Regeling vervallen per 31-12-2014

Uitvoeringsregeling subsidie POP Noord-Holland 2013

Geldend van 24-06-2014 t/m 30-12-2014

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie POP Noord-Holland 2013

Gedeputeerde staten van Noord-Holland;

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie POP Noord-Holland 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

  • a.
    • 1.

      De-minimisverordening: Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU 24-12-2013, L 352/1;

  • b.

    De-minimisverordening landbouwproductiesector: Verordening (EG) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector;

  • c.

    EHS (Ecologische Hoofdstructuur): landelijk netwerk van bestaande natuurgebieden (EHS ‘bestaande natuur’) en nieuwe, nog aan te leggen natuurgebieden, inclusief robuuste verbindingen (EHS ‘nieuwe natuur’), zoals vastgelegd in het Natuurbeheerplan, als bedoeld in artikel 2.1 van de Uitvoeringsregeling subsidie natuur en landschapsbeheer Noord-Holland;

  • d.

    platteland: gebied met plaatsen met maximaal 30.000 inwoners;

  • e.

    Wet: Wet inrichting landelijk gebied;

  • f.

    Stivas: Stichting ter verbetering van de agrarische structuur.

Artikel 1.2

Subsidies van minder dan € 5.000,- worden niet verstrekt.

Artikel 1.3

Vervallen.

Artikel 1.4

Vervallen.

Artikel 1.5

  • 1.

    Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor kosten:

    • a.

      voor haalbaarheidsonderzoeken;

    • b.

      die bestaan uit verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • c.

      van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

    • d.

      van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

    • e.

      van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

    • f.

      van activiteiten die wettelijk verplicht zijn.

  • 2.

    Indien de ontvanger voor dezelfde activiteit bijdragen of subsidie van derden ontvangt, wordt de subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag niet meer bedraagt dan 100% van de kosten van de activiteit.

  • 3.

    Ingeval een activiteit gedeeltelijk uit anderen hoofde wordt gesubsidieerd, wordt op grond van deze uitvoeringsregeling een zodanig subsidiebedrag vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor die activiteit niet hoger is dan het subsidiepercentage of maximale subsidiebedrag dat op grond van de betreffende POP-maatregel kan worden verstrekt.

Artikel 1.6

Gedeputeerde staten kunnen periodes vaststellen waarbinnen aanvragen om subsidie ingediend kunnen worden.

Artikel 1.7

Gedeputeerde staten stellen per periode als bedoeld in artikel 1.6 subsidieplafonds vast.

Artikel 1.8

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt niet behandeld indien met de uitvoering van de activiteiten een begin is gemaakt.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidie wordt ingediend op een door gedeputeerde staten beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 1.9

  • 1.

    Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2.

    Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3.

    3.Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

Hoofdstuk 2 Verkaveling

Artikel 2.1 Verbetering verkavelings- en infrastructuur

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    vrijwillige kavelruil op grond van een door gedeputeerde staten vastgesteld plan;

  • b.

    vrijwillige kavelruil bij overeenkomst tussen drie of meer eigenaren als bedoeld in artikel 85 van de Wet;

  • c.

    voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de in onderdelen a en b bedoelde activiteiten;

  • d.

    verbetering van de verkavelings- en infrastructuur.

Artikel 2.2

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten actief zijn, dan wel samenwerkingsverbanden daarvan;

  • b.

    stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties en bestuurscommissies in de zin van de Wet;

  • c.

    provincies, gemeenten, waterschappen en samenwerkingsverbanden van gemeenten;

  • d.

    natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 2.3

De activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, onderdeel d, zijn gericht op:

  • a.

    de verbetering van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar;

  • a.

    de toegankelijkheid van de kavels en percelen;

  • b.

    het waterbeheer;

  • c.

    de ligging van landbouwbedrijven uit oogpunt van de verkaveling- en landbouwstructuur en milieu- en natuuroverwegingen;

  • d.

    de bewerkbaarheid van landbouwgronden; of

  • e.

    de energievoorziening ten behoeve van de landbouw.

Artikel 2.4

Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.3, onderdeel b, tot en met onderdeel f, indien kavelruil geen onderdeel is van de subsidieaanvraag en de totale subsidiabele kosten minder dan € 300.000,- bedragen.

Artikel 2.5

Subsidie voor verkaveling als bedoeld in artikel 2.3, onderdeel a, wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit bestaat uit het vergroten van het percentage huiskavels en het verkleinen van het aantal of het percentage veldkavels ten opzichte van de totale bedrijfsoppervlakte, de verbetering van de ligging van veldkavels, en het vergroten van de gemiddelde oppervlakte per kavel met minimaal 10%.

