lijst van geprioriteerde bushaltes van bijlage 1;

  • b.

    busstation: station of stationsvoorziening voor openbaar busvervoer, opgenomen in de lijst van geprioriteerde busstations van bijlage 1.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door gemeenten, genoemd in bijlage 1.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het fysiek toegankelijk maken van:

  • a.

    een halte;

  • b.

    een busstation.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag:

  • a.

    de werkzaamheden ten behoeve van het fysiek toegankelijk maken reeds zijn gegund;

  • b.

    de subsidieaanvrager reeds met de uitvoering van het project is begonnen.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de halte of het busstation is gelegen binnen de gemeentegrenzen van de subsidieaanvrager;

    • b.

      de werkzaamheden voor het fysiek toegankelijk maken zijn uiterlijk op 31 december 2012 aanbesteed;

    • c.

      aan het project ligt een ontwerptekening ten grondslag, waaruit blijkt op welke wijze de halte of het busstation fysiek toegankelijk wordt gemaakt.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project een sluitende begroting ten grondslag ligt met een kostenraming per busstation.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor projecten als bedoeld in artikel 4.4, onder b, alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van voorbereiding en toezicht;

  • b.

    kosten van onderhoud en toekomstig beheer.

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2015.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, vast op € 1.500.000.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder a, bedraagt € 12.500 per halte.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft de volgende verplichtingen:

  • a.

    het fysiek toegankelijk maken geschiedt conform de in bijlage 2 opgenomen criteria;

  • b.

    de subsidieontvanger heeft de halte of het busstation uiterlijk 31 december 2013 toegankelijk gemaakt;

  • c.

    de subsidieontvanger dient uiterlijk drie maanden na realisering van het project de volgende gegevens en bescheiden in:

    • 1°.

      naam, nummer, straatnaam, locatie en het nummer van de halte of het busstation;

    • 2°.

      een verklaring dat de halte of het busstation, waarvoor subsidie is aangevraagd, daadwerkelijk op straat is aangelegd;

    • 3°.

      zes digitale foto’s van de gerealiseerde toegankelijke halte of het gerealiseerde toegankelijke busstation.

  • d.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 4.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen bij subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, een voorschot van ten hoogste 50 % van het verleende subsidiebedrag verstrekken, indien het verleende subsidiebedrag meer dan € 50.000 bedraagt.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 4 Gedeputeerde Staten verstrekken bij subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, op basis van een einddeclaratie een voorschot van 100% nadat het project is afgerond.

  • 5 Een einddeclaratie gaat vergezeld van:

    • a.

      een bestuursverklaring zoals weergegeven in bijlage 3 van deze regeling;

    • b.

      een specificatie van de reeds gemaakte kosten;

    • c.

      een overzicht van de data van de werkzaamheden en de bijbehorende wijzigingen die bij het busstation zijn uitgevoerd.

Artikel 4.15 Subsidievaststelling

In afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant stellen Gedeputeerde Staten uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening, inclusief de SiSa-bijlage en rapport van bevindingen die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie vast.

§ 5 Sociale veiligheid openbaar vervoer

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

[vervallen]

Artikel 5.2 Doelgroep

[vervallen]

Artikel 5.3 Subsidievorm

[vervallen]

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

[vervallen]

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

[vervallen]

Artikel 5.6 Subsidievereisten

[vervallen]

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 5.8 Vereisten subsidieaanvraag

[vervallen]

Artikel 5.9 Subsidieplafond

[vervallen]

Artikel 5.10 Subsidiehoogte

[vervallen]

Artikel 5.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

[vervallen]

Artikel 5.12 Prestatieverantwoording

[vervallen]

Artikel 5.13 Bevoorschotting en betaling

[vervallen]

§ 6 Collectief vervoer ontwikkelprojecten

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    concessie: recht als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • b.

    concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 door Gedeputeerde Staten een concessie is verleend;

  • c.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • d.

    Programma van Eisen: eisen waaraan de vervoerder van de concessie moet voldoen;

  • e.

    versterking: extra inzet van openbaar vervoer.

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door concessiehouders.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    marketing en communicatie;

  • b.

    versterking;

  • c.

    vervoerkundige experimenten.

Artikel 6.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder a, in aanmerking te komen, levert het project een bijdrage aan de marketing en communicatie:

    • a.

      in relatie tot het openbaar vervoer; of

    • b.

      ten behoeve van de dienstregeling.

  • 2 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder b, in aanmerking te komen:

    • a.

      is er aantoonbaar sprake van een situatie waarin het aanbod van reizigers de capaciteit van de dienstregeling overstijgt;

    • b.

      is het project aantoonbaar noodzakelijk voor het verwerken van het aanbod, bedoeld onder a.

  • 3 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder c, in aanmerking te komen worden de ontwikkelactiviteiten en inspanningen gerelateerd aan de bussoorten en de productformules zoals aangegeven in het Programma van Eisen.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, liggen aan het project, bedoeld in artikel 6.4, ten grondslag:

    • a.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een sluitende begroting.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    artikel 6.4, onder a, worden ingediend voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • b.

    artikel 6.4, onder b, worden ingediend voor 1 maart van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • c.

    artikel 6.4, onder c, worden gedurende het hele jaar ingediend.

Artikel 6.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    artikel 6.4, onder a, voor het jaar 2014 vast op € 1.100.000;

  • b.

    artikel 6.4, onder b, voor het jaar 2014 vast op € 1.275.000;

  • c.

    artikel 6.4, onder c, voor het jaar 2014 vast op € 2.000.000.

Artikel 6.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in:

  • a.

    artikel 6.4, onder a, bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in artikel 6.8, onder a;

  • b.

    artikel 6.4, onder b, bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in artikel 6.8, onder b;

  • c.

    artikel 6.4, onder c, bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in artikel 6.8, onder c.

