Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening financieel beheer Noord-Holland 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening financieel beheer Noord-Holland 2010

Provinciale Staten van Noord-Holland;

gelezen de voordracht van gedeputeerde staten;

gelet op de artikelen 216 en 217a van de Provinciewet;

besluiten:

vast te stellen de navolgende Verordening houdende de uitgangspunten voor het financiële beleid, de regels voor het financiële beheer, en voor de inrichting van de financiële organisatie, alsmede de regels over het door gedeputeerde staten te verrichten periodieke onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Directe uitgaven: uitgaven die geen betrekking hebben op materiële- en salariskosten alsmede rente en afschrijvingen.

  • b.

    Verplichting: een jegens de provincie bestaande aanspraak op grond van een onvoorwaardelijke schriftelijke verbintenis of een besluit tot subsidieverstrekking.

  • c.

    Bbv: het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2.1 Voorbereiding van de begroting

Jaarlijks zenden gedeputeerde staten aan provinciale staten ter vaststelling toe de concept Kaderbrief met daarin de voorgestelde uitgangspunten en programma-indeling voor de begroting van het komende jaar.

Artikel 2.2 De begroting

  • 1. Jaarlijks, uiterlijk in de maand september zenden Gedeputeerde Staten de in artikel 194 van de Provinciewet bedoelde ontwerpbegroting en ontwerp-meerjarenraming aan Provinciale Staten toe, ingedeeld volgens de door Provinciale Staten vastgestelde programma-indeling.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

Artikel 2.3 Tussentijdse rapportage

  • 1. Gedeputeerde staten informeren provinciale staten door middel van een of meer tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

  • 2. De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

  • 3. Gedeputeerde staten leggen beleidsplannen met gevolgen voor de meerjarenraming slechts ter besluitvorming aan provinciale staten voor bij gelegenheid van de presentatie van de begroting als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid.

  • 4. Gedeputeerde staten leggen voorstellen voor beleidsbeslissingen met gevolgen voor de begroting uitsluitend vergezeld van een voorstel voor een begrotingswijziging voor aan provinciale staten.

Artikel 2.4 De jaarrekening

  • 1. Jaarlijks uiterlijk in april zenden gedeputeerde staten het concept jaarverslag en de concept jaarrekening van het voorgaande jaar aan provinciale staten toe, vergezeld van een productenrealisatie als bedoeld in hoofdstuk VI van het Bbv met toelichting.

  • 2. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 2.5 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. Provinciale staten autoriseren met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geven provinciale staten aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet willen ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Indien gedeputeerde staten voorzien dat een geautoriseerd programmabudget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door gedeputeerde staten in de eerstvolgende vergadering aan provinciale staten gemeld. gedeputeerde staten voegen hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, leggen gedeputeerde staten vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan provinciale staten voor.

Hoofdstuk 3 Reserves en voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene reserve

De omvang van de algemene reserve bedraagt tenminste 25% van de structurele algemene dekkingsmiddelen zoals die verantwoord zijn in de meest recente jaarrekening, met een minimum gelijk aan het saldo van het netto risicobedrag dat voor het boekjaar waarop deze jaarrekening betrekking heeft is bepaald.

De algemene reserve vormt een buffer voor financiële tegenvallers van een omvang die niet uit de algemene dekkingsmiddelen is op te vangen.

Artikel 3.2 Bestemmingsreserves

  • 1. Voor elke bestemmingsreserve leggen gedeputeerde staten een besluit aan provinciale staten ter vaststelling voor waarin de stortingen in de reserve worden geregeld en de bestemming is vastgelegd waarvoor de reserve wordt aangehouden.

  • 2. Een bestemmingsreserve kan noch op verplichtingenbasis noch op kasbasis negatief worden.

Artikel 3.3 Nota reserves en voorzieningen

Gedeputeerde staten leggen tenminste eenmaal in de vier jaar een Nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan provinciale staten voor. Deze nota behandelt in ieder geval het voorgestelde beleid met betrekking tot de omvang van de algemene reserve en de noodzaak tot het aanhouden van bestemmingsreserves en voorzieningen.

