Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder 2015

Geldend van 10-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder 2015

Inhoud

1.Algemeen

  • 1.1

    Begrippen

  • 1.2

    Aanvraag

  • 1.3

    Vormen van bijzondere bijstand

  • 1.4

    Draagkracht

  • 1.5

    Drempelbedrag

  • 1.6

    Uitbetaling van de bijstand

2. Kosten levensonderhoud

  • 2.1

    Jongeren tot 21 jaar

  • 2.2

    Overbruggingsuitkering

  • 2.3

    Woonkostentoeslag

3.(Para)Medische kosten

4.Overige kosten

  • 4.1

    Babyuitzet

  • 4.2

    Reiskosten

  • 4.3

    Duurzame gebruiksgoederen

    • 4.3.1

      Woninginrichting

    • 4.3.2

      Witgoed

  • 4.4

    Rechtsbijstand

5. Individualisering van Bijzondere bijstand

6.Toelichting Algemeen

1 Algemeen

Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder 2015

Vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders op 20 januari 2015

1.1. Begrippen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Participatiewet;

    • b.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet die verstrekt wordt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag en het vermogen anders dan het vrij te laten vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm;

    • c.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

  • 2. De begripsbepalingen van de wet en de overige in de wet opgenomen en daaruit voortvloeiende bepalingen zijn bij de toepassing van deze beleidsregels onverkort van toepassing

1.2. Aanvraag en aanspraak

  • 1. Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. De aanvraag moet voorafgaand aan de gemaakte kosten zijn ingediend.

  • 3. Van het bepaalde in voorgaand lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      de aanvrager de aanvraag redelijkerwijs niet vooraf heeft kunnen indienen;

    • b.

      er bijzondere omstandigheden of dringende redenen zijn om voor al gemaakte kosten bijstand te verlenen.

  • 4. Bij toepassing van voorgaand lid is verstrekking van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht mogelijk tot maximaal 3 maanden voor de indiening van de aanvraag.

  • 5. Als de aanvrager voor een verstrekking van bijzondere bijstand eigenaar is van een woning, niet zijnde het hoofdverblijf, waaraan een in aanmerking te nemen vermogen is verbonden, wordt de bijzondere bijstand verleend voorzover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring, van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd. Dit moet worden aangetoond door een brief van een hypotheekverstrekker of verstrekker van leningen waarin wordt verklaard dat er geen hypotheek of lening kan worden gevestigd op de desbetreffende woning.

1.3. Vormen van bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand wordt, tenzij dat in deze beleidsregels anders is bepaald, om niet verstrekt.

  • 2. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening overeenkomstig het bepaalde in artikel 51 van de wet.

1.4. Draagkracht

  • 1. Onder draagkracht wordt verstaan het deel van het inkomen en vermogen dat bestemd kan worden voor de betaling van de bijzondere kosten.

  • 2. De vaststelling van de draagkracht vindt plaats met inachtneming van de volgende punten:

    • a.

      het vermogen van de aanvrager wordt bij de vaststelling van draagkracht meegenomen voor zover dit hoger is dan het vrij te laten vermogen conform de wet;

    • b.

      een eigen woning wordt niet meegeteld als vermogen. Onder eigen woning wordt verstaan: de woning waarvan de aanvrager, diens fiscale partner, of beiden eigenaar zijn en als hoofdverblijf van de aanvrager gebruikt wordt.

    • c.

      in geval van bezit van een eigen woning geldt dat er draagkracht is in verband met de woning als de maandelijkse hypotheeklasten lager zijn dan het laagste bedrag van de normhuur in de Wet op de Huurtoeslag. De normhuur is een deel van de huur dat een huurder altijd zelf moet betalen omdat daarvoor geen huurtoeslag wordt verstrekt. Het verschil tussen de normhuur en de (lagere) hypotheeklasten wordt in dat geval als inkomen aangemerkt.

    • d.

      het inkomen voor zover dit hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm conform artikel 5, sub c van de wet, inclusief vakantietoeslag;

    • e.

      een eventueel verstrekte individuele inkomenstoeslag wordt niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht;

    • f.

      inkomsten in verband met een re-integratietraject als premies, inkomstenvrijlating, onkostenvergoeding vrijwilligerswerk worden niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht;

    • g.

      voor personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd wordt inkomen uit pensioen vrijgelaten tot het bedrag dat genoemd wordt in artikel 33, lid 5 van de wet;

    • h.

      als de kosten het gevolg zijn ernstig van verwijtbaar gedrag kan de gemeente besluiten het vermogen, de individuele inkomenstoeslag, het inkomen boven de bijstandsnorm en of het inkomen in verband met re-integratie wel mee te nemen bij het berekenen van de draagkracht.