Artikel 6.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het project wordt voor 13 december 2014 gerealiseerd.

Artikel 6.11 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 6.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 7 GGA-regio’s en het SRE

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     buurtbushalte: halte, waar een buurtbus halteert;

  • b.

     geprioriteerde halte: halte of haltevoorziening voor openbaar busvervoer, die is opgenomen in de lijst van geprioriteerde bushaltes en busstations van bijlage 4;

  • c.

     GGA-regio: samenwerkingsverband met als deelnemers de aangesloten Noord-Brabantse gemeenten, zoals opgenomen in bijlage 5, de provincie Noord-Brabant en Rijkswaterstaat directie Noord-Brabant;

  • d.

     halte: in-, uit- of overstapfaciliteit voor de bus met voorzieningen voor een comfortabele in- en uitstap, voorzien van het verkeersbord L 03;

  • e.

     infrastructurele projecten: investeringen in infrastructuur, die bijdragen aan de verwezenlijking van het provinciale verkeers- en vervoersbeleid;

  • f.

     niet-geprioriteerde halte: halte of haltevoorziening voor openbaar busvervoer, die niet is opgenomen op de lijst van geprioriteerde haltes van bijlage 4;

  • g.

     niet-infrastructurele verkeer en vervoer projecten: niet-infra-structurele maatregelen, regionale studieprojecten, mensgerichte maatregelen of pakketten van mensgerichte maatregelen;

  • h.

     regionaal halteplan: gemeentelijk plan ten behoeve van een GGA-regio waarin is aangegeven op welk moment welke halte toegankelijk wordt gemaakt en hoe het fysiek toegankelijk maken van de halte wordt gefinancierd;

  • i.

     stads- of streekbushalte: halte waar een stads- of streekbus halteert;

  • j.

     SRE: Samenwerkingsverband Regio Eindhoven.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder a tot en met d en tweede lid, kan worden aangevraagd door de gemeenten, genoemd in bijlage 5.

  • 2  Subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder b kan worden aangevraagd door de gemeenten, genoemd in bijlage 5, ten behoeve van maatschappelijke organisaties.

  • 3  Subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder e, kan worden aangevraagd door het SRE.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1  Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

       kleine infrastructurele projecten;

    • b.

       niet-infrastructurele verkeer en vervoer projecten;

    • c.

       projecten gericht op het fysiek toegankelijk maken van een niet-geprioriteerde halte;

    • d.

       projecten gericht op het aanschaffen en plaatsen van haltemeubilair voor een geprioriteerde of een niet-geprioriteerde halte;

    • e.

       kleine infrastructurele projecten, opgenomen in het regionale uitvoeringsprogramma van het SRE.

  • 2  Subsidie kan worden verstrekt voor reserveprojecten, indien projecten als genoemd in het eerste lid in het jaar van subsidieverlening door onvoorziene omstandigheden niet in uitvoering kunnen worden genomen.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

  • 1  Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

       het project reeds is aanbesteed en gegund voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag;

    • b.

       met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag;

    • c.

       aan de subsidieaanvrager voor hetzelfde project of projectonderdeel reeds subsidie is verstrekt;

    • d.

       de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder c, over voldoende middelen beschikt uit openbaar vervoer-reserves ten behoeve van de verbetering van de fysieke toegankelijkheid van haltes, welke resteren of voortvloeien uit convenanten inzake regiotaxi’s.

  • 2  Het eerste lid, onder a en b is niet van toepassing, indien Gedeputeerde Staten de subsidieaanvrager reeds voor de indiening van de subsidieaanvraag voor een project dat wordt opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma voor het komende kalenderjaar, schriftelijk toestemming hebben gegeven om al op een eerder tijdstip met de bedoelde activiteiten te starten.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder a tot en met d, in aanmerking te komen, is het project opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma van een GGA-regio, waarin de aanvrager deelnemer is.

  • 2  Het regionale uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste lid:

    • a.

       bevat een overzicht van de projecten, bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder a tot en met d;

    • b.

       is vastgesteld in het bestuurlijk overleg van de GGA-regio, waaraan de participerende gemeenten en de provincie Noord-Brabant als gelijkgerechtigden deelnemen;

    • c.

       is het resultaat van een jaarlijkse dialoog van de deelnemers van de GGA-regio, waarbij de projecten integraal zijn afgewogen en de beoogde kwaliteit van de projecten is bepaald aan de hand van en met gebruikmaking van het PRIOR-systeem;

    • d.

       geeft aan wat het meerjarige perspectief van de projecten is;

    • e.

       geeft aan op welke wijze:

      • 1°.

         de jaarlijkse dialoog is verlopen;

      • 2°.

         de regionale besluitvorming is voorbereid;

      • 3°.

         de projecten aansluiten op de regionale beleidsagenda;

      • 4°.

         de projecten evenwichtig zijn verdeeld over de thema's van de regionale beleidsagenda;

      • 5°.

         de projecten de in de regionale beleidsagenda benoemde problemen aanpakken;

      • 6°.

         de effecten van voorgaande jaren consequenties hebben gehad voor het regionale pakket of het regionale uitvoeringsprogramma;

      • 7°.

          projecten of projectsuggesties van maatschappelijke organisaties zijn behandeld.

  • 3  Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat indien sprake is van een regionaal studieproject:

    • a.

       ten minste twee gemeenten bij het project betrokken zijn;

    • b.

       het studieproject door het bestuurlijk GGA-overleg als zodanig is benoemd.

  • 4  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder e, in aanmerking te komen, is het project opgenomen in het regionale uitvoeringsprogramma van het SRE;

  • 5  Het regionale uitvoeringsprogramma, bedoeld in het vierde lid:

    • a.

       bevat een overzicht van de projecten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder e;

    • b.

       is het resultaat van een integrale afweging van de projecten door het SRE;

    • c.

       geeft een beleidsmatige onderbouwing inzake de kwaliteit van de projecten.