Artikel 3.4 Reserve uitgestelde intenties

De reserve uitgestelde intenties dient om geraamde middelen ten behoeve van eenmalige beleidsintenties, ten laste waarvan in het jaar waarin zij geraamd zijn, als gevolg van factoren van buitenaf geen verplichtingen zijn aangegaan, gedurende maximaal één jaar voor deze beleidsintenties te reserveren.

Artikel 3.5 Beschikken over reserves

Jaarlijks in januari leggen gedeputeerde staten een concept besluit voor aan provinciale staten waarin ten aanzien van de bestemmingsreserve groot onderhoud wegen en vaarwegen, en de reserve uitgestelde intenties de actuele stand van de reserve wordt bepaald, en tevens een voorstel voor een begrotingswijziging met betrekking tot de uitgaven die ten laste van deze reserves in het lopende jaar zullen worden gedaan.

Artikel 3.6 Rentetoevoeging overlopende passiva

Indien met betrekking tot een of meer van de overlopende passiva als bedoeld in artikel 49, lid b, van het Bbv de verplichting bestaat tot toevoeging van een bedrag gelijk aan de rentevoet en het percentage is niet voorgeschreven, dan bedraagt het toe te passen rentepercentage de wettelijke rente minus 5% met een minimum van 0,5%.

Hoofdstuk 4 Budgetbevoegdheden

Artikel 4.1 Directe uitgaven

  • 1. Overschotten van uitgavenramingen voor directe uitgaven mogen uitsluitend worden aangewend ter aanvulling van geraamde andere directe uitgaven binnen het programma waarin het overschot optreedt.

  • 2. Dreigende tegenvallers in de inkomstenramingen worden voorkomen door tijdige en passende maatregelen binnen het programma waarin de tegenvallers optreden, tenzij zij voortvloeien uit rechtstreeks daarmee in verband staande vermindering van de uitgaven.

Artikel 4.2 Investeringskredieten en voorzieningen

Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot het doen van uitgaven ten laste van investeringskredieten die op basis van artikel 5.2, tweede lid zijn geautoriseerd en voorzieningen tot het totale bedrag van het investeringskrediet respectievelijk de voorziening.

Artikel 4.3 Onvoorziene uitgaven

Gedeputeerde staten kunnen uitsluitend bij wijze van begrotingswijziging voorstellen doen tot het beschikken over de post onvoorziene uitgaven.

Artikel 4.4 Balansposten

Op de balanspost crediteuren worden aan het einde van een boekjaar slechts bedragen opgenomen voor zover er per 31 december verplichtingen zijn aangegaan, en deze verplichtingen verband houden met een aan het boekjaar toe te rekenen prestatie.

Artikel 4.5 Maximumtermijn en afrekeningverschillen

  • 1. Voor zover de in de balanspost crediteuren opgenomen bedragen uiterlijk na drie jaar nog niet zijn besteed, vloeien deze terug naar de algemene reserve.

  • 2. Gedeputeerde staten overleggen bij het toezenden van de jaarrekening een overzicht van de afboekingen die op grond van het vorige lid hebben plaatsgevonden.

  • 3. Het saldo van afrekeningverschillen van uitgaven voor verplichtingen die worden gedekt uit reserves en voorzieningen vloeit in het jaar waarin het afrekeningverschil blijkt terug naar de algemene reserve, tenzij provinciale staten bij de instelling van de reserve of voorziening anders hebben bepaald.

Hoofdstuk 5 Organisatie van het financieel beheer

Paragraaf 1 De financiële administratie

Artikel 5.1 De ambtenaar die verantwoordelijk is voor financiële administratie

  • 1. Gedeputeerde staten wijzen een ambtenaar aan die verantwoordelijk is voor de financiële administratie, en een of meer plaatsvervangers.

  • 2. De functie bedoeld in het eerste lid is onverenig- baar met enige andere functie binnen de provinciale organisatie. Deze onverenigbaarheid geldt niet voor de plaatsvervanger(s).

  • 3. De ambtenaar die verantwoordelijk is voor de financiële administratie is belast met het voeren van de financiële administratie, het opdragen van betalingen en het innen van vorderingen.

