Regeling vervallen per 07-02-2018

Uitvoeringsregeling IKAP 2008

Geldend van 17-02-2016 t/m 06-02-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Uitvoeringsregeling IKAP 2008

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling IKAP 2008

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

bedrijfsfitness: de conditie - of krachttraining van werknemers die georganiseerd of geinitieerd wordt door de werkgever en die plaatsvindt onder deskundig toezicht. Bedrijfsfitness kan zowel op het werk als ergens anders plaatsvinden.

Artikel 2 Recht op keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket

  • 1. De ambtenaar heeft recht op keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket overeenkomstig het bepaalde in deze regeling.

  • 2. Keuzen als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 kunnen eenmaal per kalenderjaar voor het betreffende kalenderjaar worden gemaakt en eenmaal per kalenderjaar voor dat kalenderjaar worden herzien.

  • 3. Keuzen als bedoeld in artikel 8 kunnen maandelijks worden gemaakt.

  • 4. Gemaakte keuzen moeten zijn gerealiseerd binnen het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben.

Artikel 3 Aanvraag keuze(n)

  • 1. De ambtenaar maakt zijn keuze(n) kenbaar door middel van een aanvraag. Hij maakt daarbij gebruik van het door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag voor de keuzen, bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 wordt ingediend vóór 1 november van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag voor herziening van deze keuzen wordt ingediend vóór 1 juli van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben.

  • 3. Bij indiensttreding kan de ambtenaar zijn aanvraag voor de keuzen als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 indienen binnen 4 weken na aanvang van het dienstverband en vóór 1 september van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4. De aanvraag voor keuzen, bedoeld in artikel 8 wordt ingediend vóór de eerste dag van de tweede maand voorafgaand aan de maand waarin aan de keuze uitvoering moet worden gegeven.

  • 5. Gedeputeerde staten beslissen op de aanvraag binnen 4 weken na de in het tweede lid genoemde data, onderscheidenlijk binnen 4 weken na indiening van de aanvraag, bedoeld in het derde en vierde lid.

  • 6. Gedeputeerde staten kennen de aanvraag toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

Artikel 4 Algemene voorwaarden

  • 1. Op een gehonoreerde aanvraag kan, behoudens de herzieningsmogelijkheid als bedoeld in artikel 3, tweede lid, gedurende de periode waarop deze betrekking heeft niet meer worden teruggekomen.

  • 2. De waarde van de gemaakte keuzen bedraagt per aanvraag minimaal € 100.

  • 3. De ambtenaar kan binnen een kalenderjaar niet kiezen:

    • a.

      voor zowel meer uren werken, bedoeld in artikel 5, als voor minder uren werken, bedoeld in artikel 6;

    • b.

      voor zowel minder uren werken, bedoeld in artikel 6, als voor vermindering van algemeen verlof, bedoeld in artikel 7;

    • c.

      voor meer uren werken, bedoeld in artikel 5, en/of vermindering van algemeen verlof, bedoeld in artikel 7, over de periode waarin hij hetzij ouderschapsverlof geniet, hetzij anderszins voor langer dan 4 weken aaneengesloten geheel of gedeeltelijk buitengewoon verlof geniet, hetzij minder werkt als gevolg van deeltijdontslag wegens FPU, deeltijdpensionering of de geboden mogelijkheid om met behoud van de formele arbeidsduur minder te werken;

    • d.

      voor minder uren werken, bedoeld in artikel 6, over de periode waarin zijn arbeidsduur met toepassing van artikel D.1, vijfde lid, van de CAP is bepaald op meer dan die in een volledige functie.

  • 4. De vergoeding voor meer uren werken als bedoeld in artikel 5, de inhouding voor minder uren werken als bedoeld in artikel 6, alsmede de vergoeding voor de uren van vermindering van het algemeen verlof als bedoeld in artikel 7, worden berekend op basis van het salaris per uur op 1 januari van het betreffende kalenderjaar, onderscheidenlijk op basis van het salaris per uur op de eerste dag van indiensttreding indien de ambtenaar in de loop van het betreffende kalenderjaar in dienst treedt. Eventuele latere aanpassingen van het salaris met terugwerkende kracht naar een datum gelegen op of vóór de peildatum leiden niet tot een aanpassing van het per de peildatum vastgestelde salaris per uur.

Artikel 5 Meer uren werken

  • 1. De ambtenaar kan een aanvraag indienen om gedurende het kalenderjaar of gedurende een bepaalde periode in dat kalenderjaar meer uren te werken dan de voor hem geldende arbeidsduur.

  • 2. Het maximumaantal meer te werken uren is 108 per kalenderjaar, verminderd met het aantal uren minder algemeen verlof in het betreffende kalenderjaar op grond van artikel 7. Bij een niet volledige arbeidsduur en bij indiensttreding in de loop van het betreffende kalenderjaar geldt een naar evenredigheid verlaagd maximumaantal uren waarbij de uitkomst zo nodig op hele uren naar boven wordt afgerond.

  • 3. Het totaal van de arbeidsduur en het ingevolge dit artikel toegewezen aantal meer te werken uren bedraagt niet meer dan gemiddeld 40 uur per week.

  • 4. Voor elk meer gewerkt uur heeft de ambtenaar als vergoeding recht op het salaris per uur op de voor hem geldende peildatum als bedoeld in artikel 4, vierde lid. De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald op basis van het gemiddelde aantal meer te werken uren per maand gedurende de periode dat de ambtenaar meer uren werkt.

Artikel 6 Minder uren werken

  • 1. De ambtenaar kan een aanvraag indienen om gedurende het kalenderjaar of gedurende een bepaalde periode in dat kalenderjaar minder uren te werken dan de voor hem geldende arbeidsduur.

  • 2. Het maximumaantal minder te werken uren is 108 per kalenderjaar. Bij een niet volledige arbeidsduur en bij indiensttreding in de loop van het betreffende kalenderjaar geldt een naar evenredigheid verlaagd maximumaantal uren waarbij de uitkomst zo nodig op hele uren naar boven wordt afgerond.