  • 6  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid, in aanmerking te komen, is het project opgenomen in een regionaal uitvoeringsprogramma als bedoeld in het eerste of derde lid;

  • 7  Indien de deelnemers van het bestuurlijk overleg van de GGA-regio het regionale uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste lid unaniem vaststellen, nemen Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsprogramma en de daarin opgenomen projecten ongewijzigd over en stellen het vast.

  • 8  Indien de deelnemers van het bestuurlijk overleg van de GGA-regio het regionale uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste niet unaniem vaststellen, stellen Gedeputeerde Staten zelf het programma vast, waarbij de projecten waarover geen regionale overeenstemming is bereikt worden getoetst aan de doelstellingen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan en de daarbij behorende beleidsaccenten van de Dynamische BeleidsAgenda.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder a, d en e, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

    • b.

       kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

    • c.

       kosten voor vergunningen en leges;

    • d.

       kosten voor materiaal;

    • e.

       kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

    • f.

       schadevergoeding aan derden;

    • g.

       kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project als begeleiding gedurende de bouw;

    • h.

       kosten voor omleidingsroutes voor het openbaar vervoer vanaf drie maanden na start van de werkzaamheden;

    • i.

       kosten voor verleggen van kabels en leidingen;

    • j.

       kosten voor grondverwerving;

    • k.

       meerkosten indien sprake is van slechte bodemgesteldheid;

    • l.

       kosten voor aanbrengen of aanpassen van verkeersregelinstallaties;

    • m.

       vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met l.

  • 2  Voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder b en tweede lid komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1  In afwijking van artikel 7.7, eerste lid, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

    • b.

       kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

    • c.

       onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

    • d.

       kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

  • 2  In afwijking van artikel 7.7, tweede lid, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

    • b.

       voorbereidings- en toezichtskosten;

    • c.

       beheer- en onderhoudskosten;

    • d.

       onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1  De regionale uitvoeringsprogramma’s van de GGA regio’s en de SRE worden ingediend voor 1 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2  Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in:

    • a.

       artikel 7.4, eerste lid en die opgenomen zijn in een regionaal uitvoeringsprogramma, worden ingediend voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

    • b.

       artikel 7.4, tweede lid en die opgenomen zijn in een regionaal uitvoeringsprogramma, worden ingediend voor 1 september van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

     artikel 7.4, eerste lid, onder a tot en met d voor 2014 en 2015 in totaal vast op € 23.094.000;

  • b.

     artikel 7.4, eerste lid, onder e, voor 2014 en 2015 vast op € 0.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie bedraagt voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder a, d en e, maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 5.000.000.

  • 2  De hoogte van de subsidie bedraagt voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder b:

    • 1°.

      maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.000.000;

    • 2°.

      maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000, indien er sprake is van het maken van een regionaal verkeersmodel binnen een Brabantbrede aanpak.

  • 3  Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt de hoogte van de subsidiabele kosten voor de volgende projectenonderdelen als volgt bepaald:

    • a.

       een vast bedrag voor de aanleg van fietspaden, zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage 6;

    • b.

       een vast bedrag voor de aanleg van fietsstraten, zoals opgenomen in tabel 2. van bijlage 6;

    • c.

       een vast bedrag voor de aanleg van rotondes, zoals opgenomen in tabel 3 van bijlage 6;

    • d.

       een vast bedrag voor de vervanging van betontegels door asfalt, zoals opgenomen in tabel 4 van bijlage 6;

    • e.

       een vast bedrag voor de aanleg van fietsenstallingen, zoals opgenomen in tabel 5 van bijlage 6;

    • f.

       een vast bedrag voor het realiseren van duurzaam veilig maatregelen, zoals opgenomen in tabel 6 van bijlage 6;

    • g.

       een vast bedrag voor mensgerichte activiteiten, zoals opgenomen in tabel 7 van bijlage 6;

    • h.

       in totaal ten hoogste € 40.000 voor maximaal twee projectonderdelen waarvoor geen normbedragen als bedoeld in de onderdelen a tot en met g zijn opgenomen en die niet vallen onder de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 7.7, eerste lid.

  • 4  De hoogte van de subsidie bedraagt voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder c:

    • a.

       € 7.500 per buurtbushalte;

    • b.

       € 10.000 per stads- of streekbushalte.

  • 5  Indien door de rijksoverheid subsidie is verstrekt, wordt dit bedrag in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 6  Indien reeds door een ander regionaal overheidsorgaan subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat krachtens deze regeling kan worden verstrekt.

  • 7  Indien er sprake is van financiering uit grondexploitatie wordt deze in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 8  Indien de totale subsidiabele kosten minder dan € 10.000 bedragen, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 7.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  De subsidieontvanger heeft bij subsidies als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

       opdrachtverlening in het kader van de werkzaamheden bij het project vindt uiterlijk plaats in het jaar van subsidieverlening;

    • b.

       de subsidieontvanger dient een einddeclaratie in voor 1 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie is verleend;

    • c.

       over de besteding van de uitgaven wordt financiële verantwoording afgelegd op de wijze bedoeld in de Wet BDU verkeer en vervoer.

  • 2  Onverminderd het eerste lid heeft de subsidieontvanger bij subsidies als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder c, de verplichting dat:

    • a.

       een einddeclaratie vergezeld gaat van een overzicht van alle wijzigingen die per halte zijn uitgevoerd en de daarbij behorende data;

    • b.

       de niet-geprioriteerde halte conform de criteria van bijlage 2 toegankelijk is gemaakt.

  • 3  Onverminderd het eerste lid heeft de subsidieontvanger bij subsidies als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder d, de verplichting dat de werkzaamheden conform de criteria van bijlage 2 worden uitgevoerd.