  • 4. De ambtenaar die verantwoordelijk is voor de financiële administratie draagt zorg voor de tijdige, juiste en volledige uitvoering van betalingen en inning van vorderingen. Hij geeft daarbij slechts opdracht tot betaling nadat de verschuldigdheid daarvan is vastgelegd door een daartoe bevoegde mandaathouder.

  • 5. De ambtenaar die verantwoordelijk is voor de financiële administratie is belast met de inrichting van de financiële administratie en de organisatie van het financieel beheer. Beide taken voert hij uit met inachtneming van de vereiste functiescheiding en interne controle.

Artikel 5.2 Administratieve organisatie

  • 1. Gedeputeerde staten stellen de beschrijvingen van procedures, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden terzake het beheer van de administratie vast, met inachtneming van algemene eisen ten aanzien van functiescheiding en controle.

  • 2. Gedeputeerde staten zien erop toe dat de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de financiële administratie een register aanlegt waarin de autorisaties voor het gebruik van het financieel systeem worden vastgelegd.

  • 3. Gedeputeerde staten zien erop toe dat de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de financiële administratie een register aanlegt van de houders van mandaat tot het aangaan van verplichtingen.

Artikel 5.3 Interne controle

Gedeputeerde staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de interne controle op de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Deze interne toetsing bestaat ten minste uit een periodieke controle op een door gedeputeerde staten vast te stellen wijze. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten voor zover mogelijk maatregelen tot herstel.

Paragraaf 2 Financieringsstatuut

Artikel 5.4 De financieringsfunctie

  • 1. Gedeputeerde staten benoemen een provinciale schatkistbewaarder, en één of meer plaatsvervangend schatkistbewaarder(s).

  • 2. De provinciale schatkistbewaarder is belast met het beheer van vermogenswaarden en het uitvoeren van betalingen.

  • 3. De provinciale schatkistbewaarder beheert de vermogenswaarden met inachtneming van de volgende algemene doelstellingen met betrekking tot de financieringsfunctie:

    • de zorg voor de tijdige beschikbaarheid van de nodige financiële middelen;

    • het zorgen voor een aanvaardbaar renteresultaat.

Artikel 5.5 Richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie

  • 1. Het uitzetten van alle voor de provincie overtollige middelen vindt plaats door middel van deposito’s bij het Ministerie van Financiën.

  • 2. Het aantrekken en tijdelijk uitzetten van alle benodigde middelen vindt plaats aan de hand van een liquiditeitsprognose van de provincie en een renteverwachting van de markt.

Artikel 5.6 Administratieve organisatie financieel beheer

  • 1. Gedeputeerde staten leggen een financieringsstatuut ter vaststelling voor aan provinciale staten, waarin de beschrijvingen van procedures, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden inzake het beheer van vermogenswaarden zijn opgenomen, met inachtneming van algemene eisen ten aanzien van functiescheiding en controle.

  • 2. Gedeputeerde staten scheppen waarborgen dat de personen die bevoegd zijn tot het aangaan van verplichtingen niet tevens de met die verplichtingen samenhangende betalingen kunnen opdragen.

Artikel 5.7 Informatievoorziening en verantwoording

  • 1. Gedeputeerde staten geven in de financieringsparagraaf in de ontwerpbegroting informatie over de algemene ontwikkelingen in de financieringsfunctie en het in het begrotingsjaar te voeren financieringsbeleid.

  • 2. Gedeputeerde staten rapporteren bij het aanbieden van een tussentijdse rapportage als bedoeld in artikel 2.3 eerste lid over de uitvoering van het in de begroting opgenomen financieringsbeleid.

  • 3. Gedeputeerde Staten doen in de financierings- paragraaf in het jaarverslag verslag van het gerealiseerde financieringsbeleid.

Artikel 5.8 Beleidsnota

Gedeputeerde staten zenden tenminste eenmaal in de vier jaar een nota aan provinciale staten waarin het voorgestelde beleid met betrekking tot de te hanteren richtlijnen van de financieringsfunctie wordt behandeld.

Hoofdstuk 6 Activering, waardering enafschrijving van activa

Artikel 6.1 Register van bezittingen en overeenkomsten

  • 1. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen de niet geactiveerde kunstvoorwerpen en de niet geactiveerde gebruiksvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.