  • 3. Voor elk minder gewerkt uur heeft een inhouding plaats op het salaris van de ambtenaar ter grootte van het salaris per uur op de voor hem geldende peildatum. De maandelijkse inhouding op het salaris wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal minder te werken uren per maand gedurende de periode dat de ambtenaar minder uren werkt.

  • 4. Minder uren werken op grond van dit artikel kan niet worden gerealiseerd door uitbreiding van de aanspraak op algemeen verlof.

Artikel 7 Vermindering algemeen verlof

  • 1. De ambtenaar kan een aanvraag indienen om zijn aanspraak op algemeen verlof in het kalenderjaar te verminderen.

  • 2. De vermindering van het aantal uren algemeen verlof is ten hoogste het aantal uren algemeen verlof waarop de ambtenaar in het betreffende kalenderjaar aanspraak heeft, verminderd met 144, doch niet meer dan 108 uren. Bij een niet volledige arbeidsduur en bij indiensttreding in de loop van het betreffende kalenderjaar worden de getallen 144 en 108 naar evenredigheid verlaagd waarbij de uitkomst zo nodig naar boven op hele uren wordt afgerond.

  • 3. Voor elk uur waarmee de aanspraak op algemeen verlof wordt verminderd heeft de ambtenaar als vergoeding recht op het salaris per uur op de voor hem geldende peildatum als bedoeld in artikel 4, vierde lid. De vergoeding wordt in een keer uitbetaald.

Artikel 8 Afzien van aanspraken voor fiscaal aantrekkelijke bestemmingen

  • 1. De ambtenaar kan een aanvraag indienen om in ruil voor een belastingvrije vergoeding voor of verstrekking van een of meer in het tweede lid genoemde bestemmingsmogelijkheden geheel of gedeeltelijk af te zien van een of meer van de volgende aanspraken:

    • a.

      maximaal 10% van het jaarsalaris;

    • b.

      de eindejaarsuitkering;

    • c.

      de vakantie-uitkering;

    • d.

      de vergoeding voor meer uren werken, bedoeld in artikel 5, vierde lid;

    • e.

      de vergoeding voor vermindering van de aanspraak op algemeen verlof, bedoeld in artikel 7, derde lid.

  • 2. Voor zover de geldende fiscale bepalingen dit mogelijk maken zijn de belastingvrije bestemmingsmogelijkheden:

    • a.

      bedrijfsfitness;

    • b.

      een fiets voor het woon-werkverkeer met de daarmee samenhangende zaken en een fietsverzekering;

    • c.

      de inrichting van een telewerkruimte;

    • d.

      openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt;

    • e.

      contributies voor het lidmaatschap van een vakorganisatie van overheidspersoneel die is vertegenwoordigd in het SPA dan wel in het overleg, bedoeld in artikel I.1, eerste lid, van de CAP.

  • 3. Van een aanspraak als genoemd in het eerste lid kan slechts worden afgezien als deze aanspraak nog niet tot uitbetaling is gekomen.

  • 4. Voor zover de fiscale bepalingen dit mogelijk maken kan de gevraagde belastingvrije vergoeding in een keer worden uitbetaald voorafgaande aan het moment waarop de ingezette aanspraken tot uitbetaling komen.

  • 5. De ambtenaar dient bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag, maar uiterlijk binnen een maand na ontvangst van de belastingvrije vergoeding, bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat de kosten waarvoor die vergoeding is verstrekt daadwerkelijk zijn gemaakt.

  • 6. De ambtenaar kan bij zijn aanvraag om een of meer van de in het eerste lid genoemde aanspraken in te zetten voor de in het tweede lid, onderdelen d en e, genoemde bestemmingsmogelijkheden, aangeven dat die aanvraag, behoudens wederopzegging, wordt geacht ook te gelden voor een of meer volgende kalenderjaren. In dat geval wordt, voor zover de fiscale bepalingen dit mogelijk maken, de beslissing op de aanvraag tot wederopzegging geacht ook betrekking te hebben op die volgende kalenderjaren.

Artikel 8a Extra optie provincie Noord-Holland*)

  • 1. De ambtenaar die op basis van de geldende reiskostenregeling woon-werkverkeer minder aan vergoeding ontvangt dan op grond van de thans geldende wettelijke fiscale regels voor het woon-werkverkeer is toegestaan, heeft aanspraak op een belastingvrije vergoeding in ruil voor een deel van zijn eindejaarsuitkering.

  • 2. Het bedrag waarmee de eindejaaruitkering het bedrag als bedoeld in het eerste lid overstijgt, is belast volgens de algemene fiscale regels.

  • 3. De ambtenaar kan jaarlijks vóór 1 november een aanvraag indienen om van de mogelijkheid als bedoeld in het eerste lid gebruik te maken voor het lopende kalenderjaar.

  • 4. De onbelaste vergoeding wordt in december van dat jaar bij de salarisbetaling uitbetaald.

  • 5. Ambtenaren die uitsluitend gebruik maken van vervoer van de werkgever of die een volledige openbaar vervoersvergoeding ontvangen van de werkgever komen niet in aanmerking voor in lid 1 genoemde vergoeding.

Artikel 9 Inhouding, verrekening of uitbetaling

  • 1. Indien de ambtenaar aan wie een belastingvrije vergoeding is uitbetaald de bewijsstukken als bedoeld in 8, vijfde lid, niet tijdig overlegt worden over die vergoeding alsnog de verschuldigde loonheffingen ingehouden.

  • 2. In geval van gehele of gedeeltelijke beëindiging van het dienstverband, structurele wijziging in de arbeidsduur, ouderschapsverlof of buitengewoon verlof van lange duur, wordt vastgesteld welke in het kader van deze regeling opgebouwde en in geldswaarde uit te drukken aanspraken en aangegane verplichtingen tussen de provincie en de ambtenaar op dat moment bestaan. Indien van toepassing, vindt verrekening dan wel uitbetaling plaats.

