Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder 1 juni 2009

Geldend van 02-06-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Noordoostpolder 1 juni 2009

1. Beleidsregels bijzondere bijstand Noordoostpolder

1.1 Algemeen

  • Definitie bijzondere bijstand

    De definitie van bijzondere bijstand is te vinden in artikel 5 sub d en artikel 35 WWB:

    De bijstand die wordt verstrekt voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

    Het recht op bijzondere bijstand voor bepaalde kosten hangt dus af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het recht op bijzondere bijstand niet naar kostensoort is begrensd. De noodzaak van de kosten moet vaststaan. De gemeente kan deskundigen inschakelen om de noodzaak vast te stellen.

    Definitie begrip 'voorliggende voorziening

    Artikel 15 WWB geeft een definitie van het begrip 'voorliggende voorziening'.

    • 1.

      Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.

    • 2.

      Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

    Hieruit volgt dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt als een voorziening noodzakelijk is, maar de voorliggende voorziening toch geen vergoeding geeft (bijvoorbeeld om budgettaire redenen). Als de voorliggende voorziening de kosten echter als niet noodzakelijk beschouwt, dan bestaat er in principe ook geen recht op bijzondere bijstand.

1.2 Doelgroep

  • Alle inwoners van Noordoostpolder die op het moment van de aanvraag een inkomen hebben tot 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm, tenzij bij een specifieke kostensoort een andere doelgroep wordt aangegeven.

1.3 Draagkracht

  • Onder draagkracht wordt verstaan het deel van het inkomen dat bestemd kan worden voor de betaling van de bijzondere kosten.

    De vaststelling van de draagkracht vindt plaats met inachtneming van de volgende punten:

    • .

      Het in aanmerking te nemen vermogen.

    Als het vermogen van de aanvrager lager is dan het vrij te laten vermogen conform de WWB, dan wordt dit vermogen niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de draagkracht.

    • ·

      Het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

    • ·

      Een eventueel verstrekte langdurigheidstoeslag wordt niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht.

    • ·

      Inkomsten in verband met een re-integratietraject als premies, inkomstenvrijlating, onkostenvergoeding vrijwilligerswerk worden niet meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht.

    • ·

      Voor personen van 65 jaar en ouder wordt inkomen uit pensioen vrijgelaten tot het bedrag dat genoemd wordt in artikel 33 lid 5 WWB.

    • ·

      Als de kosten het gevolg zijn van ernstig verwijtbaar gedrag kan de gemeente besluiten het vermogen, het inkomen boven de 100% van de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag en/of het inkomen in verband met re-integratie wel mee te nemen bij het berekenen van de draagkracht.

    de draagkrachtperiode

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en gaat in op de eerste van de maand waarin bijzondere bijstand wordt aangevraagd. De draagkracht dient binnen het jaar te worden gebruikt. Als er met terugwerkende kracht bijzondere bijstand wordt aangevraagd gaat de draagkracht in op de eerste van de maand waarin de kosten zijn gemaakt (dus ook met terugwerkende kracht).

    Uitzonderingen:

    • ·

      De draagkrachtperiode voor 65 plussers wordt voor 3 jaar vastgesteld.

    • ·

      De draagkrachtperiode voor personen jonger dan 65 jaar met een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ook voor 3 jaar vastgesteld, maar er wordt wel jaarlijks een vereenvoudigd heronderzoek gedaan.

    In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

    het draagkrachtpercentage

    De draagkracht is vastgesteld op 35% of 100% van de overschrijding. Een draagkrachtpercentage van 35% bijvoorbeeld houdt in dat 65% van de overschrijding wordt vrijgelaten.

1.4 Drempelbedrag

  • Op grond van artikel 35 lid 2 WWB kan de gemeente een drempelbedrag hanteren. Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt in de gemeente Noordoostpolder géén drempelbedrag toegepast.

    Wel verzoek aan klanten pas aan te vragen vanaf € 50

    De uitvoeringskosten voor een aanvraag bijzondere bijstand zijn hoog. Daarom verzoekt de gemeente Noordoostpolder de klanten om alleen aan te vragen voor bedragen vanaf € 50. We vragen de klant dus nota's op te sparen tot ze een bedrag van € 50 aan bijzondere kosten hebben gemaakt.

    Als een klant in een kalenderjaar wel bijzondere kosten heeft gemaakt, maar niet aan een bedrag van € 50 komt, vragen we deze klant om in de maand november of december aan te vragen voor het lagere bedrag.

1.5 Termijn van aanvragen

  • De bijzondere bijstand wordt vooraf aangevraagd. Dit is nodig om de noodzaak van de bijstand te kunnen vaststellen.

    Bijzondere bijstand voor kosten die lager zijn dan € 50 kan achteraf worden aangevraagd. De bijstand moet wel worden aangevraagd binnen 12 maanden na de datum waarop de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Er moet een bewijsstuk van de gemaakte kosten worden overlegd.

1.6 Uitbetaling van de bijstand

  • Incidentele bijzondere bijstand wordt zoveel mogelijk uitbetaald na overleg van een nota. Op verzoek van de klant of als aanvullende voorwaarde kan de bijstand aan derden worden uitbetaald.

    Bij periodieke bijstand wordt maandelijks uitbetaald en minimaal een keer per jaar gecontroleerd of de kosten nog gelijk zijn.

1.7 Individualisering

  • Bijstand wordt afgestemd op de individuele omstandigheden van de klant. Dat geldt voor algemene bijstand en voor bijzondere bijstand. Dit betekent dat in individuele gevallen in positieve en negatieve zin afgeweken kan worden van deze beleidsregels. Afwijken is mogelijk na een grondig onderzoek en moet altijd via toetsing door de kwaliteitsmedewerkers goedgekeurd worden.

