Regeling vervallen per 06-07-2011

pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2

Geldend van 06-07-2011 t/m 05-07-2011

Intitulé

pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Gelet op artikel 4 van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland 2008;

besluiten:

de subsidiecriteria t.b.v. het provinciaal Meer-jarenprogramma deel B 2010 als volgt te wijzigen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2

wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbeveling 2003/361/EG: aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro- ondernemingen, Pb EU 2003, L 124/36;

  • b.

    BBL: Bureau Beheer Landbouwgronden;

  • c.

    Bestuursovereenkomst: de Bestuursovereenkomst 2007-2013 gesloten tussen het rijk en de provincie inzake het Investeringsbudget Landelijk Gebied, inclusief alle aanpassingen en wijzigingen daarvan.

  • d.

    De-minimisverordening: Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, Pb EU 28-12-2006, L 379/5;

  • e.

    De-minimisverordening landbouwproductiesector: Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector, Pb EU 21-12-2007, L 337/35;

  • f.

    DLG: Dienst Landelijk Gebied;

  • g.

    Ecologische verbindingszone: een verbinding tussen leefgebieden van diersoorten, waarvoor de provincie een (inter)nationale verantwoordelijkheid heeft, waardoor deze diersoorten van het ene naar het andere gebied kunnen migreren;

  • h.

    Economische activiteit: het aanbieden van goederen en diensten op de markt;

  • i.

    EHS (Ecologische Hoofdstructuur): landelijk netwerk van bestaande natuur-, bos- en recreatiegebieden, concreet begrensde nieuwe natuurgebieden, inclusief robuuste verbindingen en beheergebieden;

  • j.

    Inrichting: het geschikt maken van een terrein voor de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke waarden, recreatieve waarden, cultuurhistorische betekenis of bosbouwkundige waarden;

  • k.

    Natuurgebiedsplannen: door ons vastgestelde plannen waarin de begrenzing van de EHS is vastgelegd;

  • l.

    Platteland: gebied met plaatsen met maximaal 30.000 inwoners;

  • m.

    POP2: het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013, goedgekeurd door de Europese Commissie op 20 juli 2007;

  • n.

    Projectenlijst: pMJP ILG deel B – Projectenlijst waarin wij projecten opnemen die een aanvraag om subsidie kunnen indienen;

  • o.

    Robuuste verbindingen: grootschalige verbindingen tussen grote natuurgebieden zodat een landelijk netwerk van natuurgebieden ontstaat;

  • p.

    Samenwerkingsovereenkomst PNB’s: samenwerkingsovereenkomst Natuurmonumenten, Landschappen en Provincies 2007;

  • q.

    Stad: woonkern van minimaal 30.000 inwoners;

  • r.

    Subsidieverordening: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Noord-Holland;

  • s.

    TOP-lijst: TOP-lijst Bestrijding verdroging in Noord-Holland zoals vastgesteld door Provinciale Staten;

  • t.

    Uitvoeringsprogramma 2008 Groene Uitweg: het Uitvoeringsprogramma 2008 Groene Uitweg zoals vastgesteld op 29 januari 2008, dan wel het uitvoeringsprogramma dat dit vervangt;

  • u.

    Verordening 1857/2006: Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (Pb EU 2006, L 358/3);

  • v.

    Watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

  • w.

    Wet: Wet inrichting landelijk gebied.

Artikel 1.2 Algemene criteria

Wij kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die voldoen aan deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2 en de door ons positief beoordeelde activiteiten opgenomen in de Projectenlijst.

Artikel 1.3 Communautair toetsingskader

Bij het verstrekken van subsidie op grond van deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2 houden wij rekening met de Europese regelgeving ten aanzien van staatssteun. Voor zover dit aan de orde is, is bij elke te subsidiëren activiteit vermeld welk communautair toetsingskader van toepassing is bij de verstrekking van subsidie.

Artikel 1.4 Algemene weigeringsgrond

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien een aanvrager of een activiteit in aanmerking komt voor subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Noord-Holland of de Subsidieregeling natuurbeheer Noord-Holland, dan wel de regeling of regelingen die deze vervangen.

Artikel 1.5 POP2

  • 1. Aanvragen om subsidie voor activiteiten op grond van de artikelen 3.1 en 7.1 tot en met 7.8 komen uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien zij voldoen aan de criteria van de in het betrokken artikel vermelde POP-maatregel.

  • 2. Ingeval een activiteit, als bedoeld in het vorige lid, gedeeltelijk uit anderen hoofde wordt gesubsidieerd, wordt op grond van deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2 een zodanig subsidiebedrag vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor die activiteit niet hoger is dan het subsidiepercentage of maximale subsidiebedrag dat op grond van de betreffende POP-maatregel kan worden verstrekt.

  • 3. Voor een subsidie op grond van een POP-maatregel dient er eventueel een ander overheidsorgaan als cofinancier op te treden.

Artikel 1.6 Wijziging subsidiecriteria

Wijzigingen in deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2 die betrekking hebben op subsidies die ten laste van het investeringsbudget of het ELFPO komen, treden in werking na goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 1.7 Verdeling subsidieplafond

Wij verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, tenzij in deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010 is bepaald dat de verdeling van een subsidieplafond gebeurt op een andere wijze.

Artikel 1.8 Verplichting aanbestedende dienst

Indien subsidie op grond van deze pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2 wordt verstrekt aan een aanbestedende dienst, dan is deze verplicht om bij het verstrekken van opdrachten onder de aanbestedingsdrempels te voldoen aan de algemene europeesrechtelijke uitgangspunten inzake transparantie, non-discriminatie en de mogelijkheid van rechtsbescherming.

Artikel 1.9 Vaststelling subsidie

Tenzij in de beschikking anders is bepaald, is de subsidieontvanger verplicht om uiterlijk 1 juli 2013 een verzoek tot vaststelling van de subsidie in te dienen.

Hoofdstuk 2 Thema Natuur

Artikel 2.1 Grondverwerving voor nieuwe natuur

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan:

    • a.

      de Vereniging Natuurmonumenten, de Stichting Landschap Noord-Holland, de Stichting Gooisch Natuurreservaat voor de verwerving van gronden:

      1° op grond van de Samenwerkingsovereenkomst PNB’s;

      2° binnen als EHS of Robuuste Verbindingen begrensde gebieden; en

      3° die binnen hun invloedssfeer liggen, dat wil zeggen het gebied waarbinnen deze organisaties eerst aangewezene zijn om gronden te verwerven dan wel in beheer te krijgen.

    • b.

      gemeenten en waterschappen voor de verwerving van gronden voor nieuwe natuur binnen als EHS of Robuuste Verbindingen begrensde gebieden.

      In bijzondere gevallen kunnen wij besluiten subsidie te verstrekken voor de verwerving van gronden buiten de als EHS begrensde gebieden waarvan wij voornemens zijn ze als EHS te begrenzen als gevolg van de Herijking EHS.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2 worden de te verwerven gronden niet vermeld in de Projectenlijst.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      de verwerving van bestaande natuur, behoudens in die gevallen dat naar ons oordeel verwerving van bestaande natuur noodzakelijk is omdat onomkeerbare schade aan de EHS dreigt; of

    • b.

      de verwerving of sloop van gebouwen of opstallen, behoudens in die gevallen dat de aanvrager naar ons oordeel voldoende motiveert dat verwerving of sloop van bepaalde gebouwen of opstallen noodzakelijk is uit oogpunt van realisatie van de EHS.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

    • a.

      het aankoopbedrag, welk bedrag de reële marktwaarde dient te vertegenwoordigen, behoudens in die gevallen waar naar ons oordeel voldoende is gemotiveerd dat subsidiëring van een hoger bedrag dan de reële marktwaarde noodzakelijk is uit oogpunt van realisatie van de EHS;

    • b.

      het kadastraal recht en het registratierecht;

    • c.

      veiling- en notariskosten;

    • d.

      overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

    • e.

      schenkingsrecht voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

    • f.

      het af koopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

    • g.

      taxatie- en bemiddelingskosten;

    • h.

      de kosten voor bodemonderzoek;

    • i.

      de kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

    • j.

      hervestigingskosten voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL aan de subsidieontvanger in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend; en

    • k.

      de kosten van beëindiging van pachtovereenkomsten aangegaan vóór 1 september 1977, voor zover de subsidieaanvrager eigenaar of erfpachter is of wordt van gronden waarop reeds pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar ons oordeel beëindiging van de op de gronden gevestigde pachtovereenkomst gewenst is uit oogpunt van natuur- of landschapsbescherming en de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten.

  • 5. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. Wij vragen DLG om advies inzake de marktconformiteit van de in de subsidieaanvraag genoemde kosten.

  • 6. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      Om, in afwijking van artikel 9 van de Subsidieverordening, de overdracht van de gronden binnen 12 weken na subsidieverlening plaats te laten vinden;

    • b.

      Om, in afwijking van artikel 9 van de Subsidieverordening, de beëindiging van pachtovereenkomsten binnen 12 weken na subsidieverlening plaats te laten vinden;

    • c.

      De gronden niet te bezwaren met zakelijke rechten of te (doen) gebruiken voor iets anders dan natuur;

    • d.

      Om in de periode tot vijf jaar na vaststelling van de subsidie de gronden niet te vervreemden, tenzij wij daarvoor toestemming hebben verleend;

    • e.

      Om een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht te sluiten met de provincie waarin in ieder geval wordt vastgelegd op welke manier een vermogensvoordeel bij de subsidieontvanger bij vervreemding van de betrokken onroerende zaken vanaf vijf jaar na vaststelling van de subsidie door de subsidieontvanger wordt aangewend.

  • 7. Indien de subsidieontvanger binnen vijf jaar na vaststelling van de subsidie de betrokken onroerende zaken vervreemdt en dit leidt tot vermogensvoordeel bij de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht, dan is deze ons een vergoeding verschuldigd van 80% van de vermogenstoename.

Artikel 2.2 Grondverwerving door Gooisch Natuurreservaat voor bestaande natuur

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de Stichting Gooisch Natuurreservaat voor de verwerving van gronden bestaande natuur:

    • a.

      op grond van de overeenkomst tussen Rijk en GNR;

    • b.

      binnen als EHS of Robuuste Verbindingen begrensde gebieden; en

    • c.

      die binnen hun invloedssfeer liggen, dat wil zeggen het gebied waarbinnen de Stichting Gooisch Natuurreservaat eerst aangewezene is om gronden te verwerven dan wel in beheer te krijgen.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2 worden de te verwerven gronden niet vermeld in de Projectenlijst.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor de ver- werving of sloop van gebouwen of opstallen, behoudens in die gevallen dat de Stichting Gooisch Natuurreservaat naar ons oordeel voldoende motiveert dat verwerving of sloop van bepaalde gebouwen of opstallen noodzakelijk is uit oogpunt van realisatie van de EHS.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

    • a.

      het aankoopbedrag, welk bedrag de reële marktwaarde dient te vertegenwoordigen, behoudens in die gevallen waar naar ons oordeel voldoende is gemotiveerd dat subsidiëring van een hoger bedrag dan de reële marktwaarde noodzakelijk is uit oogpunt van realisatie van de EHS;

    • b.

      het kadastraal recht en het registratierecht;

    • c.

      veiling- en notariskosten;

    • d.

      overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

    • e.

      schenkingsrecht voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

    • f.

      het af koopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

    • g.

      taxatie- en bemiddelingskosten;

    • h.

      de kosten voor bodemonderzoek;

    • i.

      de kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

    • j.

      hervestigingskosten voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL aan de subsidieontvanger in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend; en

    • k.

      de kosten van beëindiging van pachtover- eenkomsten aangegaan vóór 1 september 1977, voor zover de subsidieaanvrager eigenaar of erfpachter is of wordt van gronden waarop reeds pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar ons oordeel beëindiging van de op de gronden gevestigde pachtovereenkomst gewenst is uit oogpunt van natuur- of landschapsbescherming en de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten.