  • 3. Indien een aanvraag voor meer of minder uren werken niet meer volledig binnen het kalenderjaar kan worden uitgevoerd, heeft een herberekening van de vergoeding of de inhouding plaats op basis van de daadwerkelijk meer of minder gewerkte uren.

  • 4. Bij overlijden van de ambtenaar wordt gehandeld zoals in het tweede lid aangegeven, waarbij een eventueel saldo ten gunste van de provincie niet wordt ingevorderd.

Artikel 10 Meldingsplicht en verhaal loonheffing

  • 1. De ambtenaar is verplicht alle informatie en omstandigheden die van betekenis zijn voor de uitvoering van de toegewezen aanvraag in het kader van deze regeling terstond te melden.

  • 2. Indien achteraf blijkt dat door onjuiste of onvolledige informatie van de ambtenaar een vergoeding ten onrechte belastingvrij is verstrekt, zullen de loonheffingen die over de vergoeding verschuldigd zijn, alsmede de eventuele boetes, op de ambtenaar worden verhaald.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Gedeputeerde staten kunnen, wanneer bijzondere omstandigheden van het individuele geval daartoe naar hun oordeel aanleiding geven, ten gunste van de ambtenaar afwijken van deze regeling.

Artikel 12 Overgangsbepaling (lokaal overgangsrecht provincie Noord-Holland)

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 2 en 5, kunnen aanvragen voor meer en minder uren werken en voor vermindering van het algemeen verlof als bedoeld in achtereenvolgens de artikelen 5, 6 en 7 voor het kalenderjaar 2009 worden ingediend vóór 1 december 2008;

  • 2. Gedeputeerde staten beslissen op de hiervoor bedoelde aanvragen vóór 1 februari 2009.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling IKAP 2008.

Artikel 14

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie van het provinciaal blad waarin het is geplaatst

  • 2. Deze regeling werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Ondertekening

Haarlem, 20 februari 2014.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Doel IKAP

Met het IKAP- systeem (Individuele Keuzemogelijkheden Arbeidsvoorwaarden Provincies) is een win/win- situatie beoogd voor werkgever en werknemers.

De werknemer kan hiermee prioriteiten stellen in zijn arbeidsvoorwaardenpakket waardoor het beter aansluit bij zijn persoonlijke wensen en omstandigheden. Hij is met IKAP – in aanvulling op de instrumenten in de Wet arbeid en zorg en de levensloop- regeling - beter in staat om arbeid en zorg te combineren. Hij kan ook beter de fiscale mogelijkheden benutten doordat hij een deel van zijn belaste inkomen kan omzetten in een onbelaste vergoeding of verstrekking.

Voor de provincie als werkgever kan IKAP (in beperkte mate) bijdragen aan versterking van de arbeidsmarktpositie. De provinciale werkgever heeft baat bij werknemers die tevreden zijn over hun arbeidsvoorwaarden en de keuzes die zij daarin zelf kunnen maken. Een bijkomende (maatschappelijke) doelstelling is de stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en van de fiets en een verdere terugdringing van de autokilometers in het woon-werkverkeer.

Uitgangspunten en randvoorwaarden

IKAP voldoet aan een aantal belangrijke uitgangspunten en randvoorwaarden.

  • -

    IKAP is gebaseerd op vrijwilligheid en kent dus geen verplichte deelname van de werknemer.

  • -

    IKAP kent alleen keuzemogelijkheden die voorzien in een reële behoefte. Er zijn dus geen keuzes opgenomen waarvan een verwaarloosbaar beperkt gebruik zal worden gemaakt.

  • -

    IKAP betekent geen verhoging van het totale aansprakenniveau maar vergroot enkel de keuzemogelijkheden in het bestaande arbeids- voorwaardenpakket. In die zin is IKAP budgettair neutraal. Het feitelijk gebruik kan uiteraard wel kosteneffecten hebben. Dat is het geval als per saldo meer tijd wordt verkocht dan gekocht. Daarvoor zal binnen het bestaande budget een oplossing moeten worden gevonden.

  • -

    IKAP leidt niet tot knelpunten in de bedrijfsvoering. Van belang is dat er bij uitruil tussen tijd en geld steeds voldoende werk en budget beschikbaar is. Gelet hierop is in IKAP aan de omvang van de uitruil tussen tijd en geld een maximum gesteld en heeft de manager de bevoegdheid de uitruil tussen tijd en geld op grond van het dienstbelang af te wijzen.

  • -

    IKAP is administratief goed uitvoerbaar. Keuzes die te ingewikkeld c.q. te kwetsbaar zijn, zijn niet in IKAP opgenomen. Daarnaast is vastgelegd dat de gemaakte keuzes onherroepelijk zijn.

  • -

    IKAP is klantvriendelijk. Het is eenvoudig toegankelijk en zodanig ingericht dat de te maken keuzes en de gevolgen van die keuzes voor zowel de werknemer als de manager inzichtelijk zijn.

  • -

    IKAP houdt rekening met de fiscale mogelijkheden en blijft binnen de fiscale en andere wettelijke grenzen (bijv. het wettelijk minimumloon).

  • -

    IKAP doet geen afbreuk aan bestaande beleidsdoelstellingen zoals bijv. geformuleerd in het seniorenbeleid, het arbeidsomstandighedenbeleid of het beleid, gericht op de bevordering van het openbaar vervoer. Dit betekent o.a. dat er geen keuzemogelijkheden zijn die eerder volledig vervroegd uittreden stimuleren of de werkdruk vergroten en dat niet is voorzien in een auto van de zaak in ruil voor andere arbeidsvoorwaarden.

  • -

    Inzet van bronnen voor de fiscaal aantrekkelijke voorzieningen bedrijfs- fitness en telewerken thuis is pas mogelijk als recht op die voorzieningen bestaat.