Artikel 2.6

Subsidie voor ontsluiting als bedoeld in artikel 2.3, onderdeel b wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in de ontsluiting aan een openbare weg of waterweg van alle nieuw gevormde kavels en in de verbetering van de interne ontsluiting. Projecten waarbij de activiteiten zijn gekoppeld aan kavelruil en de activiteiten betrekking hebben op de in de kavelruil betrokken percelen, hebben de hoogste prioriteit.

Artikel 2.7

Subsidie voor waterbeheer als bedoeld in artikel 2.3, onderdeel c, wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in verbetering van de doorstroming van oppervlaktewater, de waterberging en het peilbeheer ten opzichte van de uitgangssituatie. Projecten waarbij de activiteiten zijn gekoppeld aan kavelruil en de activiteiten betrekking hebben op de in de kavelruil betrokken percelen, hebben de hoogste prioriteit.

Artikel 2.8

Subsidie wordt niet verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2004/C 244/02).

Artikel 2.9

Subsidie wordt slechts verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten ruilproces, omvattende de kosten van stimulering van kavelruilmaatregelen, kavelruilmaatregelen, Kadaster- en notariskosten en de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • b.

    proceskosten voor verkaveling- en infrastructurele projecten, omvattende de kosten voor de inzet van onderzoeksinstellingen, het inhuren van experts en ingenieurs, alsmede de vacatiegelden voor gebiedscommissies;

  • c.

    kosten van technische maatregelen, omvattende:

    • 1e.

      werkzaamheden om nieuw gevormde kavels na ruiling bewerkbaar te maken, gelijkwaardig aan de ingebrachte kavel;

    • 2e.

      het ontsluiten van kavels op een openbare weg en de kosten van aanleg of aanpassing van andere infrastructuur;

    • 3e.

      investeringen in waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten;

    • 4e.

      inpassingsmaatregelen gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw.

Artikel 2.10

  • 1.

    De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 2.9, onderdelen a en b, bedraagt 90% van deze kosten.

  • 2.

    Indien de eindbegunstigde een overheid of Stivas is bedraagt de subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 2.9, onderdelen a en b, 100% van deze kosten.

Artikel 2.11

  • 1.

    De subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 2.9 onderdeel c bedraagt 40% van de kosten tot maximaal € 800,- per hectare geruilde grond, danwel € 1.500,- per hectare geruilde grond indien deze na de kavelruil gebruikt wordt voor de biologische productiemethode als bedoeld in het Landbouwkaliteitsbesluit 2007.

  • 2.

    Indien de eindbegunstigde een overheid of de Stivas is bedraagt de subsidie voor de kosten als bedoeld in artikel 2.9, onderdeel c, 100% van de kosten tot maximaal € 800,- per hectare geruilde grond, danwel € 1.500,- per hectare geruilde grond indien deze na de kavelruil gebruikt wordt voor de biologische productiemethode als bedoeld in het Landbouwkaliteitsbesluit 2007.

Artikel 2.12

Indien de technische maatregelen als bedoeld in artikel 2.9 onderdeel c, plaatsvinden op percelen die niet binnen het project betrokken zijn bij kavelruil, bedraagt de subsidie 20% van de kosten indien de eindbegunstigde een onderneming is en 50% van de kosten indien de eindbegunstigde een overheid is.

Artikel 2.13

Subsidies op grond van deze paragraaf worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 125 is voldaan.

Hoofdstuk 3 Niet-productieve investeringen voor agrarisch natuurbeheer en waterbeheer

§ 3.1 Algemeen

Artikel 3.1

Subsidies op grond van dit hoofdstuk worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 216 is voldaan

§ 3.2 Inrichting voor agromilieu-verbintenissen

Artikel 3.2.1

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

  • b.

    maatregelen gericht op wijziging van de waterhuishouding;

  • c.

    grondverzet;

  • d.

    het plaatsen van een raster;

  • e.

    afvoer van grond;

  • f.

    overige maatregelen die noodzakelijk zijn in verband met de betreffende inrichting.

Artikel 3.2.2

Subsidie wordt verstrekt aan agrariërs en waterschappen.

Artikel 3.2.3

Subsidie wordt niet verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • b.

    de bouw van opstallen;

  • c.

    achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

  • d.

    de aanschaf van machines;

  • e.

    de aanschaf van niet noodzakelijke materialen.