2 Kosten levensonderhoud

2.1 Algemeen

  • In een aantal situaties kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor kosten van levensonderhoud. De wetgever heeft hierbij de gemeente beleidvrijheid gegeven.

2.2 Detentie

  • Een persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is op grond van artikel 13 lid 1 onderdeel a WWB in beginsel uitgesloten van het recht op (algemene en bijzondere) bijstand. In de noodzakelijke kosten van het bestaan van deze personen wordt voorzien door het ministerie van Justitie.

    In afwijking van de hoofdregel dat degene wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen recht heeft op bijstand, kan het college in de volgende gevallen toch bijstand verlenen:

    • 1.

      extramurale vrijheidsbeneming.

      De betrokkene bevindt zich in de laatste fase van de detentie en behoort tot een van de categorieën genoemd in artikel 1 van het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid.

      In de laatste fase van de detentie worden de gedetineerden voorbereid op hun terugkeer in de maatschappij. In deze periode zal de gedetineerde dan ook steeds vaker buiten de strafinrichting verblijven. Hoewel de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf (rechtens zijn vrijheid ontnomen) in deze periode doorloopt, is ter bevordering van de resocialisatie besloten om een aantal categorieën belanghebbenden niet langer meer uit te sluiten van het recht op bijstand (artikel 13 lid 3 WWB en het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid).

      Bovendien draagt in deze periode het Ministerie van Justitie niet langer de (volledige) kosten van levensonderhoud. Het gaat om:

      • ·

        degenen die deelnemen aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Penitentiaire beginselenwet;

      • ·

        degenen die proefverlof genieten als bedoeld in artikel 51 lid 1 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelde;

      • ·

        degenen die deelnemen aan een scholings- en trainingsprogramma als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

      • ·

        degenen die proefverlof genieten als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

      • ·

        degenen die deelnemen aan het extramurale gedeelte van een programma in het kader van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, bedoeld in artikel 38m, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht;

      • ·

        degenen die in verband met noodzakelijke sociale verzorging en hulpverlening op grond van artikel 43, derde lid van de Penitentiaire beginselenwet zijn overgebracht naar een daartoe bestemde plaats.

    • 2.

      zeer dringende redenen.

      Er is in het individuele geval sprake van zeer dringende redenen. Bijstandsverlening is dan mogelijk met toepassing van artikel 16 lid 1 WWB. Daar dit artikel ziet op acute noodsituaties, zal hiervan ten aanzien van gedetineerden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake kunnen zijn.

    • 3.

      gedwongen opname.

      Ondanks de wettelijk uitsluiting van het recht op bijstand is het wel mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken aan personen die gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de BOPZ of op grond van artikel 37 lid 1 of, na ontslag van alle rechtsvervolging, van artikel 37b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (zie artikel 13 lid 3, tweede zin, WWB).

    Doorbetaling vaste lasten bij kortdurende detentie(<6 maanden)

    Tijdens detentie wordt in huisvesting voorzien. Dit kan echter niet zonder meer tot de conclusie leiden dat het aanhouden van de eigen huisvesting niet (meer) noodzakelijk is.

    De verantwoordelijkheid voor het aanhouden van de eigen huisvesting ligt in eerste instantie bij de aanvrager. Detentie is meestal voorzienbaar. De aanvrager kan vooraf reserveren of een tijdelijke verhuurregeling treffen met familie/vrienden.

    Als reserveren vooraf of verhuren niet mogelijk is moet bekeken worden of de individuele situatie van de aanvrager zodanig is dat aanhouding van de huisvesting noodzakelijk is.

    Bij de noodzakelijkheidvraag van bijstandsverlening zijn de volgende zaken van belang:

    • ·

      Als richtlijn geldt een maximale detentieperiode van 6 maanden;

    • ·

      Tijdens voorarrest staat de noodzaak vast

    • ·

      De persoonlijke en sociale situatie van de aanvrager verslechtert in hevige mate als de huisvesting niet wordt aangehouden

    De bijstand beperkt zich tot de huur van de huisvesting. Ten aanzien van de verbruikslasten gas, licht en water, dient de leverancier verzocht te worden het voorschot aan te passen op basis van niet-verbruik gedurende de periode van detentie. Er wordt immers niets verbruikt.

    Opslagkosten

    Voor de opslagkosten van de inboedel kan, indien zelf niet in de kosten kan worden voorzien, afzonderlijke bijstand worden verstrekt. De eventueel te verstrekken bijstand dient als bijzondere bijstand te worden verstrekt. Bij de beoordeling of in deze kosten bijstand wordt verstrekt moet de hoogte van de opslagkosten gedurende de gehele detentie in reële verhouding staan tot de waarde van de inboedel.

2.3 Jongeren tot 21 jaar

  • De Toeslagenverordening is niet van toepassing op de doelgroep jongeren van 18 tot 21 jaar. Ouders zijn onderhoudsplichtig voor jongeren tot 21 jaar. In bepaalde situaties kan wel periodieke bijstand worden verstrekt. De basisnorm ligt echter aanzienlijk lager dan bij personen van 21 jaar en ouder.

    De gemeente kan ervoor kiezen of er al dan niet extra bijstand wordt verstrekt in de vorm van bijzondere bijstand. Dit kan noodzakelijk zijn als:

    • ·

      de middelen van de ouders niet toereikend zijn;

    • ·

      de jongere zijn aanspraak op de onderhoudsplicht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken. (In dit geval kan de gemeente de verstrekte bijstand wel op de ouders (trachten te) verhalen).