Hoofdlijnen van IKAP

IKAP geeft de werknemer het recht om binnen bepaalde grenzen zijn individuele arbeidsvoorwaardenpakket samen te stellen. Daarbij wordt hem de mogelijkheid geboden om meer of minder te werken en om een aantal rechtspositionele aanspraken in te zetten voor alternatieve bestedingen die op grond van de belastingwetgeving een fiscaal voordeel opleveren ten opzichte van een netto uitbetaling. Deelname aan IKAP geschiedt op basis van vrijwilligheid. Voor wie daarvan geen gebruik maakt blijft het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket ongewijzigd in stand. IKAP betreft een ruilmodel waarin bepaalde bronnen kunnen worden ingezet voor bepaalde doelen.

IKAP biedt de ambtenaar jaarlijks de volgende keuzemogelijkheden.

  • a.

    Een hoger inkomen in ruil voor:

    • -

      meer uren werken en/of

    • -

      vermindering van de aanspraak op algemeen verlof.

  • b.

    Meer vrije tijd in ruil voor minder inkomen.

  • c.

    Minder inkomen en/of verlof in ruil voor de volgende fiscaal aantrekkelijke bestemmingen:

    • -

      bedrijfsfitness

    • -

      een fiets voor het woon/werkverkeer en een fietsverzekering

    • -

      de inrichting van een telewerkruimte

    • -

      openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt

    • -

      vakbondscontributies

  • d.

    benutten fiscale ruimte woon-werkverkeer via de bruto eindejaarsuitkering (extra optie Noord-Holland).

Het betreft een limitatieve opsomming van de bronnen en doelen. Wel kunnen provincies in het lokaal Georganiseerd Overleg met de bonden afspraken maken over extra keuzemogelijkheden.

IKAP en de gevolgen voor de bedrijfsvoering

Bepaalde keuzes in IKAP hebben betekenis voor de bedrijfsvoering. Dat betreft de mogelijkheid om tijd en geld tegen elkaar uit te ruilen. Daarbij gaat het immers om meer en minder werken. Bij keuzes om inkomen of verlof in te zetten voor fiscaal aantrekkelijke doelen zal de bedrijfsvoering niet in het geding zijn.

Gelet op de gevolgen voor de bedrijfsvoering zijn de uitruilmogelijkheden tussen tijd en geld niet onbeperkt. Per kalenderjaar kunnen maximaal 108 uren minder worden gewerkt en maximaal 108 uren meer worden gewerkt (voor deeltijders zijn de maxima naar rato). Er is bewust gekozen voor een balans tussen meer en minder werken door gelijktrekking van het maximale aantal uren dat meer en minder kan worden gewerkt. IKAP geeft met het oog op de bedrijfsvoering geen absoluut recht op uitruil tussen tijd en geld binnen het aangegeven maximum. De leidinggevende kan een aanvraag weigeren ingeval een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich daartegen verzet. Daarbij is aangesloten bij de criteria die gelden in de Wet aanpassing arbeidsduur welke de werknemer een geclausuleerd (wettelijk) recht geeft op vermeerdering of vermindering van de arbeidsduur.

Bij inzet van tijd voor geld (= meer werken) is er sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang als een en ander leidt tot ernstige problemen van:

  • 1.

    financiële of organisatorische aard;

  • 2.

    wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk; of

  • 3.

    omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting ontoereikend is.

Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Ook ernstige schade aan andere economische, technische of operationele belangen kan reden zijn tot afwijzing van een aanvraag. Voorbeelden van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zijn ook:

  • -

    schadelijkheid voor de gezondheid (bijv. bij een hoge verzuimfrequentie)

  • -

    bij oneigenlijk gebruik (bijv. als de werknemer gedeeltelijk of volledig arbeids- ongeschikt is);

  • -

    In geval van disfunctioneren van de werknemer, waarbij uiteraard wel voorwaarde is dat betrokkene op de hoogte is van de ontevredenheid over zijn functioneren en daarover een behoorlijk gedocumenteerd dossier is bijgehouden.

Bij inzet van geld voor tijd (= minder werken) is er sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang als een en ander leidt tot ernstige problemen:

  • 1.

    voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren;

  • 2.

    op het gebied van de veiligheid; of

  • 3.

    van roostertechnische aard.

Ook hier betreft het geen limitatieve opsomming en kan afwijzing van een aanvraag ook plaatsvinden als andere economische, technische of operationele belangen ernstig worden geschaad. Zo kan het zijn dat werkruimtes of apparatuur minder worden benut doordat de werknemer minder aanwezig is. Afwijzing van de aanvraag kan in dat geval als toewijzing zou leiden tot ernstige economische of operationele problemen. De aanwezigheid van (aanzienlijke) verlofstuwmeren kan een grond zijn voor afwijzing van een aanvraag om minder te gaan werken.

In het belang van de bedrijfsvoering kunnen keuzes voor meer en minder werken slechts eenmaal per kalenderjaar, te weten vóór 1 november, worden gemaakt. Wel is er een eenmalige herzieningsmogelijkheid (vóór 1 juli). Alleen bij indiensttreding is hier een ander keuzemoment mogelijk. Keuzes voor fiscaal aantrekkelijke bestemmingen kunnen elke maand worden gemaakt. Die hebben immers geen directe gevolgen voor de bedrijfsvoering.

Eenmaal gemaakte keuzes kunnen niet worden herroepen of gewijzigd. De beslissingen op de aanvragen voor meer of minder uren werken worden genomen binnen vier weken na 1 november. Hierdoor beschikt de manager tijdig over een totaalbeeld van alle aanvragen voor het nieuwe kalenderjaar binnen zijn organisatie-eenheid. Op basis van dit totaalbeeld zal de manager moeten kunnen aangeven of de keuzes kunnen worden gehonoreerd en welke maatregelen hij moet treffen om een goede uitvoering van taken te waarborgen en de werklast evenwichtig te verdelen. Het personeelsinformatiesysteem moet daarop zijn afgestemd. Bij het maken van resultaatafspraken in het plannings- gesprek met de werknemer zal moeten worden uitgegaan van de feitelijke werktijd en de verlofafspraken die in het kader van IKAP zijn gemaakt. Er zullen duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over de werktijdregeling die zal gaan gelden.