  • 5. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. Wij vragen DLG om advies inzake de marktconformiteit van de in de subsidieaanvraag genoemde kosten.

  • 6. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      Om, in afwijking van artikel 9 van de Subsidieverordening, de overdracht van de gronden binnen 12 weken na subsidieverlening plaats te laten vinden;

    • b.

      Om, in afwijking van artikel 9 van de Subsidieverordening, de beëindiging van pachtovereenkomsten binnen 12 weken na subsidieverlening plaats te laten vinden;

    • c.

      De gronden niet te bezwaren met zakelijke rechten of te (doen) gebruiken voor iets anders dan natuur;

    • d.

      Om in de periode tot vijf jaar na vaststelling van de subsidie de gronden niet te vervreemden, tenzij wij daarvoor toestemming hebben verleend;

    • e.

      Om een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht te sluiten met de provincie waarin in ieder geval wordt vastgelegd op welke manier een vermogensvoordeel bij de subsidieontvanger bij vervreemding van de betrokken onroerende zaken vanaf vijf jaar na vaststelling van de subsidie door de subsidieontvanger wordt aangewend;

  • 7. Indien de subsidieontvanger binnen vijf jaar na vaststelling van de subsidie de betrokken onroerende zaken vervreemdt en dit leidt tot vermogensvoordeel bij de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht, dan is deze ons een vergoeding verschuldigd van 80% van de vermogenstoename.

Artikel 2.3 Inrichten nieuwe natuur EHS inclusief Robuuste Verbindingen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de inrichting van nieuwe natuur aan:

    • a.

      organisaties die, ingevolge hun statuten, het langdurig behoud en beheer van natuurgebieden waarborgen;

    • b.

      waterschappen; en

    • c.

      gemeenten.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de inrichting van nieuwe natuurgebieden binnen de EHS:

    • a.

      Die als zodanig zijn begrensd in de door ons vastgestelde natuurgebiedsplannen;

    • b.

      Die uit de primaire agrarische productie zijn of worden genomen; en

    • c.

      Conform het natuurdoeltype als bedoeld in de door ons vastgestelde natuurgebiedsplannen.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor de inrichting van bestaande natuurgebieden, behoudens in gevallen waar in het betreffende natuurgebiedsplan is vermeld dat omvorming van bestaande natuur gewenst is.

  • 4. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van:

    • a.

      Het inrichten van natuurgebieden;

    • b.

      Het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • c.

      Kleine investeringen ten behoeve van de inrichting van een terrein;

    • d.

      Het tenietgaan van een op het terrein gevestigd recht van opstal; en

    • e.

      Planvorming ten behoeve van de inrichting.

  • 5. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal:

    • a.

      € 9.600,– per hectare voor droge gebieden;

    • b.

      € 23.571,– per hectare voor natte natuur;

    • c.

      € 13.341,– per hectare voor robuuste verbindingen.

  • 6. De subsidieontvanger is verplicht om de inrichting af te stemmen met de, op grond van de subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer, verplichte openstelling van de nieuwe natuur.

Artikel 2.4 Bestrijding verdroging

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen ter bestrijding van verdroging van de in de TOP-lijst genoemde gebieden. Deze maatregelen kunnen worden genomen zowel binnen als buiten de TOP-gebieden, mits de maatregelen leiden tot bestrijding van verdroging in een TOP-gebied.

  • 2. De maatregelen ter bestrijding van verdroging, die in aanmerking komen voor subsidie, kunnen bestaan uit:

    • a.

      Het vasthouden van gebiedseigen water;

    • b.

      Het realiseren van peilverhoging;

    • c.

      Het herstellen van de kweltoevoer;

    • d.

      Het aanvullen van de grondwatervoorraad;

    • e.

      Het verminderen van de grondwateronttrekking;

    • f.

      Het vertragen van de afvoer van water;

    • g.

      Het verbeteren van de kwaliteit van aangevoerd water;

    • h.

      Het realiseren van maaiveldverlaging;

    • i.

      De noodzakelijke begeleidende maatregelen.

  • 3. De subsidie voor verdrogingsbestrijding bedraagt 75% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de maatregelen toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 2.5 Ecologische verbindingszones

  • 1. Subsidie op grond van dit artikel kan worden verstrekt aan:

    • a.

      Noord-Hollandse gemeenten, waterschappen en recreatieschappen,

    • b.

      Stichting Landschap Noord-Holland

    • c.

      Vereniging Natuurmonumenten,

    • d.

      Stichting Gooisch Natuurreservaat;

    • e.

      Staatsbosbeheer,

    • f.

      NV PWN Waterleidingbedrijf Noord- Holland,

    • g.

      Verenigingen voor agrarisch natuur- beheer;

    • h.

      Stichtingen die ingevolge hun statuten langdurig behoud en beheer van natuurgebieden waarborgen;

    • i.

      particulieren, indien door middel van een uitvoeringsovereenkomst langdurig behoud en beheer van natuurgebieden gewaarborgd wordt.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt:

    • a.

      voor planvorming, verwerving en inrichting van Ecologische verbindingszones als bedoeld in de door ons in 1999 vastgestelde Uitvoeringsnotitie realisatie ecologische verbindingszones ‘Samen werken aan Groene Wegen in het Noord- Hollandse landschap’ en de Leidraad voor inrichting en beheer van ecologische verbindingszones; of

    • b.

      voor verbindingszones die zijn vermeld in de door ons vast te stellen Prioriteitenlijst ecologische verbindingszones; en

    • c.

      voor noodzakelijke ontsnipperende maatregelen aan wegen of spoorwegen ten behoeve van de in het betreffende gebied voorkomende doelsoorten ringslang, das, noordse woelmuis, boommarter, pad, kamsalamander en zandhagedis.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a.

      Voor aanleg van ecoducten, zijnde viaducten waarbij de bovenste laag is bedoeld om dieren een weg te laten kruisen;

    • b.

      Voor exploitatie-, beheers- of financieringskosten;

    • c.

      Voor een activiteit waarvan de subsidiabele kosten minder dan € 2.500,– bedragen.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kostensoorten:

    • a.

      Kosten van leveringen en diensten van derden;

    • b.

      Kosten van voorbereiding en toezicht samenhangende met de onder a. bedoelde kosten;

    • c.

      BTW die niet kan worden verrekend of teruggevorderd door de aanvrager;

    • d.

      Kosten voor planvorming;

    • e.

      Verwerving van gronden;

    • f.

      Inrichtingskosten.

  • 5. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

  • 6. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector

Artikel 2.6 Nationale Parken Duinen van Texel en Zuid-Kennemerland

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan de Stichting Nationaal Park Duinen van Texel en de Stichting Nationaal Park Zuid- Kennemerland voor de uitvoering van de jaarlijkse beheer- en inrichtingsplannen van deze stichtingen, als bedoeld in de Regeling aanwijzing nationale parken (Stc. 15-8-2007, nr. 156).

  • 2. De subsidie bedraagt 100% van de kosten van uitvoering van de jaarlijkse beheer- en inrichtingsplannen, tot een maximum van € 1.501.572,– voor de Stichting Nationaal Park Zuid-Kennemerland en tot een maximum van € 1.507.858,– voor de Stichting Nationaal Park Duinen van Texel, over een periode van 7 jaar.

Artikel 2.7 Soortenbescherming

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende maatregelen ter bescherming van de soorten die zijn vermeld in bijlage 1:

    • a.

      experimentele maatregelen: maatregelen waarvan wordt verwacht, maar nog niet is bewezen, dat zij een positief effect zullen hebben op de bescherming van de soort;

    • b.

      proefmaatregelen: maatregelen waarvan de effectiviteit ten aanzien van de bescherming van de soort bekend is, maar waarvan onvoldoende bekend is of deze op een andere locatie tot dezelfde positieve resultaten zal leiden;

    • c.

      reguliere maatregelen: maatregelen waarvan de effectiviteit ten aanzien van de bescherming van de soort bekend is.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a.

      aan ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten actief zijn en de maatregelen ten goede komen aan de productieomstandigheden van de landbouwproducten;

    • b.

      voor maatregelen die in aanmerking komen voor subsidie op grond van artikel 5.3;

    • c.

      voor maatregelen waarvan de kosten minder dan € 500,– bedragen.

  • 3. De kosten van voorlichting samenhangend met een maatregel als bedoeld in lid 1, onder a. of b., zijn subsidiabel tot 5% van de totale, voor subsidie in aanmerking komende kosten van de betreffende maatregel.

  • 4. De subsidie bedraagt 50% van de rechtstreeks aan de uitvoering van de maatregelen toe te rekenen kosten met een maximum van € 10.000,–.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      Om, in afwijking van artikel 9 van de Subsidieverordening, met uitvoering van de maatregel te starten binnen 12 maanden na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening;

    • b.

      In geval van subsidieverstrekking voor maatregelen als bedoeld in het eerste lid, onder a. en b., om toegang te verlenen aan door ons aangewezen personen om de effecten van de maatregel te monitoren.

  • 6. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 2.8 Vergroten kwaliteit leefgebieden

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan:

    • a.

      organisaties die, ingevolge hun statuten, het langdurig behoud en beheer van natuurgebieden waarborgen;

    • b.

      waterschappen;

    • c.

      gemeenten.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten in laagveengebieden:

    • a.

      behoud en herstel van jonge verlandingsstadia voor de groene glazenmaker, gevlekte witsnuitlibel, zwarte stern, kleverige poelslak, grote gerande oeverspin en schele engerd, doormiddel van baggeren en het graven van nieuwe petgaten;

    • b.

      behoud en uitbreiding van natte schraallanden voor de groenknolorchis, veenmosorchis, slank wollegras, dotterbloem, noordse woelmuis, ringslang, zeggekorfslak, moerashoningzwam, door middel van het verwijderen van houtopslag, plaggen, afschrapen van rietland en maaibeheer;

    • c.

      creëren en behouden van geschikte habitat voor moerasvogels als de roerdomp, purperreiger, woudaap, snor, grote karekiet, ringslang en bittervoorn, door middel van handhaven van overjarig riet en het aanleggen van vooroevers.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten in kustduingebieden:

    • a.

      behoud en herstel van karakteristieke open duinvegetaties voor de zandhagedis, tapuit, paapje, duinparelmoervlinder, kommavlinder, graafwespen, moshommel, zandtulpje en rozenkransje, door middel van verwijderen struweel, plaggen, maaien, begrazen en laten verzanden;

    • b.

      herstel dynamiek en hydrologie van duinen voor de graafwespen, zandtulpje, tapuit en groenknolorchis.

  • 4. De subsidie bedraagt 50% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de maatregelen toe te rekenen kosten.

