Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de periode 2020-2023

Geldend van 04-12-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de periode 2020-2023

H1: Inleiding

Voor u ligt het beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving van de gemeente Noordoostpolder. Dit beleidsplan beschrijft het vergunning-, toezicht- en handhavingsbeleid voor de periode 2020-2023. In dit beleidsplan:

  • worden prioriteiten en doelen vastgesteld voor onze werkzaamheden;

  • wordt een omgevingsanalyse uitgevoerd;

  • wordt inzichtelijk gemaakt welke strategieën we gebruiken om onze werkzaamheden uit te voeren.

Dit beleidsplan is voor een groot deel gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Ook zijn gemeentelijke toezicht- en handhavingstaken, die niet direct onder het regime van de Wabo vallen, in het beleid meegenomen.

De concrete uitvoering van dit beleidsplan regelen we in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Hierin staat hoe wij onze capaciteit en middelen inzetten om onze doelen uit dit beleidsplan te behalen.

De looptijd van het beleidsplan is tot en met 2023. Begin 2022 wordt naar verwachting de Omgevingswet ingevoerd. Mocht het na het van kracht worden van de Omgevingswet nodig zijn om dit beleid te herzien, dan zal dit plaatsvinden voordat de looptijd van dit beleidsplan is verstreken.

1.1: Aanleiding

Gemeenten zijn verplicht om, op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor), voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van omgevingsrecht beleid op te stellen. Dit beleid moet na maximaal vier jaar geëvalueerd en zo nodig herzien worden. De provincie ziet vanuit het kader van Interbestuurlijk Toezicht (IBT) toe of strategisch en operationeel beleid aanwezig is en of dit voldoet aan de gestelde procescriteria. Met dit beleidsplan wordt invulling gegeven aan strategisch beleid.

1.2: Reikwijdte

Dit beleidsplan gaat in principe over alle VTH-taken met betrekking tot de fysieke leefomgeving die volgens de wet en het gemeentelijk beleid aan de gemeente zijn opgedragen. De uitgangspunten die met dit beleidsplan worden vastgesteld gaan niet over aan welke regels gebruikers van de leefomgeving zich dienen te houden, maar over de prioriteiten die de gemeente stelt bij het uitvoeren van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving en hoe deze prioriteiten tot stand komen. Het VTH-beleid is daarmee richtinggevend voor de gemeente zelf.

Dit stuk is opgesteld binnen de kwaliteitseisen van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Daarnaast heeft dit beleid betrekking op een aantal handhavingstaken uit de Algemene Plaatselijk Verordening (APV) en bijzondere wetten. Het beleid ziet niet toe op taken op het gebied van sociale wetgeving en leerplicht.

Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV)

De afhandeling van aanvragen om Omgevingsvergunningen onderdeel milieu en meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit, inrichtingsgebonden milieuklachten en het toezicht en handhaving van milieuwetgeving is ondergebracht bij de OFGV. De gemeente blijft eindverantwoordelijk (bevoegde gezag) voor de genoemde werkzaamheden. De OFGV rapporteert periodiek over de uitvoering van haar taken.

GGD Flevoland

Toezicht op de Wet kinderopvang wordt uitgevoerd door GGD Flevoland. De uitbesteding van deze taak is wettelijk verplicht. De eventuele hieruit voortvloeiende handhaving voert de gemeente uit.

1.3: BIG 8 beleidscyclus

Op grond van de wet VTH en de Wabo is de gemeente verplicht om vergunningen- en handhavingsbeleid op te stellen. Daarnaast gelden er kwaliteitseisen. Deze wettelijke eisen maken een programmatische, strategische en onderling op elkaar afgestemde uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken noodzakelijk.

afbeelding binnen de regeling

Door middel van de zogenaamde ‘Big-8 ‘ cyclus wordt de voortgang hiervan bewerkstelligd. Met de cyclus houden we grip op het bereiken van de geplande resultaten.

In de afbeelding staan de processtappen van de Big-8. Op basis van risicoanalyses worden prioriteiten en doelstellingen vastgesteld. Daarna bepalen we de strategie die erbij past. Dit leggen we vast in dit beleidsplan. Hieruit volgt een (jaarlijks) uitvoeringsprogramma. Door voldoende capaciteit te reserveren waarborgen we de uitvoering. De uitvoering van de taken en te behalen doelen evalueren we jaarlijks in ons jaarverslag. En als het nodig is passen we het beleid aan. Dit beleidsplan VTH vormt hiermee het strategisch beleidskader.

1:4: Leeswijzer

Het Beleidsplan bestaat uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 staan de recente landelijke en lokale Ontwikkelingen beschreven die relevant zijn voor het vakgebied van VTH.

In hoofdstuk 3 staat de probleemanalyse centraal. Eerst wordt de gemeente in een omgevingsanalyse gekenschetst. Hierna wordt kort ingegaan op de bezetting en taken van vergunningverlening en toezicht en handhaving. Op het eind van het hoofdstuk wordt ingegaan op de risicoanalyses en de prioritering.

Hoofdstuk 4 beschrijft de doelstellingen. Hierbij is onderscheid gemaakt in een hoofddoelstelling en uitvoeringsdoelstellingen voor zowel vergunningverlening als toezicht en handhaving.

In hoofdstuk 5 staan de verschillende strategieën beschreven. Dit geeft inzicht in de werkwijze van zowel vergunningverlening als toezicht en handhaving.

Hoofdstuk 6 gaat in op de communicatie met inwoners en bedrijven vooral over de taken en werkzaamheden op het gebied van toezicht en handhaving. Verder wordt inzichtelijk hoe er zowel binnen de gemeente als met externe partners wordt samengewerkt om doelen te behalen.

In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de programmering van taken, de monitoring hiervan en als sluitstuk de evaluatie van de uitvoering.

H2: Ontwikkelingen

2.1: Inleiding

Het vakgebied vergunningverlening, toezicht en handhaving is sterk in beweging. Wetswijzigingen op dit gebied volgen elkaar snel op. In de onderstaande paragrafen volgt een korte beschrijving van de belangrijkste landelijke en lokale ontwikkelingen.

2.2: Landelijke ontwikkelingen

2.2.1: Omgevingswet

De Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2022 in werking. Deze wet gaat veel wetten en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving vervangen, zoals bijvoorbeeld, de Wet ruimtelijke ordening, Wabo, Tracéwet, beleid ten aanzien van de gemeentelijke infrastructuur, water en APV. Het doel is om de wettelijke kaders voor inwoners, bedrijven en overheden inzichtelijker te maken en ontwikkeling en beheer van de fysieke leefomgeving beter beheersbaar te maken.

De Omgevingswet moet leiden tot minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven, lokaal maatwerk en vertrouwen als uitgangspunt. Het doel van een initiatief in de fysieke leefomgeving moet centraal staan in plaats van de vraag: ‘mag het wel?’ De Omgevingswet verplicht bestuurders integrale plannen te maken waarin de diverse belangen in onderlinge samenhang worden beschouwd.

De impact van de Omgevingswet voor ons betekent onder andere het volgende:

  • De hoofdregel is dat de reguliere procedure voor vergunningverlening wordt gevolgd. Dit betekent dat de vergunningprocedure 8 weken duurt.

  • het omgevingsplan vraagt om participatie en afweging bij de planvorming. Er ontstaat bestuurlijke afwegingsruimte;

  • duidelijke omgevingsplannen maken waardoor inzichtelijk is wat wel en niet kan, wat wellicht leidt tot minder vergunningen;

  • andere rollen binnen gemeente; begeleiden bij participatie, partijen bij elkaar brengen;

  • meer maatwerk, immers bij het stellen van minder regels is een goede onderbouwing van de integrale afweging van besluiten van belang;

  • taakvelden worden integraal samengevoegd: meer (keten)samenwerking;

  • processen worden straks nog meer dan nu geïnitieerd door inwoners en bedrijven en vragen om integrale afhandeling;

  • gedrag en cultuurverandering: competenties als oplossingsgericht denken, helikopterview en samenwerken worden belangrijker;

  • transparantie van informatievoorziening. Alle digitale informatie is straks op één plek te vinden, het nieuwe Omgevingsloket. Via dit loket kunnen initiatiefnemers, overheden en belanghebbenden snel zien wat mag in de fysieke leefomgeving. Inwoners en ondernemers beschikken daarmee over dezelfde informatie als de overheid.