De fiscale aspecten van IKAP en de gevolgen voor de loonheffing, sociale zekerheid, pensioenen en andere rechtspositionele aanspraken

1.Fiscale aspecten

Zoals hierboven aangegeven biedt IKAP keuzemogelijkheden om een aantal arbeidsvoorwaarden te ruilen voor doelen die op grond van de belastingwetgeving een fiscaal voordeel opleveren ten opzichte van netto uitbetaling. De werknemer kan hierdoor keuzes maken ten aanzien van de samenstelling van het arbeidsvoorwaardenpakket waarbij hij de fiscale voordelen optimaal kan benutten. Er zal wel moeten zijn voldaan aan een aantal fiscale voorwaarden. Een algemeen fiscaal uitgangspunt is dat de gekozen bronnen niet al zijn genoten of uitbetaald. Een andere belangrijke fiscale voorwaarde is dat op de beslissing om bruto inkomen in te zetten voor belastingvrije vergoedingen naderhand niet meer kan worden teruggekomen. In de toelichting op artikel 8 zal op een aantal specifieke fiscale aspecten nader worden ingegaan.

2.Gevolgen voor de sociale zekerheid

Deelname aan de IKAP-regeling kan consequenties hebben voor de berekening van het dagloon en de hoogte van de uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid. Zo kan het inzetten van salaris, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering en het minder uren werken leiden tot een lagere (bovenwettelijke) WAO/WIA-uitkering of WW-uitkering. Een vergoeding voor meer gewerkte uren wordt bij de bepaling van het dagloon in het kader van de WAO/WIA en de WW meegenomen.

3.Gevolgen voor het pensioen

Vanaf 24 september 2008 geldt de volgende regeling van de Staatssecretaris van Financiën ten aanzien van de gevolgen van cafetariaregelingen voor het pensioengevend loon (Besluit van 8 september 2008, nr. CPP2008/1727M). Inruil van loonbestanddelen leidt in beginsel tot een verlaging van het pensioengevend loon. Verlaging van het pensioengevend loon voor cafetariaregelingen kan achterwege blijven, indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • -

    Er is een schriftelijke vastlegging van de regeling die openstaat voor ten minste driekwart van de werknemers die behoren tot een organisatorische of functionele eenheid van de werkgever.

  • -

    Het fiscale loon moet tijdelijk worden verlaagd, dus niet structureel. De werknemer moet minimaal eenmaal per jaar de keuze kunnen maken om de samenstelling van zijn beloning te wijzigen.

  • -

    De inruil vindt plaats tegen een vrije vergoeding/verstrekking of tegen een vermindering van de arbeidstijd tot een maximum van 10% van de overeengekomen arbeidsduur.

  • -

    De verlaging mag niet meer bedragen dan 30% van het oorspronkelijke pensioengevend loon.

De IKAP-regeling van de provincies voldoet aan al deze voorwaarden.

4.Gevolgen voor andere rechtspositionele aanspraken

  • a.

    De vergoeding voor meer uren werken en vermindering van het algemeen verlof wordt niet aangemerkt als salaris of bezoldiging en heeft daardoor ook geen gevolgen voor de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en andere aan het salaris of de bezoldiging gerelateerde aanspraken. Er zijn geen gevolgen voor de aan de arbeidsduur gerelateerde rechtspositionele aanspraken zoals het aantal uren algemeen verlof.

  • b.

    Minder uren werken wordt door de werknemer betaald via een inhouding op het salaris. Het salaris en de bezoldiging blijven ongewijzigd. Daardoor zijn er ook geen gevolgen voor de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en andere aan het salaris of de bezoldiging gerelateerde aanspraken. Er zijn evenmin gevolgen voor de aan de arbeidsduur gerelateerde rechtspositionele aanspraken zoals het aantal uren algemeen verlof.

  • c.

    De vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering worden niet aangemerkt als salaris of bezoldiging. Inzet van deze bronnen heeft dan ook geen gevolgen voor aan het salaris of de bezoldiging gerelateerde aanspraken en heeft ook geen consequenties voor andere rechtspositionele aanspraken.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Recht op keuzen in het arbeidsvoorwaardenpakket

Dit artikel vormt de kern van IKAP: het recht om (binnen de grenzen van de regeling) zelf keuzes in het arbeidsvoorwaardenpakket te maken.

Artikel 3 Aanvraag keuze(n)

Keuzen voor meer en minder uren werken en voor vermindering van algemeen verlof (zie artikelen 5 t/m 7) kunnen eenmaal per jaar (vóór 1 november) worden gemaakt en eenmaal (bijvoorbeeld vanwege veranderde omstandigheden of andere wensen) worden herzien (vóór 1 juli). Keuzen voor de fiscaal aantrekkelijke bestemmingen (artikel 8) kunnen maandelijks worden gemaakt (aanvraag twee maanden vóór de salaristechnische uitvoering van de keuze).

Aanvragen kunnen slechts worden afgewezen bij zwaarwegende bedrijfs- of dienst- belangen. In de algemene toelichting is uitvoerig aangegeven wat dit inhoudt bij aanvragen om meer of minder te werken of het algemeen verlof te verminderen. Bij aanvragen om uitruil voor fiscaal aantrekkelijke bestemmingen spelen overwegingen van bedrijfsvoering niet of nauwelijks. Bij deze aanvragen zal vooral worden bekeken of aan alle fiscale voorwaarden is voldaan. Beslissingen op de aanvragen hebben betrekking op een bepaald kalenderjaar. Aan toewijzing van een aanvraag kan de ambtenaar geen rechten voor volgende jaren ontlenen.