  • 5. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 2.9 Schaapskuddes

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan:

    • a.

      rechtspersonen die bestaande schaapskuddes in stand houden;

    • b.

      eigenaren van bestaande particuliere kuddes.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor gehoede schaapskuddes die in de periode 2010 tot en met 2013 een bijdrage leveren aan doelmatig beheer op gronden van de provinciale ecologische hoofdstructuur.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de kudde levert een bijdrage aan het in stand houden of ontwikkelen van het beoogde natuurtype zoals beschreven in het natuurgebiedsplan;

    • b.

      de kudde wordt ten minste tussen 15 april en 15 september gehoed door een herder, met gebruik van een of meer honden, gedurende ten minste 5 uren per dag, met uitzondering van perioden met extreme omstandigheden. In het begrazingsplan kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken, mits de kudde ten minste 150 dagen geherderd wordt;

    • c.

      de kudde bestaat uit ten minste 100 ooien. Onder ooi wordt een vrouwelijk schaap dat ten minste een keer gelammerd heeft of ten minste een jaar oud is;

    • d.

      Voor het project bestaat een begrazingsplan met ten minste:

      1° een aanduiding van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen die begraasd worden;

      2° de doelstellingen ten aanzien van natuurbeheer;

      3° een topografische kaart met schaal 1:10.000 waarop het te begrazen gebied en de daar voorkomende vegetatietypen zijn aangegeven;

      4° het aantal en het soort schapen;

      5° de perioden wanneer op welk tijdstip begrazing plaats vindt.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de kosten van instandhouding van de schaapskudde gedurende een periode van drie jaar.

  • 5. De subsidie bedraagt per schaapskudde per jaar:

    • a.

      voor kuddes van 100 tot 250 ooien € 8.500,–;

    • b.

      voor kuddes vanaf 250 ooien € 17.000,–.

  • 6. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector

Artikel 2.10 Zijpermolen en Boermanzwin

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de projecten Zijpermolen en Boermanzwin.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de activiteit wordt uitgevoerd binnen het plangebied als bedoeld in Kaart 3 van de door ons op 20 februari 2007 vastgestelde Nadere randvoorwaarden Noordboog West;

    • b.

      de activiteit wordt uitgevoerd in een gebied dat direct aansluit op de Ecologische verbindingszone Zwanenwater-Amstelmeer;

    • c.

      de activiteit past binnen de landschapsvisie Noordelijk Zandgebied en Kustzone van de gemeenten Zijpe, Anna Paulowna en Den Helder van 2007;

    • d.

      indien de activiteit bestaat uit de inrichting van nieuwe natuurgebieden dan dient deze te voldoen aan ‘grasland met klein water’ zoals omschreven in het Handboek Robuuste Verbindingen van Alterra van 2001;

    • e.

      er is voorzien in het beheer van de natuurgebieden; en

    • f.

      de activiteit komt niet in aanmerking voor subsidie op grond van artikel 2.5 Ecologische verbindingszones.

  • 3. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kostensoorten:

    • a.

      Kosten van verwerving en inrichting van nieuwe natuurgebieden;

    • b.

      Kosten van ontsnipperingsmaatregelen; en

    • c.

      Algemene noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteit toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten verbonden aan onder a. en b. genoemde kostensoorten. Deze kosten zijn subsidiabel tot € 50.000,– per jaar.

  • 4. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Hoofdstuk 3 Thema Landbouw

Artikel 3.1 Verbetering verkavelings- en infrastructuur

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan:

    • a.

      ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten actief zijn, dan wel samenwerkingsverbanden daarvan;

    • b.

      stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties en bestuurscommissies in de zin van de Wet;

    • c.

      provincies, gemeenten, waterschappen en samenwerkingsverbanden van gemeenten;

    • d.

      natuur- en landschapsorganisaties.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      planmatige kavelruil: vrijwillige kavelruil op grond van een door ons vastgesteld plan;

    • b.

      losse kavelruil: vrijwillige kavelruil bij overeenkomst tussen drie of meer eigenaren als bedoeld in artikel 85 van de Wet;

    • c.

      voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van planmatige of losse kavelruil;

    • d.

      verbetering van de verkavelings- en infrastructuur.

  • 3. De activiteiten als bedoeld in het tweede lid, onder d, zijn gericht op de verbetering van:

    1° de ligging van kavels ten opzichte van elkaar; eventueel in combinatie met:

    2° de toegankelijkheid van de kavels en percelen;

    3° het waterbeheer;

    4° de ligging van landbouwbedrijven uit oogpunt van de verkaveling- en land- bouwstructuur en milieu- en natuuroverwegingen;

    5° de bewerkbaarheid van landbouwgronden; of

    6° de energievoorziening ten behoeve van de landbouw.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten als bedoeld in het derde lid, onder 2° tot en met 6°, indien kavelruil geen onderdeel is van de subsidieaanvraag en de totale subsidiabele kosten minder dan € 400.000,– bedragen.

  • 5. Subsidie voor verkaveling als bedoeld in het derde lid, onder 1° wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit bestaat uit het vergroten van het percentage huiskavels en het verkleinen van het aantal of het percentage veldkavels ten opzichte van de totale bedrijfsoppervlakte, en het vergroten van de gemiddelde oppervlakte per kavel met minimaal 10%.

  • 6. Subsidie voor ontsluiting als bedoeld in het derde lid, onder 2° wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in de ontsluiting aan een openbare weg of waterweg van alle nieuw gevormde kavels en in de verbetering van de interne ontsluiting. Projecten waarbij de activiteiten zijn gekoppeld aan kavelruil en de activiteiten betrekking hebben op de in de kavelruil betrokken percelen, hebben de hoogste prioriteit.

  • 7. Subsidie voor waterbeheer als bedoeld in het derde lid, onder 3° wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit resulteert in verbetering van de doorstroming van oppervlaktewater, de waterberging en het peilbeheer ten opzichte van de uitgangssituatie. Projecten waarbij de activiteiten zijn gekoppeld aan kavelruil en de activiteiten betrekking hebben op de in de kavelruil betrokken percelen, hebben de hoogste prioriteit.

  • 8. Geen subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun (PbEU, 2004 C244).

  • 9. Subsidie wordt slechts verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Kosten ruilproces, omvattende de kosten van stimulering van kavelruilmaatregelen, kavelruilmaatregelen, Kadaster- en notariskosten en de kosten van een kavelruilcoördinator;

    • b.

      Proceskosten voor verkaveling- en infrastructurele projecten, omvattende de kosten voor de inzet van onderzoeksinstellingen, het inhuren van experts en ingenieurs, alsmede de vacatiegelden voor gebiedscommissies;

    • c.

      Kosten van technische maatregelen, omvattende:

      1° de kosten van werkzaamheden om nieuw gevormde kavels na ruiling bewerkbaar te maken, gelijkwaardig aan de ingebrachte kavel;

      2° de kosten van het ontsluiten van kavels op een openbare weg en de kosten van aanleg of aanpassing van andere infrastructuur;

      3° de kosten van investeringen in waterhuishoudingsmaatregelen die de duurzaamheid van de landbouw vergroten;

      4° de kosten van inpassingsmaatregelen gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving als gevolg van de verbetering van de functie landbouw.

  • 10. De subsidie voor de kosten als bedoeld in het negende lid, onder a, bedraagt 100% indien de eindbegunstigde een overheid is als bedoeld in het eerste lid, onder c. of de Stichting ter verbetering van de agrarische structuur (Stivas) als bedoeld in het eerste lid, onder b.

    De subsidie bedraagt 90% van deze kosten indien de eindbegunstigde een private begunstigde is of een andere organisatie dan Stivas als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 11. De subsidie voor de kosten als bedoeld in het negende lid, onder b. bedraagt 100% indien de eindbegunstigde een overheid is als bedoeld in het eerste lid, onder c. of de Stichting ter verbetering van de agrarische structuur (Stivas) als bedoeld in het eerste lid, onder b.

    De subsidie bedraagt 90% van deze kosten indien de eindbegunstigde een private begunstigde is of een andere organisatie dan Stivas als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 12. De subsidie voor de kosten als bedoeld in het negende lid, onder c. bedraagt 100% indien de eindbegunstigde een overheid is als bedoeld in het eerste lid, onder c. of de Stichting ter verbetering van de agrarische structuur (Stivas) als bedoeld in het eerste lid, onder b. De subsidie bedraagt 40% van deze kosten indien de eindbegunstigde een onderneming is als bedoeld in het eerste lid, onder a. of een andere organisatie dan Stivas als bedoeld in het eerste lid, onder b.

    De subsidie voor technische maatregelen bedraagt niet meer dan € 800,– per hectare geruilde grond, dan wel € 1.500,– per hectare geruilde grond indien deze na de kavelruil gebruikt wordt voor de biologische productie- methode als bedoeld in het Landbouw- kwaliteitsbesluit 2007 (Stb 344) en nog moet worden gecertificeerd.

    Indien de technische maatregelen plaatsvinden op percelen die niet binnen het project betrokken zijn bij kavelruil, bedraagt de subsidie 20% van de kosten indien de eindbegunstigde een onderneming is en 50% van de kosten indien de eindbegunstigde een overheid is.

  • 13. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 125 is voldaan. Voor zover bepalingen van de POP-maatregel 125 ruimer zijn dan de bepalingen van dit artikel, gelden de bepalingen van dit artikel.

Artikel 3.2 Verplaatsing landbouwbedrijven in het algemeen belang

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de zakelijk gerechtigde of gebruiksgerechtigde van een onroerende zaak waar een kleine of middelgrote landbouwonderneming wordt uitgeoefend, gelegen binnen nieuw te realiseren recreatiegebieden RodS of nieuw te realiseren natuurgebieden ten behoeve van de EHS.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijf uit nieuw te realiseren recreatiegebieden RodS of nieuw te realiseren natuurgebieden ten behoeve van de EHS.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de betrokken gronden zijn voor meer dan 50% en met een minimum van 10 hectare gelegen binnen nieuw te realiseren recreatiegebieden RodS of nieuw te realiseren natuurgebieden ten behoeve van de EHS zoals begrensd in natuurgebiedsplannen;

    • b.

      de kleine of middelgrote onderneming actief in de primaire productie van in bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten verhuist in haar geheel naar een locatie buiten een nieuw te realiseren recreatiegebied RodS of een nieuw te realiseren natuurgebied EHS; en

    • c.

      het eigendomsrecht danwel het erfpachtrecht van de betrokken gronden wordt vrij van enig gebruiksrecht overgedragen aan BBL.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt indien:

    • a.

      De activiteit verband houdt met de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie;

    • b.

      De verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen reeds heeft plaatsgevonden voordat de aanvraag om subsidie is ingediend;

    • c.

      De aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun (Pb EU 2004, C 244);

    • d.

      Aan de aanvrager voor de betreffende gronden een volledige schadeloosstelling ontvangt in het kader van onteigening; of

    • e.

      De eigenaar van de betrokken gronden niet instemt met overdracht van de gronden door de erfpachter aan BBL.

  • 5. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties en faciliteiten;

    • b.

      De waardestijging van installaties of faciliteiten op de nieuwe locatie indien deze moderner zijn;

    • c.

      Uitgaven gepaard gaande met productieverhoging op de nieuwe locatie.

  • 6. De subsidie bedraagt:

    • a.

