Inspraakverordening Noord-Holland 2005

1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend, tenzij een wettelijk voorschrift tot het verlenen van inspraak verplicht.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt geen inspraak verleend

• a.

  ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid;

• b.

  indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

• c.

  indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of zeer weinig beleidsvrijheid heeft;

• d.

  inzake de begroting;

• e.

  inzake de tarieven voor provinciale dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet;

• f.

  indien de uitvoering van het desbetreffende beleid dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:17 van de wet stelt het bestuursorgaan ter afronding van de inspraak een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval

• a.

  een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

• b.

  een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling, schriftelijk of elektronisch naar voren zijn gebracht; en

• c.

  een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

2. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.