Als gevolg van de invoering van de Omgevingswet ontstaan er ook voor VTH de komende jaren gewijzigde werkzaamheden. De exacte invulling en consequenties zullen de komende periode verder duidelijk worden. Hier wordt momenteel programmatisch aan gewerkt binnen de organisatie.

Leidende principes

Voor het goed inbedden van de Omgevingswet en wat dit van iedereen vraagt, is een visie nodig. Die geeft antwoord op vragen als: wat voor gemeente willen wij zijn? Hoe gaan we met elkaar om? Wat mogen we van elkaar verwachten? Hiervoor zijn leidende principes geformuleerd. Deze principes helpen om invulling te geven aan de lokale afwegingsruimte.

Gemeente Noordoostpolder heeft met behulp van externe stakeholders, raadsleden en ambtenaren deze leidende principes geformuleerd. Ze zijn hiervoor om input gevraagd. Stapsgewijs is gekozen tussen dilemma’s, begrippen en thema’s. Hieruit kwamen vier hoofdthema’s boven drijven. Dit zijn de vier leidende principes geworden, waarmee de visie van de gemeente op de Omgevingswet is verwoord:

  • Maatwerk;

  • Dynamisch;

  • Vertrouwen;

  • Belangenafweging.

Een inhoudelijke toelichting van de leidende principes is opgenomen in bijlage 2.

2.2.2: Wet vergunningverlening, toezicht en handhaving

Op 14 april 2016 is de Wet VTH in werking getreden. De wet heeft als doel een veilige en gezonde leefomgeving te creëren door de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht te bevorderen.

De Wet VTH beschrijft de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om te waarborgen dat de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken verbetert. Een van deze randvoorwaarden is dat gemeenten verplicht zijn een Verordening kwaliteit uitvoering VTH-taken vast te stellen (zie paragraaf 2.3.2).

2.2.3: Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

De Eerste Kamer heeft op 14 mei 2019 de Wet kwaliteitsborging (Wkb) voor het bouwen aangenomen. Deze wet zal naar verwachting op 1 januari 2022 (gelijktijdig met de Omgevingswet) van kracht worden. De Wkb heeft tot doel de kwaliteit van en het toezicht op bouwwerken te verbeteren en het versterken van de positie van de bouwconsument.

Gevolgen van de Wkb zijn o.a. dat de bouwplantoets, voor het gedeelte van het Bouwbesluit, en het bouwtoezicht geprivatiseerd wordt. De verantwoordelijkheid komt meer bij de markt te liggen. In de praktijk betekent dit dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten als grondgebonden eengezinswoningen, recreatiewoningen, bedrijfshallen en fiets- en voetgangersbruggen door een marktpartij wordt uitgevoerd.In het nieuwe systeem van kwaliteitsborging komt de focus vooral te liggen op het tijdens en achteraf kunnen aantonen dat het bouwwerk voldoet aan de eisen en ligt de focus wat minder op het vooraf verkrijgen van een vergunning.

Binnen VTH worden voorbereidingen getroffen voor de inwerkingtreding van de wet. Het deelnemen aan proefprojecten zal voor de gemeente meer duidelijkheid gaan geven over de opzet en consequenties van de nieuwe wet.

2.3: Lokale ontwikkelingen

2.3.1: Regionaal beleidskader VTH 2019-2022

In het Regionale beleidskader VTH 2019 - 2022 voor de door de OFGV uit te voeren taken, zijn de prioriteiten, doelstellingen en werkwijzen van de OFGV opgenomen voor vergunningverlening, toezicht, handhaving en de samenwerking met haar partners. Het bevat zowel strategische, tactische als operationele elementen. Dit beleidskader is in samenwerking met alle partners tot stand gekomen.

Met het creëren van een gelijk speelveld binnen het werkgebied van de omgevingsdienst, wordt een uniforme manier van taakuitvoering en een gelijke behandeling (en daarmee rechtsgelijkheid) van ondernemers en inwoners bevorderd. Dit beleidskader legt hiervoor een basis. Dit uitvoerings- en handhavingsbeleid is het beleid voor de taken die door de OFGV worden uitgevoerd. De focus ligt hierbij op het wettelijke basistakenpakket, zoals dat is vastgelegd in het Besluit Omgevingsrecht.

2.3.2: Verordening kwaliteit VTH

De Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht om regels te stellen voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de VTH-taken op het gebied van de Wabo. De gemeenteraad heeft deze verordening op 30 mei 2016 vastgesteld.

In de verordening is een verplichting opgenomen om voor wat betreft de zogenaamde basistaken (die door de OFGV worden uitgevoerd) te voldoen aan de kwaliteitscriteria. Voor de overige Wabo-taken (“betrokken wetten”) geldt een zorgplicht met de kwaliteitscriteria als uitgangspunt. Het gaat daarbij om het principe van “comply or explain” (pas toe of leg uit) waarbij eventuele afwijkingen worden gemotiveerd.

Over de kwaliteitscriteria vindt verantwoording plaats aan de raad via het jaarverslag VTH. Door middel van interbestuurlijk toezicht toetst de provincie op afstand of de kwaliteitscriteria worden nageleefd. Over de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de APV-taken die niet Wabo-gerelateerd zijn en de bijzondere wetten zegt de verordening niets. In die gevallen vindt verantwoording plaats door middel van het uitvoeringsprogramma en het jaarverslag.

2.3.3: Ondermijnende criminaliteit

Ondermijnende criminaliteit is niet nieuw. De verwevenheid van onder- en bovenwereld krijgt steeds meer aandacht. De gemeente heeft hierin twee rollen:

  • Bestuurlijk optreden;

  • Ambtelijke alertheid.

Door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Midden-Nederland (RIEC MN) is een ondermijningsbeeld opgesteld voor de gemeente. Vanuit vergunningverlening, toezicht en handhaving is het belangrijk om onderdeel te zijn van de aanpak van ondermijning.

In algemene zin zetten we als organisatie in op onderstaande vier punten:

  • Beleid op orde; beschikbaar beleid implementeren we zo spoedig mogelijk. Nieuw beleid of aanstaand beleid implementeren we direct, na weging op basis van de ‘couleur locale’;

  • Versterken integrale samenwerking bij de uitvoering van handhaving;

  • Actieve communicatie; we vertellen wat we doen. Dit doen we in algemene zin en daar waar nodig of wenselijk doelgroepgericht;

  • Versterken informatiepositie. Intensivering moet leiden tot het verkrijgen van een veel beter beeld van de illegale activiteiten binnen onze gemeente. Versterking van de informatiepositie stelt de lokale driehoek (burgemeester, politie en officier van justitie) in staat om geprioriteerde keuzes te maken.

Voor toezicht & handhaving zijn uren gereserveerd om actief een bijdrage te kunnen leveren aan integrale samenwerking op het gebied van ondermijning.

H3: Probleemanalyse

3.1: Omgevingsanalyse

Noordoostpolder is een gemeente in de provincie Flevoland. Het landoppervlak bedraagt 460 km² en het wateroppervlak (voornamelijk IJsselmeer) 135 km².

afbeelding binnen de regeling

Inwonersaantal

Gemeente Noordoostpolder heeft 12 kernen, waarvan Emmeloord verreweg de grootste is en Schokland de kleinste. De gemeente telde in 2019 46.849 inwoners. De verwachting is dat het aantal inwoners de eerstkomende jaren stabiel blijft. Hierna is er sprake van krimp. (bron: Bevolkingsprognose Noordoostpolder 2016 – 2041).

Ontwikkeling woningvoorraad

In 2019 bedroeg de woningvoorraad 20.020 (bron: waarstaatjegemeente.nl). Het aantal huishoudens zal binnen de gemeente de aankomende 15 jaar naar verwachting toenemen met 850. Hierna zal dit af gaan nemen (bron: Bevolkingsprognose Noordoostpolder 2016 – 2041). Als gevolg van de toename in het aantal huishoudens zal de woningvoorraad de aankomende jaren ook moeten stijgen om iedereen te kunnen huisvesten.

Bedrijvigheid

De bedrijfstakken landbouw en zakelijke dienstverlening zijn het grootst binnen de gemeente, gevolgd door de collectieve dienstverlening, handel en industrie. (bron: www.waarstaatjegemeente.nl).