  • 2. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een actuele en volledige registratie van lopende privaatrechtelijke overeenkomsten.

Artikel 6.2 Activering

  • 1. Investeringen met een economisch nut als bedoeld in artikel 35, eerste lid onder a. van het Bbv en met een verkrijgingsprijs kleiner dan € 500.000,– worden niet geactiveerd.

  • 2. Apparaatskosten mogen niet worden geactiveerd, behoudens in het geval provinciale medewerkers worden ingezet voor de voorbereiding van een kapitaalwerk.

  • 3. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut als bedoeld in artikel 35, eerste lid onder b. van het Bbv worden niet geactiveerd, tenzij bij de raming van het desbetreffende investeringskrediet anders is bepaald door provinciale staten.

Artikel 6.3 Deelnemingen en verbonden partijen

Gedeputeerde staten leggen tenminste eenmaal in de vier jaar een nota ter vaststelling aan Provinciale Staten voor waarin het voorgestelde beleid met betrekking tot deelnemingen en verbonden partijen wordt behandeld.

Artikel 6.4 Waardering

In de toelichting op de balans wordt informatie opgenomen over de verzekerde waarde van de bezittingen als bedoeld in artikel 6.1. lid 1.. Hierbij worden in elk geval betrokken de deelnemingen, de kunstcollectie, geactiveerde gebruiksvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde, de provinciale atlas, de gebouwen en de gronden.

Artikel 6.5 Afschrijving

  • 1. De provincie Noord-Holland hanteert primair de lineaire afschrijvingsmethode. Daar waar de annuïtaire methode de voorkeur geniet wordt dit specifiek bij de beschikbaarstelling van het kapitaalkrediet besloten.

  • 2. De te hanteren afschrijvingsduur van de verschillende soorten vaste activa is in onderstaande tabel vastgelegd.

    Soort vaste activa

    Bbv (2004)

    Afschrijvingstermijn

    Immateriële vaste activa

    a Kosten sluiten geldleningen en disagio

    Looptijd lening tot maximaal 10 jaar

    b Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

    4 jaar

    Materiële vaste activa

    a Investeringen met economisch nut

    Bedrijfsgebouwen*):

    a Aankoop 40 jaar

    b Groot onderhoud / restauratie max. 10 jaar

    Machines, apparaten, en technische installaties

    c Levensduur

    b Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

    Aanleg / reconstructie van wegen

    a Maximaal 25 jaar:

    Financiële vaste activa

    a Kapitaalverstrekkingen / leningen

    1 Deelnemingen

    2 Gemeenschappelijke regelingen

    3 Overige verbonden partijen

    Geen

    b Bijdragen aan activa in eigendom van derden (vermogensoverdracht)

    Gelijk aan afschrijvingstermijn van eigen activa, overdracht van gronden 25 jaar,

    *) Voorbereidingskosten met aankoop of groot onderhoud meeactiveren.

    Technische installaties bij aankoop of nieuwbouw bedrijfsgebouw niet op levensduur activeren maar meenemen met afschrijvingstermijn aankoop/nieuwbouw.

  • 3. Op de activa als bedoeld in artikel 59, vierde lid van het Bbv kan, in afwijking van het bepaalde in de vorige leden, extra worden afgeschreven.

  • 4. Met afschrijven op vaste activa wordt een begin gemaakt op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het werk gereed is gekomen.

  • 5. In afwijking van het vorige lid wordt met het afschrijven op wegen een begin gemaakt op 1 januari van het jaar, volgend op het jaar waarin de werkzaamheden zijn uitgevoerd.

Artikel 6.6 Rentetoerekening

  • 1. Tijdens de werkzaamheden vindt rentetoereke- ning plaats op basis van 3 maands Euribor over de uitgaven van dat jaar. Deze rentetoerekening wordt meegeactiveerd.

  • 2. Aan afgeronde investeringen waarvan de afschrijvingstermijn 5 jaar of minder is wordt rente toegerekend op basis van 2 jaars Euribor over de gemiddelde boekwaarde van het jaar van afronding.

