Regeling vervallen per 31-12-2012

Uitvoeringsregeling cultuureducatie samenwerkingsprojecten Noord-Holland 2010

Geldend van 31-12-2012 t/m 30-12-2012

Intitulé

Uitvoeringsregeling cultuureducatie samenwerkingsprojecten Noord-Holland 2010

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

maken overeenkomstig artikel 136 van de Provinciewet bekend dat zij in hun vergadering van 12 oktober 2010, onder nr. 4 het volgende besluit hebben genomen:

overwegende dat het wenselijk is in het kader van de Cultuurnota 2009 “Cultuur op de kaart” te komen tot een subsidieregeling die de samenwerking tussen scholen en culturele instellingen dan wel professionele kunstenaars stimuleert;

gelet op artikel 1, derde lid van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2009;

besluiten vast te stellen de Uitvoeringsregeling cultuureducatie samenwerkingsprojecten Noord-Holland 2010.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    basisschool: een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • b.

    school voor voortgezet onderwijs: een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c.

    kunsten: dit omvat de disciplines: toneel, dans, muziek, beeldende kunst, literaire vorming en audiovisuele vorming;

  • d.

    cultureel erfgoed: sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn zoals voorwerpen in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten en landschappen maar ook verhalen, gebruiken en gewoonten;

  • e.

    media-educatie: het leren interpreteren van de inhoud van media en het leren omgaan met nieuwe media. Niet bedoeld wordt audiovisuele vorming, het leren omgaan met audiovisuele media. Dit is een onderdeel van kunsteducatie;

  • f.

    binnenschoolse activiteiten: activiteiten die tot het reguliere lesprogramma behoren en die de leerlingen onder schooltijd uitvoeren;

  • g.

    buitenschoolse activiteiten: activiteiten die niet tot het reguliere lesprogramma behoren en die de leerlingen naar eigen keus, in hun vrije tijd, ter aanvulling op het reguliere lesprogramma kunnen volgen;

  • h.

    inhoudelijke samenwerking: de samenwerking van een basisschool of een school voor voortgezet onderwijs met een culturele instelling of een professionele kunstenaar, waarin de leerkracht of docent en de culturele instelling of professionele kunstenaar beiden een actieve inhoudelijke bijdrage leveren aan de activiteit.

Artikel 2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling kan worden verleend aan Noord-Hollandse basisscholen én scholen voor voortgezet onderwijs, buiten de gemeente Amsterdam, die cultuureducatieve activiteiten ontwikkelen en uitvoeren in Noord-Holland.

Artikel 2a

Wij verstrekken geen subsidies van minder dan € 5.000,-.

Artikel 2b

Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 3 Activiteiten

Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend voor de ontwikkeling en eenmalige uitvoering van activiteiten op het gebied van kunst-, erfgoed-of media educatie, indien de activiteiten tot stand komen door een inhoudelijke samenwerking tussen minimaal één school en minimaal één culturele instelling of professionele kunstenaar.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag volgens een door ons ingewonnen advies van een onafhankelijke adviescommissie negatief wordt beoordeeld met betrekking tot de artistiek-inhoudelijke of pedagogische kwaliteit;

  • b.

    op grond van een andere provinciale regeling ten behoeve van de activiteit subsidie is verstrekt;

  • c.

    met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen voordat de aanvraag is ontvangen;

  • d.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd uitsluitend de inhuur van een vakdocent, de uitkoopsom van een podiumkunstvoorstelling dan wel de inkoop van geprogrammeerd regulier aanbod van een culturele instelling betreft;

  • e.

    de door ons noodzakelijk geachte kosten van de activiteit minder bedragen dan € 5.000,–;

  • f.

    de activiteit minder dan twee schooljaren aansluitend op de uitvoering van het project waarvoor subsidie is verleend, opgenomen wordt in het schoolbeleidsplan en de lesprogramma’s.

Artikel 5 Procedurebepalingen

  • 1. Aanvraagperiode subsidieverlening

    Een aanvraag om subsidie dient door ons te zijn ontvangen vóór 1 februari ten behoeve van activiteiten die in het daarop volgende schooljaar worden uitgevoerd.

  • 2. Indien een aanvraag om subsidie niet vóór de datum genoemd in lid 1 door ons is ontvangen, nemen wij deze niet in behandeling.

  • 3. Beslistermijn subsidieverlening

    Wij beslissen binnen 13 weken na afloop van de in lid 1 genoemde datum.

  • 4. Aanvraagtermijn subsidievaststelling

    De aanvraag om vaststelling van de subsidie dient door ons te zijn ontvangen voor 31 oktober van het jaar waarin de activiteit waarvoor subsidie is verleend is uitgevoerd.

  • 5. Beslistermijn subsidievaststelling

    Wij beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om vaststelling van de subsidie.