Bedrijfstak

vestigingen

2015

Vestigingen

2016

Vestigingen

2017

Vestigingen

2018

Zakelijke dienstverlening

1.140

1.190

1.210

1.210

Landbouw

1.130

1.130

1.130

1.120

Collectieve dienstverlening

800

860

880

900

Handel

770

780

780

760

Industrie

690

700

710

720

Overige dienstverlening

270

280

280

280

Totaal

4.800

4.940

4.990

4.990

Als de cijfers over de periode 2015 tot en met 2018 bekeken worden, dan valt op dat de zakelijke- en collectieve dienstverlening en de industrie licht stijgen. De overige bedrijfstakken zijn stabiel. Het totaal aantal vestigingen is in de periode 2015 tot en met 2018 toegenomen.

Noordoostpolder telt 62 rijksmonumenten en 71 gemeentelijke monumenten. Daarnaast zijn locaties aangewezen met een cultuurhistorische waarde. Schokland is in 1995 opgenomen in de Werelderfgoedlijst van UNESCO Vanwege de archeologische rijkdom en geschiedenis van dit voormalige eiland in de Zuiderzee. De belangrijkste wegen zijn de A6 en de N50. Emmeloord ligt centraal in de Noordoostpolder en vervult een centrumfunctie voor de dorpen die er omheen liggen.

3.2: Vergunningverlening

Vergunningaanvragen worden afgehandeld door team vergunningen. Het team heeft in 2020 een bezetting van 11,6 fte en handelt vergunningaanvragen en meldingen af in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en bijzondere wetten.

De tabel hieronder geeft inzicht in het gemiddeld aantal vergunden en gemelde activiteiten per jaar in de periode 2017 tot en met 2019. Het overzicht is niet uitputtend.

Gemiddeld aantal vergunde / gemelde activiteiten 2017 - 2019

Vergunde/ gemelde activiteit

Gem. aantal

Omgevingsvergunning bouwen

232

Omgevingsvergunning wijzigen monumenten

3

Omgevingsvergunning brandveilig gebruik

9

Melding brandveilig gebruik

13

Melding Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

77

Omgevingsvergunning activiteit afwijking bestemmingsplan

77

Omgevingsvergunning activiteit aanleggen

10

Omgevingsvergunning activiteit afwijking bestemmingsplan (ander woongebruik)

9

Omgevingsvergunning vellen houtopstanden

12

Vergunning kabels en leidingen

648

Standplaatsvergunning (incl. markt)

24

Omgevingsvergunning activiteit maken/ veranderen van een uitweg

29

Evenementenvergunning

140

Ontheffing afval verbranden

11

Drank- en Horecavergunning (inrichting)

15

Drank- en Horecavergunning (evenement)

47

Aanwezigheidsvergunning speelautomaten

3

Terrasvergunning

4

Exploitatievergunning

14

Melding Besluit mobiel breken bouw en sloopafval

6

Meldingen sloop

430

Flitsvergunning (omgevingsvergunning bouw)

15

3.3: Toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving wordt uitgevoerd door team handhaving. Het team heeft in 2020 een bezetting van 14,2 fte en houdt onder andere toezicht op bouwen, ruimtelijke ordening en brandveiligheid. Verder zijn er binnen het team 4 boa’s actief die toezicht houden op de drank- en horecawet, evenementen, de openbare ruimte en ander woongebruik. Daarnaast wordt er een groot beroep gedaan op de boa’s ten gevolge van de coronacrisis.

De tabel hieronder geeft inzicht in het gemiddeld aantal controles per jaar die per activiteit zijn uitgevoerd in de periode 2017 tot en met 2019. Er is voor gekozen om de activiteiten, waar de meeste controles voor uitgevoerd worden, weer te geven. Het overzicht is dus niet uitputtend.

Gemiddeld aantal controles per jaar over de periode 2017 - 2019

Activiteit

Gemiddeld aantal controles

Bouwen

777

Brandveiligheid

201

Drank- en Horeca

130

Kinderopvang

144

Klachten en meldingen

540

3.4: Risicoanalyses en prioritering

De beschikbare handhavingscapaciteit binnen de gemeente heeft beperkingen. Om een adequaat handhavingsniveau te kunnen garanderen moeten er prioriteiten worden gesteld. Dit kan als gevolg hebben dat bepaalde taakvelden niet proactief worden gehandhaafd. Indien dit toch noodzakelijk is, dan zal uitbreiding van de handhavingscapaciteit moeten plaatsvinden of een herprioritering worden gedaan om de kwaliteit te kunnen blijven waarborgen.

Om de beschikbare handhavingscapaciteit zo efficiënt mogelijk in te zetten binnen de taakvelden die proactief worden gehandhaafd, worden risicoanalyses uitgevoerd. Aan de hand hiervan worden prioriteiten vastgesteld door deze op te nemen in het uitvoeringsprogramma VTH. Verder stellen zij ook ieder jaar een Uitvoeringsprogramma VTH vast. Daarin staan de activiteiten vermeld die dat jaar worden uitgevoerd om de gestelde prioriteiten en doelstellingen te kunnen verwezenlijken.

Voor de disciplines nieuwbouw, bestaande bouw, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, toezicht op de openbare ruimte, Drank- en Horecawet, kinderopvang en evenementen zijn risicoanalyses voorhanden. Hieronder worden ze kort toegelicht.

Bouw

Omdat alle vergunningplichtige nieuwbouwprojecten bouwkundig gecontroleerd worden (met uitzondering van bouwwerken met een bouwsom van maximaal € 25.000,-) is tot op heden geen noodzaak geweest om een risicoanalyse hiervoor uit te voeren.

Om te bepalen op welke aspecten gecontroleerd wordt tijdens bouwtoezicht is hiervoor een toezichtsprotocol opgesteld. De methodiek is opgesteld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. Het protocol is begin 2018 geactualiseerd en vastgesteld.

Ruimtelijke ordening

In 2016 is een risicoanalyse voor de toezichtstaken op het vlak van de ruimtelijke ordening uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat slopen van gebouwen met asbest, bewoning in strijd met het bestemmingsplan en het wijzigen van monument zonder of in afwijking van een vergunning het hoogst scoren. De risico analyse moet geactualiseerd worden.

Brandveilig gebruik bouwwerken

Voor het brandveilig gebruik van bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning of melding moet worden gedaan is het Preventie Activiteitenplan (Prevap) van toepassing. Prevap is een door het Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV) ontwikkeld risicomodel voor het bepalen van prioriteiten, frequentie en benodigde menskracht voor het controleren van desbetreffende bouwwerken.

Ergernissen in de openbare ruimte

Ergernissen in de openbare ruimte zijn vaak het gevolg van overlast veroorzakende handelingen. Veel van deze ergernissen zijn opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en de Afvalstoffenverordening (Asv). Op grond hiervan kunnen de Buitengewoon opsporingsambtenaren openbare ruimte (Boa’s) deze ergernissen bestraffen met een bestuurlijke strafbeschikking (geldboete). Het uitgangspunt is veelal om eerst in gesprek te gaan. Eind 2019 zijn de ergernissen opnieuw geprioriteerd. Hiervoor is het burgerpanel geraadpleegd.

Drank- en Horecawet

In het Handhavingsbeleid Drank- en Horecawet is een risicoanalyse opgenomen. In de risicoanalyse zijn de te onderscheiden bedrijfstypes, waar alcohol mag worden verstrekt, benoemd en de mogelijke negatieve effecten/ risico’s die op kunnen treden bij het niet-naleven van de regels van de Drank- en Horecawet. Op grond van de score zijn de bedrijfstypes ingedeeld in drie categorieën met een eigen mate van toezicht.

Kinderopvang

De gemeente werkt voor het toezicht op de kinderopvang conform het landelijk model voor risicogestuurd toezicht. De insteek van dit model is om intensiever te inspecteren waar dat nodig is en minder intensief waar gebleken is dat dit kan. Daarbij worden vooral de aspecten getoetst die van invloed zijn op de kwaliteit (pedagogische praktijk, de beroepskracht-kindratio en veiligheid en gezondheid). De inspecties vinden veelal onaangekondigd plaats. Dit geeft een realistischer beeld van de dagelijkse praktijk dan een bezoek op afspraak.

Evenementen

In het document ‘handhavingsbeleid bij evenementen’ is een prioritering opgenomen voor het toezicht op evenementen. Gezien de beperkte toezichtscapaciteit is ervoor gekozen om jaarlijks 6 grote evenementen te controleren. Hierbij gaat het om drie vaste evenementen die elk jaar worden gecontroleerd (Zuiderzeerally, Pieperfestival en Nacht van Oranje) en drie wisselende grote evenementen. Indien er overige evenementen worden georganiseerd waarbij bepaalde risico’s (kunnen) spelen, dan zal ook daar toezicht op worden uitgevoerd.