Artikel 3.2.4

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    er voor het terrein waarop de activiteit wordt uitgevoerd, geen subsidie is verleend voor agrarisch natuurbeheer op grond van de Uitvoeringsregeling subsidie natuur en landschapsbeheer Noord-Holland;

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op eenmalige maatregelen die niet noodzakelijk zijn voor het betreffende type natuur en landschapsbeheer;

  • c.

    de projectkosten minder dan € 200.000,- bedragen indien de eindbegunstigde een waterschap is;

  • d.

    de projectkosten minder dan € 150.000,- bedragen indien de eindbegunstigde een agrariër is;

  • e.

    voor dezelfde activiteit reeds subsidie is verstrekt.

Artikel 3.2.5

De subsidie bedraagt 50% van de noodzakelijk geachte kosten tot een maximum van € 1.500.000,-

§ 3.3 Inrichting agromilieudoelstellingen

Artikel 3.3.1

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten, binnen de Natura 2000-gebieden of EHS-gebieden die opgenomen zijn op de TOP-lijst Bestrijding verdroging in Noord-Holland zoals vastgesteld door Provinciale Staten:

  • a.

    aanbrengen hydrologische scheiding tussen natuur- en landbouwgebieden;

  • b.

    verlaging van het maaiveld door afgraving;

  • c.

    de aanpassing van kleine waterinfrastructuur om een optimaal waterniveau voor de natuur te creëren;

  • d.

    aanleg natuurlijke oevers en natte verbindingszones;

  • e.

    terugdringing van ongezuiverde lozingen en emissies op oppervlaktewater of in de bodem door, voor zover niet wettelijk verplicht, aanleg van riolering en rioolvervangende systemen in landbouwgebieden;

  • f.

    bestrijding van eutrofiëring in natuurgebieden door de aanleg van dammen en stuwen, het scheiden van waterstromen en het aanleggen van helofyten-vijvers;

  • g.

    het uitgraven, afvoeren, opslaan of verwerken van kleinschalige, reeds vervuilde gronden, waarvoor een derde niet aansprakelijk gesteld kan worden, voor verbeteren van kwaliteit van waterbodems.

Artikel 3.3.2

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan overheden.

Artikel 3.3.3

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op het bekalken van landbouw- of natuurgronden;

  • b.

    de aanvrager de veroorzaker van de vervuiling is;

  • c.

    de projectkosten minder dan € 200.000,- bedragen.

Artikel 3.3.4

De subsidie bedraagt 50% van de noodzakelijk geachte kosten met een maximum van € 1.500.000,-.

§ 3.4 Nieuwe uitdagingen voor waterbeheer

Artikel 3.4.1

Subsidie kan worden verstrekt voor eenmalige investeringen in en op:

  • a.

    landbouwgronden die leiden tot verbetering van de waterkwaliteit;

  • b.

    niet-landbouwgronden gericht op een duurzamer gebruik van landbouwgronden dat leidt tot verbetering van de waterkwaliteit.

Artikel 3.4.2

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan landbouwondernemingen en overheden.

Artikel 3.4.3

Subsidie wordt verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    het opstellen van een waterkwaliteitsverbeteringplan;

  • b.

    het opstellen van een waterinrichtingsplan;

  • c.

    herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

  • d.

    maatregelen gericht op wijziging van de waterhuishouding;

  • e.

    grondverzet;

  • f.

    het plaatsen van een raster;

  • g.

    de afvoer van grond;

  • h.

    overige maatregelen die noodzakelijk zijn in verband met de betreffende inrichting.

Artikel 3.4.4

Subsidie wordt niet verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

  • b.

    de bouw van opstallen;

  • c.

    achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

  • d.

    de aanschaf van machines;

  • e.

    de aanschaf van niet noodzakelijke materialen;

  • f.

    het bekalken van landbouwgronden of natuurgronden.

Artikel 3.4.5

De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000,-

Hoofdstuk 4 Sociaal Economische Vitalisering

§ 4.1 Verbreding in de landbouw

Artikel 4.1.1

Subsidie kan worden verstrekt aan een landbouw onderneming voor:

  • a.

    investeringen in niet-agrarische activiteiten op agrarische bedrijven gericht op het genereren van aanvullende of alternatieve inkomstenbronnen;

  • b.

    samenwerking tussen landbouwbedrijven onderling of met andere organisaties gericht op de activiteit als bedoeld onder a;

  • c.

    de introductie van nieuwe informatietechnologie op het platteland ondersteunend aan de activiteit als bedoeld onder a; of

  • d.

    activiteiten gericht op ketenontwikkeling, promotie- of marketing van niet-agrarische activiteiten voortkomend uit activiteiten als bedoeld onder a.

artikel 4.1.2

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten:

  • a.

    die voldoende economisch perspectief hebben;

  • b.

    die bijdragen aan de verbetering van het inkomen van het agrarische bedrijf;

  • c.

    waarvan de exploitatie voor langere termijn gedekt is;

  • d.

    die bijdragen aan de instandhouding of toename van de werkgelegenheid;

  • e

    die aan een lokale of regionale behoefte voldoen, en

  • f.

    die verenigbaar zijn met en bijdragen aan de door Provinciale Staten vastgestelde Agenda Landbouw en Visserij 2012-2015.