  • 4  Gedeputeerde Staten kunnen na een daartoe door de subsidieontvanger ingediend schriftelijk verzoek eenmalig de termijn van opdrachtverlening als bedoeld in het eerste lid, onder a, of het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onder b, verlengen, indien de subsidieontvanger aantoont dat niet aan de voorgeschreven termijnen kan worden voldaan vanwege:

    • a.

       het niet tijdig kunnen verwerven van de benodigde gronden als gevolg van wettelijke of procedurele oorzaken, die niet aan de subsidieontvanger te wijten zijn, mits op redelijke termijn zicht is op daadwerkelijke grondverwerving;

    • b.

       het langer in beslag nemen dan gepland van de bestemmingsplanprocedure als gevolg van wettelijke, juridische of procedurele zaken;

    • c.

       vertraging in samenhangende projecten of beïnvloeding van andere projecten waardoor de subsidieontvanger genoodzaakt is de uitvoeringsperiode te verlengen;

    • d.

       vertraging in de uitvoering als gevolg van extreme of onverwachte weersomstandigheden; of

    • e.

       vertraging in de opdrachtverlening of in de uitvoering als gevolg van andere aan derden toe te schrijven omstandigheden.

  • 5  Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid, in ieder geval de verplichting dat het project in het jaar van subsidieverlening in uitvoering wordt genomen.

Artikel 7.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op basis van een einddeclaratie een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag nadat het project is gerealiseerd.

  • 2  In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot bepalen op basis van prestaties, besteding of liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het tweede lid, in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 4  In afwijking van het eerste lid verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag voor mensgerichte activiteiten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, onder b en artikel 7.11, derde lid, onder g.

  • 5  De einddeclaratie wordt ingediend met gebruikmaking van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde einddeclaratieformulieren.

Artikel 7.14 Subsidievaststelling

  • 1  In afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant stellen Gedeputeerde Staten uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening inclusief de SiSa-bijlage en het rapport van bevindingen, die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie overeenkomstig de einddeclaratie, bedoeld in artikel 7.13, vijfde lid, ambtshalve vast.

  • 2  In afwijking van het eerste lid wordt, indien de einddeclaratie of de som van de voorschotten hoger is dan de verantwoording op basis van de gemeentelijke jaarrekening, de subsidie overeenkomstig de verantwoording vastgesteld.

§ 8 B5-gemeenten

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     B5-gemeenten: gemeenten Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch of Tilburg;

  • b.

     infrastructurele projecten: investeringen in infrastructuur, die bijdragen aan de verwezenlijking van het provinciale verkeers- en vervoersbeleid;

  • c.

     Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar: samenwerkingsverband met als deelnemers de gemeenten Breda, Tilburg, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en Helmond, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, de provincie Noord-Brabant, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat Noord-Brabant, de Nederlandse Spoorwegen en ProRail, die samenwerken aan het verbeteren van de bereikbaarheid van de economische kerngebieden in het stedelijke netwerk BrabantStad;

  • d.

     niet-infrastructurele verkeer en vervoer projecten: niet-infrastructurele maatregelen, regionale studieprojecten, mensgerichte maatregelen of pakketten van mensgerichte maatregelen;

  • e.

     uitvoeringsprogramma: jaarlijks door de B5-gemeenten op te stellen pakket van grote infrastructurele projecten, kleine infrastructurele projecten en niet-infrastructurele verkeer en vervoer projecten.

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door B5-gemeenten.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1  Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

       grote infrastructurele projecten;

    • b.

       kleine infrastructurele projecten;

    • c.

       niet-infrastructurele verkeer en vervoer projecten.

  • 2  Subsidie kan worden verstrekt voor reserveprojecten, indien projecten als genoemd in het eerste lid in het jaar van subsidieverlening door onvoorziene omstandigheden niet in uitvoering kunnen worden genomen.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

  • 1  Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

       de subsidieaanvrager het project reeds heeft aanbesteed en gegund op het moment van indiening van de subsidieaanvraag;

    • b.

       de subsidieaanvrager reeds met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag;

    • c.

       aan de subsidieaanvrager voor hetzelfde project of projectonderdeel reeds subsidie is verstrekt;

  • 2  Het eerste lid, onder a en b is niet van toepassing, indien Gedeputeerde Staten de subsidieaanvrager reeds voor de indiening van de subsidieaanvraag voor een project dat wordt opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma voor het komende kalenderjaar, schriftelijk toestemming hebben gegeven om al op een eerder tijdstip met de bedoelde activiteiten te starten.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is opgenomen in een uitvoeringsprogramma van alle B5-gemeenten;

    • b.

       het uitvoeringsprogramma, bedoeld onder a:

      • 1°.

         is in samenwerking met B5-gemeenten opgesteld;

      • 2°.

         is vastgesteld in het bestuurlijke overleg van B5-gemeenten, waaraan de B5-gemeenten en de provincie Noord-Brabant als gelijkgerechtigden deelnemen;

      • 3°.

         is het resultaat van een periodieke dialoog van de regionale partners binnen het Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar, waarbij de projecten integraal zijn afgewogen en de beoogde kwaliteit van de projecten is bepaald;

      • 4°.

         geeft aan op welke wijze rekening is gehouden met de herkomst en het oormerk van de te verdelen financiële middelen;

      • 5°.

         geeft aan hoe de voorgenomen projecten de in de Netwerkanalyse BrabantStad of in de Gebiedsagenda Brabant benoemde opgaven aanpakken;

      • 6°.

         geeft een meerjarig perspectief van de voorgenomen projecten.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is opgenomen in een van de volgende deelprogramma’s:

    • a.

       deelprogramma Stedelijke Bereikbaarheid;

    • b.

       deelprogramma OV/netwerk BrabantStad;

    • c.

       deelprogramma DVM BrabantStad.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onder b en c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is opgenomen in een van de volgende deelprogramma’s:

    • a.

       deelprogramma OV/netwerk BrabantStad;

    • b.

       deelprogramma DVM BrabantStad.