Toetsingsbeleid Bouwbesluit

In het Bouwbesluit zijn de technische eisen vastgelegd waaraan een bouwwerk moet voldoen. Het is in de praktijk ondoenlijk aanvragen om omgevingsvergunningen te toetsten aan alle voorschriften van het Bouwbesluit. Dit zou leiden tot zeer zware eisen aan de aanvrager van een omgevingsvergunning.

De gemeente heeft toetsingsbeleid vastgesteld. Aan de hand van dit beleid wordt bepaald hoe de verschillende aanvragen bouwtechnisch getoetst worden door de vergunningverleners.

Publiek toegankelijke bouwwerken, bedrijfsmatige bouwwerken met een hoge gebruiksintensiteit en projectmatige nieuwbouw van woningen krijgen de meeste aandacht. De nadruk bij de toetsing ligt vooral op voorschriften over bouwkundige aspecten, constructieve veiligheid en brandveiligheid. Ook energieprestatie krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht in verband met het duurzaamheidsbeleid van de gemeente.

H4: Doelstellingen en kernwaarden

In dit hoofdstuk staat de hoofddoelstelling en de uitvoeringsdoelstellingen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving vermeld. De hoofddoelstelling is uitgewerkt in uitvoeringsdoelstellingen voor vergunningverlening (paragraaf 4.2) en voor toezicht en handhaving (paragraaf 4.3). Per uitvoeringsdoelstelling is aangegeven hoe hier uitvoering aan gegeven wordt. Door het realiseren van de uitvoeringsdoelstellingen wordt bijgedragen aan het realiseren van de hoofddoelstelling.

4.1: Hoofddoelstelling

HOOFDDOELSTELLING:

Met vergunningverlening, toezicht en handhaving bijdragen aan

een veilige, leefbare en gezonde fysieke leefomgeving binnen

gemeente Noordoostpolder.

4.2: Uitvoeringsdoelstellingen vergunningverlening

Hieronder staan de uitvoeringsdoelstellingen vermeld. In de kolom ‘uitvoering’ wordt concreet aangegeven hoe de uitvoeringsdoelstellingen kunnen worden behaald.

Uitvoeringsdoelstellingen vergunningverlening

Uitvoering

  • A.

    De begrijpelijkheid van de omgevingsvergunningen wordt onderzocht en zo nodig verbeterd.

  • In 2022 wordt een “klanttevredenheidsonderzoek” uitgevoerd m.b.t. de begrijpelijkheid van de verleende vergunningen. De uitkomsten worden geanalyseerd en verbeterpunten worden doorgevoerd bij vergunningverlening.

  • B.

    Er wordt onderzocht of de flitsvergunning ook na de invoering van de Omgevingswet nog kan worden verleend.

  • De coördinator vergunningen doet in 2021 onderzoek of de flitsvergunning onder de Omgevingswet nog meerwaarde heeft.

  • C.

    De handhaafbaarheid van omgevingsvergunningen wordt geoptimaliseerd.

  • Steekproefsgewijs worden de omgevings-vergunningen getoetst op handhaafbaarheid. Waar mogelijk wordt dit verbeterd.

  • D.

    Alle gegronde bezwaren tegen omgevingsvergunningen worden onderzocht.

  • Gegronde bezwaarzaken tegen omgevings-vergunningen worden jaarlijks geteld en geanalyseerd, met als doel bezwaarzaken in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen en processen beter in te richten.

4.3: Uitvoeringsdoelstellingen toezicht en handhaving

Uitvoeringsdoelstellingen toezicht en handhaving

Uitvoering

  • A.

    De Boa’s dragen bij aan een veilige openbare ruimte.

  • De zichtbaarheid van de boa’s wordt door wijk/ dorpsgericht werken, zichtbaarheid in de openbare ruimte en communicatie over werkzaamheden vergroot binnen de looptijd van dit beleid. Eind 2019 en in 2014 is een nulmeting gedaan bij het burgerpanel. In 2022 zal het panel nogmaals geraadpleegd worden.

  • Op de site van de gemeente wordt een subpagina gewijd aan de werkzaamheden van de boa’s.

  • De boa’s laten regelmatig via de verschillende mediakanalen zien welke werkzaamheden ze uitvoeren.

  • In 2021 en 2023 wordt via het burgerpanel een uitvraag gedaan over de boa’s. Dit is de afgelopen jaren ook al gedaan. Hierdoor ontstaat een consistent en meetbaar beeld m.b.t. de ervaringen met de boa’s.

  • B.

    Klachten en meldingen worden adequaat afgehandeld.

  • De behandelaar van de klacht neemt binnen 2 werkdagen contact op met de melder. Er wordt, als dit dan al mogelijk is, duidelijkheid gegeven over de afhandeling en doorlooptijd van de klacht of melding.

  • C.

    Externe communicatie vindt regelmatig plaats.

  • Via de (sociale) mediakanalen wordt gecommuniceerd over toezicht en handhaving. Hierbij kunnen bepaalde acties worden aangekondigd of kan nut en noodzaak van uitgevoerde acties worden toegelicht. Hiermee wordt het draagvlak vergroot.

  • Boa’s gaan in gesprek met inwoners om een goed beeld te houden van de problematiek die er speelt.

  • Bij de uitvraag via het burgerpanel (zie laatste bullit onder ‘uitvoering’ van uitvoeringsdoelstelling A.) zal ook het bereik van de communicatie worden gemeten.

4.4: Kernwaarden

De gemeente heeft vier kernwaarden geformuleerd voor de gehele organisatie. Bij de werkzaamheden die door vergunningverlening, toezicht en handhaving worden uitgevoerd zal daar waar mogelijk gewerkt worden vanuit deze kernwaarden. De vier kernwaarden, inclusief toelichting, zijn hieronder weergegeven.

Lef

De moed hebben om dingen anders te doen, af te wijken van gebaande paden onbekende wegen durven te bewandelen en je nek uit te steken als de situatie daar om vraagt. Maar ook tot inkeer komen als blijkt dat de route die je bewandelt niet de juiste is en hier voor uitkomen. Elkaar de ruimte en het vertrouwen geven om lef te tonen.

Creativiteit

Op een ander manier naar zaken kijken. Denken in kansen en mogelijkheden. Nieuwe technieken of werkmethoden inzetten. Omdenken, zodat zaken die vast zitten weer in beweging komen. Kleine stapjes zijn vaak al voldoende om een verandering tot stand te brengen. Met elkaar samenwerken om creativiteit los te maken.

Samenwerken

Weten en begrijpen wat er in de samenleving leeft. De verbinding aangaan en zaken in beweging brengen. Verantwoordelijkheden delen of zelfs uit handen geven, wanneer een ander cluster, een andere organisatie, of de samenleving zelf, het beter kan. Heldere afspraken maken en elkaar successen gunnen. Met elkaar ontdekken welke vormen van samenwerking het best bij onze verschillende soorten van dienstverlening passen.

Verantwoordelijkheid

Als vanzelfsprekend voelen wij ons, als medewerkers van deze gemeente, verantwoordelijk voor een kwalitatief goede overheid. Dat betekent een tijdige levering van producten, het op maat ondersteunen van inwoners die zorg nodig hebben, een adequate uitvoering van projecten, het met draagvlak voeren van regie over maatschappelijke opgaven. We pakken zaken op en gooien ze niet over de schutting bij een ander, we laten pas los als de ander het vast heeft of als het klaar is. We laten ons aanspreken op onze verantwoordelijkheid en doen dat ook bij anderen.

H5: VTH-strategie

5.1: Vergunningenstrategie

In deze paragraaf wordt inzichtelijk gemaakt wat de basis werkwijze voor vergunningverlening is voor het toetsen van activiteiten op grond van de Wabo, Apv, Drank- en Horecawet en de Wet op de kinderopvang.

Uitgangspunt is dat inwoners, bedrijven en instellingen verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen. De aanvraag vormt namelijk de basis voor de te verlenen vergunning of ontheffing. De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

Omgevingsvergunning

Aanvragen om omgevingsvergunning op grond van de Wabo kennen verschillende aspecten waaraan getoetst kan worden. Hieronder worden de toetsingskaders beschreven.