  • 3. Voor een belanghebbende vanaf de pensioengerechtigde leeftijd wordt de draagkrachtperiode voor periodieke en incidentele bijzondere bijstand in beginsel voor drie jaar vastgesteld, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten zijn/worden gemaakt. Bij een nieuwe verstrekking in de vastgestelde draagkrachtperiode kan de laatst bepaalde draagkracht worden gehanteerd.

  • 4. In tegenstelling tot het bepaalde in voorgaand lid, wordt voor alle overige belanghebbenden de draagkrachtperiode voor periodieke en incidentele bijzondere bijstand vastgesteld voor 1 jaar , ingaande de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, dan wel de eerste dag van de maand waarin de bijstandsverlening ingaat, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht naar evenredigheid van de periode waarover bijstand wordt verstrekt te worden verrekend

  • 5. Als er met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt aangevraagd gaat de draagkracht in op de eerste van de maand waarin de kosten zijn gemaakt (dus ook met terugwerkende kracht).

  • 6. De draagkracht wordt vastgesteld op 35% van de overschrijding boven het vrij te laten vermogen, c.q. op 35 % van de overschrijding boven de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald.

1.5. Drempelbedrag

Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt géén drempelbedrag toegepast.

1.6. Uitbetaling van de bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand wordt uitbetaald na overleg van een nota, c.q. betalingsbewijs

  • 2. Op verzoek van de klant of als aanvullende voorwaarde kan de bijstand aan derden worden uitbetaald.

  • 3. Periodieke bijzondere bijstand wordt maandelijks uitbetaald.

2 Kosten levensonderhoud

2.1. Jongeren 18 tot 21 jaar

  • 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van jongeren van 18 tot 21 jaar kan worden verleend mits en voorzover:

    • a)

      deze kosten uitgaan boven de bijstandsnorm;

    • b)

      het onderhoudsrecht tegenover ouders niet te gelde kan worden gemaakt.

  • 2. De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht het onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde te kunnen maken als:

    • a)

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn;

    • b)

      de ouder(s) is / zijn overleden of in het buitenland woont / wonen;

    • c)

      de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    • d)

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • e)

      er sprake is van een acute crisissituatie. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de individuele omstandigheden. Het totale inkomen mag daarbij de bijstandsnorm, die geldt als de 18 tot 21 jarige(n) de leeftijd van 21 jaar zouden hebben, niet overschrijden.

2.2. Overbruggingsuitkering

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verleend voor noodzakelijke bestaanskosten ter overbrugging naar de eerstvolgende uitbetaling van een periodieke uitkering of van het loon.

  • 2. De in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand wordt slechts verleend indien:

    • a)

      de overbruggingsproblematiek niet volledig kan worden opgelost door middel van versnelde uitbetaling van de periodieke uitkering of het loon;

    • b)

      de overbruggingsproblematiek redelijkerwijs niet viel te overzien.

  • 3. De in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van leenbijstand en verstrekt in de vorm van een eenmalige betaling van de in de overbruggingsperiode werkelijk te betalen noodzakelijke bestaanskosten.

  • 4. De te overbruggen periode betreft maximaal één maand.

  • 5. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijzondere bijstand bedraagt, onder aftrek van alle eventueel aanwezige middelen, maximaal 90 % van de hoogte van de algemene bijstand, bedoeld in artikel 19, tweede lid van de wet.

2.3. Woonkostentoeslag

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden verleend in de vorm van een woonkostentoeslag voor aan wonen verbonden noodzakelijke lasten.

  • 2. Woonkostentoeslag wordt slechts verleend indien het inkomen niet hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% van de overschrijding boven de bijstandsnorm.

  • 3. Tot de aan wonen verbonden noodzakelijke lasten worden gerekend:

    • a)

      de rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b)

      de woonlasten in verband met eigen woning.

  • 4. Tot de in voorgaand lid bedoelde woonlasten in verband met eigen woning worden gerekend:

    • a)

      de hypotheekrente na aftrek van belastingvoordeel;

    • b)

      premie opstalverzekering;

    • c)

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting, voor zover geen recht op kwijtschelding;

    • d)

      erfpachtcanon;

    • e)

      onderhoudskosten woning conform Divosa richtlijn.

  • 5. Woonkostentoeslag in geval van bewoning van een woning in eigendom wordt slechts verleend indien:

    • a)

      de noodzakelijke woonlasten onder de huurgrens blijven; óf

    • b)

      bij woonlasten boven de huurgrens geen goedkoper alternatief aanwezig is gedurende een overbruggingsperiode naar goedkopere huisvesting.

  • 6. De in het voorgaande lid bedoelde overbruggingsperiode is maximaal 12 maanden.