      100% van de werkelijk gemaakte kosten als bedoeld in lid 5, onder a;

    • b.

      40% van de waardestijging als bedoeld in lid 5, onder b tot een maximum van € 50.000.–;

    • c.

      40% van de uitgaven als bedoeld in lid 5, onder c tot een maximum van € 50.000,–.

  • 7. Indien ter zake van de bedrijfsverplaatsing reeds uit anderen hoofde subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het hoogste steunbedrag of de hoogste steunintensiteit dat op grond van artikel 6 van Verordening 1857/2006 is toegestaan.

  • 8. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt onder toepassing van artikel 6 van Verordening 1857/2006.

Artikel 3.3 Bereikbaarheid en bewerkbaarheid – Laag Holland en Groene Hart

  • 1. Subsidie gericht op het bevorderen van de bereikbaarheid en bewerkbaarheid van land- bouwgrond in veenweidegebieden kan worden verstrekt aan kleine of middelgrote ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten actief zijn.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit:

    • a.

      plaatsvindt op percelen of kavels gelegen binnen het nationaal landschap Laag Holland, zoals aangegeven in het Begrenzingenplan Probleemgebieden Noord-Holland van 28 september 2004, of binnen de Groene Hartgebieden gelegen buiten de Groene Uitweg, zoals aan- gegeven op de kaart die wordt bekendgemaakt op de website van de provincie; en

    • b.

      in overeenstemming is met bij of krachtens de Natuurbeschermingswet bepaalde.

  • 3. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager ten behoeve van dezelfde percelen of kavels voor dezelfde activiteit of voor dezelfde kosten reeds subsidie heeft ontvangen;

    • b.

      met de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen voordat de aanvraag is ontvangen;

    • c.

      verstrekking van subsidie leidt tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag, dat wil zeggen steun die naar ons oordeel niet kan worden verstrekt op grond van artikel 4 van Verordening 1857/2006;

    • d.

      de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun (Pb EU 2004, C 244);

    • e.

      de activiteit verband houdt met uitsluitend de uitvoer;

    • f.

      de aanvrager de gebruiksgerechtigde is en de eigenaar van de betrokken gronden niet instemt met uitvoering van de activiteit.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de kosten van koop of huurkoop van machines en materieel, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa en algemene kosten in verband met de hiervoor genoemde uitgaven, met het oog op het doen van de volgende investeringen:

    • a.

      De aanleg of het herstel van dammen of bruggen;

    • b.

      De aanleg van kavelpaden;

    • c.

      De aanschaf van drijvende pontons ten behoeve van vaarland;

    • d.

      De aanschaf en plaatsing van houten toegangshekken;

    • e.

      Het aanpassen van de greppelstructuur;

    • f.

      Het herinzaaien van grasland in combinatie met egalisatie of rondleggen van percelen;

    • g.

      De aanleg van natuurlijke oeververdediging ter voorkoming van afslag van perceelsranden.

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      de aankoop van productierechten, dieren, eenjarige gewassen en gronden;

    • b.

      de aanplant van eenjarige gewassen;

    • c.

      de productie of afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen;

    • d.

      draineerwerkzaamheden en irrigatieapparatuur en irrigatiewerkzaamheden;

    • e.

      exploitatie- en beheerkosten.

  • 6. Een subsidie op grond van dit artikel bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,– per onderneming.

  • 7. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt overeenkomstig artikel 4 van Verordening 1857/2006.

Artikel 3.4 Project Kalverpolder

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de gemeente Zaanstad voor uitvoering van het veenweideproject Kalverpolder.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het verwijderen van 75.000 m³ bagger door middel van kwaliteitsbaggeren boven op de reguliere Keurverplichting. De bagger wordt gebruikt om 6 ha maai- veld met 30 centimeter te verhogen;

    • b.

      samenvoegen van circa 30 ha onder- bemalingen tot 1 of 2 blokbemalingen, gecombineerd met de aanleg van 15 ha onderwaterdrainage;

    • c.

      het inunderen van 5ha graslandperceel, vernatten van 4 percelen met duikers, aanleg van 4 paaiplaatsen vissen gecombineerd met vernatting;

    • d.

      terugdringen van de verruiging van de oorspronkelijke veenweide vegetatie op 5 ha grasland door middel van plaggen;

    • e.

      structurele verbetering van beheerbaarheid van grasland door te investeren in 8 nieuwe verbindingen, bruggetjes of dammen;

    • f.

      kwaliteitsimpuls voor het terugdringen van de effecten van verzuring op 15 ha grasland.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt nadat het uitvoeringsprogramma en financieringsplan van de gemeente Zaanstad door ons is goedgekeurd.

  • 4. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van:

    • a.

      de rechtstreeks aan de in lid 2 genoemde activiteiten toe te rekenen kosten;

    • b.

      de voorbereidingskosten voor de in het vorige lid genoemde activiteiten.

  • 5. De subsidie bedraagt maximaal € 2.100.000,–.

  • 6. Gemeente Zaanstad is verplicht:

    • a.

      Om in afwijking van artikel 12 van de Subsidieverordening jaarlijks voor 15 februari een voortgangsrapportage in te dienen;

    • b.

      Om jaarlijks voor 15 maart een overleg te hebben inzake de voortgang van het project.

Artikel 3.5 Niet-productieve investeringen voor agrarisch natuurbeheer en waterbeheer

  • 1. Subsidie op grond van dit lid kan worden verstrekt aan agrariërs en waterschappen.

    • a.

      Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende activiteiten:

      1° maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

      2° maatregelen gericht op wijziging van de waterhuishouding;

      3° grondverzet;

      4° het plaatsen van een raster;

      5° afvoer van grond;

      6° overige maatregelen die noodzakelijk zijn in verband met de betreffende inrichting.

    • b.

      Activiteiten die niet voor subsidie in aanmerking komen:

      1° de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

      2° de bouw van opstallen;

      3° achterstallig onderhoud aan landschappelijke elementen;

      4° de aanschaf van machines;

      5° de aanschaf van niet noodzakelijke materialen.

    • c.

      Subsidie wordt geweigerd indien:

      1° er voor het betreffende terrein geen subsidie is verleend voor agrarisch natuurbeheer op grond van de subsidieregeling natuur en landschapsbeheer;

      2° de aanvraag betrekking heeft op eenmalige maatregelen die niet noodzakelijk zijn voor het betreffende type natuur en landschapbeheer;

      3° de projectkosten minder dan € 300.000,– bedragen indien de eindbegunstigde een waterschap is;

      4° de projectkosten minder dan € 150.000,– bedragen indien de eindbegunstigde een agrariër is.

      5° voor dezelfde activiteit op grond van dit lid reeds subsidie is verstrekt.

    • d.

      De subsidie bedraagt 50% van de door ons noodzakelijk geachte kosten tot een maximum van € 1.000.000,–.

  • 2. Subsidie op grond van dit lid kan worden verstrekt aan gemeenten en waterschappen.

    • a.

      Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende activiteiten, binnen de Natura 2000 gebieden of EHS gebieden die opgenomen zijn op de TOP-lijst:

      1° Aanbrengen hydrologische scheiding tussen natuur- en landbouwgebieden;

      2° verlaging van het maaiveld door afgraving;

      3° de aanpassing van kleine waterinfrastructuur om een optimaal waterniveau voor de natuur te creëren;

      4° Aanleg natuurlijke oevers en natte verbindingszones;

      5° terugdringing van ongezuiverde lozingen en emissies op oppervlaktewater of inde bodem door, voor zover niet wettelijk verplicht, aanleg van riolering en rioolvervangende systemen in landbouwgebieden;

      6° bestrijding van eutrofiëring in natuurgebieden door de aanleg van dammen en stuwen, het scheiden van waterstromen en het aanleggen van helofytenvijvers;

      7° het uitgraven, afvoeren, opslaan of verwerken van kleinschalige, reeds vervuilde gronden, waarvoor een derde niet aansprakelijk gesteld kan worden, voor verbeteren van kwaliteit van waterbodems.

    • b.

      Subsidie wordt geweigerd indien:

      1° de aanvraag betrekking heeft op het bekalken van landbouw/ of natuur- gronden;

      2° de aanvrager de veroorzaker van de vervuiling is;

      3° de projectkosten minder dan € 400.000,– bedragen.

    • c.

      De subsidie bedraagt 50% van de door ons noodzakelijk geachte kosten met een maximum van € 1.000.000,–.

  • 3. Subsidie op grond van dit artikel kan worden verstrekt aan landbouwondernemingen en andere beheerders van landbouwgrond

    • a.

      Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de verplaatsing van een bedrijf, gelegen in een hydrologische bufferzone, waar van de landbouwgronden worden vernat, naar een locatie buiten de bufferzone.

    • b.

      Subsidie wordt geweigerd indien:

      1° er geen sprake is van een koopovereenkomst met BBL of de grond niet verkocht is op grond van een kettingbeding dat de vernatting van de grond wordt voortgezet.;

      2° de herhuisvesting van het volwaardige bedrijf op een andere locatie niet binnen 24 maanden na het sluiten van de koopovereenkomst plaats heeft.

    • c.

      Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

      1° de aankoop van het zelfde aantal hectaren als is overdragen, nieuwe landbouwgrond;

      2° de kosten van de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen.

    • d.

      De subsidie wordt als volgt berekend: 1° voor de aankoop van nieuwe land- bouwgrond 10% van de kosten tot maximaal € 3.000,– per overgedragen hectare vermeerderd met 6% van de aankoopprijs van de nieuwe hectaren; 2° voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen 100% van de taxatie waarde van de te verlaten gebouwen, danwel de sloopkosten van de te verlaten bedrijfsgebouwen, notariskosten, kadastrale kosten, kosten voor adviezen van deskundigen en verhuiskosten, tot maximaal € 50.000,– per bedrijfsverplaatsing.

  • 5. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 216 is vol daan.

Hoofdstuk 4 Thema Recreatie

Artikel 4 Inrichten Recreatie om de Stad

  • 1. Ten behoeve van Recreatie om de Stad kunnen wij subsidie verstrekken voor het inrichten van terreinen en de daarbij behorende verbindingen teneinde de bestaande tekorten aan dagrecreatiemogelijkheden te verminderen.

  • 2. De berekening van de subsidie van een activiteit als bedoeld in het eerste lid wordt door ons bij afzondelijk besluit met betrekking tot een RodS-opgave voor de regio’s Zuidwest- Rijnland, Amstel-Gooi-Vecht, Laag Holland en Noord-Kennemerland bekendgemaakt.

  • 3. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 4.2 Landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de Stichting Wandelplatform-LAW en de Stichting Landelijk Fietsplatform voor het ontwikkelen en onderhouden van landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen in Noord-Holland op grond van het in IPO-verband vastgestelde Meerjarenprogramma landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen 2007-2013.

  • 2. Onverminderd artikel 6, derde lid, van de Subsidieverordening kunnen aanvragen worden ingediend indien reeds met de uitvoering van het Meerjarenprogramma landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen 2007-2013 is gestart.

  • 3. De subsidie bedraagt 100% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het Meerjarenprogramma landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen 2007-2013 toe te rekenen en door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 4.3 Landelijke routenetwerken voor varen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het knelpuntvrij maken van de basisrecreatietoervaart in Noord-Holland op grond van de Beleidsvisie recreatietoervaart Nederland 2008-2013.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van het oplossen van de knelpunten genoemd in de Beleidsvisie recreatietoervaart Nederland 2008-2013 die zijn gelegen in de provincie Noord-Holland.