Artikel 4.1.3

Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die niet plaatsvinden op het platteland of voor activiteiten op het gebied van aquacultuur.

Artikel 4.1.4

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken, dan wel de aankoop of lease van nieuwe machines en apparatuur, inclusief computersoftware, tot aan de marktwaarde van de zaak. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

  • b.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • c.

    eenmalige organisatiekosten voor de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, ketens, promotie of marketing;

  • d.

    kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

  • e.

    kosten voor het opstellen van ondernemingsplannen.

Artikel 4.1.5

Geen subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    de aankoop van agrarische productierechten, dieren, zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen, alsmede het planten daarvan, voor zover deze niet gerelateerd zijn aan activiteiten gericht op diversificatie naar niet-agrarische activiteiten;

  • b.

    kosten van productie of afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen; of

  • c.

    vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

Artikel 4.1.6

  • 1.

    De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Een subsidie op grond van dit artikel wordt slechts verstrekt overeenkomstig de De-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,- per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

Artikel 4.1.7

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 311 is voldaan.

§ 4.2 Toeristische en recreatieve voorzieningen

Artikel 4.2.1

Subsidie kan worden verstrekt aan degene die activiteiten uitvoert gericht op:

  • a.

    de verbetering van de bereikbaarheid van de EHS vanuit stedelijk gebied;

  • b.

    het oplossen van knelpunten in het netwerk van wandel- en fietspaden als bedoeld in de bijlage van het Meerjarenprogramma landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen 2007-2013;

  • c.

    het oplossen van knelpunten in het regionale netwerk van wandel-, fiets-, ruiter- of skeelerpaden of recreatieve vaarroutes;

  • d.

    het realiseren van recreatieknooppunten; of

  • e.

    het realiseren van voorzieningen ten behoeve van het toegankelijk en beleefbaar maken van het Noord-Hollandse waterrijk cultuurlandschap.

Artikel 4.2.2

Geen subsidie wordt verstrekt aan leden van een landbouwhuishouden.

Artikel 4.2.3

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

  • a.

    de activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

  • b.

    de subsidie bijdraagt aan de investering in of de ontwikkeling van recreatieve voorzieningen en toeristisch bezoek in Noord-Holland;

  • c.

    de activiteit verenigbaar is met en bijdraagt aan de door Provinciale Staten vastgestelde Economische Agenda 2012-2015 en de Agenda Groen;

  • d.

    de activiteit voldoet aan een regionale of bovenregionale behoefte;

  • e.

    de te realiseren voorzieningen zoveel mogelijk toegankelijk worden gemaakt voor mensen met een lichamelijke beperking;

  • f.

    de te realiseren voorzieningen openbaar toegankelijk zijn en buiten de bebouwde kom liggen; en

  • g.

    bij materiële investeringen als bedoeld in artikel 4.2.4, onderdeel a, is voorzien in het beheer en onderhoud voor een periode van 20 jaar en bij overige voorzieningen is voorzien in het beheer en onderhoud voor een periode van 10 jaar.

Artikel 4.2.4

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken en lineaire recreatieve infrastructuur, inclusief de bijbehorende toeristische voorzieningen. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten; en

  • b.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 4.2.5

Subsidie wordt niet verstrekt voor vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

Artikel 4.2.6

  • 1.

    • a.

      De subsidie bedraagt:50% van de subsidiabele kosten indien de eindbegunstigde een overheid is;

    • b.

      40% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 200.000,- indien de eindbegunstigde een onderneming is.

  • 2. Indien de activiteit aangemerkt kan worden als een economische activiteit, wordt in afwijking van het eerste lid het subsidiebedrag overeenkomstig de De-minimisverordening dan wel de De-minimisverordening landbouwproductiesector vastgesteld.

Artikel 4.2.7

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 313 is voldaan.

§ 4.3 Opzetten van kleine ondernemingen

Artikel 4.3.1

Subsidie op grond van dit artikel wordt uitsluitend verstrekt aan micro-ondernemingen als bedoeld in Aanbeveling 2003/361/EG.