  • 7. Woonkostentoeslag wordt in geval van bewoning van een huurwoning slechts verleend voorzover:

    • a)

      de rekenhuur van de woning uitgaat boven de huurgrens als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b)

      er sprake is van noodzakelijke woonlasten voortkomend uit bijzondere omstandigheden.

  • 8. De in het voorgaande lid bedoelde woonkostentoeslag wordt eenmalig en onder voorwaarde van een verhuisplicht verleend voor een periode van maximaal 6 maanden, met mogelijkheid tot verlenging met nog een termijn van 6 maanden.

  • 9. Woonkostentoeslag kan in geval van bewoning door een gehandicapte in een vanwege de handicap anders dan middels algemeen gebruikelijke voorzieningen aangepaste huurwoning, zonder oplegging van een verhuisplicht, worden verleend voorzover:

    • a)

      de rekenhuur van de woning uitgaat boven de huurgrens als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, of

    • b)

      het na aftrek van huurtoeslag zelf te betalen deel in de huur de basishuur als bedoeld in artikel 16 in de Wet op de huurtoeslag, te boven gaat.

3 (Para)medische kosten

  • 1.

    Kosten die onder de werkingssfeer vallen van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning komen niet in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand.

  • 2.

    Meerkosten boven een maximaal te vergoeden bedrag of maximum aantal te vergoeden behandelingen in het kader van de in het eerste lid genoemde wettelijke kaders komen niet in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand.

  • 3.

    Eigen bijdragen van kostensoorten die slechts ten dele door de Zorgverzekeringswet of Algemene wet bijzondere ziektekosten worden vergoed, komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voorzover de eigen bijdrage niet vergoed wordt door een aanvullende of collectieve verzekering, of voorzover aan de eigen bijdrage geen besparingsmotief ten grondslag ligt.

4 Overige kosten

4.1. Babyuitzet

  • 1. Kosten van een babyuitzet komen slechts in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand ingeval aantoonbaar geen reserveringsmogelijkheid aanwezig is.

  • 2. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal 50% van de bedragen in de prijzengids van het NIBUD.

  • 3. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt niet voor de vijfde maand van de zwangerschap afgehandeld. Een verklaring van een arts of verloskundige over de verwachte geboortedatum dient bij de aanvraag te worden overlegd.

4.2. Reiskosten

  • 1. Bij vergoeding van reiskosten in verband met bezoek aan gezins,- of familieleden of pleegkinderen die elders verpleegd of verzorgd worden, dan wel in bewaring zijn gesteld of zijn gedetineerd, bedraagt de hoogte van de vergoeding maximaal de kosten van openbaar vervoer.

  • 2. Indien voor de in het voorgaande lid bedoelde reizen het vervoer per auto noodzakelijk dan wel goedkoper is, bedraagt de maximale vergoeding € 0,19 per kilometer.

  • 3. Het aantal voor vergoeding in aanmerking komende reizen bedraagt bij verpleging of verzorging:

    • .

      Gezinsleden of pleegkinderen : 1 x per dag

    • .

      Familie in de eerste graad : 1 x per week

    • .

      Familie in de tweede graad : 1 x per twee weken

  • 4. Het aantal voor vergoeding in aanmerking komende reizen bedraagt bij detentie en in bewaring stelling:

    • .

      Gezinsleden of pleegkinderen : 1x per twee weken

    • .

      Familie in de eerste graad : 1x per vier weken

    • .

      Familie in de tweede graad : 1x per zes weken.

  • 5. Bij vergoeding van reiskosten in verband met medisch onderzoek of - behandeling binnen Nederland bedraagt de hoogte van de vergoeding maximaal de kosten van openbaar vervoer met dien verstande dat per enkele reis en per bezoek de eerste 20 kilometer van de enkele reisafstand altijd voor eigen rekening zijn.

  • 6. Indien voor de in het voorgaande lid bedoelde reizen het vervoer per auto noodzakelijk dan wel goedkoper is, bedraagt de maximale vergoeding € 0,19 per kilometer.

  • 7. Reiskosten van minderjarige kinderen die voortgezet onderwijs volgen buiten de gemeente kunnen voor vergoeding in aanmerking komen voorzover de aanvrager geen gebruik kan maken van het leerlingenvervoer en de opleiding niet in de gemeente Noordoostpolder kan worden gevolgd.

4.3. Duurzame gebruiksgoederen

  • 4.3.1

    • Woninginrichting

      • 1.

        Bijzondere bijstand voor woninginrichting wordt verleend in de vorm van leenbijstand.

      • 2.

        De hoogte van de in het eerste lid bedoelde bijstand bedraagt maximaal 70% van de NIBUD-prijzen woninginrichting.