  • 3. De subsidie bedraagt 50% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het knelpuntvrij maken van de basisrecreatietoervaart toe te rekenen kosten.

  • 4. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening.

Artikel 4.4 Wandelen over boerenland

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de Stichting Wandelplatform-LAW ten behoeve van vergoedingen voor recreatief medegebruik die samenhangen met de openstelling van wandelpaden over boerenland.

  • 2. De subsidie aan de Stichting Wandelplatform-LAW wordt uitsluitend verstrekt indien is voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      De Stichting heeft met een eigenaar of pachter van landbouwgrond waarop een wandelpad is gelegen een gebruiksovereenkomst gesloten voor de duur van maximaal zeven jaar terzake van de openstelling van die grond voor wandelaars;

    • b.

      De Stichting verstrekt aan hierboven bedoelde eigenaren of pachters een vergoeding voor recreatief medegebruik van € 0,75 per strekkende meter wandelpad per jaar;

  • 3. Onverminderd artikel 6, derde lid, van de Subsidieverordening kunnen aanvragen worden ingediend indien reeds met de ingebruikname van het wandelpad is gestart.

  • 4. De subsidie bedraagt 100% van de vergoedingsverplichtingen en uitvoeringskosten van de Stichting Wandelplatform-LAW voor de uitvoering van de in het tweede lid bedoelde gebruiksovereenkomsten.

  • 5. Subsidies op grond van dit artikel worden verstrekt met toepassing van artikel 4:43 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.5 Verbetering recreatieve verbindingen (TWIN-H)

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan degene die activiteiten uitvoert gericht op:

    • a.

      het oplossen van knelpunten in bestaande recreatieve verbindingen tussen stad en platteland of tussen natuur- of recreatiegebieden;

    • b.

      de realisatie van nieuwe recreatieve verbindingen tussen stad en platteland of tussen natuur- of recreatiegebieden of knooppunten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid onder d.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a.

      aan leden van een landbouwhuishouden;

    • b.

      voor activiteiten die op grond van artikel 7.2, derde lid onder a. voor subsidie in aanmerking komen;

    • c.

      indien de projectkosten minder dan € 100.000,– bedragen.

  • 3. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de activiteit financieel niet haalbaar is;

    • b.

      de benodigde vergunningen voor het uitvoeren van de activiteit niet onherroepelijk zijn;

  • 4. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

    • a.

      De subsidie bijdraagt aan de investering in of de ontwikkeling van recreatieve voorzieningen en toeristisch bezoek in Noord-Holland;

    • b.

      De activiteit verenigbaar is met en bijdraagt aan de door Provinciale Staten vastgestelde Agenda Recreatie en Toerisme 2008-2011;

    • c.

      De activiteit voldoet aan een regionale of bovenregionale behoefte;

    • d.

      De te realiseren voorzieningen zoveel mogelijk toegankelijk worden gemaakt voor mensen met een lichamelijke beperking;

    • e.

      De te realiseren voorzieningen zoveel mogelijk openbaar toegankelijk zijn; en

    • f.

      Bij materiële investeringen is voorzien in het beheer en onderhoud voor een periode van 20 jaar en bij overige voorzieningen is voorzien in het beheer en onderhoud voor een periode van 10 jaar.

  • 5. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken en lineaire recreatieve infrastructuur, inclusief de bijbehorende toeristische voorzieningen. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten; en

    • b.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten.

  • 6. Geen subsidie wordt verstrekt voor gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

  • 7. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000.000,–

  • 8. De subsidieontvanger is verplicht om:

    • a.

      binnen drie maanden na ontvangst van de subsidiebeschikking te starten met de aanbesteding van het project;

    • b.

      binnen zes maanden na ontvangst van de subsidiebeschikking de activiteit te gunnen.

  • 9. Indien een activiteit aangemerkt kan worden als een economische activiteit, wordt in afwijking van het zesde lid het subsidiebedrag overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Thema Landschap

Artikel 5.1 Nationale landschappen

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van activiteiten die voldoen aan de doelstellingen en criteria van de door het rijk goedgekeurde Uitvoeringsprogramma’s van de Nationale Landschappen Laag Holland, het Groene Hart, de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

  • 2. Subsidie voor uitvoering van activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsprogramma Laag Holland bedraagt 100% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten.

  • 3. Subsidie voor uitvoering van activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsprogramma Groene Hart bedraagt 100% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten.

  • 4. Subsidie voor uitvoering van activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsprogramma Stelling van Amsterdam bedraagt 75% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten.

  • 5. Subsidie voor uitvoering van activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsprogramma Nieuwe Hollandse Waterlinie bedraagt 75% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten.

  • 6. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 5.2 Landschap Noord-Holland

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de Stichting Landschap Noord-Holland voor de uitvoering van a. landschapsbeheer, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

    • a.

      Weidevogelbeheer,

    • b.

      Soortenbeheer,

    • c.

      Samenwerking agrarisch natuurbeheer en natuurbeheer bij particulieren,

    • d.

      Cultuurhistorie,

    • e.

      Kennisbeheer,

    • f.

      Beleidsontwikkeling en programmaleiding, of

    • g.

      Landelijk Natuurlijk en Natuur om de Rand van de Stad.

  • 2. De activiteiten dienen bij voorkeur uitgevoerd te worden binnen de gebieden van de nationale landschappen.

    • a.

      De subsidie bedraagt 100% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten, tot een maximum van € 325.714,– per jaar.

Artikel 5.3 Landschapselementen

  • 1. Subsidie kan eenmalig worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      De aanleg van landschapselementen buiten de bebouwde kom, inclusief het aanloopbeheer als bedoeld in de normkostenlijst landschapselementen in bijlage 2;

    • b.

      Het plegen van herstelwerkzaamheden aan landschapselementen buiten de bebouwde kom, inclusief het aanloopbeheer, als bedoeld in de normkostenlijst landschapselementen in bijlage 2; of

    • c.

      Het wegwerken van achterstallig onderhoud aan landschapselementen buiten de bebouwde kom, als bedoeld in de normkostenlijst landschapselementen in bijlage 2.

      In bijzondere gevallen kunnen wij subsidie verstrekken voor activiteiten die niet zijn vermeld in de normkostenlijst in bijlage 2, mits de aanvrager gemotiveerd aantoont dat de activiteit een bijzonder landschapselement betreft.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a.

      Aan publiekrechtelijke rechtspersonen en terreinbeherende organisaties;

    • b.

      Voor landschapselementen die in strijd zijn met het betrokken bestemmingsplan;

    • c.

      Voor landschapselementen waarvan de lengte, oppervlakte, ouderdom of aard zodanig is, dat het landschapselement uit het oogpunt van natuur- en landschapsbescherming of cultuurhistorie naar ons oordeel niet van voldoende betekenis is; of

    • d.

      Indien voor dezelfde landschapselementen eerder subsidie is verstrekt op grond van dit artikel, dan wel op grond van de Deelverordening landschapselementen Noord-Holland 2002.

  • 3. Onverlet het bepaalde in bijlage 2, komen de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor aanloopbeheer gedurende drie jaar na de aanleg of het herstel van de betrokken landschapselementen;

    • b.

      kosten voor scholing, advisering en communicatie als onderdeel van de activiteiten als bedoeld in het eerste lid, tot 20% van de totale subsidiabele kosten.

  • 4. De subsidie bedraagt 50% van de normkosten als bedoeld in bijlage 2, en van de kosten genoemd in het derde lid, met een minimum van € 500,– en een maximum van € 20.000,–.

  • 5. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Hoofdstuk 6 Thema Water

Artikel 6.1 Project Wormer- en Jisperveld

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor uitvoering van het veenweidenproject Wormer- en Jisperveld waartoe tussen het Rijk, de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een projectcontract wordt gesloten met als doel de verbetering van de waterkwaliteit en het tegengaan van bodemdaling en veenrot in het gebied.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier uit te voeren activiteiten:

    • a.

      De herinrichting van 250 hectare onderwaterbodem door diepe verwijdering van bagger of afdekking van de waterbodem;

    • b.

      De realisatie van 500 hectare duurzaam en robuust watersysteem door het treffen van technische maatregelen; en

    • c.

      De optimalisatie van graslandbeheer op 630 hectare grasland teneinde het gebied als weidevogelgebied te behouden.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal € 7.500.000,–.

  • 4. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorder- kwartier is verplicht:

    • a.

      Om in afwijking van artikel 12 van de Subsidieverordening ons jaarlijks voor 15 februari een voortgangsrapportage te zenden;

    • b.

      Om jaarlijks voor 15 maart een overleg te hebben met ons inzake de voortgang van het project.

Artikel 6.2 Synergieprojecten Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor uitvoering van de projecten Verenigde Polders Bergen, Zwinnen Anna Paulowna, Kleine Polder en Schulpvaart Castricum en Vrij verkeer voor vis als bedoeld in bijlage 9 van de Bestuursovereenkomst.

  • 2. De subsidie bedraagt:

    • a.

      60% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Verenigde Polders Bergen toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 1.990.000,–;

    • b.

      35% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Zwinnen Anna Paulowna toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 1.108.500,–;

    • c.

      11% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Kleine Polder en Schulpvaart Castricum toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 369.000,–; en

    • d.

      21% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Vrij verkeer voor vis toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 1.592.000,–.

Artikel 6.3 Synergieproject Hoogheemraadschap van Rijnland

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan organisaties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de deelprojecten binnen het project Groene As Bovenlanden-Ringvaart als bedoeld in bijlage 9 van de bestuursovereenkomst.

  • 2. De subsidie bedraagt 46% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 1.696.000,–.

Artikel 6.4 Synergieproject Vereniging voor Natuurmonumenten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de Vereniging voor Natuurmonumenten voor uitvoering van het project Herstel Kwelstroom Oostelijke Vechtplassen als bedoeld in bijlage 9 van de Bestuursovereenkomst.

  • 2. De subsidie bedraagt 55% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 3.035.503,–.

  • 3. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 6.5 Synergieprojecten Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht voor uitvoering van de projecten Verbeteren ecologie Vecht, Vispassages Boezem-IJmeer- Amstel-Vecht en Vispassages Vecht- Vechtplassen als bedoeld in bijlage 9 van de Bestuursovereenkomst.

  • 2. De subsidie bedraagt:

    • a.

      67% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Verbeteren ecologie Vecht toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 1.020.944,–;

    • b.

      14% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Vispassages Boezem-IJmeer-Amstel-Vecht toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 83.200,–;

    • c.

      32% van de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van het project Vispassages Vecht-Vechtplassen toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten tot een maximum van € 401.332,–.

Artikel 6.6 Waterparels (TWIN-H)

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan waterschappen, terreinbeheerders en gemeenten voor het treffen van maatregelen ter verbeteren van de kwaliteit van de in het Waterplan 2010-2015 zijn aangewezen.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de kosten van:

    • a.

      inrichting voor waterkwaliteitsverbetering in waterparels;

    • b.

      de aanleg van recreatieve voorzieningen bij en rond de waterparels.

  • 3. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,–.