Toetsing aan ruimtelijke ordening/ bestemmingsplan en omgevingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning wordt getoetst of deze past binnen het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Indien dit niet het geval is dienen aanvragen dan ook beschouwd te worden als een vergunningaanvraag om af te wijken van ruimtelijke regels. Dit zal in het besluitproces rond de aanvraag dan ook een onderdeel van de aanvraag zijn. In de gevallen waarbij met een binnenplanse of buitenplanse kruimelafwijking van het bestemmingsplan kan worden afgeweken is de reguliere procedure van toepassing. Indien er sprake is van een grote planologische afwijking betekent dit dat er sprake is van een uitgebreide, en dus langere, procedure. Het merendeel van de afwijkingen van de regels van bestemmingsplannen vallen echter onder de reguliere procedure van de Wabo.

In veel bestemmingsplannen zijn binnenplanse afwijkingsbevoegdheden opgenomen (beleid opgenomen in bestemmingsplan). Daarnaast zijn er de buitenplanse afwijkingsmogelijkheden, zoals de kruimel- en de grote planologische afwijking. Hiervoor is geen algemeen beleid geformuleerd. Voor specifieke onderdelen zoals ander woongebruik en solitaire windmolens is wel beleid geformuleerd. Hierdoor zal het grootste gedeelte van de afwijkingen individueel beoordeeld en getoetst moeten worden.

Omgevingsplan

Na de inwerkingtreding van de omgevingswet in 2022 worden alle bestemmingsplannen vervangen door één omgevingsplan voor de hele gemeente. Een omgevingsplan kan algemener en flexibeler worden ingericht dan bestemmingsplannen. Het doel hiervan is om meer gelegenheid te bieden aan initiatieven. Uiteraard is dit binnen het kader van de wet. Daarnaast omvat het omgevingsplan meer aspecten dan slechts planologie. Er kunnen in het omgevingsplan regels opgesteld worden over de gehele fysieke leefomgeving.

Toetsing aan welstand

De welstandsnota geeft aanwijzingen voor het uiterlijk van bouwwerken, bijvoorbeeld voor de exacte plaats van een bouwwerk, voor de aard van de architectuur, of van welke materialen iets gemaakt moet worden. Als een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet in een welstandsvrij gebied ligt dan wordt het plan ter advisering voorgelegd aan de welstandscommissie. Zij toetst de aanvraag aan de redelijke eisen van welstand, die zijn opgenomen in de Welstandsnota van gemeente Noordoostpolder. Voor een aantal kleine wijzigingen en de kleuren van bedrijfsgebouwen in het landelijkgebied zijn sneltoetscriteria van toepassing. Deze worden ambtelijk getoetst.

Bouwtechnische toetsing/ Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waar bouwwerken minimaal aan dienen te voldoen. Gemeente Noordoostpolder hanteert voor het toetsen van vergunningaanvragen aan het Bouwbesluit het toetsingsbeleid Bouwbesluit gemeente Noordoostpolder. Hierin is de methodiek van het landelijk toetsprotocol (LTP) van de Vereniging BWT Nederland (Vereniging BWT) opgenomen.

Het LTP is speciaal ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toetsintensiteit per onderdeel van het Bouwbesluit, naar gelang het bouwwerktype en de risico’s die men daarbij voorziet. Hierdoor hoeft een aanvraag niet meer op alle onderdelen volledig aan het Bouwbesluit getoetst te worden. Binnen de methodiek van de LTP is landelijk een toetsniveau vastgesteld, dat door de beroepsgroep als een minimaal acceptabel niveau wordt gezien.

De LTP-methodiek biedt gemeenten echter de ruimte om in afwijking ervan zelf een toetsniveau op de verschillende onderdelen vast te stellen, op basis van de eigen risico-inschattingen, naleefgedrag en beschikbare toetscapaciteit.

Gemeente Noordoostpolder hecht veel belang aan constructieve veiligheid en brandveiligheid. Op deze onderdelen toetst de gemeente, in overeenstemming met de landelijke norm, intensief voor de functies wonen en de functies die gerelateerd zijn aan publiek gebruik (bijv. scholen) of gebruik door meerdere personen.

Toetsing aan bouwverordening

Een aantal bouwregels zijn lokaal en daardoor opgenomen in een vastgestelde bouwverordening. Aangezien steeds meer regelgeving landelijk geregeld is, is het aantal regels in de bouwverordening nog maar minimaal. Het betreft vooral normen en regels ten aanzien van de plaats van gevelaanzichten en rooilijnen voor zover bestemmingsplannen daarin niet voorzien. Zolang de bouwverordening bestaat zal iedere aanvraag aan de daarin opgenomen voorschriften worden getoetst.

Beoordelingskader monumenten

Aanvragen om omgevingsvergunningen voor monumenten (het wijzigen ervan) vraagt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Dergelijke aanvragen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de gemeentelijke monumentencommissie en de gemeentelijke welstandscommissie. Wanneer het een Rijksmonument betreft kan er ook advies gevraagd worden bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (RCE) en de provincie. Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen om omgevingsvergunning activiteit bouwen, aangezien voor vrijwel alle veranderingen aan een monument ook een dergelijke vergunning vereist is. Noordoostpolder telt 62 rijksmonumenten en 71 gemeentelijke monumenten.

Melding sloop en asbestverwijdering

Toetsing vindt plaats aan de hand van de regelgeving in het Bouwbesluit.

Natuurbescherming, flora en fauna

Indien een aanvraag betrekking heeft op de activiteit ‘handelen in een natuurbeschermingsgebied’ of dat deze activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna vanwege verstoring of vernietiging van de habitat van soorten, dan dient hiervoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de provincie. De activiteit haakt aan bij de vergunning. Het inhoudelijk advies ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna wordt gegeven door de provincie. Dit advies wordt opgenomen in de uiteindelijke vergunning.

Aanleggen van een uitrit

Aanvragen om omgevingsvergunningen, die als wettelijke basis de Apv hebben, worden primair getoetst op grond van de bepalingen in de Apv. Dit is o.a. het geval bij het aanleggen van een uitrit. Indien de uitrit op een provinciale weg plaatsvindt, dan wordt de provincie om advies gevraagd. In de vergunning worden voorwaarden opgenomen voor de aanleg van de uitrit.

Vellen van een houtopstand

In de gemeente Noordoostpolder geldt een vergunningplicht voor het vellen van erfsingels en wegbeplanting. De beleidsregel instandhouding landschappelijke beplantingen is hierop van toepassing. Bij iedere aanvraag hiervoor wordt advies gevraagd aan de toezichthouder groenvoorzieningen van cluster Wijkbeheer.

Brandveilig gebruik

De toets op de brandveiligheidsaspecten die betrekking hebben op de brandpreventieve voorzieningen en het brandveilig gebruik van een bouwwerk wordt door de vakspecialist brandpreventie uitgevoerd. Deze toets vindt plaats op grond van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen. Als een aanvraag een complexe situatie betreft dan kan om advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio. Hiervoor zijn echter geen criteria opgenomen, waardoor het aan de vakspecialist brandpreventie is om dit te beoordelen.

Algemene plaatselijke verordening

In de Algemene plaatselijke verordening (Apv) heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Voor een aantal activiteiten eist de Apv expliciet dat vooraf een vergunning wordt aangevraagd. Voor andere activiteiten dient een ontheffing te worden aangevraagd en bij weer andere kan volstaan worden met een melding. Het spreekt voor zich dat risicovolle evenementen, of evenementen die (grote) overlast veroorzaken voor de omgeving of die veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, vergunningplichtig zijn. Op die manier kan preventief het risico en de overlast voor de omgeving tot een minimum beperkt worden. Door deregulering is het aantal vergunningplichtige activiteiten in de Apv afgenomen. De toetsing van de activiteiten die nog steeds vergunningplichtig zijn onder de Apv worden hieronder beschreven.

Evenementen

Gemeente Noordoostpolder heeft als toetsingskader voor evenementen de nota evenementenbeleid 2012. Dit stuk, dat geactualiseerd moet worden, gaat o.a. in op de veiligheidsaspecten in het hoofdstuk over de regulering van evenementen. Hierop zijn tevens afspraken in regionaal verband van toepassing, namelijk die van de Veiligheidsregio Flevoland. Die zijn vastgelegd in het Regionaal Beleid Advisering Evenementenveiligheid 2017. Dit regionale beleid richt zich op risicobeoordeling van evenementen en planning en afstemming van het evenementenaanbod.

De wijze waarop een aanvraag wordt behandeld, wordt bepaald door de evenementenkalender en het risicoprofiel van evenementen. Binnen het risicoprofiel wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën evenementen, te weten A, B en C. Deze indeling wordt landelijk veel gebruikt.