Artikel 4.3.2

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten, niet zijnde landbouwbedrijvigheid:

  • a.

    activiteiten gericht op investeringen in de oprichting van nieuwe micro-ondernemingen en de ontwikkeling van bestaande micro-ondernemingen, inclusief de bevordering van ondernemersschap, marketing en promotie als onderdeel van het project;

  • b.

    activiteiten voor het stimuleren en ontwikkelen van innovatieve producten en diensten door micro-ondernemingen;

  • c.

    activiteiten voor het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen micro ondernemingen onderling en tussen micro-ondernemingen en andere actoren als bedoeld onder a. of b.;

  • d.

    activiteiten gericht op verbetering van de toegang tot ICT-voorzieningen voor micro-ondernemingen.

Artikel 4.3.3

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

  • a.

    de activiteit verenigbaar is met, een agrarische bestemming zoals vastgelegd in een bestemmingsplan dat ziet op het landelijk gebied van de betreffende gemeente;

  • b.

    de activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

  • c.

    de subsidieaanvrager beschikt over voldoende vakbekwaamheid en ondernemersschap, dan wel aangetoond wordt dat deze zullen worden ontwikkeld;

  • d.

    de activiteit economisch perspectief heeft, bijdraagt aan de verbetering van het bedrijfsinkomen en bijdraagt aan de werkgelegenheid met minimaal 3 fte nieuwe werkgelegenheid; en

  • e.

    de activiteit verenigbaar is met en bijdraagt aan de door Provinciale Staten vastgestelde Agenda Economie 2012-2015.

Artikel 4.3.4

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken, dan wel de aankoop of lease van nieuwe machines en apparatuur, inclusief computersoftware en toegang tot ICT-voorzieningen, tot aan de marktwaarde van de zaak. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

  • b.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • c.

    eenmalige organisatiekosten voor de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, ketenontwikkeling, promotie en marketing gericht op de ontwikkeling van micro-ondernemingen;

  • d.

    kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

  • e.

    kosten voor het opstellen van ondernemingsplannen.

Artikel 4.3.5

Geen subsidie wordt verstrekt voor vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

Artikel 4.3.6

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten. Een subsidie op grond van dit artikel wordt slechts verstrekt overeenkomstig de De-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,- per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

Artikel 4.3.7

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 312 is voldaan.

§ 4.4 Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling

Artikel 4.4.1

Subsidie kan worden verstrekt aan gemeenten voor investeringen in:

  • a.

    herinrichting van dorpskernen, zoals dorpspleintjes, haventjes, aanpassingen aan onroerende zaken en infrastructuur, met betrekking tot de karakteristieken van het dorp;

  • b.

    aanleg en verbetering van infrastructuur, inclusief bijbehorende voorzieningen van lokaal belang, parkeervoorzieningen, water en groen;

  • c.

    kleinschalige bedrijfslocaties;

  • d.

    lokale maatregelen gericht op sanering van hinder, inclusief bedrijfsverplaatsing, behoudens minimale wettelijke vereisten.

Artikel 4.4.2

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

  • a.

    de activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

  • b.

    de activiteit onderdeel is van een dorpsvernieuwingsplan;

  • c.

    de activiteit een bijdrage levert aan de verbetering van het woon- en werkklimaat;

  • d.

    bij de uitvoering van de activiteit is voorzien in beheer of exploitatie van de voorzieningen.

Artikel 4.4.3

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken als onderdeel van dorpsvernieuwing. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

  • b.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • c.

    eenmalige kosten voor het opstellen van beheersplannen gericht op het opzetten en ontwikkelen van voorzieningen voor dorpsvernieuwing en ontwikkeling.

Artikel 4.4.4

Geen subsidie wordt verstrekt voor vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

Artikel 4.4.5

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten. Indien een subsidie op grond van dit artikel kan worden gekwalificeerd als staatssteun, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de De-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,- per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

Artikel 4.4.6

Subsidies op grond van dit artikel worden verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 322 en, in voorkomende gevallen, aan de de-minimisverordening is voldaan.

§ 4.5 Basisvoorzieningen in dorpen

Artikel 4.5.1

Subsidie wordt verstrekt aan overheden en rechtspersonen zonder winstoogmerk voor het opzetten en verbeteren van basisvoorzieningen, inclusief culturele en vrijetijdsactiviteiten, ten behoeve van het dorp of een aantal dorpen, alsmede voor bijbehorende infrastructuur.