Artikel 6.7 Integrale waterprojecten (TWIN-H)

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan waterschappen, terreinbeheerders en gemeenten voor de uitvoering van projecten in landelijk gebied waar naast inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het watersysteem, maatregelen worden getroffen voor natuur, recreatie, landschap of cultuurhistorie.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de kosten van inrichting voor natuur, recreatie, landschap of cultuurhistorie.

  • 3. De kosten voor inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het watersysteem komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.000,–.

  • 5. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Artikel 6.8 Oostelijke Vechtplassen (TWIN-H)

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht voor het treffen van maatregelen op en rond de Oostelijke vechtplassen ten behoeve van verdrogingsbestrijding, waterkwaliteitsverbetering, het realiseren van KRW-doelen, de instandhouding van Natura 2000 doelen en stimulering van recreatie.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de kosten die rechtstreeks samenhangen met de in het eerste lid genoemde activiteit.

  • 3. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000.000,–.

Hoofdstuk 7 Thema Sociaal Economische Vitalisering

Artikel 7.1 Verbreding in de landbouw

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan een lid van een landbouwhuishouden voor:

    • a.

      Investeringen in niet-agrarische activiteiten op agrarische bedrijven gericht op het genereren van aanvullende of alternatieve inkomstenbronnen (diversificatie);

    • b.

      Samenwerking tussen landbouwbedrijven onderling of met andere organisaties gericht op diversificatie als onderdeel van a.;

    • c.

      de introductie van nieuwe informatietechnologie op het platteland ondersteunend aan en als onderdeel van a.;

    • d.

      activiteiten gericht op ketenontwikkeling, promotie- of marketing van niet-agrarische activiteiten voortkomend uit de diversificatie als onderdeel van a.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten:

    • a.

      die voldoende economisch perspectief hebben;

    • b.

      die bijdragen aan de verbetering van het inkomen van het agrarische bedrijf;

    • c.

      waarvan de exploitatie voor langere termijn gedekt is;

    • d.

      die bijdragen aan de instandhouding of toename van de werkgelegenheid;

    • e.

      die aan een lokale of regionale behoefte voldoen; en

    • f.

      die verenigbaar zijn met en bijdragen aan de door Provinciale Staten vastgestelde Agenda Landbouw en Visserij 2008-2011.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die niet plaatsvinden op het platteland of voor activiteiten op het gebied van aquacultuur.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken, dan wel de aankoop of lease van nieuwe machines en apparatuur, inclusief computersoftware, tot aan de marktwaarde van de zaak. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      Eenmalige organisatiekosten voor de ontwikkeling van samenwerkingsver- banden, ketens, promotie of marketing;

    • d.

      Kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

    • e.

      Kosten voor het opstellen van onder- nemingsplannen.

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      De aankoop van agrarische productie- rechten, dieren, zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen, alsmede het planten daarvan, voor zover deze niet gerelateerd zijn aan activiteiten gericht op diversificatie naar niet-agrarische activiteiten;

    • b.

      Kosten van productie of afzet van pro- ducten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen; of

    • c.

      Gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

  • 6. De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten. Een subsidie op grond van dit artikel wordt slechts verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,– per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

  • 7. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 311 is voldaan.

Artikel 7.2 Toeristische en recreatieve voorzieningen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan degene die activiteiten uitvoert gericht op:

    • a.

      De verbetering van de bereikbaarheid van de EHS vanuit stedelijk gebied;

    • b.

      Het oplossen van knelpunten in het netwerk van wandel- en fietspaden als bedoeld in de bijlage van het Meerjarenprogramma landelijke routenetwerken voor wandelen en fietsen 2007-2013;

    • c.

      Het oplossen van knelpunten in het regionale netwerk van wandel-, fiets-, ruiter- of skeelerpaden of recreatieve vaarroutes;

    • d.

      Het realiseren van recreatieknooppunten, dat wil zeggen een herkenbare locatie bij een kruising van recreatieve routes met in ieder geval parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen, startpunten voor wandel- en fietsroutes, informatieborden, prullenbakken, bankjes en openbare toiletten; of

    • e.

      Het realiseren van voorzieningen ten behoeve van het toegankelijk en beleefbaar maken van het Noord-Hollandse waterrijk cultuurlandschap.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt aan leden van een landbouwhuishouden.

  • 3. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

    • a.

      De activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

    • b.

      De subsidie bijdraagt aan de investering in of de ontwikkeling van recreatieve voorzieningen en toeristisch bezoek in Noord-Holland;

    • c.

      De activiteit verenigbaar is met en bijdraagt aan de door Provinciale Staten vastgestelde Agenda Recreatie en Toerisme 2008-2011;

    • d.

      De activiteit voldoet aan een regionale of bovenregionale behoefte;

    • e.

      De te realiseren voorzieningen zoveel mogelijk toegankelijk worden gemaakt voor mensen met een lichamelijke beperking;

    • f.

      De te realiseren voorzieningen openbaar toegankelijk zijn en buiten de bebouwde kom liggen;

    • g.

      Bij materiële investeringen is voorzien in het beheer en onderhoud voor een periode van 20 jaar en bij overige voorzieningen is voorzien in het beheer en onderhoud voor een periode van 10 jaar.

  • 4. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken en lineaire recreatieve infrastructuur, inclusief de bijbehorende toeristische voorzieningen. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten; en

    • b.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten.

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

  • 6. De subsidie bedraagt:

    • a.

      50% van de subsidiabele kosten voor overheden; en

    • b.

      40% van de subsidiabele kosten voor ondernemingen, tot een maximum van € 200.000,– per onderneming over een periode van 3 belastingjaren, overeenkomstig de de-minimisverordening.

  • 7. In afwijking van het vorige lid bedraagt de subsidie voor het project Diemerbos 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 600.000,–.

  • 8. Indien een activiteit aangemerkt kan worden als een economische activiteit, wordt in afwijking van het zesde lid, onder a. het subsidiebedrag overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector vastgesteld.

  • 9. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 313 is voldaan.

Artikel 7.3 Natuurlijk en cultuurhistorisch erfgoed

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      Investeringen in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het natuurlijk erfgoed en het cultureel erfgoed; of

    • b.

      Investeringen in gebieden met een hoge natuurwaarde.

  • 2. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

    • a.

      De activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

    • b.

      De activiteit past in het provinciaal beleid;

    • c.

      Bij de uitvoering van de activiteit is voorzien in duurzaam (her)gebruik, duurzaam beheer of exploitatie;

    • d.

      De activiteit bijdraagt aan landschappelijke en milieudoelen en past binnen het plattelandsbeleid ten aanzien van visuele effecten, verkeer en hinder door geluid, zoals aangegeven in streek- en omgevingsplannen;

    • e.

      Een activiteit in het kader van onderhoud, restauratie en opwaardering van het natuurlijk erfgoed bijdraagt aan de oppervlakte natuur- en landschapselementen, waterkwaliteit, herstel van het watersysteem en biodiversiteit.

  • 3. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken (inclusief restauratie, aanpassing, uitbreiding en beplantingen) en infrastructuur (inclusief waterlopen) voor instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed. De investerings- kosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten. In uitzonderingsgevallen kunnen wij een hoger percentage vaststellen voor grondaankopen voor natuurlijk erfgoed: indien de investeringskosten in de gronden meer dan 33% bedragen van de totale investeringskosten, dan zijn deze kosten subsidiabel tot 25% van de totale subsidiabele kosten. Dit is slechts mogelijk indien de te verwerven gronden essentieel zijn voor realisatie van de EHS en de gewenste biodiversiteit niet kan worden gerealiseerd met agrarisch natuurbeheer;

    • b.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      Kosten van investeringen in het kader van onderhoud (niet zijnde jaarlijks regulier beheer), restauratie en opwaardering van het culturele erfgoed;

    • d.

      Kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

    • e.

      Eenmalige kosten voor het opstellen van beheers- of exploitatieplannen.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten en wettelijk verplichte activiteiten.

  • 5. De subsidie bedraagt:

    • a.

      40% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een onderneming is actief in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten;

    • b.

      45% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een onderneming is die niet actief is in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-Verdrag vermelde landbouwproducten;

    • c.

      50% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een overheid is.

  • 6. In afwijking van het vorige lid bedraagt de subsidie in het geval de aanvraag betrekking heeft op een strooiselstal en de strooiselstal aantoonbaar bijdraagt aan het beheer van de EHS, doormiddel van een overeenkomst met de terreinbeherende organisatie over de benutting van de geproduceerde strooiselmest, 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €200.000,– per onderneming over een periode van drie belastingjaren. In het geval de aanvraag betrekking heeft op een strooiselstal die geen bijdrage levert aan het beheer van de EHS bedraagt de subsidie 40% van de subsidiabele kosten tot een maxi- mum van € 66.000,– per onderneming over een periode van drie belastingjaren.

  • 7. Indien de activiteit een economische activiteit betreft, wordt de subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,– per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

  • 8. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 323 is voldaan.

Artikel 7.4 Opzetten van kleine ondernemingen

  • 1. Subsidie op grond van dit artikel wordt uitsluitend verstrekt aan micro-ondernemingen als bedoeld in Aanbeveling 2003/361/EG.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten, niet zijnde landbouwbedrijvigheid:

    • a.

      Activiteiten gericht op investeringen in de oprichting van nieuwe micro-ondernemingen en de ontwikkeling van bestaande micro-ondernemingen, inclusief de bevordering van ondernemersschap, marketing en promotie als onderdeel van het project;

    • b.

      Activiteiten voor het stimuleren en ontwikkelen van innovatieve producten en diensten door micro-ondernemingen;

    • c.

      Activiteiten voor het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen micro ondernemingen onderling en tussen micro-ondernemingen en andere actoren als onderdeel van a. of b.;

    • d.

      Activiteiten gericht op verbetering van de toegang tot ICT-voorzieningen voor micro-ondernemingen.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a.

      De activiteit verenigbaar is met, en bij voorkeur bijdraagt aan landschappelijke doelen zoals vastgelegd in het bestemmingsplan buitengebied van de betreffende gemeente;

    • b.

      De activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

    • c.

      De subsidieaanvrager beschikt over voldoende vakbekwaamheid en ondernemersschap, dan wel aangetoond wordt dat deze zullen worden ontwikkeld;

    • d.

      De activiteit economisch perspectief heeft, bijdraagt aan de verbetering van het bedrijfsinkomen en bijdraagt aan de werkgelegenheid met minimaal 3 fte nieuwe werkgelegenheid; en

    • e.

      De activiteit verenigbaar is met en bijdraagt aan de door Provinciale Staten vastgestelde Agenda Economie 2008-2011.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving of verbetering van onroerende zaken, dan wel de aankoop of lease van nieuwe machines en apparatuur, inclusief computersoftware en toegang tot ICT- voorzieningen, tot aan de marktwaarde van de zaak. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      Eenmalige organisatiekosten voor de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, ketenontwikkeling, promotie en marketing gericht op de ontwikkeling van micro-ondernemingen;

    • d.

      Kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

    • e.

      Kosten voor het opstellen van ondernemingsplannen.

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

  • 6. De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten. Een subsidie op grond van dit artikel wordt slechts verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,– per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

  • 7. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 312 is voldaan.

Artikel 7.5 Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan gemeenten voor investeringen in:

    • a.

      Herinrichting van dorpskernen, zoals dorpspleintjes, haventjes, aanpassingen aan onroerende zaken en infrastructuur, met betrekking tot de karakteristieken van het dorp;

    • b.