Alle evenementen binnen de gemeente zijn tot op heden geclassificeerd als A-evenement (regulier evenement met lage risico’s). De aanvraag om evenementenvergunning wordt door de gemeente o.a. getoetst aan het Evenementenbeleid 2012, Geluidsbeleid bij evenementen en de Drank- en Horecawet. Binnen de gemeente wordt onderscheid gemaakt tussen grote evenementen en overige evenementen. Voor een groot evenement moet de organisator een veiligheidsplan aanleveren, vindt een vooroverleg plaats met de organisator en de hulpdiensten en wordt het evenement na afloop geëvalueerd.

Overige gemeentelijke regelgeving

Aanvragen voor alle overige gemeentelijke regelgeving worden altijd helemaal getoetst op volledigheid. Het gaat hier bijvoorbeeld om (markt)standplaatsvergunningen en vergunningen voor de aanwezigheid van speelautomaten.

Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet vereist dat iedereen die bedrijfsmatig alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt voor gebruik ter plaatse hiervoor een vergunning heeft. Voor slijterijen geldt eveneens een vergunningplicht.

Bij wijziging van een bestaande vergunning, meestal het wijzigen van het aanhangsel vanwege een verandering in de leidinggevenden, wordt de nieuwe leidinggevende getoetst aan de moraliteitseisen van de Drank- en Horecawet. Indien het om een nog ongewijzigde paracommerciële drank- en horecavergunning gaat, wordt de vergunning ambtshalve aangepast met de nieuwe voorschriften. De Drank- en Horecawet stelt specifieke eisen aan de inrichting en de leidinggevenden. Verder Is het handhavingsbeleidsplan Drank- en Horecawet van toepassing.

Wet op de kinderopvang

Zodra de gemeente een aanvraag tot exploitatie ontvangt in het kader van deze wet wordt deze aangemeld in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). De GGD Flevoland wordt vervolgens opdracht gegeven een inspectie uit te voeren om na te gaan of de betreffende kinderopvang aan de minimale kwaliteitscriteria welke in de wet en nadere regelgeving hiervoor zijn opgenomen. Op basis van het advies van de GGD besluit de gemeente de aanvraag tot exploitatie van een kinderopvang, een gastouderbureau, een peuterspeelzaal of een voorziening voor gastouderopvang toe te kennen dan wel af te wijzen. De exploitant ontvangt hierover een besluit van de gemeente.

Omdat naast een advies van de GGD ook andere wet- en regelgeving de exploitatie in de weg kan staan wordt hieraan door de gemeente al in het voorportaal gecontroleerd. Zo wordt getoetst of exploitatie wel past binnen de regels voor het bestemmingsplan en wordt gecontroleerd of een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik nodig is. De beslistermijn ten aanzien van de aanvraag wordt in dat geval opgeschort. Verzoeken tot het wijzigen van de gegevens in het KRKP kunnen bestaan uit administratieve handelingen zonder rechtsgevolg, maar ook uit verzoeken op grond waarvan een besluit genomen moet worden. Soms moet op grond van een dergelijk verzoek de GGD opnieuw een inspectie uitvoeren. Voorbeelden van mogelijke wijzigingen zijn uitbreiding van het aantal kindplaatsen, een houderwijziging en een verzoek tot het beëindigen van de exploitatie. In de wet is uitputtend behandeld hoe aanvragen en verzoeken om wijziging door de gemeente beoordeeld, gecontroleerd en afgehandeld dienen te worden. De beleidsruimte voor de gemeente is op dit punt vrijwel nihil.

Wet Bibob

De wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) heeft als doel gemeenten de mogelijkheid te bieden de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken om te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteren. Als er gevaar dreigt dat de vergunning wordt misbruikt, kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken. De Beleidsregel Bibob gemeente Noordoostpolder geeft aan welke vergunningaanvragen worden getoetst en hoe het onderzoek wordt uitgevoerd. Ook subsidies en bepaalde categorieën van overheidsopdrachten kunnen sinds 1 augustus 2020 worden onderzocht in het kader van Bibob.

5.2: Nalevingsstrategie

De gemeente voert ter bescherming van de omgevingskwaliteit een eenduidig, transparant en uniform beleid. Onderdeel daarvan is de nalevingstrategie. Dat is een onderling afgestemd geheel van deelstrategieën voor preventie, toezicht, sancties en gedogen. De strategie houdt rekening met landelijke richtlijnen en afspraken in regionaal verband.

afbeelding binnen de regeling

De deelstrategieën staan hieronder op hoofdlijnen beschreven. Ook is aangegeven op welke wijze de gemeente de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsbevoegdheden onderling en in samenhang uitoefent en hoe zij optreedt tegen overtredingen van de eigen organisatie.

5.2.1 Preventiestrategie

De preventiestrategie heeft tot doel de acceptatie van de regelgeving en voorkoming van overtredingen. De gemeente geeft aan inwoners en bedrijven informatie over het toezicht en handhaving op de gemeentelijke website, publicaties in de pers, social media, maar ook door mondelinge voorlichting en het klantgericht begeleiden van het vergunnings- en uitvoeringsproces. Kortom, de gemeente streeft naar het “open houden van de lijnen”.

5.2.2 Toezichtstrategie

In de toezichtstrategie staat de vraag centraal hoe de gemeente als bevoegd gezag het toezicht uitoefent. Het kan hierbij gaan om reactief of om proactief optreden. De proactieve toezichtsstrategie kan verder worden onderverdeeld in risicogestuurd, branchegericht of gebiedsgericht.

Het (algemene) doel van de toezichtstrategie voor de gemeente is om de beschikbare capaciteit en middelen zo in te zetten dat een zo hoog mogelijk rendement wordt behaald bij de uitvoering van het handhavingsbeleid. Rendement laat zich in dit geval als naleefgedrag definiëren.

Algemeen

De wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd hangt af van de prioriteit die aan een handhavingstaak is toegekend. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe de prioriteiten doorgaans de intensiteit van het toezicht bepalen. Niet alle taken lenen zich voor de toezichtstrategie die uit de prioriteit voortvloeit. Daarnaast wordt naar aanleiding van meldingen of handhavingsverzoeken, ongeacht de prioriteit, altijd actie ondernomen.

Prioriteit

Mate van toezicht

Hoog

Het toezicht op naleving van de regels vindt proactief plaats op basis van een vaste controlefrequentie. Verder wordt actief gezocht naar overtredingen door het uitvoeren van inventarisaties, via gevelcontroles en waarnemingen ter plaatse en bureaucontroles.

Gemiddeld

Het toezicht vindt minder intensief en vooral steekproefsgewijs plaats op basis van in het Uitvoeringsprogramma genoemde criteria, dan wel door gebiedsgerichte controles of door surveillances.

Laag

Er is sprake van passief toezicht. In beginsel wordt alleen naar aanleiding van meldingen of handhavingsverzoeken toegezien op naleving van de regels.

De prioritering is niet bedoeld om een bepaalde volgorde in de handhaving aan te geven. Voorop staat namelijk dat op alle prioriteiten gehandhaafd wordt. De frequentie van de handhaving is echter verschillend. Hoe hoger de prioriteit hoe actiever er gehandhaafd wordt. Verder wordt naar aanleiding van klachten/ meldingen altijd gereageerd.

Integraal toezicht

Uitgangspunt voor de uitvoering van de handhaving is het zoveel mogelijk integraal uitvoeren van het toezicht en handhaving. Met deze integrale aanpak wordt tegemoet gekomen aan de ambities van de gemeente om dienstverlening aan bedrijven te verbeteren. Vanuit dit uitgangspunt worden zoveel mogelijk taken die tot het domein van de gemeente behoren ook door de gemeente zelf gedaan. Hierbij kan als voorbeeld gedacht worden aan de taak van brandveiligheid.

Ook wordt hiermee tegemoet gekomen aan eisen die de Wabo aan het toezicht stelt dat het bestuursorgaan zijn controles afstemt en coördineert met andere toezichthoudende instanties. Daarmee wordt voorkomen dat gemeentelijke en andere toezichthouders (bijvoorbeeld van provincie en waterschap) onwetend van elkaar dezelfde bedrijven bezoeken. In de bestuursovereenkomst met die overheden is dit dan ook afgesproken: waar mogelijk wordt voor elkaar en met elkaar gecontroleerd. Ondernemers ondervinden dan zo weinig mogelijk toezichtslast.