  • 4.3.2 Witgoed

    • 1.

      Bijzondere bijstand kan worden verleend voor vervanging van een niet functionerend huishoudelijk apparaat mits:

      • a.

        het inkomen van de aanvrager voor de duur van 24 maanden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag om bijzondere bijstand gemiddeld niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm;

      • b.

        het te vervangen apparaat niet meer gerepareerd kan worden of de reparatie niet zinvol is gelet op de kosten en levensduur van het apparaat;

      • c.

        het te vervangen apparaat ouder is dan in lid twee genoemde levensduur;

      • d.

        er voor de duur van 48 maanden voorafgaand aan de aanvraag om bijzondere bijstand geen verstrekking is ontvangen voor woninginrichting

    • 2.

      Fornuis of kooktoestel:

      15 jaar

      Koelkast:

      8 jaar

      Koel-vriescombinatie:

      10 jaar

      Wasmachine:

      6 jaar

    • 3.

      De in het eerste lid bedoelde bijstand wordt verleend in natura nadat een door de gemeente aangewezen firma heeft vastgesteld dat het apparaat niet meer te repareren is of reparatie niet meer zinvol is.

    • 4.

      Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor voorrijkosten en of kosten van een reparatie.

Artikel 4.4. Rechtsbijstand

  • 1. De kosten voor rechtsbijstand komen slechts voor vergoeding in het kader van bijzonder bijstand in aanmerking indien de aanvraag voor vergoeding vergezeld gaat met een diagnosedocument van het Juridisch Loket.

  • 2. Een aanvraag voor vergoeding van kosten rechtsbijstand wordt niet eerder in behandeling genomen dan na overlegging van het in het eerste lid genoemde diagnosedocument, tenzij dringende omstandigheden nopen tot afhandeling van de aanvraag.

Hoofdstuk 5 Hardheid

Het college handelt in overeenstemming met de gestelde beleidsregels tenzij dat voor belanghebbende gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.

Ondertekening

Vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders op 20 januari 2015

TOELICHTING

Toelichting algemeen

  • 1.

    Recht op bijzondere bijstand

    Het recht op bijzondere bijstand hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het recht op bijzondere bijstand dus niet naar kostensoort is begrensd. De noodzaak van de kosten moet wel vaststaan. De gemeente kan deskundigen inschakelen om de noodzaak vast te stellen.

    2. Voorliggende voorziening en recht op bijzondere bijstand.

    Er is geen recht op bijzondere bijstand als er een toereikende voorliggende voorziening is of als de kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt door de voorliggende voorziening. Als de voorliggende voorziening om budgettaire redenen geen vergoeding geeft kan bijzondere bijstand wel worden verleend. Hieruit volgt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt als een voorziening noodzakelijk is, maar de voorliggende voorziening toch geen vergoeding geeft (bijvoorbeeld om budgettaire redenen).

    3. Draagkracht

    Een draagkrachtpercentage van 35% houdt in dat 65% van de overschrijding wordt vrijgelaten.

    4. Individualisering van bijstand

    Bijstand wordt afgestemd op de individuele omstandigheden van de klant. Dat geldt voor algemene bijstand en voor bijzondere bijstand. Dit betekent dat in individuele gevallen in positieve en negatieve zin afgeweken kan worden van de beleidsregels. Afwijken is mogelijk na een grondig onderzoek en moet altijd door de kwaliteitsmedewerkers goedgekeurd worden.

    5. Eigen bijdrage ziektekosten

    Als de eigen bijdrage voor bepaalde ziektekosten gezien wordt als het equivalent van de normale kosten die een ieder heeft, dan komt de desbetreffende eigen bijdrage niet in aanmerking voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand. In deze gevallen is sprake van een besparingsmotief voor het heffen van een eigen bijdrage. Een voorbeeld hiervan betreft de eigen bijdrage voor orthopedisch schoeisel. Daaraan ligt de gedachte ten grondslag dat iedereen schoenen moet kopen. Het wordt daarom billijk geacht dat mensen die orthopedische schoenen nodig hebben daar een verglijkbaar bedrag in de aanschafkosten van die schoenen betalen.

Toelichting Artikelsgewijs

Artikel 2.1, lid 2 onder punt b

In dit artikel wordt geregeld dat een jongere wiens ouders in het buitenland wonen, de onderhoudsplicht jegens hen niet te gelde kan maken. Deze regel heeft geen algemene strekking maar is van toepassing op situaties waarbij het aannemelijk is dat verhaal van de aan de desbetreffende jongere verleende bijzondere bijstand op diens ouders niet mogelijk is. Die situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij jonge ex-asielzoekers.