Regeling vervallen per 01-01-2013

Individuele minimaregeling Noordenveld

Geldend van 01-07-2009 t/m 31-12-2012

Intitulé

‘Individuele Minimaregeling Noordenveld’

De Raad van de gemeente Noordenveld;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 28 april 2009;

BESLUIT:

Ingaande 1 juli 2009 vast te stellen de ‘Individuele Minimaregeling Noordenveld’

De regeling luidt als volgt:

Artikel 1

  • 1. Inwoners, jonger dan 65 jaar, die een inkomen hebben tot een hoogte van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en van wie het vermogen van de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Wet werk en bijstand niet te boven gaat, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van schoolactiviteiten en deelname aan sport, recreatie, vrijwilligerswerk en andere sociaal/culturele activiteiten.

  • 2. Inwoners, jonger dan 65 jaar, die een inkomen hebben tot een hoogte van 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en van wie het vermogen van de van toepassing zijnde vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de Wet werk en bijstand niet te boven gaat, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van maximaal 50% van de volledige tegemoetkoming in de kosten van schoolactiviteiten en deelname aan sport, recreatie, vrijwilligerswerk en andere sociaal/culturele activiteiten.

  • 3. Geen recht op de in het eerste lid genoemde voorzieningen bestaat indien het totaalbedrag van de in het betreffende jaar gemaakte kosten een bedrage van € 25,00 niet te boven gaat.

Artikel 2

  • 1. Geen recht op een tegemoetkoming vanuit artikel 6 van deze verordening bestaat indien aanvrager in hetzelfde kalenderjaar aanspraak kan maken op een tegemoetkoming ingevolge de “Verordening categoriale minimaregeling gemeente Noordenveld”.

  • 2. Indien aanvrager recht heeft op de langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Wet werk en bijstand, kan men in aanmerking komen voor maximaal 50% van de in artikel 6 genoemde tegemoetkomingen.

  • 3. Indien aanvrager recht heeft op de langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Wet werk en bijstand en er aantoonbaar geen arbeidsperspectief is, kan men in aanmerking komen voor 100% van de in artikel 6 genoemde tegemoetkomingen.

Artikel 3

  • 1. De aanvraag wordt gedaan op een door Burgemeester en Wethouders te verstrekken formulier met bijvoeging van geldige bewijsstukken waaruit blijkt dat de kosten, waarvoor de tegemoetkoming wordt gevraagd, daadwerkelijk zijn gemaakt.

  • 2. Indien de gevraagde bewijsstukken binnen 8 weken na het opvragen daarvan niet ontvangen zijn, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

Artikel 4

De aanvraag wordt ingediend voor het eind van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt of waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 5

Als peildatum voor de bepaling of het inkomen en vermogen geldt de datum van aanvraag.

Artikel 6

De tegemoetkoming kan worden verkregen voor de volgende daadwerkelijk gemaakte kosten:

  • a.

    – kosten van deelname aan het onderwijs tot maximaal het bedrag van € 70,50 per kind per schooljaar dat deelneemt aan het basis- of speciaal onderwijs of dat deelneemt aan het voortgezet volledig dagonderwijs (uitgezonderd het eerste jaar, zie onder b.), dit tot uiterlijk de eerste dag van het kwartaal volgend op die waarin de leerling 18 jaar is geworden;

    • -

      Voor kinderen die deelnemen aan het voortgezet volledig dagonderwijs kan dit bedrag verhoogd worden tot een maximum van € 142,00 voor de kosten van de aanschaf van een rekenmachine, atlas of woordenboeken.

  • b.

    – de kosten van deelname aan het onderwijs tot maximaal het bedrag van € 228,00 per kind per schooljaar dat voor het eerst deelneemt aan het voortgezet volledig dagonderwijs;

de kosten bestaan uit maximaal de volgende bedragen:

€ 25 voor een rekenmachine

€ 150 een fiets

€ 30 een schooltas

€ 15 een etui en pennen

  • -

    Dit bedrag kan verhoogd worden tot een maximum van € 298,50 voor de kosten van de aanschaf van een atlas of woordenboeken.

    • c.

      75% van de kosten van een zwemabonnement van een in de gemeente gevestigde zweminrichting per persoon per jaar;

    • d.