Er zijn verschillende vormen van integraal toezicht denkbaar:

  • Controleren met elkaar. Vanuit de verschillende taakvelden (bijvoorbeeld bouw en brandveiligheid) wordt gezamenlijk een integrale controle uitgevoerd. Deze vorm is toepasbaar in situaties die complexer zijn of een hoge bestuurlijke prioriteit hebben.

  • Controleren na elkaar. Verschillende toezichthouders voeren een controle uit. Omdat deze

  • controles plaatsvinden over een relatief langere periode heeft deze aanpak een sterk preventieve werking. De toezichtlast gaat hiermee niet omlaag.

  • Controleren voor elkaar. Hierbij wordt de integrale controle van de taakvelden door één

  • toezichthouder/ handhaver uitgevoerd. Deze vorm wordt vooral gebruikt in situaties die worden

  • gekenmerkt door een zeer geringe complexiteit.

  • Signaleren voor elkaar. Aspectcontrole door één toezichthouder. Deze toezichthouder neemt

  • tijdens de controle (binnen het model controleren na elkaar) aspecten van de andere beleidsvelden

  • of van andere bestuursorganen mee. Als hij waarneemt dat er op het gebied van de andere beleidsterreinen/ bestuursorganen iets mis is, seint hij zijn collega’s of het andere bestuursorgaan in.

De vier vormen van integraal toezicht zijn in onderstaande figuur nog eens weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie van de inwoner of het bedrijf. Hierbij wordt aangesloten bij de omgevingsvergunning. Bij een enkelvoudige omgevingsvergunning (bijvoorbeeld voor de bouw van een dakkapel) zal de toezichthouder of handhaver vanuit zijn vakgebied een controle uitvoeren waarbij hij oog- en oorfunctie voor andere beleidsvelden heeft. Bij een meervoudige omgevingsvergunning zullen de toezichtmomenten waar mogelijk gecoördineerd worden in één bezoek, waardoor de belasting voor het bedrijf tot een minimum beperkt wordt. Indien gecoördineerd toezicht niet mogelijk is, zullen de controles vanuit de verschillende vakgebieden blijven worden uitgevoerd.

Schematisch gezien ziet het bovenstaande er als volgt uit:

Situatie

Wijze van toezicht

Vorm van integraliteit

Enkelvoudige

omgevingsvergunning

Toezicht door het

betreffende taakveld

Signaleren voor elkaar

Meervoudig

omgevingsvergunning

Gecoördineerd toezicht met

meerdere toezichthouders

Controleren met elkaar

Toezicht door betreffende

taakvelden (over langere tijd)

Controleren na elkaar (met signaalfunctie voor andere taakvelden)

5.2.3 Sanctiestrategie

De sanctiestrategie heeft tot doel:

  • a.

    het voorkomen of ongedaan maken van een overtreding (bestuursrecht);

  • b.

    het opleggen van een boete om de overtreder te straffen (bestuursrecht en strafrecht);

  • c.

    het wegnemen van wederrechtelijk genoten voordeel (strafrecht).

Is er sprake van een overtreding van wet- en regelgeving m.b.t. bouw, ruimtelijke ordening of de leefomgeving, dan wordt de procedure van het stappenplan van het Gemeenschappelijk Kader Flevoland gevolgd. Verder zijn er voor een aantal specifieke taakvelden, die buiten het bovengenoemde kader vallen, sanctiestrategieën opgesteld. Deze strategieën staan aan het eind van deze paragraaf vermeld.

De volgende bestuursrechtelijke interventies kunnen gebruikt worden binnen de sanctiestrategie:

  • -

    aanspreken/informeren van de overtreder;

  • -

    waarschuwen, brief met hersteltermijn;

  • -

    bestuurlijk gesprek;

  • -

    verscherpt toezicht;

  • -

    last onder dwangsom;

  • -

    last onder bestuursdwang;

  • -

    tijdelijk stilleggen.

Schorsen of intrekken vergunning

Het intrekken of schorsen van een vergunning is een bestuurlijke bestraffende interventie. Van deze mogelijkheid wordt in beginsel niet in eerste instantie gebruik gemaakt. Het is een passend middel als de overtreder ondanks het opleggen van herstelsancties, zoals een last onder dwangsom, niet de noodzakelijke actie onderneemt.

Bestuurlijke strafbeschikking

De Buitengewone opsporingsambtenaar (Boa) in dienst van de gemeente treedt met de bestuurlijke strafbeschikking op tegen veel voorkomende en overlast veroorzakende, lichte overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening (APV) en de Afvalstoffenverordening (Asv). Leidend hierin is de top 10 van overlastfeiten. De strafbeschikking is gebaseerd op de Wet OM-afdoening. Het Centraal Justitieel Incassobureau handelt de boete af.

Specifieke sanctiestrategieën

Voor de onderstaande taakvelden is specifiek sanctiebeleid vastgesteld:

  • De Drank- en Horecawet;

  • Kinderopvang;

  • Damoclesbeleid;

  • Permanente bewoning recreatieparken.

5.2.4 Gedoogstrategie

In uitzonderingsgevallen en na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging kan overgegaan worden tot gedogen. Daarbij wordt het Gemeenschappelijk Kader Flevoland 2013 in acht genomen. Voor gedogen wordt een beschikking met voorwaarden en een eindtermijn opgesteld.

5.3 Optreden tegen overtredingen van de eigen organisatie

Ook eigen organisatieonderdelen en andere overheden hebben zich te houden aan de geldende regels. Als hierbij een overtreding wordt geconstateerd, dan moet daar tenminste op vergelijkbare wijze op worden gereageerd als op overtredingen die door inwoners of bedrijven worden begaan. De overheid dient immers uit het oogpunt van geloofwaardigheid het goede voorbeeld te geven.

Eén en ander betekent dat bij een overtreding door gemeente Noordoostpolder het verantwoordelijke cluster een brief krijgt met daarin een termijn om de overtreding ongedaan te maken. Ook wordt de mogelijkheid geboden een zienswijze kenbaar te maken. Mocht dit niet resulteren in de oplossing van de tekortkomingen dan zal een brief met hersteltermijn worden opgelegd. Indien ook deze termijn niet wordt gehaald zal de zaak worden voorgelegd aan de directie met het advies om de overtreding alsnog zo snel mogelijk ongedaan te maken.

H6: Communicatie, afstemming en samenwerking

6.1: Communicatie en voorlichting

Communicatie en voorlichting worden steeds belangrijker in onze maatschappij. Er komen ook steeds meer kanalen beschikbaar waarlangs gecommuniceerd kan worden met inwoners en bedrijven. Naast de traditionele “papieren kanalen” worden digitale kanalen steeds belangrijker. De gemeente is actief via Facebook, Instagram, Twitter en Whats app. Via deze kanalen kan snel en interactief gecommuniceerd worden met inwoners en bedrijven.

De gemeente maakt ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving actief gebruik van deze digitale communicatiekanalen. De volgende doelen kunnen hiermee bereikt worden:

  • Bewustwording van de regels.

    Niet alle regels zullen bekend zijn bij iedereen. Als deze signalen er zijn binnen de gemeente dat bepaalde overtredingen zich relatief vaak voordoen omdat deze niet alom bekend zijn, dan zal hierover gecommuniceerd worden.

  • Bewustwording van toezicht en vergroting zichtbaarheid.

    Door te communiceren over het toezicht dat de gemeente uitvoert, zal hierover meer bekendheid ontstaan bij inwoners en bedrijven. Hierdoor krijgt men een beter inzicht in de werkzaamheden die uitgevoerd worden en zal de zichtbaarheid vergroten. Ook zal er naar verwachting een preventieve werking vanuit gaan omdat men weet dat er toezicht gehouden wordt. Ook kunnen bepaalde toezichtsactiviteiten voorafgaand aan de uitvoering aangekondigd worden, zodat inwoners hier rekening mee kunnen houden.

6.2: Afstemming en samenwerking

6.2.1 Externe afstemming

Door regelmatig overleg en afstemming, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau, wordt voortdurend gebouwd aan de relatie en de onderlinge verbanden met onze uitvoeringspartners zoals de provincie, OFGV, GGD, buurgemeenten, brandweer, Waterschap en Rijkswaterstaat.

Vormen van overleg

Afstemming van het regionale beleidskader van de OFGV vindt plaats in het Bestuurlijk- en Ambtelijk Omgevingsoverleg, waarin de provincie en gemeenten van Flevoland, het Waterschap, Rijkswaterstaat, de brandweer, de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, de politie en het Openbaar Ministerie zijn vertegenwoordigd.