    Aanvullende bijzondere bijstand kan verleend worden aan de alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar die naast bovengenoemde punten voldoet aan één van de volgende criteria:

    • ·

      beide ouders zijn overleden;

    • ·

      beide ouders hebben hun hoofdverblijf in het buitenland;

    • ·

      één ouder is overleden en de andere heeft zijn hoofdverblijf in het buitenland;

    • ·

      de jongere is buiten het gezinsverband geplaatst op grond van de Wet op de jeugdhulpverlening;

    • ·

      de jongere woont op de ingangsdatum van de bijstand reeds langer dan 12 maanden niet meer op het adres van de ouders;

    • ·

      in zeer bijzondere situaties, anders dan hier beschreven.

    Als regel geldt dat een terughoudend beleid gevoerd wordt m.b.t. bijstandsverlening aan zelfstandig wonende jongeren. De bijstandsverlening dient individueel beoordeeld te worden. Hierbij kan aangesloten worden bij de norm alleenstaande van 21-jarige (50%); voor alleenstaande ouders: norm alleenstaande ouder (70%).

    Jongere van 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijft

    Dit is een weinig voorkomende categorie die geen recht heeft op algemene bijstand. Omdat de hoogte van de kosten afhangt van de soort inrichting, is het niet mogelijk een normbedrag vast te leggen dat in alle gevallen geldt. Als in huisvesting en maaltijden wordt voorzien en er geen eigen bijdrage verschuldigd is, geldt als richtlijn een bedrag van € 140 per maand. In alle situaties geldt echter dat bedrag individueel moet worden vastgesteld.

    Minderjarige

    Een belangrijk uitgangspunt van de WWB (artikel 13 lid 1 sub e WWB) is dat geen bijstand wordt verleend aan degene die jonger is dan 18 jaar. De bijstand dient, gelet op de onderhoudsplicht van de ouders ten aanzien van hun minderjarige kinderen, als gezinsbijstand te worden verstrekt. De noodzakelijke bestaanskosten van de minderjarige worden gerekend tot die van de ouder(s). De minderjarige geldt voor de verlening van bijstand niet als zelfstandig rechtssubject.

    In uitzonderlijke situaties kan afgeweken worden van de algemene regel.

Artikel 2.4 Overbrugging, bijstand ter overbrugging naar eerstvolgende betaling

  • Als uitgangspunt geldt dat klant zelf in de periode tot de betaaldatum van de uitkering in zijn bestaan dient te voorzien. Pas als is vastgesteld, dat hiertoe de middelen ontbreken, kan overwogen worden bijzondere bijstand ter overbrugging naar de eerstvolgende betaling te verstrekken.

    Onder bijstand ter overbrugging wordt verstaan een eenmalige betaling op grond van de WWB ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering.

    Belangrijk :

    Deze regeling is niet van toepassing als:

    • ·

      door middel van een versnelde uitbetaling van bijstand waarvoor reeds recht is opgebouwd de overbruggingsproblematiek volledig kan worden opgelost;

    • ·

      de bijstandsbehoefte het gevolg is van een structurele wijziging in de administratieve procedures van het betalingssysteem (bijvoorbeeld de algemene omschakeling van een wekelijkse naar een maandelijkse uitbetaling).

    Vaststelling recht

    Uitgangspunt bij de vaststelling van het recht op overbruggingsbijstand is, dat cliënt niet in staat is de periode tot de eerste betaling en de daarop volgende betaalperiode zelf te overbruggen en dat deze situatie redelijkerwijs niet viel te voorzien.

    Concreet valt hierbij te denken aan:

    • ·

      klanten die na verlating door de partner plotseling zonder inkomen zitten;

    • ·

      werklozen die van een wekelijkse loonbetaling overgaan naar de maandelijkse betaling van de uitkering;

    • ·

      statushouders die vanuit de opvang voor asielzoekers voor het eerst zelfstandig gaan wonen.

    Vaststelling hoogte van de bijstand

    Voor de vaststelling van de te overbruggen periode dient rekening te worden gehouden met:

    • ·

      de ingangsdatum van de uitkering en daarmee de reeds opgebouwde rechten op uitkering;

    • ·

      het moment, waarop het verzoek om een voorschotbetaling wordt gedaan;

    • ·

      het moment, waarop men over de eerste reguliere betaling kan beschikken; en

    • ·

      de periode, die met de eerste reguliere betaling moet worden overbrugd.

    De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de door het Nibud gehanteerde bijdragen voor voeding. Over het algemeen zal de overbruggingsuitkering beperkt blijven tot deze bedragen en omgerekend worden naar het aantal nog te overbruggen dagen tot de eerste reguliere uitkering.

    De overbruggingsuitkering kan zo nodig worden verhoogd met de bedragen voor de te betalen vaste lasten als huur, gas, elektra en water. Indien hieraan toepassing wordt gegeven, zal aangetoond moeten worden dat deze lasten ook daadwerkelijk betaald moeten worden gedurende de periode waarop de overbruggingsuitkering betrekking heeft.

    Met andere woorden de te overbruggen periode wordt gerekend vanaf de dag, dat de klant aangeeft niet meer over middelen te beschikken en een aanvraag voor een overbrugging indient, ongeacht of het recht op een reguliere periodieke uitkering op een eerdere datum ingaat. Het gaat dus om de werkelijk te overbruggen dagen.