Artikel 4 Algemene voorwaarden

Dit artikel bevat een aantal algemene voorwaarden voor deelname aan IKAP. Op de in het eerste lid genoemde voorwaarde is reeds ingegaan in de algemene toelichting.

In beginsel kan elke bron voor elk doel worden ingezet. Er zijn echter beperkingen. Zo zijn aan elkaar tegengestelde keuzes uitgesloten. De ambtenaar kan bijvoorbeeld niet kiezen voor zowel minder als meer uren werken in het zelfde kalenderjaar. De uitsluiting van tegengestelde keuzes is geregeld in het derde lid.

Ten behoeve van de administratieve uitvoerbaarheid is voor de berekening van de vergoeding voor meer uren werken en minder uren algemeen verlof en voor de berekening van de inhouding voor minder uren werken uitgegaan van het salaris per uur op een vaste peildatum. Latere wijzigingen in het salaris hebben geen gevolgen, zelfs niet als die terugwerken tot en met de peildatum. Dat is in het vierde lid geregeld. Omwille van de administratieve uitvoering is ook een minimumwaarde aan de keuze(n) gesteld (tweede lid).

Artikelen 5 en 7 Meer uren werken en vermindering algemeen verlof

De ambtenaar kan worden toegestaan meer te gaan werken. Dat kan via artikel 5 (meer uren werken) en/of via artikel 7 (vermindering/verkoop algemeen verlof). Het totaal aantal extra uren bedraagt ten hoogste 108 uren (= 3 weken van 36 uur) als men gemiddeld 36 of meer uren per week werkt. Bij deeltijdarbeid en tussentijdse indiensttreding is dit naar rato minder. Bij verkoop van algemeen verlof moeten er voor het betreffende kalenderjaar minimaal 4 weken algemeen verlof resteren. Dat is bij een volledige functie (4x36=) 144 uren.

Uitgaande van 180 uur algemeen verlof in een kalenderjaar betekent dit dus dat de ambtenaar in beginsel maximaal 36 uur algemeen verlof kan verkopen (180-144). Dat kan meer zijn als de ambtenaar nog algemeen verlof uit eerdere jaren heeft staan. Hij kan echter nooit meer dan 108 uren algemeen verlof verkopen. Dat is alleen in situaties waarin de ambtenaar inclusief verlofstuwmeer nog (108+144=) 252 uren of meer aan algemeen verlof heeft staan. In dat geval is er geen mogelijkheid meer voor meer uren werken op grond van artikel 5. Indien de ambtenaar 36 uur algemeen verlof heeft verkocht kan hij in aanvulling hierop nog kiezen voor (108-36=) 72 uur meer werken op grond van artikel 5.

De keuze voor meer werken mag er niet toe leiden dat de ambtenaar meer dan gemiddeld 40 uur per week werkt. Dat kan het geval zijn als meer werken voor korte tijd wordt gevraagd (in plaats van over het hele jaar) of als de ambtenaar al met toepassing van artikel D.1, vijfde lid, van de CAP meer dan gemiddeld 36 uur per week werkt.

De bovengrens van gemiddeld 40 uur per week is geregeld in het derde lid van artikel 5.

De vergoeding voor meer uren werken wordt maandelijks via het salaris uitbetaald in de periode waarin er meer wordt gewerkt. De vergoeding voor minder uren algemeen verlof wordt in een keer uitbetaald. De vergoedingen kunnen ook worden ingezet voor een van de fiscaal aantrekkelijke doelen.

Artikel 6 Minder uren werken

De ambtenaar kan worden toegestaan in een kalenderjaar (of een gedeelte daarvan) maximaal 108 uur minder te gaan werken (= 3 weken van 36 uur) als men gemiddeld 36 of meer uren per week werkt. Bij deeltijdarbeid en tussentijdse indiensttreding is dit maximum naar rato minder. De formele arbeidsduur blijft ongewijzigd. Het verschuldigde bedrag zal op het salaris worden ingehouden in de periode waarin minder is gewerkt. Minder werken kan niet worden gerealiseerd door uitbreiding van het algemeen verlof.

Artikel 8 Afzien van aanspraken voor fiscaal aantrekkelijke bestemmingen

In dit artikel is een opsomming gegeven van de rechtspositionele aanspraken (bronnen) en de bestemmingsmogelijkheden (doelen) die op grond van de belastingwetgeving een fiscaal voordeel opleveren. Op onderdelen volgt hieronder een nadere toelichting.

Salaris als bron

Inzet van salaris wordt beperkt tot 10% van het jaarsalaris. Dat wordt, gelet op de gevolgen voor de WW en WAO/WIA, reëel geacht. Bij inzet van salaris en andere inkomensbestanddelen zal uiteraard rekening worden gehouden met het voor de ambtenaar geldende wettelijke minimumloon.

Fiets voor woon/werkverkeer en fietsverzekering

In ruil voor een of meer bronnen kan de ambtenaar de aanschafkosten van een fiets worden vergoed. De provincie kan er ook voor kiezen de fiets in ruil voor de bronnen aan de werknemer in eigendom te verstrekken. De fiets moet voor meer dan de helft van de tijd voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. Het gebruik van de fiets voor het woon-werkverkeer mag zich beperken tot het voortraject of het natraject van het openbaar vervoer. Een belastingvrije vergoeding of verstrekking is eenmaal per drie jaar mogelijk, tot een bedrag van maximaal € 749. Voor zoveel de waarde in het economisch verkeer van de fiets meer is, komt die geheel in mindering op het netto salaris van de werk- nemer. Als de werknemer de fiets zelf aanschaft zal hij de originele aankoopnota moeten overleggen. Omdat niet vereist is dat de fiets het hele jaar door dagelijks voor het woon-werkverkeer wordt gebruikt kan deze voorziening eventueel worden gecombineerd met voorzieningen voor het openbaar vervoer. De fiets kan ook voor privé-doeleinden worden gebruikt. Per kalenderjaar kan tot ten hoogste € 82 zonder nader bewijs een belastingvrije vergoeding voor met de fiets samenhangende zaken worden gegeven. In aanvulling hierop kan de fietsverzekering belastingvrij worden vergoed.