Artikel 4.5.2

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    investeringen in voorzieningen zoals dorpshuizen, multifunctionele centra, bibliotheken en sportvoorzieningen voor specifieke doelgroepen, inclusief aanpassing van gebouwen om tenminste het bestaande niveau van basisvoorzieningen te verbeteren;

  • b.

    ontwikkeling en uitvoering van innovatieve concepten voor basisvoorzieningen, zoals woon-zorgconcepten, elektronische dienstverlening en diensten op maat, indien zij zijn gericht op specifieke doelgroepen op het platteland;

  • c.

    pilots voor – op regioniveau experimenteel – vraagafhankelijk vervoer op het platteland; of

  • d.

    het opstarten van culturele en vrijetijdsactiviteiten, zoals tentoonstellingen, wedstrijden, beurzen, country fairs en culturele bijeenkomsten, gericht op het behoud van de waarden en de identiteit van de bewoners van het platteland.

Artikel 4.5.3

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners.

Artikel 4.5.4

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken ten behoeve van de basisvoorziening, dan wel de aankoop of lease van nieuwe machines enbedrijfsuitrusting, inclusief computersoftware en toegang tot ICT-voorzieningen, tot aan de marktwaarde van de zaak. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

  • b.

    eenmalige investeringskosten in mobiele en semi-permanente voorzieningen;

  • c.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • d.

    kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

  • e.

    kosten voor het opstellen van beheers- en exploitatieplannen.

Artikel 4.5.5

Subsidie wordt niet verstrekt voor vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

Artikel 4.5.6

De subsidie bedraagt:

  • a.

    40% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een rechtspersoon zonder winstoogmerk is;

  • b.

    50% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een overheid is.

Artikel 4.5.7

Indien de activiteit een economische activiteit betreft, wordt de subsidie verstrekt overeenkomstig de De-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,- per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

Artikel 4.5.8

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 321 is voldaan.

Hoofdstuk 5 Hernieuwbare energie

§ 5.1 Hernieuwbare energie

Artikel 5.1.1

Subsidie kan worden verstrekt aan een lid van een landbouwhuishouden.

Artikel 5.1.2

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    investeringen in niet-agrarische activiteiten op agrarische bedrijven die diversificatie rond hernieuwbare energie tot doel hebben;

  • b.

    projecten voor stimulering van samenwerking tussen landbouwbedrijven onderling;

  • c.

    introductie van nieuwe informatietechnologie op het platteland ondersteunend aan en als onderdeel van het project gericht op diversificatie rond hernieuwbare energie op het agrarische bedrijf.

Artikel 5.1.3

De volgende activiteiten die diversificatie rond hernieuwbare energie tot doel hebben, komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    productie van biogas met gebruikmaking van organisch afval;

  • b.

    verwerking van uit de land- en of bosbouw afkomstige biomassa tot hernieuwbare energie;

  • c.

    installaties en of infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen zoals zonne- en windenergie en geothermische energie.

Artikel 5.1.4

Geen subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    vervallen;

  • b.

    projecten waarvan de subsidiabele kosten minder dan € 300.000,- bedragen;

  • c.

    de activiteit niet verenigbaar is met de landschappelijke doelen, zoals weegegeven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening structuurvisie;

  • d.

    exploitatie en beheerskosten;

  • e.

    rente kosten.

Artikel 5.1.5

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten voor:

  • a.

    de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

  • b.

    de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting inclusief computerprogrammatuur;

  • c.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatie kosten;

  • d.

    direct bij de uitvoering betrokken personeel.

Artikel 5.1.6

De subsidie bedraagt 25% van de subsidabele kosten tot maximaal € 200.000,-

Artikel 5.1.7

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 311b is voldaan.

§ 5.2 basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking hernieuwbare energie

Artikel 5.2.1

Subsidie kan worden verstrekt aan overheden en rechtspersonen.

Artikel 5.2.2

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    investeringen in installaties en infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen;

  • b.

    de productie van hernieuwbare energie door de agrarische sector en de levering daarvan naar afnemers;

  • c.

    investeringen in faciliteiten voor lokale en regionale reststromen gericht op water, warmte, biogas, afval, biomassa, verpakkingen en vezels niet zijnde ruwe mest.

Artikel 5.2.3

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit plaatsvindt op het platteland, in een dorp of op gronden behorend tot een agrarisch bedrijf.