  • 4  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat indien sprake is van een regionaal studieproject:

    • a.

       ten minste twee gemeenten bij het project betrokken zijn;

    • b.

       het studieproject door het bestuurlijk B5-overleg als zodanig is benoemd.

  • 5  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, tweede lid, in aanmerking te komen, is het project opgenomen in het uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste lid;

  • 6  Indien de deelnemers van het bestuurlijk B5-overleg het uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste lid, onder a, unaniem vaststellen, nemen Gedeputeerde Staten het ingediende uitvoeringsprogramma ongewijzigd over en stellen het vast.

  • 7  Indien de deelnemers van het bestuurlijk B5-overleg het regionale uitvoeringsprogramma, bedoeld in het eerste onder a, niet unaniem vaststellen, stellen Gedeputeerde Staten zelf het programma vast, waarbij de projecten waarover geen overeenstemming is bereikt worden getoetst aan de doelstellingen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan en de daarbij behorende beleidsaccenten van de Dynamische BeleidsAgenda.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten van projecten als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onder a en b, voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       kosten voor werkzaamheden voor het aanleggen, bouwen, wijzigen of inrichten van de betrokken infrastructuur;

    • b.

       verwervingskosten voor een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

    • c.

       kosten voor vergunningen en leges;

    • d.

       kosten voor materialen;

    • e.

       kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de voltooide betrokken infrastructuur haar functie te kunnen laten vervullen;

    • f.

       schadevergoeding aan derden;

    • g.

       kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project gericht op de begeleiding gedurende de bouw;

    • h.

       vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met g.

  • 2  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van projecten als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onder c, en tweede lid voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1  In afwijking van artikel 8.7, eerste lid, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

    • b.

       kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

    • c.

       kosten voor het vervangen van kabels en leidingen van derden;

    • d.

       onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.

  • 2  In afwijking van artikel 8.7, tweede lid, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

    • b.

       voorbereidings- en toezichtskosten;

    • c.

       beheer- en onderhoudskosten;

    • d.

       onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1  Het uitvoeringsprogramma van de B5-gemeenten wordt ingediend voor 1 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2  Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid en die opgenomen zijn in het uitvoeringsprogramma, worden ingediend voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3  Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, tweede lid en die opgenomen zijn in het uitvoeringsprogramma, worden ingediend voor 1 september van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

  • 1  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, voor 2014 vast op € 1.733.300.

  • 2  Onverminderd het eerste lid is het subsidieplafond alleen van toepassing op projecten die zijn opgenomen in het deelprogramma DVM BrabantStad.

  • 3  Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor het deelprogramma Stedelijke Bereikbaarheid en het deelprogramma OV/netwerk BrabantStad, voor 2014, vast op € 0.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie bedraagt voor projecten als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid:

    • a.

       onder a, maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van € 20.000.000;

    • b.

       onder b, maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.000;

    • c.

       onder c, maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.000.

  • 2  Indien door de rijksoverheid subsidie is verstrekt, wordt dit bedrag in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 3  Indien reeds door ander regionaal bestuursorgaan subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat krachtens deze regeling kan worden verstrekt.

  • 4  Indien er sprake is van financiering uit grondexploitatie wordt deze in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 5  Indien toepassing van het eerste lid, onder a, ertoe leidt dat de totale subsidiabele kosten minder dan € 10.000.000 bedragen, wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 6  Indien toepassing van het eerste lid, onder b en c, ertoe leidt dat de totale subsidiabele kosten minder dan € 10.000 bedragen, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 8.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

       opdrachtverlening in het kader van de werkzaamheden van het project vindt uiterlijk plaats in het jaar na de subsidieverlening;

    • b.

       de subsidieontvanger dient binnen twee jaar na het jaar waarin de subsidie is verleend een einddeclaratie in en uiterlijk voor 1 december van dat jaar;

    • c.

       over de besteding van de uitgaven wordt financiële verantwoording afgelegd op de wijze bedoeld in de Wet BDU verkeer en vervoer.

  • 2  Gedeputeerde Staten kunnen op een daartoe door de subsidieontvanger ingediend schriftelijk verzoek eenmalig de termijn van opdrachtverlening, bedoeld in het eerste lid, onder a, en het tijdstip als bedoeld in het eerste lid, onder b, verlengen, indien de subsidieontvanger aantoont dat niet aan deze verplichting kan worden voldaan vanwege:

    • a.

       het niet tijdig kunnen verwerven van de benodigde gronden als gevolg van wettelijke of procedurele oorzaken, die niet aan de subsidieontvanger te wijten zijn, mits op redelijke termijn zicht is op daadwerkelijke grondverwerving;

    • b.

       het langer in beslag nemen dan gepland van de bestemmingsplanprocedure als gevolg van wettelijke, juridische of procedurele zaken;

    • c.

       vertraging in samenhangende projecten of beïnvloeding van andere projecten waardoor de subsidieaanvrager gedwongen is de uitvoeringsperiode te verlengen;

    • d.

       vertraging in de uitvoering als gevolg van extreme of onverwachte weersomstandigheden; of

    • e.

       vertraging in de opdrachtverlening of de uitvoering als gevolg van andere aan derden toe te schrijven omstandigheden.

  • 3  In afwijking van het eerste en tweede lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidie, bedoeld in artikel 8.4, tweede lid, in ieder geval de verplichting dat het project in het jaar van subsidieverlening in uitvoering wordt genomen.

Artikel 8.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op basis van een einddeclaratie een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag nadat het project is gerealiseerd.