2.5 Voormalige alleenstaande ouders

  • Een alleenstaande ouder, die nog één kind tot zijn of haar last heeft, gaat er in inkomen op achteruit als het kind 18 jaar wordt. In de eerste plaats verandert de basisnorm algemene bijstand van die voor een alleenstaande ouder, zijnde 70% van de gehuwdennorm, naar die voor een alleenstaande, zijnde 50% van de gehuwdennorm. In de tweede plaats kan onder omstandigheden de hoogte van toeslagen wijzigen.

    Onder die omstandigheden kan in voorkomende gevallen voor deze kosten bijzondere bijstand voor levensonderhoud worden verleend als gewenning bij de overgang van de norm voor een alleenstaande ouder naar de norm voor een alleenstaande. Voorwaarde is dat het kind tot het huishouden blijft behoren en de som van de inkomens van die alleenstaande en dat kind lager is dan de normuitkering voor een echtpaar.

    De som van de inkomens na de mutatie mag als gevolg van de toekenning van de vergoeding niet meer bedragen dan de som van de inkomens van vóór de mutatie (dat wil zeggen norm alleenstaande ouder + van toepassing zijnde toeslag + kinderbijslag, omgerekend naar maandbedrag).

    De vergoeding voor voormalige alleenstaande ouders heeft de vorm van belaste bijzondere bijstand.

    De toeslag geeft de garantie dat het inkomen van ouder en kind niet lager wordt op het moment dat het jongste kind 18 jaar wordt.

Artikel 2.6 Woonkosten

  • De AWIR

    De komst van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) per 1 januari 2006 bracht een aantal wijzigingen in verband met de huursubsidie met zich mee. Huursubsidie heet vanaf 1 januari 2006 huurtoeslag en wordt uitbetaald door de belastingdienst. De belangrijkste wijziging is dat vanaf 1 januari 2006 wordt gerekend op basis van het actuele inkomen, in plaats van het inkomen van het vorige kalenderjaar. De vangnetregeling komt hiermee te vervallen.

    De AWIR gaat uit van het geschatte jaarinkomen van de rechthebbende. Als zich wijzigingen in het inkomen voordoen, moet de rechthebbende deze doorgeven. De belastingdienst verwerkt deze wijzigingen binnen vier tot zes weken. Feitelijk wordt dus gerekend met het actuele inkomen. Dat komt op maandbasis misschien niet helemaal uit, maar op jaarbasis wel. Het is niet de bedoeling dat gemeenten maandelijks deze verschillen gaan berekenen en compenseren.

    Inwoners van Noordoostpolder die door de systematiek van de AWIR een liquiditeitsprobleem ondervinden, kunnen in uitzonderlijke gevallen een overbrugging of leenbijstand ontvangen. Hiervoor wordt in ieder geval geen bijstand om niet verstrekt.

    Woonkostentoeslag

    Woonkostentoeslag kan in principe worden verstrekt voor zowel huurwoningen als koopwoningen. In beide gevallen dient wel rekening te worden gehouden met voorliggende voorzieningen als huurtoeslag en belastingteruggave.

    Woonkostentoeslag is mogelijk in de volgende gevallen:

    • 1.

      De huur ligt boven de subsidiegrens

    • 2.

      Er is sprake van een eigen woning (+ onderhoudskosten eigen huis)

    1. Huur boven subsidiegrens

    Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gehandicapten die in een voor hen aangepaste woning wonen en overige minima.

    Aan gehandicapten die in een aangepaste woning wonen kan een extra woonkostentoeslag worden verleend voor zover het zelf te betalen deel in de huur na aftrek van de huurtoeslag onevenredig hoog blijft (het van toepassing zijnde bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de huurtoeslag en bedraagt momenteel € 240 per maand).

    Er wordt geen verhuisplicht opgelegd. Bovendien kan aan gehandicapten ook een toeslag worden verleend (zonder verhuisplicht) als het gaat om een woning met een huur boven de subsidiegrens.

    Voor overige minima kan onder voorwaarden in deze situatie woonkostentoeslag worden verleend, bijvoorbeeld na een echtscheiding of verbreking van een relatie. De woonkostentoeslag is in deze situatie altijd tijdelijk (in principe 6 maanden) en aan de bijstandverlening wordt een verhuisplicht gekoppeld.

    2. Eigen woning

    Bij de bewoning van een eigen huis is een woonkostentoeslag mogelijk indien de woonkosten onder de huursubsidiegrens blijven. Bij hogere woonlasten kan alleen een toeslag worden verleend indien er geen goedkoper alternatief is. In dat geval wordt er wel een verhuisvoorwaarde opgelegd.

    Als woonkosten worden in aanmerking genomen:

    • ·

      de hypotheekrente na aftrek belastingvoordeel

    • ·

      premie opstalverzekering

    • ·

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting, voor zover geen recht op kwijtschelding

    • ·

      erfpachtcanon

    • ·

      brand/opstalverzekering (niet de inboedel!)

    • ·

      rioolrecht & polder- en waterschapsbelasting

    • ·

      onderhoudskosten (conform Divosa richtlijnen) (voor deze laatste kostenposten gelden landelijk vaste bedragen die elk jaar worden aangepast)

    Woonwagens.

    Alleen de woonwagen die op een standplaats staat die voldoet aan de definitie in de Woningwet valt onder de werking van de Wet op de huurtoeslag.

    Een woonwagen is een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

    Onder huurprijs wordt verstaan het totale bedrag, dat per maand aan de verhuurder wordt betaald voor het gebruik van de woonwagen alsmede het bedrag dat periodiek aan kale standplaatshuur wordt betaald.

    Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage worden dezelfde huur-, vermogens- en inkomensgrenzen en wordt dezelfde berekening gehanteerd als van toepassing zijn voor het berekenen van de huurtoeslag voor een woning.

    Draagkrachtpercentage: 100 %

    Bij woonkostentoeslag geldt niet de inkomensgrens van 120% maar de inkomensgrens van 100% van de geldende bijstandsnorm. Dit conform de berekening van de belastingdienst die ook uitgaat van de bijstandsnorm. Bij de bepaling van de hoogte van de huurtoeslag door de belastingdienst wordt rekening gehouden met draagkracht als het inkomen hoger is dan de bijstandsnorm. Het zou tot rechtsongelijkheid (en doorkruising van de voorliggende voorziening) leiden wanneer er voor de bijstandsverstrekking in deze andere normen zouden gelden.

Hoofdstuk 3. Medische kosten: algemeen

Artikel 3.1 Inleiding

  • De gemeente biedt aan de doelgroep de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve ziektekostenverzekering (CZV). Deelnemen gebeurt op vrijwillige basis. De gereduceerde premie voor de basisverzekering, de aanvullende verzekering en de tandartsverzekering komt voor rekening van de aanvrager. De premie voor het Gemeente Extra Pakket is voor rekening van de gemeente.

    Met de CZV biedt de gemeente aan inwoners van Noordoostpolder met een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm een adequate voorziening voor het bestrijden van medische kosten. Om die reden is de bijzondere bijstand voor medische kosten gebaseerd op de vergoedingen voor de CZV. Iemand die niet deelneemt krijgt dezelfde vergoeding als iemand die wel deelneemt. In die gevallen waarin de vergoeding vanuit de CZV onvoldoende is kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt. Aanvullende voorwaarde is dat door een onafhankelijke derde (CIZ) is vastgesteld dat de meerkosten noodzakelijk zijn.

Artikel 3.2 Begrippen

  • * voorliggende voorziening

    Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor noodzakelijke kosten waarvoor geen toereikende voorliggende voorziening bestaat. In relatie tot het verstrekken van bijzondere bijstand voor medische kosten is de basisverzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet de belangrijkste voorliggende voorziening. De kostensoorten die in de basisverzekering zijn opgenomen zijn kosten die zonder meer als noodzakelijk worden beschouwd. Een en ander impliceert dat medische kosten die niet in de basisverzekering zijn opgenomen, strikt genomen niet als noodzakelijk worden beschouwd en niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Overigens is er op het terrein van de ziektekosten nog een aantal voorliggende voorzieningen zoals de AWBZ en de WVG/WMO.

    * aanvullende verzekering

    Naast de van overheidswege gecreëerde voorzieningen waar de burger een beroep op kan doen, heeft deze de mogelijkheid zich te verzekeren tegen het risico van (hoge) kosten. Het afsluiten van een aanvullende zorgverzekering past hierin. Naast het begrip voorliggende voorziening kent de WWB dan ook het begrip: 'tekortschietend besef van verantwoordelijkheid'. De wetgever gaat ervan uit dat de burger van eigen verantwoordelijkheid blijk geeft door zich te verzekeren tegen normaal gangbare risico's. Het afsluiten van een aanvullende zorgverzekering wordt gezien als een daad van genoegzaam besef. Als de klant daarin tekort schiet, heeft dit gevolgen voor het recht op bijzondere bijstand. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen mensen die niet willen en mensen die niet kunnen afsluiten.

    * eigen risico basisverzekering

    Naast het verplichte eigen risico maakt de Zorgverzekeringswet het mogelijk dat verzekerden een polis voor de basisverzekering afsluiten met een vrijwillig eigen risico. Hier staat dan een (relatief geringe) verlaging van de premie tegenover. Het eigen risico kan € 100, € 200, € 300, € 400 of € 500 bedragen. Per € 100 eigen risico bedraagt de besparing ongeveer € 3. Uitgangspunt van de nieuwe zorgverzekering is echter dat het nieuwe stelsel door de zorgtoeslag (en een aantal fiscale maatregelen) voor iedereen betaalbaar is. Daarom dient de verzekerde, als hij of zij kiest voor een eigen risico, dit ook zelf op te vangen en wordt voor dit eigen risico geen bijzondere bijstand verstrekt.

    Ook wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van het niet verzekerd zijn voor ziektekosten (premieachterstand, boete en medische kosten). En tevens is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de betaling van de zorgpremie.

    * bijzondere bijstand en de basisverzekering

    De WWB biedt de mogelijkheid bijzondere bijstand toe te kennen indien de voorliggende voorziening een bepaalde kostensoort niet volledig of maar voor een bepaalde periode vergoedt. De noodzaak van de verstrekking staat hierbij niet ter discussie, maar de overheid heeft, doorgaans om budgettaire redenen, ervoor gekozen de vergoeding te beperken. Er is dan sprake van een eigen bijdrage voor de verzekerde. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Bijzondere bijstand is in principe niet mogelijk wanneer in de voorliggende voorziening het te vergoeden bedrag nadrukkelijk aan een maximum is verbonden. In een dergelijk geval is de overheid van mening dat met dit maximumbedrag de kosten adequaat worden vergoed. De voorliggende voorziening wordt in dat geval als toereikend beschouwd. Voor de meerkosten is dan ook geen bijzondere bijstand mogelijk.