Artikel 5.2.4

subsidie wordt verstrekt voor de extra kosten, ten opzichte van een traditionele energiecentrale of een traditioneel verwarmingssysteem et dezelfde capaciteit inzake de daadwerkelijke energie benutting, van :

  • a.

    de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen, kosten van grond, gebouwen, bouwconstructies, inrichting van gebouwen en terreinen. De kosten voor grond mogen maximaal 10% van de projectkosten bedragen;

  • b.

    installaties en infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen;

  • c.

    investeringen in mobiele en semi-permanente voorzieningen voor het project;

  • d.

    investeringen in toegang tot ICT- voorzieningen als onderdeel van het project;

  • e.

    de aankoop of huurkoop van nieuwe machines, computerprogrammatuur en bedrijfsuitrusting tot ten hoogste de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;

  • f.

    loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel;

  • g.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • h.

    het opstellen van beheers- en exploitatieplannen gericht op de project activiteiten;

  • i.

    proces-, ontwikkelings- en uitvoeringskosten, gedurende maximaal 3 jaar tot uiterlijk 15 juni 2015, gericht op samenwerking, communicatie, sensibilisering en organisatie. Deze kosten zijn subsidiabel tot maximaal 30% van de totale subsidiabele kosten in het eerste jaar, tot maximaal 25% in het tweede jaar en tot maximaal 20% in het derde jaar.

Artikel 5.2.5

Geen subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    vervangingsinvesteringen;

  • b.

    exploitatie- en beheerkosten;

  • c.

    kosten van transport van ruwe mest.

Artikel 5.2.6

De subsidie bedraagt:

  • a.

    indien de subsidieontvanger een rechtspersoon is 70% van de subsidiabele kosten tot overeenkomstig de De-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,- per onderneming over een periode van 3 belastingjaren;

  • b.

    100 % van de subsidiabele kosten tot maximaal € 800.000,- indien de subsidieontvanger een overheid is.

Artikel 5.2.7

De subsidieontvanger is verplicht de activiteit minimaal 5 jaar na vaststelling van de subsidie in stand te houden.

Artikel 5.2.8

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 321b is voldaan.

Hoofdstuk 6 Erfgoed

§ 6.1 Natuurlijk en cultuurhistorisch erfgoed

Artikel 6.1.1

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    investeringen in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het natuurlijk erfgoed en het cultureel erfgoed; of

  • b.

    investeringen in gebieden met een hoge natuurwaarde.

Artikel 6.1.2

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

  • a.

    de activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

  • b.

    de activiteit past in het provinciaal beleid;

  • c.

    bij de uitvoering van de activiteit is voorzien in duurzaam (her)gebruik, duurzaam beheer of exploitatie;

  • d.

    de activiteit bijdraagt aan landschappelijke en milieudoelen en past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid, zoals aangegeven in streek- en omgevingsplannen;

  • e.

    een activiteit in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het natuurlijk erfgoed bijdraagt aan de oppervlakte natuur- en landschapselementen, waterkwaliteit, herstel van het watersysteem en biodiversiteit.

Artikel 6.1.3

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken (inclusief restauratie, aanpassing, uitbreiding en beplantingen) en infrastructuur (inclusief waterlopen) voor instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • b.

    In uitzonderingsgevallen kunnen wij een hoger percentage vaststellen voor grondaankopen voor natuurlijk erfgoed: indien de investeringskosten in de gronden meer dan 33% bedragen van de totale investeringskosten, dan zijn deze kosten subsidiabel tot 25% van de totale subsidiabele kosten. Dit is slechts mogelijk indien de te verwerven gronden essentieel zijn voor realisatie van de EHS en de gewenste biodiversiteit niet kan worden gerealiseerd met agrarisch natuurbeheer;

  • c.

    eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • d.

    kosten van investeringen in het kader van onderhoud (niet zijnde jaarlijks regulier beheer), restauratie en opwaardering van het culturele erfgoed;

  • e.

    kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

  • f.

    eenmalige kosten voor het opstellen van beheers- of exploitatieplannen.

Artikel 6.1.4

Geen subsidie wordt verstrekt voor vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten en wettelijk verplichte activiteiten.

Artikel 6.1.5

De subsidie bedraagt:

  • a.

    40% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een onderneming is actief in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten;

  • b.

    45% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een onderneming is die niet actief is in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten;

  • c.

    50% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een overheid is.

Artikel 6.1.6

Indien de activiteit een economische activiteit betreft, wordt de subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,- per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

Artikel 6.1.7

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 323 is voldaan.

§ 6.2 Instandhouding landelijk erfgoed

Artikel 6.2.1

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht  waterbeheer en biodiversiteit in relatie met de instandhouding en opwaardering van landelijk erfgoed.

Artikel 6.2.2

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de gewenste biodiversiteit niet gerealiseerd kan worden met agrarisch natuurbeheer.