Artikel 8 strekt er slechts toe werknemers de mogelijkheid te bieden om bepaalde bronnen in te zetten voor de fiscaal aantrekkelijke fietsvoorziening voor het woon-werkverkeer. Zij laat onverlet eventueel bestaande aanvullende voorzieningen ter zake die veelal zijn getroffen in het kader van een provinciaal vervoersplan.

Openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt

In ruil voor een of meer bronnen kan de ambtenaar de voor eigen rekening blijvende reiskosten met het openbaar vervoer onder voorwaarden belastingvrij worden vergoed. Het gaat daarbij om de voor eigen rekening blijvende reiskosten openbaar vervoer die in het kader van het woon-werkverkeer zijn gemaakt. Indien hier bedoelde reiskosten op grond van de reguliere regeling in het geheel niet worden vergoed kunnen de gemaakte kosten van een trajectkaart openbaar vervoer voor het woon-werkverkeer in ruil voor deze bronnen belastingvrij worden vergoed.

Wordt de werknemer volgens de reguliere regeling reeds een trajectkaart openbaar vervoer voor het woon-werkverkeer gedeeltelijk voor rekening van de provincie verstrekt of worden de kosten daarvan al gedeeltelijk door de provincie vergoed dan kunnen in ruil voor de bronnen de resterende kosten van de trajectkaart belastingvrij worden vergoed.

Dat geldt ook voor de voor eigen rekening blijvende kosten van bijvoorbeeld een aangeschafte NS- trajectkaart 1e klasse als het abonnement dat op grond van de reguliere regeling (geheel of gedeeltelijk) wordt vergoed of verstrekt een NS- trajectkaart 2e klasse betreft. Heeft de werknemer een OV-jaarkaart of een NS-jaarkaart dan kunnen hem belastingvrij ook de voor eigen rekening blijvende kosten daarvan (geheel of gedeeltelijk) worden vergoed als die jaarkaart ook voor het woon-werkverkeer wordt gebruikt. Voor het bedrag van de belastingvrije vergoeding of verstrekking heeft de werknemer geen recht meer op aftrek van de reiskosten woon-werkverkeer voor de inkomstenbelasting

Artikel 8 strekt er slechts toe werknemers de mogelijkheid te bieden om bepaalde bronnen in te zetten voor de fiscaal aantrekkelijke woonwerkvoorzieningen. Zij laat onverlet eventueel bestaande andere woonwerkvoorzieningen in de reguliere regeling ter zake en/of het provinciaal vervoersplan.

Vakbondscontributie

De ambtenaar kan in ruil voor een of meer bronnen een belastingvrije vergoeding krijgen voor de door hem verschuldigde contributie van de vakbond waarvan hij lid is. Het betreft een vakbond die is vertegenwoordigd in het SPA of in het lokaal georganiseerd overleg. Het gaat om een vergoeding voor de vakbondscontributie die de ambtenaar betaalt. De provincie betaalt dus niet zelf de contributie namens de werknemer aan de betreffende vakbond.

In de algemene toelichting is aangegeven dat de aanwending van beloningsbestanddelen voor het doel vakbondscontributie nadelige gevolgen heeft voor het pensioen. De nadelige gevolgen zijn echter beperkt en staan tegenover een beperkt netto belastingvoordeel. Indien de keuze voor vakbondscontributie meer jaren wordt gemaakt neemt uiteraard de bruto pensioenvermindering naar evenredigheid toe. Hier staat echter tegenover dat elk jaar een netto belastingvoordeel wordt behaald. Verlaging van de pensioengrondslag kan overigens worden voorkomen voor zover voor de vakbonds- contributie de vergoeding voor minder algemeen verlof wordt ingezet omdat deze geen beloningselement is die onderdeel uitmaakt van de pensioengrondslag.

Inrichting telewerkruimte

Onder voorwaarden kan eenmaal per 5 jaar aan een ambtenaar die ten minste eenmaal per week thuis telewerkt de inrichting van de telewerkruimte belastingvrij worden vergoed. Het belastingvrij te vergoeden bedrag mag per 5 jaar niet hoger zijn dan de waarde in het economisch verkeer van de in die periode aangeschafte en/of verstrekte inrichting en bedraagt maximaal € 1.815 (inclusief BTW). De werkruimte moet voldoen aan de wettelijke arbo- eisen. Er dient een telewerkcontract te zijn opgemaakt. In ruil voor een of meer bronnen kan binnen de gestelde fiscale grenzen een belastingvrije vergoeding worden verstrekt voor de inrichting van een telewerkruimte thuis. Uiteraard is dit slechts mogelijk als de provincie toestemming heeft verleend voor het telewerken. Dat is afhankelijk van het ter zake geldende provinciale beleid. Opname in IKAP brengt geen wijziging in het provinciale beleid ten aanzien van telewerken, creëert geen recht op telewerken en leidt ook niet tot extra kosten voor de provincie.

Bedrijfsfitness

De verstrekking of vergoeding van bedrijfsfitness is onbelast als is voldaan aan de volgende voorwaarden.

  • 1.

    De deelname staat open voor 90% of meer van alle werknemers.

  • 2.

    De bedrijfsfitness vindt plaats op een van de volgende wijzen:

    • e.

      Op de werkplek of op een vaste locatie die de provincie heeft aangewezen. De vaste locatie geldt voor alle werknemers met dezelfde arbeidsplaats en mag niet in de woning van een ambtenaar zijn.

    • f.

      In een fitnesscentrum dat de provincie voor alle werknemers heeft aangewezen.

    • g.

      Voor de bedrijfsfitness heeft de provincie een overeenkomst met één fitnesscentrum afgesloten op grond waarvan de werknemers kunnen fitnessen in elke vestiging van dat fitnessbedrijf.