    * onvoldoende vergoeding uit collectieve verzekering

    In een beperkt aantal situaties is het pakket van de collectieve verzekering onvoldoende. Iemand kan in verband met ziekte of handicap een duurdere aanvullende verzekering nodig hebben. In dat geval kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor het verschil tussen de premie voor de collectieve verzekering en de premie van de noodzakelijke verzekering. Hiermee wordt voorkomen dat de klant kiest voor de collectieve verzekering en voor de noodzakelijke extra kosten bijzondere bijstand vraagt. De noodzaak van een duurdere aanvullende verzekering wordt vastgesteld door een onafhankelijke derde (CIZ).

Artikel 3.3 Samenvattend

    • a.

      Als de basisverzekering bepaalde kosten niet voor 100% of slechts voor een benoemde periode vergoedt, kan er voor de eigen bijdrage aanvullende bijzondere bijstand worden verstrekt.

    • b.

      Als de basisverzekering de vergoeding nadrukkelijk maximeert, is er geen bijzondere bijstand mogelijk. De vergoeding wordt dan als toereikend beschouwd.

    • c.

      De verzekerde moet een (vrijwillig gekozen hoger) eigen risico zelf dragen, hiervoor is geen bijzondere bijstand mogelijk.

    • d.

      Voor de kosten die zijn opgenomen in het pakket van de CZV kan bijzondere bijstand worden verstrekt aan personen die niet deelnemen aan de CZV. De hoogte van de bijstand is gelijk aan de vergoeding van de CZV.

    • e.

      Indien de vergoeding vanuit de CZV lager is dan de gemaakte kosten kan alleen bijzondere bijstand worden verstrekt voor deze meerkosten als door een onafhankelijke derde (CIZ) de noodzaak van de kosten is vastgesteld. Het moet gaan om de goedkoopste meest adequate oplossing.

    • f.

      Voor het verschil tussen de premie van de CZV en een noodzakelijke duurdere aanvullende verzekering kan bijzondere bijstand worden verleend.

Hoofdstuk 4. Medische kosten: specifiek

4.1 Inleiding

  • In dit hoofdstuk gaan wij nader in op vergoedingen voor een aantal specifieke kosten.

4.2 Alternatieve geneeswijzen

  • De kosten van alternatieve geneeswijzen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen. De AWBZ en Zvw kunnen met betrekking tot deze kosten dan ook niet als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt. Toch bestaat er voor deze kosten in beginsel geen recht op bijstand. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 15 lid 1 tweede volzin WWB. Op grond van hetgeen bij en krachtens de AWBZ en Zvw is bepaald, moet namelijk worden aangenomen dat alternatieve geneeswijzen als niet noodzakelijke hulp niet tot de omvang van de verstrekkingenpakketten van de wettelijke ziektekostenverzekeringen worden gerekend.

    Soms wordt een deel van de kosten voor alternatieve geneeswijzen toch op basis van een aanvullende verzekering vergoed. Ondanks dat is er, gelet op het bovenstaande, ook dan in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk voor de kosten van de eigen bijdragen.

4.3 Bevalling en kraamzorg

  • De kosten van een bevalling komen voor rekening van de Zvw. Bij een poliklinische bevalling kan een eigen bijdrage gevraagd worden.

    De kosten van kraamzorg komen eveneens voor rekening van de Zvw met een eigen bijdrage.

    Voor de eigen bijdrage van (poliklinische) bevalling en kraamzorg kan bijzondere bijstand worden verleend.

4.4 Brillen en contactlenzen

  • Ten aanzien van brillen en contactlenzen geldt dat deze niet volledig vergoed worden door de Zorgverzekeringswet (Zvw) om louter budgettaire redenen. De vergoeding op grond van de CZV is zodanig gemaximeerd dat deze in de meeste gevallen voldoende zal zijn. Bij hogere kosten moet de noodzaak door een onafhankelijke derde worden vastgesteld.

4.5 Diëten en voedingssupplementen

  • Onder dieetkosten worden de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding verstaan, die voortvloeien uit het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met de term voedingssupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn.

    Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen AWBZ en Zvw (zie CRvB 07-09-2004, nr. 02/2162 NABW en CRvB 13-06-2006, nr. 05/1128 NABW). Deze kunnen met betrekking tot deze kosten dan ook niet als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt.

    Er is recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een dieet als:

    • ·

      de medische noodzaak voor het volgen van een dieet door een onafhankelijk medisch adviseur is vastgesteld én

    • ·

      het volgen van het dieet leidt tot kosten die meer bedragen dan de kosten voor normale voeding.

    In verband met het vragen van een medisch advies dient de klant altijd aan te geven wie het advies heeft afgegeven en bij wie informatie kan worden ingewonnen.

    De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan de meerkosten van voeding zoals aangegeven in het advies. Het bij advies vastgestelde bedrag van de meerkosten wordt jaarlijks geïndexeerd met de alimentatie-index.

4.6 Fysiotherapie en oefentherapie

  • De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de WWB als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom niet mogelijk (artikel 15 lid 1 WWB).

4.7 Geneesmiddelen

  • De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de WWB als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom niet mogelijk (artikel 15 lid 1 WWB).

4.8 Gehoortoestellen

  • De kosten van een gehoortoestel komen in aanmerking voor vergoeding door de zorgverzekeraar op grond van de Zvw, Besluit zorgverzekering en Regeling zorgverzekering. De zorgverzekeraar kan een eigen bijdrage vragen. Deze eigen bijdrage wordt gedekt in de CZV. De vergoeding op grond van de CZV is zodanig gemaximeerd dat deze in de meeste gevallen voldoende zal zijn. Bij hogere kosten moet de noodzaak door een onafhankelijke derde worden vastgesteld.