Artikel 6.2.3

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten van:

  • a.

    de bouw verwerving of verbetering van onroerende goederen, infrastructuur, waterlopen;

  • b.

    inrichting van terreinen;

  • c.

    grond tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten;

  • d.

    eenmalige voorbereidings-,plan- en organisatiekosten tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten;

  • e.

    studies en investeringen in het kader van onderhoud;

  • f.

    communicatie en promotieactiviteiten tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten;

  • g.

    loon;

  • h.

    het opstellen van beheers- en exploitatieplannen.

Artikel 6.2.4

Subsidie wordt niet verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    exploitatie en regulier beheer;

  • b.

    normale vervangingsinvesteringen;

  • c.

    wettelijk verplichte activiteiten.

Artikel 6.2.5

De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.2.6

Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de De-minimisverordening.

Artikel 6.2.7

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 323b is voldaan.

Hoofdstuk 7 Leader

Artikel 7.1

Subsidie kan worden verstrekt aan de Lokale Actie Groep Leader Kop van Noord-Holland en Texel voor de uitvoering van het Ontwikkelingsplan “De Kop Vooruit”, zoals aangewezen door de Minister van LNV (Besluit selectie Leadergebieden TRC 2007/6463).

Artikel 7.2

Subsidie kan worden verstrekt aan de Lokale Actie Groep die activiteiten uitvoert die voldoen aan de selectiecriteria van het in het eerste lid bedoelde Ontwikkelingsplan “De Kop Vooruit”.

Artikel 7.3

De subsidie aan de Locale Actie Groep bedraagt 100% van de functioneringskosten als bedoeld in het Ontwikkelingsplan tot een maximum van € 1.230.000,- over de periode 2007 tot en met 2015.

Artikel 7.4

De subsidie voor activiteiten die voldoen aan de selectiecriteria van het Ontwikkelingsplan worden berekend op grond van de toepasselijke POP-maatregelen van de assen 1 en 3 in samenhang met de POP-maatregelen van as 4.

Artikel 7.5

Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de De-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 7.6

Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien is voldaan aan de artikelen 62 t/m 65 van Verordening (EG) 1698/2005 en de POP-maatregelen van de assen 1 en 3 in samenhang met de POP-maatregelen van as 4. De subsidie aan de Lokale Actie Groep wordt verstrekt op grond van POP-maatregel 431.

Hoofdstuk 8 verplichtingen

Artikel 8.1

De subsidieontvanger is verplicht, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening met de activiteiten te beginnen.

Artikel 8.1a

De subsidieontvanger is verplicht om, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere datum is bepaald, de activiteit voor 1 januari 2015 te hebben afgerond.

Artikel 8.2

Indien de activiteiten meer dan 50% worden gesubsidieerd, is de subsidieontvanger verplicht de Europese regelgeving inzake aanbesteding toe te passen bij het verstrekken van opdrachten.

Artikel 8.3

De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de uitvoering van de activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

  • a.

    alle ontvangsten en uitgaven in de administratiezijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

  • b.

    bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

Artikel 8.4

De subsidieontvanger is verplicht de administratie te bewaren tot 1 januari 2022, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald aan gedeputeerde staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.

Artikel 8.5

De subsidieontvanger is verplicht eenmaal per jaar, of zo vaak als in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, schriftelijk verslag uit te brengen aan gedeputeerde staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.

Artikel 8.6

De subsidieontvanger vermeldt bij communicatie, indien van toepassing, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Artikel 8.7

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan gedeputeerde staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Artikel 8.8

De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking tot subsidieverkening is vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.

Artikel 8.9

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2. Gedeputeerde staten beslissen binnen 9 maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de uiterste betaaldatum en de terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel 9.2

Deze uitvoeringsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij is geplaatst.

Artikel 9.3

Deze uitvoeringsregeling vervalt op 31 december 2014.

Artikel 9.4

Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling subsidie POP Noord-Holland 2013

Ondertekening

Haarlem, 2 april 2013
Gedeputeerde staten van Noord-Holland
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris

TOELICHTING

Het Plattelandontwikkelingsprogramma 2007-2013 (afgekort POP2) is de invulling van de mogelijkheden die het Europese Plattelandsbeleid voor Nederland biedt. Het programma is gericht op:

  • ·

    het versterken van de landbouwsector;

  • ·

    het verbeteren van de natuur en het milieu;

  • ·

    de leefbaarheid op het platteland en de diversificatie van de plattelandseconomie, en

  • ·

    LEADER