  • 3.

    Er moet sprake zijn van conditie- of krachttraining van werknemers die plaatsvindt onder deskundig toezicht en die georganiseerd of geïnitieerd wordt door de provincie. De bedrijfsfitness moet daarnaast zijn gericht op de arbeidssituatie en de (voorkoming van) eventueel daaruit voortvloeiende problemen.

  • 4.

    Sluit een werkgever een overeenkomst met een fitnessbedrijf dan dient onder fitnessbedrijf te worden verstaan een bedrijf dat zelf de fitness verzorgt en over eigen locaties, apparatuur en personeel beschikt.

    De ambtenaar kan in ruil voor een of meer bronnen belastingvrij binnen de geldende fiscale regels bedrijfsfitness worden vergoed of verstrekt. Deze voorziening impliceert geen verplichting om bedrijfsfitness aan te bieden.

    Artikel 8a Extra optie provincie Noord-Holland

    De fiscale regels gaan thans uit van een maximale vergoeding voor woon-werkverkeer van € 0,19 per kilometer, bij gebruik van eigen vervoer. De vergoedingsregeling woon-werkverkeer van de provincie Noord-Holland kent deze algemene vergoeding niet.

    De ambtenaar kan gebruik maken van de vaste belastingvrije reiskostenvergoeding woon-werkverkeer om zijn netto eindejaarsuitkering te verhogen. De bruto eindejaarsuitkering wordt dan verminderd met de fiscale ruimte van de onbelaste vergoeding reiskosten woon-werkverkeer. Het gaat hierbij om voor eigen rekening blijvende reiskosten in het kader van woon-werkverkeer die niet reeds vergoed zijn door de werkgever.

    Voor de bepaling van de toegestane belastingvrije vaste vergoeding voor woon-werkverkeer wordt uitgegaan van de fiscale regels die de Staatssecretaris van Financiën bij besluit van 12 september 2008, nr. CPP2008/1810M heeft vastgesteld:

    • -

      toegestane vergoeding bij vijf reisdagen per week = 214 dagen x totale reisafstand x € 0,19

    • -

      maximale afstand enkele reis = 75 kilometer

    • -

      aantal reisdagen per week is de grondslag voor de berekening.

    Dus als de ambtenaar 3 dagen per week woon-werkverkeer heeft zal de vergoeding berekend worden over 3/5 x 214 x € 0,19 x de reisafstand (tot 75 kilometer enkele reis).

    De woon-werk kilometers worden berekend aan de hand van de ANWB-routeplanner, de snelste route. De uitdraai moet door de ambtenaar bij de aanvraag worden gevoegd.

    In het geval dat er sprake is van een afstand van woon-werkverkeer van meer dan 75 kilometer enkele reis kan bovenstaande werkwijze niet worden toegepast. In dat geval kunnen uitsluitend daadwerkelijk verreden kilometers in aanmerking komen voor een belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer.

    Aangezien deze berekening vóór het moment van uitbetaling van de eindejaarsuitkering (het genietingsmoment) dient plaats te vinden, zal van de reiskostenvergoeding in de maand december een schatting moeten worden gemaakt aan de hand van het woon-werkverkeer en de vergoeding daarvan. Nacalculatie is in die situatie verplicht.

    Ambtenaren die alleen gebruik maken van een dienstauto vallen buiten deze regeling. Dit geldt ook voor ambtenaren die op grond van de geldende regeling woon-werkverkeer hun openbaar vervoerabonnement volledig vergoed krijgen.

    Zij hebben immers geen fiscale ruimte om aan te wenden voor de ruil met de eindejaarsuitkering.

    De uitruil van de eindejaarsuikering voor de onbelaste vergoeding kan leiden tot een verlaging van het loon voor de berekening van de hoogte van het dagloon voor de hoogte van de uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid.

    N.B.: artikel 8a is een extra optie van de provincie Noord-Holland die is toegevoegd aan de basisopties die in interprovinciaal verband zijn afgesproken en waartoe GS op 6 juli 2010 hebben besloten. Het GS-besluit trad in werking op 1 januari 2010 en werd uitvoerbaar na afkondiging.

    Artikel 9 Inhouding, verrekening of uitbetaling

    Indien de ambtenaar aan wie een belastingvrije vergoeding is uitbetaald, de originele op naam gestelde aankoopnota’s niet binnen de daarvoor gestelde termijn overlegt is de sanctie dat over die vergoeding alsnog loonheffing en sociale premies worden ingehouden.

    In het tweede t/m vierde lid zijn bepalingen opgenomen over verrekening en uitbetaling in situaties waarin de IKAP- aanvraag niet meer volledig binnen het kalenderjaar kan worden uitgevoerd.

    Artikel 10 Meldingsplicht en verhaal loonheffing

    In het kader van IKAP kan de ambtenaar een aantal rechtspositionele aanspraken inzetten voor alternatieve doelen die een fiscaal voordeel opleveren ten opzichte van een netto uitbetaling. Dit betekent wel dat aan de uitvoeringsregelingen van de Belasting- dienst moet zijn voldaan. Indien blijkt dat de ambtenaar zich niet aan die voorschriften houdt (bijv. de fiets wordt niet voor woon/werkverkeer gebruikt of de originele OV- abonnementen worden niet ingeleverd) vervalt de fiscale begunstiging en volgt naheffing. In dat geval vindt doorbelasting plaats naar de ambtenaar. Het is dus noodzakelijk ontwikkelingen die van belang zijn voor de uitvoering van de regeling zo snel mogelijk met de werkgever te bespreken en vast te stellen of de gemaakte afspraken in stand kunnen blijven. Dan kunnen tijdig gepaste maatregelen worden getroffen en is er geen reden achteraf correcties door te voeren.

    Artikel 11 Hardheidsclausule

    In bijzondere omstandigheden zou van deze hardheidsclausule gebruik gemaakt kunnen worden.