4.9 IVF behandeling

  • De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de WWB als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom niet mogelijk (artikel 15 lid 1 WWB).

4.10 Orthopedisch schoeisel

  • De kosten van orthopedisch schoeisel komen voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking, maar er geldt wel een eigen bijdrage van € 114,00 per paar voor iemand van 16 jaar of ouder en € 57,00 per paar voor iemand jonger dan 16 jaar (bedragen per 1 januari 2009 op grond van de Regeling zorgverzekering).

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage voor personen van 16 jaar en ouder. De bijstand is maximaal 50% van de op grond van de Regeling zorgverzekering verschuldigde eigen bijdrage. De overige kosten komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking omdat de aanschafkosten van niet-aangepaste schoenen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten waarin kan worden voorzien.

4.11 Psychotherapie

  • Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). In de meeste gevallen zal voor de kosten van psychotherapie de AWBZ een passende en toereikende voorliggende voorziening zijn.

    Recht op bijzondere bijstand

    Omdat in het kader van de Zvw en AWBZ een bewuste beslissing is genomen over de omvang van de genees- en heelkundige hulp (artikel 15 lid 1 WWB; zie V2.11.12 en CRvB 06-04-1999, nr. 97/4578 ABW) bestaat er slechts recht op bijzondere bijstand voor:

    • ·

      de eigen bijdrage in de kosten van psychotherapie die op grond van de AWBZ wordt opgelegd

    • ·

      de kosten van zitting 26 tot en met 30 (aansluitende op de 25 zittingen die wel worden vergoed op basis van de AWBZ) wegens stemming- of angststoornissen die vanwege budgettaire redenen niet meer op basis van de AWBZ vergoed worden.

4.12 Reiskosten voor medische behandelingen

  • De AWBZ en Zvw dienen voor de reiskosten voor medische behandelingen in beginsel als aan de WWB voorliggende toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Er is door de wetgever een bewuste keuze gemaakt over de noodzakelijkheid van het zittend ziekenvervoer. Een eigen bijdrage wordt gedekt in de CZV. De vergoeding op grond van de CZV is zodanig gemaximeerd dat deze in de meeste gevallen voldoende zal zijn. Bij hogere kosten moet de noodzaak door een onafhankelijke derde worden vastgesteld.

4.13 Tandheelkundige hulp

  • De AWBZ en Zvw vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de WWB als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is.

    In een aantal situaties (protheses, orthodontie, kronen) is bij tandheelkundige hulp een eigen bijdrage verschuldigd. Een eigen bijdrage wordt gedekt in de CZV. De vergoeding op grond van de CZV is zodanig gemaximeerd dat deze in de meeste gevallen voldoende zal zijn. Bij hogere kosten moet de noodzaak door een onafhankelijke derde worden vastgesteld.

4.14 Overige medische kosten

  • Ouderen, zieken en gehandicapten kunnen geconfronteerd worden met extra kosten. Voorbeelden daarvan zijn:

    • ·

      communicatie en alarmeringsvoorzieningen

    • ·

      extra bewassing en kledingslijtage

    • ·

      maaltijdvoorziening’

    • ·

      extra stookkosten

    • ·

      verzorging en hulp

    Voor (de eigen bijdrage van) deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend als de noodzaak is vastgesteld. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij de vergoeding van de CZV of als de CZV geen vergoeding kent het prijzenboek van NIBUD.

5. Overige kosten

5.1 Algemeen

  • Iedereen die geconfronteerd wordt met bijzondere noodzakelijke kosten die hij niet zelf kan betalen kan een beroep doen op de bijzondere bijstand. Voorwaarde is dat het gaat om bijzondere kosten in de situatie van de klant. In dit hoofdstuk wordt bijstandsverlening voor kosten waarvoor regelmatig bijzondere bijstand wordt gevraagd nader toegelicht. Dit overzicht is niet volledig. In individuele gevallen kunnen zich kosten voordoen die hier niet genoemd worden maar in die specifieke situatie noodzakelijk en bijzonder zijn en waarvoor bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

5.2 Babyuitzet

  • De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

    Als er aantoonbaar geen reserveringsmogelijkheden zijn dan kan in individuele gevallen bijstand worden verleend. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij de prijzengids van het NIBUD.

    Bij de aanvraag van de bijstand moet een verklaring worden overlegd van een arts of verloskundige met de verwachte geboortedatum.

    De aanvraag wordt niet voor de vijfde maand van de zwangerschap afgewikkeld.

5.3 Begrafenis / Crematie

  • Uitvaartkosten dienen betaald te worden uit de nalatenschap van de overledene. Als dat niet mogelijk is, dan komen de kosten voor rekening van de erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Als deze erfgenamen en bloed- of aanverwanten zelf niet over voldoende middelen beschikken kan aan hen bijzondere bijstand worden verleend voor (hun aandeel in) de uitvaartkosten.

    De volgende kosten kunnen daarbij als noodzakelijk worden aangemerkt:

    • ·

      legeskosten overlijdensakte

    • ·

      rouwkaarten

    • ·

      werkzaamheden uitvaartverzorger

    • ·

      eenvoudige kist

    • ·

      grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom)

    • ·

      rouwauto met maximaal 1 volgauto

    • ·

      opbaren in rouwcentrum

    • ·

      dragers

    • ·

      eenvoudige grafzerk

    Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:

    • ·

      rouwadvertentie

    • ·

      kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond

    • ·

      koffietafel etc.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval bijvoorbeeld aan: uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering.