      75% van de kosten van lidmaatschap van een bibliotheek per persoon per jaar;

    • e.

      en voor:

of: de kosten van lidmaatschap van één sportvereniging tot maximaal het bedrag van € 86,00 per persoon per jaar;

of: de kosten van deelname aan sociaal/culturele activiteiten tot maximaal het bedrag van € 86,00 per persoon per jaar;

  • f.

    de kosten van een abonnement op kabel, krant, internet of telefoon tot maximaal het bedrag van € 228,00 per wooneenheid per jaar;

  • g.

    andere gemaakte kosten, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, worden aangemerkt als onder deze regeling te vallen tot 75% van die kosten en tot maximaal het bedrag van € 114,00 per persoon per jaar.

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen een tegemoetkoming toekennen in de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het verrichten van vrijwilligerswerk indien:

    • a.

      De vrijwilligerswerkzaamheden worden verricht bij organisaties zonder winstoogmerk;

    • b.

      De vrijwilligerswerkzaamheden tenminste 7 uur per week worden verricht;

    • c.

      Geen of niet langer recht bestaat op de voorzieningen ingevolge de door de gemeente Noordenveld vastgestelde “Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ”.

  • 2. De reeds door de organisatie aan de vrijwilliger verleende onkostenvergoedingen worden op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming in mindering gebracht.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt maximaal de bedragen zoals vastgesteld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, van de WWB.

Artikel 8

De bedragen van artikel 6 lid 1 onder a, b, e en f worden jaarlijks geïndexeerd met het gemeentelijk geldende indexcijfer. Hierbij worden de bedragen vanaf 0,05 naar boven afgerond en daaronder naar beneden.

Artikel 9

De verordening treedt met ingang van 1 juli 2009 inwerking.

Roden, 27 mei 2009

De Raad van de gemeente Noordenveld,

J.H. van der Laan, voorzitter W.F.C. Damman, griffier

Toelichting

Algemene toelichting

Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand (WWB) op 1 januari 2004, is het niet langer toegestaan dat voor personen die jonger zijn dan 65 jaar, door de gemeente categoriale minimaregelingen worden gevoerd en forfaitaire onkostenvergoedingen worden gehanteerd. Om voor een tegemoetkoming ingevolge deze verordening in aanmerking te komen, zal derhalve, op basis van de door de aanvrager in te dienen bewijsstukken, worden vastgesteld of de kosten waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd ook daadwerkelijk door de aanvrager zijn gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel is de bepaling opgenomen dat verordening van toepassing is op de inwoners die jonger zijn dan 65 jaar. Voor de vast te stellen inkomensgrens zijn de van toepassing zijnde bijstandsnormen ingevolgde de WWB als uitgangspunt genomen. De bij de vaststelling van het recht op tegemoetkomingen toe te passen inkomensgrens is vastgesteld op 110% van deze bijstandsnormen. Dit om te voorkomen dat burgers, met een inkomen net iets boven het sociaal minimum, helemaal geen rechten aan de minimaregeling zouden kunnen ontlenen. Ook bij de vermogensgrens is aansluiting gezocht bij de WWB.

Burgers met een inkomen tussen de 110 en 115% van de bijstandsnorm krijgen een maximale tegemoetkoming van 50% van het totaalbedrag. Dit wordt gedaan om de zogenaamde armoedeval te voorkomen.

Om te voorkomen dat voor kruimelbedragen aanvragen in behandeling worden genomen, is in het tweede lid een administratieve drempel opgenomen. Dit bedrag is vastgesteld op € 25,00.

Artikel 2

90% van de mensen die in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag, hebben geen enkel arbeidsperspectief. Hoewel de langdurigheidstoeslag eveneens bedoeld is voor de bestrijding van de in deze minimaverordening opgesomde kosten, is het inkomen op minimumniveau langdurig, waardoor situaties nijpend worden.

Voor mensen met een arbeidsperspectief bestaat de mogelijkheid om maximaal 50% van de tegemoetkoming te ontvangen, zodat er geen sprake is van armoedeval.