  • 3. Aan afgeronde investeringen waarvan de afschrijvingstermijn langer is dan vijf jaar wordt rente toegerekend op basis van 10 jaar staatspapier over de gemiddelde boekwaarde van dat jaar.

  • 4. Voor het berekenen van de gemiddelde boekwaarde gelden als peildata 1 januari en 31 december.

  • 5. De op de eerste werkdag van het jaar geldende waarden van de in het eerste lid genoemde rentepercentages worden voor het gehele jaar gehanteerd.

Artikel 6.7 Beleidsnota

Gedeputeerde Staten leggen tenminste eenmaal in de vier jaar een nota ter vaststelling aan Provinciale Staten voor waarin het voorgestelde beleid met betrekking tot waardering en afschrijving wordt behandeld.

Hoofdstuk 7 Grondslagen voor de berekening van prijzen en tarieven

Artikel 7.1 Prijzen

  • 1. De prijzen die in een privaatrechtelijke relatie in rekening worden gebracht dekken alle directe en indirecte aan de desbetreffende activiteit toe te rekenen kosten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer in concurrentie wordt getreden met ondernemingen.

Artikel 7.2 Rechten

Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van de rechten als bedoeld in artikel 223 Provinciewet wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd waarbij naast de directe kosten alleen die indirecte kosten worden betrokken die samenhangen met de dienstverlening.

Hoofdstuk 8 De Concerncontroller

Artikel 8.1 Benoeming

Gedeputeerde staten benoemen voor de algemene dienst een concerncontroller.

Artikel 8.2 Positie

  • 1. De functie van concerncontroller is onderdeel van de ambtelijke organisatie en valt hiërarchisch rechtstreeks onder de provinciesecretaris.

  • 2. De functie van concerncontroller is onverenigbaar met enige andere functie binnen de provinciale organisatie.

  • 3. Voor audits in het kader van Provinciewet artikel 217a treden gedeputeerde staten op als opdrachtgever.

  • 4. Als opdrachtgever van de concerncontroller kunnen optreden gedeputeerde staten of een directeur.

Artikel 8.3 Verantwoordelijkheden

De concerncontroller is verantwoordelijk voor het toezicht op de doeltreffendheid en doelmatigheid van provinciale processen en de inzet van middelen.

Artikel 8.4 Taken

  • 1. Tot de taken van de concerncontroller behoren bovendien:

    • a.

      Het uitvoeren of laten uitvoeren van audits;

    • b.

      Het toezien op het functioneren van de administratieve organisatie en de interne controle;

    • c.

      Het adviseren van maatregelen om de bedrijfsvoering te optimaliseren;

    • d.

      Het adviseren over ontwerp, uitvoering en beheersing van het planning- en controlinstrumentarium in het kader van een ordelijke en controleerbare bedrijfsvoering.

    • e.

      Het doen van voorstellen over de wijze waarop op macro-economische ontwikkelingen moet worden ingespeeld.

    • f.

      Het rapporteren over de wijze waarop deze verordening wordt uitgevoerd.

  • 2. De taakuitoefening van de concerncontroller kan niet worden ingeperkt door die van provinciale commissies of instanties met een vergelijkbare taakstelling.

  • 3. De concerncontroller is niet in uitvoerende zin betrokken bij de bedrijfsvoering van andere organisatieonderdelen dan het organisatieonderdeel waar de concerncontroller onderdeel van uitmaakt.

Artikel 8.5 Bevoegdheden

  • 1. De concerncontroller adviseert gedeputeerde staten gevraagd en ongevraagd.

  • 2. De concerncontroller adviseert de provinciesecretaris gevraagd en ongevraagd.

  • 3. De concerncontroller is bevoegd, indien het provinciaal belang dit naar zijn oordeel vereist, en gehoord gedeputeerde staten, zich rechtstreeks tot provinciale staten te richten.

  • 4. De controller is te allen tijde bevoegd informatie- en gegevensbronnen en -bestanden te onderzoeken of te laten onderzoeken, processen en systemen te toetsen en te doen wat hij overigens noodzakelijk acht om zijn taken te kunnen vervullen. Provinciale ambtenaren zijn verplicht hieraan hun medewerking te verlenen.