      Aanleg en verbetering van infrastructuur, inclusief bijbehorende voorzieningen van lokaal belang, parkeervoorzieningen, water en groen;

    • c.

      Kleinschalige bedrijfslocaties;

    • d.

      Lokale maatregelen gericht op sanering van hinder, inclusief bedrijfsverplaatsing, behoudens minimale wettelijke vereisten.

  • 2. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien:

    • a.

      De activiteit plaatsvindt op het platteland, danwel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners;

    • b.

      De activiteit onderdeel is van een dorpsvernieuwingsplan;

    • c.

      De activiteit een bijdrage levert aan de verbetering van het woon- en werkklimaat;

    • d.

      Bij de uitvoering van de activiteit is voor- zien in beheer of exploitatie van de voorzieningen.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken als onderdeel van dorpsvernieuwing. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • c.

      Eenmalige kosten voor het opstellen van beheersplannen gericht op het opzetten en ontwikkelen van voorzieningen voor dorpsvernieuwing en ontwikkeling.

  • 4. niet-subsidiabele kosten

    Geen subsidie wordt verstrekt voor gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

  • 5. berekening van de subsidie

    De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten. Indien een subsidie op grond van dit artikel kan worden gekwalificeerd als staatssteun, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,– per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

  • 6. communautair toetstingskader

    Subsidies op grond van dit artikel worden verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 322 en, in voorkomende gevallen, aan de de-minimisverordening is voldaan.

Artikel 7.6 Basisvoorzieningen in dorpen

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan overheden en rechtspersonen zonder winstoogmerk (stichtingen en verenigingen) voor het opzetten en verbeteren van basisvoorzieningen, inclusief culturele en vrijetijdsactiviteiten, ten behoeve van het dorp of een aantal dorpen, alsmede voor bijbehorende infrastructuur.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      Investeringen in voorzieningen zoals dorpshuizen, multifunctionele centra, bibliotheken en sportvoorzieningen voor specifieke doelgroepen, inclusief aanpassing van gebouwen om tenminste het bestaande niveau van basisvoorzieningen te verbeteren;

    • b.

      Ontwikkeling en uitvoering van innovatieve concepten voor basisvoorzieningen, zoals woonzorgconcepten, elektronische dienstverlening en diensten op maat, indien zij zijn gericht op specifieke doelgroepen op het platteland;

    • c.

      Pilots voor – op regioniveau experimenteel – vraagafhankelijk vervoer op het platteland; of

    • d.

      Het opstarten van culturele en vrijetijdsactiviteiten, zoals tentoonstellingen, wedstrijden, beurzen, countryfairs en culturele bijeenkomsten, gericht op het behoud van de waarden en de identiteit van de bewoners van het platteland.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de activiteit plaatsvindt op het platteland, dan wel ten goede komt aan bewoners van het platteland buiten de woonkern als de activiteit plaatsvindt in kernen met 15.000 tot 30.000 inwoners.

  • 4. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      Materiële investeringen, zijnde de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende zaken ten behoeve van de basisvoorziening, dan wel de aankoop of lease van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting, inclusief computersoftware en toegang tot ICT-voorzieningen, tot aan de marktwaarde van de zaak. De investeringskosten in gronden zijn subsidiabel tot 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      Eenmalige investeringskosten in mobiele en semi-permanente voorzieningen;

    • c.

      Eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten ten behoeve van een projectplan, zijnde kosten voor architecten, ingenieurs, advisering, patenten en licenties. Deze kosten zijn subsidiabel tot 15% van de totale subsidiabele kosten;

    • d.

      Kosten van direct bij de uitvoering van de activiteiten betrokken personeel, alsmede kosten van eigen arbeid van de subsidieaanvrager; en

    • e.

      Kosten voor het opstellen van beheers- en exploitatieplannen.

  • 5. Geen subsidie wordt verstrekt voor gewone vervangingsinvesteringen, exploitatie- en beheerkosten.

  • 6. De subsidie bedraagt:

    • a.

      40% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een rechtspersoon zonder winstoogmerk is;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een overheid is.

  • 7. Indien de activiteit een economische activiteit betreft, wordt de subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening, tot een maximum van € 200.000,– per onderneming over een periode van 3 belastingjaren.

  • 8. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 321 is voldaan.

Artikel 7.7 Leader

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de Lokale Actie Groep (LAG) Leader Kop van Noord- Holland en Texel voor de uitvoering van het Ontwikkelingsplan ‘De Kop Vooruit’, zoals aangewezen door de Minister van LNV (Besluit selectie Leadergebieden TRC 2007/6463) conform onze voordracht (kenmerk 2007/35213).

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt aan degene die activiteiten uitvoert die voldoen aan de selectiecriteria van het in het eerste lid bedoelde Ontwikkelingsplan ‘De Kop Vooruit’.

  • 3. De subsidie aan de LAG bedraagt 100% van de functioneringskosten als bedoeld in het Onwikkelingsplan tot een maximum van € 1.230.000,– over de periode 2007 tot en met 2015.

  • 4. De subsidie voor activiteiten die voldoen aan de selectiecriteria van het Ontwikkelingsplan worden berekend op grond van de toepasselijke POP-maatregelen van de assen 1 en 3 in samenhang met de POP-maatregelen van as 4.

  • 5. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

  • 6. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien is voldaan aan de artikelen 62 t/m 65 van Verordening (EG) 1698/2005 en de POP-maatregelen van de assen 1 en 3 in samenhang met de POP- maatregelen van as 4. De subsidie aan de Lokale Actie Groep wordt verstrekt op grond van POP-maatregel 431.

Artikel 7.8 Hernieuwbare energie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan een lid van een landbouwhuishouden.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      investeringen in niet-agrarische activiteiten op agrarische bedrijven die diversificatie rond hernieuwbare energie tot doel hebben;

    • b.

      projecten voor stimulering van samenwerking tussen landbouwbedrijven onderling;

    • c.

      introductie van nieuwe informatietechnologie op het platteland ondersteunend aan en als onderdeel van het project gericht op diversificatie rond hernieuwbare energie op het agrarische bedrijf.

  • 3. De volgende soorten diversificatie komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      productie van biogas met gebruikmaking van organisch afval;

    • b.

      verwerking van uit de land- en of bosbouw af komstige biomassa tot hernieuwbare energie;

    • c.

      installaties en of infrastructuur voor hernieuwbare energie op basis van biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen zoals zonne- en windenergie en geothermische energie.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      activiteiten die geen component hernieuwbare energie uit biomassa in zich hebben;

    • b.

      projecten waarvan de subsidiabele kosten minder dan € 500.000,– bedragen;

    • c.

      de activiteit niet verenigbaar is met de landschappelijke doelen, zoals weergegeven in de provinciale structuurvisie;

    • d.

      exploitatie en beheerskosten;

    • e.

      rentekosten.

  • 5. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten voor:

    • a.

      de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      de aankoop of huurkoop van nieuwe machines en bedrijfsuitrusting inclusief computerprogrammatuur;

    • c.

      eenmalige voorbereidings-, plan- en organisatiekosten;

    • d.

      direct bij de uitvoering betrokken personeel.

  • 6. De subsidie bedraagt 25% van de subsidabele kosten tot maximaal € 200.000,–.

  • 7. Subsidies op grond van dit artikel worden uitsluitend verstrekt indien aan de bepalingen van POP-maatregel 311b is voldaan.

  • 8. Subsidies op grond van dit artikel worden verstrekt onder voorbehoud van goedkeuring van POP-maatregel 311b door de Europese Commissie.

Hoofdstuk 8 Integrale projecten

Artikel 8.1 Derde uitvoeringsmodule herinrichting Bergen – Egmond – Schoorl

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de organisaties die de projecten, als bedoeld in de door ons op 6 november 2006 vastgestelde Derde uitvoeringsmodule van de herinrichting Bergen-Egmond-Schoorl, uitvoeren.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de kosten van grondverwerving, planvoorbereiding en inrichting ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste lid genoemde projecten.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt tot de maximale subsidiebedragen genoemd in de Derde uitvoeringsmodule van de herinrichting Bergen- Egmond-Schoorl.

Artikel 8.2 Eerste uitvoeringsmodule herinrichting Zeevang

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de organisaties die de projecten, als bedoeld in de door ons op 6 november 2006 vastgestelde Eerste uitvoeringsmodule van de herinrichting Zeevang, uitvoeren.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de kosten van grondverwerving, planvoorbereiding en inrichting ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste lid genoemde projecten.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt tot de maximale subsidiebedragen genoemd in de Eerste uit- voeringsmodule van de herinrichting Zeevang.

Artikel 8.3 Derde uitvoeringsmodule herinrichting Vechtstreek

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de organisaties die de projecten, als bedoeld in de door ons op 6 november 2006 vastgestelde Derde uitvoeringsmodule van de herinrichting Vechtstreek, uitvoeren.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de kosten van grondverwerving, planvoorbereiding en inrichting ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste lid genoemde projecten.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt tot de maximale subsidiebedragen genoemd in de Derde uitvoeringsmodule van de herinrichting Vechtstreek.

Artikel 8.4 Groene Uitweg

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan de organisaties die de projecten als bedoeld in het Uitvoeringsprogramma 2008 Groene Uitweg uitvoeren, met uitzondering van het project Behoud Weidelandschap: Bedrijfsregeling agrariërs.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt tot de maximale subsidiebedragen (FES-bijdrage) genoemd in bijlage 1 van het Uitvoeringsprogramma 2008 Groene Uitweg bij de betrokken projecten.

  • 3. Indien een subsidie op grond van dit artikel leidt tot het verstrekken van staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt slechts subsidie verstrekt overeenkomstig de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouwproductiesector.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 In te trekken regelingen

De pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010 worden ingetrokken.

Artikel 9.2 Inwerkingtreding

Deze Subsidiecriteria treden in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal blad en werkt terug tot 26 november 2009.

Artikel 9.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: pMJP ILG deel B – Subsidiecriteria 2010-2.

Ondertekening

Haarlem, 6 juli 2010.
Gedeputeerde staten voornoemd,
J.Remkes, voorzitter.
H.W.M. Oppenhuis de Jong, provinciesecretaris.