5.4 Medische keuring i.v.m. inburgering

  • Vreemdelingen die zich in Nederland vestigen hebben een inburgeringsplicht. Een persoon die door medische beperkingen niet in staat is om aan inburgeringsprogramma deel te nemen kan een ontheffing krijgen. Hiervoor is een keuring door een aangewezen arts noodzakelijk.

    Voor de reiskosten kan bijzondere bijstand worden verleend. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening. Als de aanvrager een ontheffing krijgt wordt de lening buiten invordering gesteld.

5.5 Re-integratiekosten

  • Een werkzoekende die een door de gemeente aangeboden re-integratietraject volgt kan geconfronteerd worden met bijkomende kosten als

    • ·

      reiskosten

    • ·

      kinderopvang

    • ·

      aanschaf vervoermiddel, bedrijfskleding etc.

    Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. De kosten kunnen vergoed worden vanuit het re-integratiebudget (W-deel WWB) van de gemeente.

5.6 Reiskosten

  • Reiskosten behoren tot de algemene bestaanskosten. Deze kunnen betaald worden uit het inkomen. In bepaalde gevallen is het echter wel mogelijk bijstand te geven voor reiskosten. Het gaat dan om:

    • a.

      kosten in verband met bezoek aan elders verpleegd/verzorgd wordende gezins- of familieleden;

    • b.

      kosten in verband met bezoek aan in een huis van bewaring of gevangenis opgenomen gezins- of familieleden;

    • c.

      kosten in verband met het bijwonen van gerechtelijke procedures;

    • d.

      kosten voor medische behandelingen. Zie hfd 3.

    • e.

      reiskosten van minderjarige kinderen die voortgezet onderwijs volgen buiten de gemeente. Voorwaarde is dat aanvrager geen gebruik kan maken van het leerlingenvervoer en de opleiding niet in de gemeente Noordoostpolder kan worden gevolgd.

    Indien bijstandsverlening noodzakelijk is, worden de kosten op basis van reizen per openbaar vervoer vergoed. Als reizen per auto noodzakelijk is, wordt een bedrag per km. vergoed.

5.7 Schulden

  • Volgens constante jurisprudentie is bijstandsverlening voor schulden niet mogelijk, tenzij er sprake is van zwaarwegende individuele omstandigheden.

    Of dat het geval zal per aanvraag worden beoordeeld. Aan bijstandsverlening voor schulden moet altijd de voorwaarde worden verbonden van het aanvaarden van en meewerken aan professionele schuldhulpverlening.

5.8 Woninginrichting en verhuizing

  • De kosten van woninginrichting en verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten. Deze dienen te worden voldaan uit de algemene bijstand (of een ander inkomen) door middel van reservering vooraf (sparen) of achteraf (lenen). In een aantal situaties is bijzondere bijstand mogelijk.

    Inrichtingskosten

    De kosten van woninginrichting behoren tot de algemene bestaanskosten waarin iemand zelf kan voorzien. Toch zijn er situaties waarin dat niet kan en bijstandsverlening mogelijk moet zijn. Denk daarbij aan:

    • ·

      een noodzakelijke verhuizing i.v.m. (echt)scheiding;

    • ·

      aanvulling van de inventaris van de woning na een boedelscheiding;

    • ·

      een statushouder die vanuit de centrale opvang voor asielzoekers voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • ·

      een huishoudelijk apparaat dat vervangen moet worden terwijl er geen recht is op een vergoeding volgens de hierboven beschreven witgoedregeling.

    Bijstand voor inrichtingskosten wordt in die gevallen als leenbijstand verstrekt. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij het prijzenboek van NIBUD.

    Vervanging wit- en bruingoed (witgoedregeling)

    Inwoners van Noordoostpolder die 24 maanden of langer een inkomen hebben dat niet meer bedraagt dan 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm kunnen bijzondere bijstand krijgen voor de vervanging van een kapot huishoudelijk apparaat. De bijstand wordt verstrekt in natura, nadat door een door de gemeente aangewezen firma is vastgesteld dat het apparaat niet meer te repareren is of reparatie niet meer zinvol is. Dit is het geval als door de levensduur van het apparaat te verwachten is dat er op korte termijn nog meer kosten gemaakt moeten worden.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor voorrijkosten en / of de kosten van een reparatie, tenzij het kapotte apparaat door de gemeente is verstrekt en de maximale levensduur inmiddels is verstreken.

    Overzicht

    Apparaat

    Minimale levensduur

    Centrifuge

    10 jaar

    Diepvries

    10 jaar

    Fornuis (gas of elektrisch)

    15 jaar

    Koelkast

    8 jaar

    Koel-vriescombinatie

    10 jaar

    Kooktoestel (gas of elektrisch)

    15 jaar

    Oven

    15 jaar

    Stofzuiger

    10 jaar

    Televisie

    8 jaar

    Wasmachine

    6 jaar

    Verhuizing

    Behoudens individueel bepaalde bijzondere omstandigheden behoort afzonderlijke bijstandsverlening in deze kosten niet tot de mogelijkheden.

    Van bijzondere omstandigheden kan worden gesproken als zich een dwingend noodzakelijke verhuizing voordoet, dat wil zeggen een verhuizing, die dermate noodzakelijk is, dat uitstel hiervan uitgesloten is. Hierbij moet de mogelijkheid om te reserveren hebben ontbroken, en de mogelijkheid van gespreide betaling achteraf niet bestaan.

    In bepaalde gevallen kan in verband met de kosten van verhuizing en woninginrichting aanspraak gemaakt worden op een voorliggende voorziening, er is dan uiteraard geen plaats voor bijstandsverlening.