Artikel 8.6 Informatievoorziening

  • 1. De concerncontroller stelt jaarlijks een jaarplan op dat hij ter vaststelling voorlegt aan gedeputeerde staten. De concerncontroller blijft echter bevoegd om, indien de actuele situatie dit naar zijn inzicht vergt, af te wijken van een vastgesteld jaarplan.

  • 2. Jaarlijks stelt de concerncontroller een openbaar verslag op van zijn werkzaamheden, dat hij vervolgens voorlegt aan gedeputeerde staten.

  • 3. De concerncontroller rapporteert over elke audit of adviesopdracht aan de desbetreffende opdrachtgever en voegt daarbij een voorstel voor verdere behandeling.

  • 4. De opdrachtgever kan de bevindingen van de concerncontroller voorzien van zijn opmerkingen of aanbevelingen.

Artikel 8.7 Ondersteuning

  • 1. Ter ondersteuning van zijn werkzaamheden worden aan de concerncontroller één of meer medewerkers toegevoegd. Deze medewerkers vallen hiërarchisch onder de concerncontroller.

  • 2. Het bepaalde in artikel 8.5, vierde lid van deze verordening met betrekking tot de concerncon- troller is van overeenkomstige toepassing op de medewerkers van de concerncontroller.

Hoofdstuk 9 De auditstuurgroep

Artikel 9.1 Benoeming

  • 1. Er is een auditstuurgroep die bestaat uit tenminste 5 leden

  • 2. De auditstuurgroep bestaat uit de portefeuille- houder Concern Controlling, de provinciesecretaris en de concerncontroller, alsmede een extern onaf hankelijk door gedeputeerde staten aan te wijzen lid. De overige leden worden door gedeputeerde staten benoemd.

Artikel 9.2 Doel en werkzaamheden

  • 1. De auditstuurgroep is belast met het voorbereiden van besluiten, die liggen op het gebied van de interne auditfunctie.

  • 2. De auditstuurgroep heeft tot doel het verhogen van de doeltreffendheid van de interne auditfunctie, waaraan de concerncontroller uitvoering geeft.

Artikel 9.3 Taken

  • 1. Tot de taken van de auditstuurgroep behoren:

    • a.

      Het adviseren van gedeputeerde staten met betrekking tot zaken gerelateerd aan de interne auditfunctie;

    • b.

      Het periodiek bespreken van de voornaamste bevindingen van de concerncontroller en eventuele verschillen van inzicht tussen de concerncontroller en gedeputeerde staten of de provinciesecretaris;

    • c.

      Toezicht houden op de naleving van de aanbevelingen van de concerncontroller, de externe accountant en de Randstedelijke Rekenkamer;

    • d.

      Toezicht houden op de naleving van hoofdstuk 8 van deze verordening.

Artikel 9.4 Bevoegdheden

  • 1. De auditstuurgroep adviseert gedeputeerde staten gevraagd en ongevraagd.

  • 2. De auditstuurgroep adviseert de concerncontroller gevraagd en ongevraagd.

  • 3. De auditstuurgroep kan zich doen bijstaan door anderen voor specifieke onderwerpen, in het bijzonder de portefeuillehouder van het onderwerp dat in een audit aan de orde is dan wel een interne of externe specialist, die aan een audit heeft bijgedragen.

Artikel 9.5 Informatievoorziening

  • 1. De concerncontroller stelt de in opdracht van gedeputeerde staten opgestelde auditrapporten beschikbaar aan de leden van de auditstuurgroep.

  • 2. De concerncontroller verschaft informatie aan de auditstuurgroep over de opvolging van de aanbevelingen van de concerncontroller, de externe accountant en de Randstedelijke Rekenkamer.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Afwijkingsmogelijkheid voor PS

Provinciale staten kunnen van bepalingen uit deze Verordening afwijken.

Artikel 10.2

De Verordening financieel beheer Noord-Holland 2006 wordt per 1 januari 2010 ingetrokken

Artikel 10.3

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening financieel beheer Noord-Holland 2010

Ondertekening

Haarlem, 8 februari 2010.
Provinciale Staten van Noord-Holland,
E.Post, waarnemend voorzitter.
I.J.M. Speekenbrink, griffier.