Artikel 6 Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de vaste exploitatielasten, waaronder begrepen de kosten van personeel en directievoering die binnen de reguliere taken en formatie van de school vallen, huisvesting, herinrichting, administratie en aanverwante overhead, kosten van de ontwikkeling van een schoolbeleidsplan, reguliere nascholing van docenten indien dit niets te maken heeft met de borging van de activiteit in het schoolbeleid.

Artikel 7 Berekening van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 75% van de door ons noodzakelijk geachte kosten van de activiteit, maar nooit meer dan het tekort in de dekking van die kosten, met een maximum van:

    • a.

      € 25.000,– als bij de activiteit één school en één culturele instelling dan wel één professionele kunstenaar betrokken is;

    • b.

      € 35.000,– als bij de activiteit twee of meer scholen en twee of meer culturele instellingen of professionele kunstenaars betrokken zijn.

  • 2. Indien de activiteiten betrekking hebben op media-educatie of een verbinding gelegd wordt tussen binnenschoolse en buitenschoolse activiteiten is het maximumbedrag als bedoeld in het vorige lid onderdeel a. € 30.000,– en onderdeel b. € 40.000,–.

  • 3. In geval kosten worden opgevoerd die betrekking hebben op de inzet van extra uren van personeel, die te maken hebben met de ontwikkeling van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd en die niet binnen de reguliere taken en formatie van de school vallen, is het maximaal door ons te subsidiëren uurtarief voor:

    • het basisonderwijs, gebaseerd op het maximum salaris van functieschaal LB zoals gepubliceerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zijnde € 35,– per uur;

    • het voortgezet onderwijs, gebaseerd op de regeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap “Aanpassing en vaststelling van de bedragen landelijk gemiddelde personeelslast”, zijnde gemiddeld € 45,– per uur;

    • kunstenaars of ingehuurde deskundigen, zijnde € 55,– per uur.

  • 4. Bij de vaststelling van de subsidie zullen de werkelijke kosten worden gerelateerd aan de overige inkomsten. Aan de hand hiervan wordt het definitieve subsidiebedrag bepaald.

Artikel 8 Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1. Subsidieplafond

    Jaarlijks stellen wij één subsidieplafond vast voor aanvragen van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs.

  • 2. Adviescommissie

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en door ons niet worden geweigerd op grond van de weigeringsgronden genoemd in artikel 4 lid b tot en met f, leggen wij voor aan een onafhankelijke adviescommissie die de aanvraag beoordeelt met betrekking tot:

    • de artistiek-inhoudelijke kwaliteit-zoals die tot uiting komt in vakmanschap, oorspronkelijkheid of zeggingskracht;

    • de pedagogische kwaliteit zoals die tot uiting komt in de afstemming op de doelgroep, de inbedding in het schoolbeleid, het draagvlak en de samenwerking;

    • de vraag of er sprake is van een activiteit die inhoudelijk en financieel overdraagbaar is voor andere scholen.

  • 3. Verdeling

    Indien honorering van alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond rangschikken wij deze aanvragen op twee prioriteitenlijsten: één voor aanvragen van basisscholen en één voor aanvragen van scholen voor voortgezet onderwijs. Het subsidieplafond wordt verdeeld over de twee prioriteitenlijsten naar rato van het aantal projecten dat op de lijsten staat.

  • 4. Rangschikkingscriteria

    De volgorde waarin de aanvragen op de prioriteitenlijsten worden gerangschikt, wordt in aflopend gewicht bepaald door de volgende criteria:

    • a.

      de activiteit naar het oordeel van de adviescommissie inhoudelijk en financieel overdraagbaar is voor andere scholen;

    • b.

      de activiteit is gericht op de verbinding tussen binnenschoolse en buitenschoolse activiteiten;

    • c.

      bij de activiteit is een amateurkunstvereniging of een amateur op het gebied van kunsten, cultureel erfgoed of media betrokken;

    • d.

      de activiteit gericht is op het VMBO.

  • 5. Puntentoedeling Voor criterium a kunnen 4 of 0 punten worden behaald, voor criterium b 3 of 0 punten, voor criterium c 2 of 0 punten en voor criterium d 1 of 0 punt.

  • 6. Honorering De aanvragen worden door ons gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijsten.

  • 7. Indien het subsidieplafond wordt overschreden door verschillende aanvragen die een gelijk puntenaantal behalen, wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag waarvan de subsidiabele kosten het laagst zijn.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1. De uitvoeringsregeling cultuureducatie: Samenwerkingsprojecten 2009-2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal blad.

  • 3. Deze regeling vervalt op 31 december 2012.

  • 4. Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling cultuureducatie samenwerkingsprojecten Noord-Holland 2010.

Ondertekening

Haarlem, 12 oktober 2010.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
H.W.M. Oppenhuis de Jong, provinciesecretaris.