  • 2  In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot bepalen op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het tweede lid, in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 8.14 Subsidievaststelling

  • 1  In afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant stellen Gedeputeerde Staten uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening inclusief de SiSa-bijlage en het rapport van bevindingen, die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie overeenkomstig de einddeclaratie, bedoeld in artikel 7.13, vijfde lid, ambtshalve vast.

  • 2  In afwijking van het eerste lid wordt, indien de einddeclaratie of de som van de voorschotten hoger is dan de verantwoording op basis van de gemeentelijke jaarrekening, de subsidie overeenkomstig de verantwoording vastgesteld.

§ 9 Gelabelde BDU-uitkeringen

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    BDU: Brede Doeluitkering;

  • b.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.

Artikel 9.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbaar vervoerbedrijven.

Artikel 9.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid kunnen worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    actieprogramma regionaal openbaar vervoer;

  • b.

    fiets filevrij;

  • c.

    actieprogramma Groei op het Spoor;

  • d.

    snelwegbus.

Artikel 9.5

Vervallen.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project past binnen de Wet BDU;

  • b.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting en een kostenraming.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

    kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • d.

    kosten voor materiaal;

  • e.

    kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • f.

    schadevergoeding aan derden;

  • g.

    kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project als begeleiding gedurende de bouw;

  • h.

    vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met g.

Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 9.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1 Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder a, worden ingediend van 16 december 2013 tot en met 15 december 2020.

  • 2 Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder b, worden ingediend van 16 december 2013 tot en met 15 december 2014.

  • 3  Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder c en d, worden ingediend van 16 december 2013 tot en met 15 december 2015.

Artikel 9.10 Subsidieplafond

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, onder a, voor de periode van 6 januari 2014 tot en met 15 december 2020, vast op € 8.132.700.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4:

    • a.

      onder b, voor de periode van 6 januari 2014 tot en met 15 december 2014, vast op € 1.373.000;

    • b.

      onder c, voor de periode van 6 januari 2015 tot en met 15 december 2015, vast op € 2.726.279;

    • c.

      onder d, voor de periode van 6 januari 2015 tot en met 15 december 2015, vast op € 2.508.000.

Artikel 9.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4:

    • a.

      onder a, bedraagt maximaal 46,59% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      onder b, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten;

    • c.

      onder c, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten;

    • d.

      onder d, bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9.12 Verdeelcriteria

Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • b.

      opdrachtverlening in het kader van de werkzaamheden bij het project vindt uiterlijk plaats in het jaar van subsidieverlening;

    • c.

      de subsidieontvanger dient een einddeclaratie in voor 1 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie is verleend.

  • 2 Onverminderd het eerst lid wordt over de besteding van de uitgaven financiële verantwoording afgelegd op de wijze bedoeld in de Wet BDU verkeer en vervoer, indien de subsidieontvanger een gemeente betreft.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen na een daartoe door de subsidieontvanger ingediend schriftelijk verzoek eenmalig de termijn van opdrachtverlening als bedoeld in het eerste lid, onder b, of het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, onder c, verlengen, indien de subsidieontvanger aantoont dat niet aan de voorgeschreven termijnen kan worden voldaan vanwege:

    • a.

      het niet tijdig kunnen verwerven van de benodigde gronden als gevolg van wettelijke of procedurele oorzaken, die niet aan de subsidieontvanger te wijten zijn, mits op redelijke termijn zicht is op daadwerkelijke grondverwerving;

    • b.

      het langer in beslag nemen dan gepland van de bestemmingsplanprocedure als gevolg van wettelijke, juridische of procedurele zaken;

    • c.

      vertraging in samenhangende projecten of beïnvloeding van andere projecten waardoor de subsidieontvanger genoodzaakt is de uitvoeringsperiode te verlengen;

    • d.

      vertraging in de uitvoering als gevolg van extreme of onverwachte weersomstandigheden; of

    • e.

      vertraging in de opdrachtverlening of in de uitvoering als gevolg van andere aan derden toe te schrijven omstandigheden.

Artikel 9.14 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 9.16 Subsidievaststelling

Indien de subsidieontvanger een gemeente is stellen Gedeputeerde Staten, in afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening inclusief de SiSa-bijlage en het rapport van bevindingen, die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie ambtshalve vast.

§ 10 Parkeer- en reisvoorzieningen

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    besloten busvervoer: personenvervoer per bus, anders dan bedoeld in artikel 1 sub h. van de Wet personenvervoer 2000;

  • b.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • c.

    P&R-terrein: een openbaar toegankelijke parkeervoorziening bij een halte of station die bedoeld is voor automobilisten die aansluitend met het openbaar vervoer of besloten busvervoer verder reizen;

  • d.

    toeleidende infrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk is om een nieuw P&R-terrein naar de OV-voorziening te leiden of de P&R-voorziening te verbinden met de doorgaande weg.

Artikel 10.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbaar vervoerbedrijven.

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid, kunnen worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de aanleg van een nieuw P&R-terrein, inclusief toeleidende infrastructuur;

  • b.

    de uitbreiding van een bestaand P&R-terrein, inclusief toeleidende infrastructuur.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien met de uitvoering van het project is begonnen voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het P&R-terrein is gelegen bij een treinstation of een bushalte;

    • c.

      het project draagt bij aan een overstapfaciliteit van auto op:

      • 1°.

        openbaar vervoer; of

      • 2°.

        besloten busvervoer dat plaatsvindt binnen de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      het project sluit aan bij de vraag van reizigers;

    • e.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een ontwerptekening van de aanleg of uitbreiding;

      • 3°.

        een sluitende begroting en een kostenraming.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 onder a, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat de te verwachten bezettingsgraad twee jaar na de realisatie van het nieuwe P&R-terrein 50% is.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan het vereiste dat de bezettingsgraad hoger is dan 65%, gemeten over ten minste vijf werkdagen in een gewone werkweek.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

    kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • d.

    kosten voor materiaal;

  • e.

    kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • f.

    schadevergoeding aan derden;

  • g.

    kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project als begeleiding gedurende de bouw;

  • h.

    vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met g.

Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 10.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4 worden ingediend van 6 januari 2015 tot en met 15 december 2015.

Artikel 10.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, voor de periode 6 januari 2015 tot en met 15 december 2015, vast op € 9.700.000.

Artikel 10.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie in de vorm van een geldbedrag bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 8.000.000.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 10.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 Onverminderd het eerst lid wordt over de besteding van de uitgaven financiële verantwoording afgelegd op de wijze bedoeld in de Wet BDU verkeer en vervoer, indien de subsidieontvanger een gemeente betreft.

Artikel 10.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een proces-verbaal van oplevering.

Artikel 10.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 10.16 Subsidievaststelling

Indien de subsidieontvanger een gemeente is stellen Gedeputeerde Staten, in afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening inclusief de SiSa-bijlage en het rapport van bevindingen, die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie ambtshalve vast.

§ 11 Infrastructuur voor openbaar vervoer

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ABRI: wachthokje bij bushaltes;

  • b.

    businfrastructuur: fundering en verhardingen van busbanen of busstroken met daarbij behorende kunstwerken;

  • c.

    busstation- en bushalte-infrastructuur: perron, overkapping, toegangspad, haltehaven en de hierbij behorende verhardingen en funderingen;

  • d.

    DRIS: Dynamisch reisinformatiesyteem;

  • e.

    KAR-systeem: Korteafstandsradio die verkeerslichten beïnvloedt met een radiosignaal;

  • f.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door wegbeheerders.

Artikel 11.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    businfrastructuur;

  • b.

    busstations- of haltevoorzieningen ten aanzien van de volgende voorzieningen:

    • 1°.

      busstation- en bushalte-infrastructuur;

    • 2°.

      ABRI’s of wachtgelegenheden;

    • 3°.

      DRIS;

    • 4°.

      fietsparkeervoorzieningen ten behoeve van voor- en natransport bij openbaar vervoer;

  • c.

    beïnvloedingssystemen voor verkeersregelinstallaties gebaseerd op het KAR-systeem.

Artikel 11.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project draagt bij aan rijtijdvermindering van het openbaar vervoer of aan comfortverbetering voor reizigers in het openbaar vervoer;

    • c.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een ontwerptekening van het project;

      • 3°.

        een sluitende begroting en kostenraming.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4, onder b,`eerste onderdeel, in aanmerking te komen voldaan aan de eisen zoals gesteld in de handleiding toegankelijke haltevoorzieningen provincie Noord-Brabant september 2007.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4, onder b, vierde onderdeel, in aanmerking te komen voldaan aan het keurmerk fietsparkeur.

  • 4 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4, onder c, in aanmerking te komen voldaan aan het KAR-systeem.

Artikel 11.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

    kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • d.

    kosten voor materiaal;

  • e.

    kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • f.

    schadevergoeding aan derden;

  • g.

    kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project als begeleiding gedurende de bouw;

  • h.

    vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met g.

Artikel 11.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 11.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 11.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4 worden ingediend van 6 januari 2014 tot en met 15 december 2015.

Artikel 11.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4, voor de periode van 6 januari 2014 tot en met 15 december 2015, vast op € 3.080.000.

Artikel 11.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie in de vorm van een geldbedrag bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 2.000.000.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 11.11 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 11.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 11.13 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een proces-verbaal van oplevering.

Artikel 11.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 12 Kleinschalige mobiliteitsoplossingen

Artikel 12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    concessie: recht als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • b.

    concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 door Gedeputeerde Staten een concessie is verleend;

  • c.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • d.

    mobiliteit: mogelijkheid om korte of lange afstanden via vervoersmiddelen te overbruggen;

  • e.

    motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen, behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

  • f.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.

Artikel 12.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 12.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 12.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het vergroten van vervoersmogelijkheden voor reizigers;

  • b.

    ontwikkeling en gebruik van ICT-toepassingen ter vergroting van de mobiliteit of als alternatief voor mobiliteit.

Artikel 12.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds op grond van een andere provinciale subsidieregeling subsidie is verstrekt.

Artikel 12.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een businesscase, indien er sprake is van een project als bedoeld in artikel 12.4, onder a, waaruit in ieder geval blijkt dat de continuïteit van het project is geborgd;

      • 3°.

        een sluitende begroting.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager werkt samen met een of meer andere partijen;

    • b.

      het project combineert verschillende reizigersgroepen;

    • c.

      er is sprake van een vervoersbehoefte;

    • d.

      de vervoersbehoefte wordt niet ingevuld door het openbaar vervoer of ander gesubsidieerd doelgroepenvervoer;

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project innovatief is.

  • 4 Onverminderd het eerste en derde lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan het ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      het project verbetert de bekendheid van vervoersmogelijkheden aanvullend op het openbaar vervoer;

    • b.

      het project koppelt de vervoersvraag aan het vervoersaanbod ter verbetering van de aansluitingsmogelijkheden van de reiziger;

    • c.

      het project levert een bijdrage aan het voorkomen of beperken van de bevoersbehoefte.

Artikel 12.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 12.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 12.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor exploitatie van motorvoertuigen vanaf twee jaar na subsidieverlening;

  • b.

    vergoeding voor ureninzet van vrijwilligers boven een maximum van € 400 per jaar per vrijwilliger.

Artikel 12.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 12.4 worden ingediend van:

  • a.

     6 januari 2014 tot en met 16 december 2014;

  • b.

     5 januari 2015 tot en met 15 december 2015.