Bijlage 1 bij ILG subsidiecriteria 2010-2: Provinciale lijst van te beschermen soorten voor de periode 2007-2013

Vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 13 maart 2007 (2007-9265):

Soort (groep)

Maatregelen

Baardvleermuis

Geschikt maken winterverblijven

Boerenzwaluw

Creëren nestgelegenheid

Gewone grootoorvleermuis

Verbeteren zomerverblijven

Groene glazenmaker

Biotoopverbetering door uitdiepen en isolatie

Das

Barrières opheffen

IJsvogel

Nestgelegenheid verbeteren

Kamsalamander

Biotoop verbeteren

Kerkuil

Nestgelegenheid verbeteren

Kommavlinder

Biotoop verbeteren

Levendbarende hagedis

Biotoop verbeteren

Meervleermuis

Verbeteren zomerverblijven

Noordse woelmuis

Biotoop verbeteren

Oeverzwaluw

Nestgelegenheid verbeteren

Ringslang

Biotoop verbeteren

Roerdomp

Biotoop verbeteren

Steenuil

Biotoop verbeteren

Visdief

Biotoop verbeteren

Watersnip

Plas-dras oevers aanleggen

Waterspitsmuis

Biotoop verbeteren

Zandhagedis

Biotoop verbeteren

Zwarte stern

Nestvlotjes plaatsen

Bittervoorn

Biotoop verbeteren door aangepaste slootbeheer

Dotterbloem

Gericht oeverbeheer

Echt lepelblad

Gericht oeverbeheer

Echte heemst

Gericht beheer

Graafwespen

Biotoop verbeteren

Heivlinder

Biotoop verbeteren

Leemkuilflora

Biotoop verbeteren

Veldkrekel

Biotoop verbeteren

Veldleeuwerik

Broedbiotoop verbeteren

Bijlage 2 bij ILG subsidiecriteria 2010-2: Normkostenlijst landschapselementen

Normkosten voor aanleg en herstel van landschapselementen

Landschapselement

Berekening is gebaseerd op

Werkzaamheden

Eenheid

Normbedrag

Poel, sloot, duinrel, sjaan,

terrastalud, plasberm, moeras

Minimaal 50m2

Graven kraan met kantelbak, grond verwerken in terrein

1 m3

6,60

Rietland, rietkraag

Waterdiepte tussen 10 en 30 cm diep

Planten in grasland of kale grond, 10 stuks riet / m2

Panten rietstekken

1 m2

6,85

Natuurvriendelijke

oeverbeschoeiing

Palen 180 x 8cm, wiepen 10m x 10cm

2 palen per meter

Palen drukken met kraan bij waterdiepte 1 meter, wiepen

tussen palen vlechten en vastbinden

1 m

27,50

Elzensingel

Enkele rij, 3 stuks per meter elzen of wilgen. Minimale lengte 10 m

Planten bosplantsoen (60-100cm)

1 m

4,10

Windsingel gemengd

Plantafstand 1,5m, bomen op minimaal 8m

Minimaal 10m lang, 6m breed

Planten bosplantsoen (60-100cm)

1 m2

0,72

Hakhout

Minimaal 500m2, plantafstand

1,5m

Planten bosplantsoen (60-100cm)

1 m2

0,72

Haag

Enkele rij, 4 stuks per meter,

minimaal 10m

Planten bosplantsoen (60-100cm)

1 m

6,60

Hoogstamfruitboomgaard

Minimaal 5 bomen

Boompaal: kastanje, 180 x 9cm

Boomkorf: 3 kastanjepalen, 180 x 9cm, 3 eikenplanken (10 x 2,5cm),

ursusgaas 120cm, zware kwaliteit

Planten met boompaal

stuk

75,-

Planten met boomkorf

stuk

115,50

Knotbomen

Minimaal 5 stuks, sliet doorsnede maximaal 5 cm

Planten onbewortelde sliet

stuk

8,25

Leibomen

Aanplant alleen voor boerderij vanuit cultuurhistorisch oogpunt,

kastanjehouten palen, 180 x 9 cm

Planten met 2 boompalen

stuk

150,-

Laanbomen, bomenrij,

solitaire boom

Planten boom (10-12cm stamomtrek) met boompaal

stuk

75,-

Rooien oude beplanting

Met kraan verwijderen, takken en

stobben verwerken in

terrein

1 m2

1,-

Plaatsen raster

Kastanjepalen (180 x 9cm) of

andere milieuvriendelijke

palen en ursusgaas zware kwaliteit, 120 cm

Plaatsen 1 paal per 3 meter en ursusgaas vastzetten

1 m

7,35

Tuinwal

Voor ieder te maken kop, 1 m bijtellen

Zoden worden op land gestoken, tuinwal opzetten

1 m

44,-

Normkosten voor achterstallig onderhoud van landschapselementen

Landschapselement

Vorm onderhoud

Maten

Werkzaamheden

Eenheid

Aantal jaren na laatste onderhoudsbeurt

Normbedrag

Poel

Schonen

Bij voorkeur

minimaal 50 m2

Schonen poel 1 x per jaar in september /oktober;

verwijderen te veel aan waterplanten, maaien van oever met bosmaaier materiaal verwerken in terrein

(tot broeihoop).

1 m2

3 jaar

1,62

6 jaar of meer

2,44

Baggeren in handkracht

1 x per 3 jaar met baggerbeugel het slib uit de poel

verwijderen. Spreiden over meerdere jaren. Slib over aangrenzend perceel verspreiden (oever vrijlaten)

7 jaar

0,74

10 jaar of meer

1,22

Baggeren met kraan

1 x per 3 jaar met bak (inhoud 1m3 per meter) slib verwijderen uit poel, verspreiden over aangrenzend

perceel (oever vrijlaten)

7 jaar

1,22

10 jaar of meer

1,81

Duinrel, sjaan,

sloot

Reconstructie

(opengraven)

Zie aanleg

Schonen

Bij voorkeur minimaal 50 m

1 x per jaar schonen met zeis en bosmaaier, maaisel

verwerken in terrein (broeihoop)

1 m2

3 jaar

1,62

6 jaar of meer

2,44

1x per jaar schonen met kraan

3 jaar

1,00

6 jaar of meer

1,14

Baggeren handkracht

1 x per 3 jaar slootbreedte 1 meter, met baggerbeugel het slib verwijderen. Slib over aangrenzend perceel verspreiden (oever vrijlaten)

1 m2

7 jaar

0,82

10 jaar of meer

1,22

Baggeren met kraan

Inhoud bak 1 m3 per meter, 1 x per 3 jaar verspreiden

op land

1 m2

7 jaar

1,22

10 jaar of meer

1,81

Rietland / rietkraag,

terrastalud, plasberm

Verwijderen

opslag

1 x per jaar verwijderen van afval en opslag, opslag met een bedekking tot 25%. Materiaal afvoeren

1 m2

3 jaar of meer

0,21

Maaien

1 x per jaar maaien met 1 assige trekker, maaisel

afvoeren en binnen terrein verwerken (broeihoop).

3 jaar of meer vaarland

0,17

0,20

2 x per jaar maaien met 1 assige trekker, maaisel

afvoeren en binnen terrein verwerken (broeihoop)

3 jaar of meer vaarland

0,33

0,40

Hooiland

maaien

2 x per jaar maaien, maaisel afvoeren en binnen

terrein verwerken (broeihoop)

1 m2

3 jaar of meer vaarland

0,10

0,12

Tuinwal

Repareren van

een ernstig

beschadigd

wallichaam

1 x per jaar vorm wallichaam herstellen, gaten in

tuinwal opvullen, plaggen terugleggen

1 m

3 jaar of meer

26,40

Elzensingel

Bij voorkeur minimaal 10 m lang

1x per 10 jaar terugzetten op kniehoogte, hout

verwerken in ril

1 m

21

6,50

30 of meer

9,80

Windsingel, houtwal

Bij voorkeur min. 10m lang, 6m breed

1 x per 5 jaar circa 10% terugzetten, hout verwerken

in ril

1 m2

11

0,90

20 of meer

1,15

Hakhout

Bij voorkeur min. 500 m2

1 x per 10 jaar terugzetten (evt in delen) van hakhout,

hout verwerken in terrein, niet in hakhoutperceel

1 m2

21

1,65

30 of meer

2,00

Haag

(geschoren)

Bij voorkeur min. 10m lang

2 x per jaar scheren

1 m

2 jaar of meer

1,63

Struweelhaag

Bij voorkeur min. 10m lang

1 x per 4 jaar

snoeien, terugzetten of vlechten

1 m

9

2,20

12 jaar of meer

2,80

Hoogstamfruit

boomgaard

Bij voorkeur min. 5 bomen, Bomen min. 10 jaar oud, geen

kers en noot

1 x per 2 jaar snoeien, hout verwerken in terrein

Per boom

5

40,50

8 of meer

60,50

Knotbomenrij

Bij voorkeur min.

5 stuks

Knotten, hout verwerken in terrein; wilg/populier 1 x per 4 jaar; es 1 x per 8 jaar; overige 1 x per 6 jaar

Per boom

9

40,50

12 jaar of meer

60,50

16

40,50

24 jaar of meer

55,50

12

40,50

18 jaar of meer

60,50

Leibomen

Ouder dan 10 jaar, voor karakteristieke boerderij

1 x per jaar snoeien

Per boom

3

40,-

8 jaar of meer

61,50

Nomkosten voor aanloopbeheer van landschapselementen

Landschapselement

Vorm

onderhoud

Maten

Werkzaamheden

Eenheid

Normbedrag

Poel

Schonen

Bij

voorkeur

minimaal

50 m2

1 x per jaar schonen poel in september /oktober; verwijderen teveel aan waterplanten, maaien van oever met bosmaaier materiaal verwerken in terrein (tot broeihoop).

1 m2

0,82

Baggeren in handkracht

1 x per 3 jaar met baggerbeugel het slib uit de poel verwijderen. Spreiden over meerdere jaren. Slib over aangrenzend perceel verspreiden (oever vrijlaten)

0,40

Baggeren met kraan

1 x per 3 jaar met bak (inhoud 1m3  per meter) slib verwijderen uit poel, verspreiden over  aangrenzend perceel (oever vrijlaten)

0,60

Duinrel, sjaan, sloot

Schonen

Bij

voorkeur

Minimaal

50 m2

1 x per jaar schonen met zeis en bosmaaier, maaisel verwerken in terrein (broeihoop)

1 m2

0,82

1 x per jaar schonen met kraan

0,60

Baggeren handkracht

1 x per 3 jaar met baggerbeugel het slib verwijderen. Slib over aangrenzend perceel verspreiden (oever vrijlaten)

1 m2

0,40

Baggeren met kraan

Inhoud bak 1 m3 per meter, 1 x per 3 jaar verspreiden op land

1 m2

0,60

Rietland /

rietkraag, terrastalud, plasberm

Maaien

Regulier vaarland

2 x per jaar maaien met 1 assige trekker, maaisel afvoeren en

binnen terrein verwerken (broeihoop)

1 m2

0,12

0,16

Hooiland

Maaien

Regulier vaarland

2 x per jaar maaien, maaisel afvoeren en binnen terrein verwerken (broeihoop)

1 m2

0,08

0,11

Tuinwal

Bij voorkeur

minimaal 10 m

1 x per jaar maaien en afvoeren maaisel, tuinwal beschermen

tegen vee, veeschade repareren

1 m

1,55

Haag

(geschoren)

Bij voorkeur min. 10 m

2 x per jaar scheren

1 m

0,74

Struweelhaag

Bij voorkeur min. 10 m

1 x per 4 jaar snoeien, terugzetten of vlechten

1 m

0,74

Hoogstamfruitboomgaard

Bij voorkeur min. 5

bomen van min. 10 jaar oud

1 x per 2 jaar snoeien, hout verwerken in terrein

Per boom

20,50

Knotbomerij

Bij voorkeur min. 5

stuks van min. 10 jaar oud

Knotten, hout verwerken in terrein; wil / populier 1 x per 4 jaar; es 1 x per 8 jaar; overig 1 x per 6 jaar

Per boom

20,50

Leibomen

Ouder dan 10 jaar, voor karakteristieke boerderij

1 x per jaar snoeien

Per boom

40,50

Jonge beplantingen

Beplantingen van 1 tot 5 jaar oud

1 x per jaar beplanting vrijhouden van onkruid, uitmaaien,

maisel op broeihoop

1 m2

0,1