Artikel 3

Om voor een tegemoetkoming op grond van deze verordening in aanmerking te komen, dient in alle gevallen een aanvraagformulier te worden ingevuld en dienen bewijsstukken aan te tonen dat de kosten, waarvoor de tegemoetkoming wordt gevraagd, daadwerkelijk zijn gemaakt. Wanneer er geen bewijsstukken worden ingeleverd, heeft de aanvrager 8 weken de tijd om deze alsnog aan te leveren. Als deze dan niet aangeleverd zijn, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld vanwege het ontbreken van stukken.

Artikel 4

Voorkomen moet worden dat inwoners na verstrijken van een kalenderjaar nog met aanvragen voor oude zaken komen. Zelfs de geringste vorm van controle is dan niet meer mogelijk en bovendien wordt het budgettair steeds moeilijker de kosten goed in beeld te houden.

Artikel 5

Het aangeven van een peildatum is noodzakelijk.

Artikel 6

  • a.

    De kosten van schoolreisjes, werkkampen, tassen, fietsen, regenkleding, schoolfondsen etc. moeten worden gemaakt en zijn erg belastend voor personen die op een minimumuitkering zijn aangewezen. Er is een verhoging ingesteld voor de zaken die niet gratis worden verstrekt, te weten rekenmachine, woordenboeken en atlas.

  • b.

    Voor de eerste keer dat kinderen naar het voortgezet volledig dagonderwijs gaan, geldt dat alle spullen voor de eerste keer moeten worden aangeschaft. De kosten voor maximale tegemoetkomingen van een rekenmachine (€25), een goede gebruikte fiets (€150), een schooltas (€30), een etui en pennen (€15) kunnen worden aangevraagd. Er is een verhoging ingesteld voor de zaken die niet gratis worden verstrekt, te weten rekenmachine, woordenboeken en atlas.

  • c.

    en d. spreken voor zich.

  • e.

    Het zijn niet alleen de kosten van het lidmaatschap welke zwaar drukken op het gezinsbudget maar ook de bijkomende kosten van kleding, schoeisel, tassen, vervoer e.d. De deelname aan sociaal/culturele activiteiten moet ruim worden gezien met name in het licht van de doelstelling van het minimabeleid, namelijk maatschappelijke participatie en het voorkomen van een sociaal isolement.

  • f.

    De kosten voor het abonnementen op kabel, krant, internet en telefoon.

  • g.

    Is bedoeld om te kunnen komen tot een oplossing voor zaken waarvoor deze regeling wel is bedoeld maar kennelijk niet in voorziet.

Artikel 7

In de “Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ” van de gemeente Noordenveld is onder artikel 12 de mogelijkheid opgenomen tot het verstrekken van voorzieningen in het kader sociale activering en is in artikel 13 specifiek de mogelijkheid de opgenomen tot het verstrekken van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk die in het kader van de sociale activering worden verricht. Deze vergoeding is echter tijdelijk van aard en richt zich op de doelstelling tot arbeidsinschakeling van de betrokkene.

Het criterium dat de belastingdienst stelt aan het vergoeden van de maximale bijdrage voor het verrichten van vrijwilligerswerk is, dat de verhouding tussen de tegemoetkoming van € 21 en 10 uur vrijwilligerswerk dusdanig scheef is, dat dit geen arbeidsverhouding kan zijn. Wanneer het aantal uren waarvoor vrijwilligers een vergoeding wordt uitbetaald, wordt gehalveerd, komt dit dicht in de buurt van het bedrag dat als minimumloon wordt uitbetaald. Het minimumloon voor mensen ouder dan 23 jaar ligt rond de € 5,00 netto per uur. Bij verlaging van het aantal uren vrijwilligerswerk naar 5 uur, wordt het nettobedrag per uur € 4,20. Wanneer een percentage van 60% van het minimumloon wordt genomen, wordt rekening gehouden met de eis van de belastingdienst. Dit levert een bedrag van € 3,00 op. Dat betekent vrijwilligerswerk verrichten voor 7 uur per week.

Uit de individuele praktijksituaties blijkt met regelmaat dat de arbeidsinschakeling, ook op langere termijn, niet mogelijk is. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid tot het verstrekken van tegemoetkomingen voor onkosten inzake vrijwilligerswerk in het kader van sociale activiteiten die vooral de maatschappelijke participatie van de betrokken cliënt als doelstelling hebben.

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9

Dit artikel spreekt voor zich.