Artikel 12.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 12.4:

  • a.

     van 6 januari 2014 tot en met 16 december 2014, vast op € 300.000;

  • b.

     van 5 januari 2015 tot en met 15 december 2015, vast op € 300.000.

Artikel 12.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 12.4:

    • a.

      onder a, bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000;

    • b.

      onder b, bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000;

  • 2 In afwijking van het eerste lid, geldt voor ondernemingen in de zin van het Europees recht dat de totaal verstrekte subsidie niet hoger mag zijn dan € 200.000 en € 100.000 voor ondernemingen in het wegvervoer over een periode van drie belastingjaren en ook anderszins dient te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimimssteun.

Artikel 12.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 12.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden;

  • b.

    het motorvoertuig voldoet aan de geldende wet- en regelgeving met betrekking tot veiligheid en milieu;

  • c.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 12.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies als bedoeld in artikel 12.4 onder a, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      dienstrooster van de chauffeurs;

    • b.

      aantal passagiers per rit.

  • 2 Bij subsidies tot € 25.000 als bedoeld in artikel 12.4 onder b, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van het ontwikkelde product.

  • 3 Bij subsidies van € 25.000 en hoger als bedoeld in artikel 12.4 onder b, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van het ontwikkelde product.

Artikel 12.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 13 Fiets in de versnelling

Artikel 13.1 Begripsbepalingen

  • a.

     erftoegangsweg: weg als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Regeling veranderen en gebruiken van wegen Noord-Brabant 2013;

  • b.

     gebiedsontsluitingsweg: weg als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Regeling veranderen en gebruiken van wegen Noord-Brabant 2013;

  • c.

     ontbrekende schakel: gedeelte van een geplande route waar nog geen fietsinfrastructuur is aangelegd;

  • d.

     Utilitair Fietsnetwerk Brabant: fietspadennetwerk in Noord Brabant zoals opgenomen op de kaart in bijlage 7.

Artikel 13.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

     gemeenten;

  • b.

     privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 13.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 13.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     de aanleg van fietsinfrastructuur;

  • b.

     de aanleg van snelfietsroutes;

  • c.

     de aanleg of overkapping van fietsenstallingen bij busstations;

  • d.

     het uitbreiden van een fiets uitleen systeem.

Artikel 13.4a Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds op grond van een andere provinciale subsidieregeling subsidie is verstrekt.

Artikel 13.5 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project verhoogt het gebruik van de fiets;

    • c.

       aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project heeft betrekking op de invulling van ontbrekende schakels van het Utilitair Fietsnetwerk Brabant, waarbij het project gericht is op:

      • 1°.

         de aanleg van fietsinfrastructuur langs een gebiedsontsluitingsweg, waar geen fietsinfrastructuur aanwezig is; of,

      • 2°.

         de aanleg van een vrijliggende fietsinfrastructuur op erftoegangswegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur en een verkeersintensiteit van meer dan 3.000 motorvoertuigen per etmaal;

    • b.

       het project voldoet aan de kwaliteitseisen die aan het regionaal utilitair netwerk worden gesteld, zoals opgenomen in bijlage 9.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 onder b, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het gaat om een snelfietsroute die is weergegeven in het kaartbeeld zoals opgenomen in bijlage 8.

  • 4  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 onder c, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat er ten minste 25 fietsparkeerplaatsen per locatie worden aangelegd of worden overkapt.

  • 5  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 onder d, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat er is aangesloten bij een landelijk opererend systeem met abonneehouders.

Artikel 13.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 13.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 13.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

     kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

     onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

     kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 13.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 13.4 worden ingediend van 17 april 2014 tot en met 15 november 2015.

Artikel 13.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 13.4:

  • a.

     onder a, voor de periode van 17 april 2014 tot en met 15 november 2015, vast op € 2.978.000;

  • b.

     onder b, voor de periode van 17 april 2014 tot en met 15 november 2015, vast op € 3.935.000;

  • c.

     onder c, voor de periode van 17 april 2014 tot en met 15 november 2015, vast op € 800.000;

  • d.

     onder d, voor de periode van 17 april 2014 tot en met 15 november 2015, vast op € 1.672.000.

Artikel 13.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 13.4:

  • 1.

     

    • a.

       onder a, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000;

    • b.

       onder b, bedraagt maximaal 26% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.935.000;

    • c.

       onder c, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 800.000;

    • d.

       onder d, bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.200.000.

  • 2.

     Onverminderd het eerste lid, onder a, wordt de hoogte van de subsidiabele kosten voor de volgende projectonderdelen als volgt bepaald:

    • a.

       een vast bedrag voor de aanleg van fietspaden, zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage 6;

    • b.

       een vast bedrag voor de aanleg van fietsstraten, zoals opgenomen in tabel 2 van bijlage 6.

Artikel 13.11 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 13.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

       het project wordt voor 1 januari 2019 gerealiseerd;

    • b.

       bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

       bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2  De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting.

Artikel 13.13 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 13.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 14 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2015 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling.

Artikel 14.2 Intrekking

De Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 worden ingetrokken.

Artikel 14.3 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 hun werking behouden.

Artikel 14.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Artikel 14.5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 19 maart 2013
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Bijlagen

Bijlage 1 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Lijst geprioriteerde bushaltes en busstations

Bijlage 2 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Criteria toegankelijkheid haltes

Bijlage 3 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Bestuursverklaring bij financiële verantwoording van subsidie

Bijlage 4 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Overzicht geprioriteerde haltes GGA-regio’s

Bijlage 5 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Overzicht gemeenten in de GGA-regio’s

Bijlage 6 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Normbedragen

Bijlage 7 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Kaart van Utilitair Fietsnetwerk Brabant

Bijlage 8 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Kaart van snelfietsroutes

Bijlage 9 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Kwaliteitseisen regionaal fietsnetwerk GGA's