Ook vindt er via het Lokaal Handhavingsoverleg (LHO) afstemming op dossierniveau plaats. Daarnaast zijn andere overleggremia waar politie, OM en omgevingsdiensten met elkaar inhoudelijk afstemmen.

Voor bouwen/RO zijn er nog geen specifieke afspraken met het OM en de politie. Voor deze taken wordt uitgegaan van bestuursrechtelijke handhaving en er is nog geen aanleiding geweest om hier nu een andere gedragslijn in te volgen. Het OM kan echter besluiten om in speciale gevallen zelfstandig over te gaan tot strafrechtelijke handhaving. Bij de implementatie van de Omgevingswet zal nader worden gekeken of ook wordt ingezet op strafrechtelijke handhaving.

De bestuursovereenkomst samenwerking Wabo

In Flevoland hebben gemeenten, waterschap en provincie afgesproken om samen te werken bij de uitvoering van de Wabo. De samenwerking is vastgelegd in een bestuursakkoord, de ‘Bestuursovereenkomst samenwerking Wabo in Flevoland’, die op 30 juni 2010 is ondertekend door alle betrokken bestuurders. Om de samenwerking bij vergunningverlening, toezicht en handhaving zo optimaal mogelijk vorm te geven, zijn de praktische details van de samenwerking uitgewerkt in werkafspraken.

Evaluatie bestuursovereenkomst en werkafspraken

In 2017 is de regionale samenwerking op grond van de bestuursovereenkomst geëvalueerd met als uitkomst dat de regionale samenwerking bij de uitvoering van de Wabo nog steeds bestuurlijk gewenst is, maar dat de bestuursovereenkomst niet direct hoeft te worden aangepast.

Met de komst van de Omgevingswet wordt in 2020 in opdracht van het AOO gewerkt aan een nieuwe Bestuursovereenkomst Samenwerking Omgevingswet Flevoland (BSOF).

Hennepconvenant Midden-Nederland

In het kader van dit hennepconvenant zijn afspraken gemaakt tussen gemeenten, politie, het Openbaar Ministerie, Woningbouwcoöperaties, belastingdienst, en energieleveranciers. In het convenant staat vermeld welke partner, wanneer, welke actie onderneemt als er een wietplantage wordt ontdekt.

Provincie Flevoland

De provincie Flevoland kan bij meervoudige aanvragen, bijvoorbeeld als een milieuvergunning nodig is, het bevoegd gezag zijn. Afstemming hierover is in bovenstaande Bestuursovereenkomst en Wabo afspraken verankerd. De provincie heeft daarnaast op grond van de Wabo en het Bor een rol bij vergunningen voor het afwijken van regels van de ruimtelijke ordening, omdat bij bepaalde procedures een Verklaring van geen bedenkingen (Vvgb) van de provincie is vereist.

Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV)

De OFGV is een samenwerkingsverband tussen gemeenten in Flevoland en in de Gooi en Vechtstreek en de provincies Flevoland en Noord-Holland. Het toezicht op de milieuwetgeving, de handhaving daarvan en de afhandeling van aanvragen om milieuvergunningen is ondergebracht bij de OFGV. In geval van gecombineerde aanvragen (bijvoorbeeld bouwen en milieu) vindt de vergunningverlening door de OFGV (namens de provincie) plaats. In het Regionaal beleidskader VTH 2019 – 2022 voor de door de OFGV uit te voeren taken staat de wijze waarop wordt opgetreden tegen milieuovertredingen beschreven.

Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD)

Volgens de Wet kinderopvang is de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang. De gemeente moet dit toezicht laten uitvoeren door toezichthouders van de GGD. Ieder najaar worden met de GGD afspraken gemaakt over het uitvoeren van de inspecties kinderopvang in relatie tot het beschikbare budget. Inspecties worden uitgevoerd volgens een landelijk risicoprofiel. Goed naleefgedrag betekent beperkte inspectie, slecht naleefgedrag een uitgebreidere inspectie. Alle geregistreerde kinderopvang, met uitzondering van gastouderopvang, moet jaarlijks worden gecontroleerd. Bij de gastouders wordt afhankelijk van het budget circa 25 procent geïnspecteerd, geselecteerd via een steekproef. Het verplicht minimaal te inspecteren aantal gastouders bedraagt 5 procent. Nieuwe aanvragen voor kinderopvang moeten altijd worden geïnspecteerd. De GGD stuurt gedurende het jaar regelmatig financiële overzichten over de al gemaakte kosten en de nog te verwachten kosten. Indien noodzakelijk worden de afspraken bijgesteld, om het beschikbare budget te bewaken.

Brandweer

Brandweer Flevoland voert, in het kader van een detachering en als pilot, vanaf de tweede helft van 2020 voor de gemeente een deel van de brandveiligheidstaken uit. De taken bestaan uit het adviseren over brandveiligheid, het afhandelen van melding brandveilig gebruik van bouwwerken en het uitvoeren van toezicht hierop. Ook wordt er samengewerkt om de informatie-uitwisseling op niveau te brengen. Na de detacheringsperiode en de afronding van deze pilot wordt een besluit genomen of alle brandveiligheidstaken al dan niet worden overgedragen aan brandweer Flevoland.

Aanvragers en adviserende instanties

Voor de aanvragen waar aanpassingen nodig zijn om tot een vergunbaar plan te komen, geldt de weg van het overleg met de aanvrager. Soms is dat een particulier, meestal is dat een projectontwikkelaar, een architect of een bouwkundig tekenaar. Verder wordt in al die gevallen waar de wet het advies van interne en externe instantie voorschrijft, het advies ook ingewonnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de welstandscommissie en het Waterschap.

Driehoeksoverleg

Het Driehoeksoverleg is een overleg tussen de burgemeester, teamchef van politie en de officier van justitie. Het zwaartepunt van dit overleg is openbare orde en veiligheid. Specifieke handhavingsproblemen kunnen worden ingebracht, vooral wanneer een strafrechtelijke aanpak gewenst is. Naast het driehoeksoverleg vindt er op ambtelijk niveau overleg en afstemming plaats met de politie en vindt bestuurlijke handhaving plaats op basis van bestuurlijke rapportages van de politie, bijvoorbeeld op het gebied van de Opiumwet en de APV.

6.2.2 Interne afstemming

Binnen de organisatie zorgen een aantal overlegstructuren voor een goede interne afstemming. Hieronder worden de periodieke overleggen die cluster VTH heeft met andere onderdelen van de organisatie kort beschreven.

Periodiek overleg cluster en wethouder

De manager en coördinatoren van cluster VTH hebben periodiek overleg met de verantwoordelijk wethouder. In dit overleg worden o.a. lopende zaken, nieuwe ontwikkelingen en de jaarplanning besproken.

Plantoetsersoverleg

Dit overleg vindt 1 keer per week plaats. De vergunningverleners van cluster VTH overleggen met de collega’s van planontwikkeling over het al dan niet kunnen toestaan van de voorgenomen activiteiten die in de aanvraag staan vermeld. De activiteiten worden getoetst aan het bestemmingsplan.

Woonloket

Als inwoners vragen hebben die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving dan worden deze vragen veelal beantwoord door de collega’s van het woonloket dat als frontoffice functioneert. Eén keer per vier weken vindt er overleg plaats tussen de medewerkers van het woonloket en de coördinatoren van VTH en planontwikkeling (backoffice). Tijdens dit overleg worden vragen en problemen besproken die lopen bij het woonloket.

H7: Programmering, monitoring en evaluatie

7.1: Programmering

Aan de hand van de gestelde prioriteiten en beleidsdoelen, de programmabegroting, de omgevingsanalyse, de prioriteitenstelling en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma VTH opgesteld. Daarbij wordt o.a. aangegeven wat het verwacht aantal te verlenen vergunningen en uit te voeren controles is en hoeveel capaciteit hiervoor beschikbaar is. In het uitvoeringsprogramma wordt ook rekening gehouden met de organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambitie. De voortgang van het uitvoeringsprogramma wordt gemonitord door drie maal per jaar een managementrapportage op te stellen.

De OFGV stelt in overleg met cluster VTH ieder jaar ook een uitvoeringsprogramma op voor de taken die zij voor Noordoostpolder uitvoert. De voortgang hiervan wordt inzichtelijk gemaakt door periodieke rapportages aan de gemeente. Het uitvoeringsprogramma van de OFGV wordt door het college vastgesteld.

7.2: Monitoring

Monitoring is het sluitstuk van de handhavingscyclus. Onder monitoring wordt verstaan het stelselmatig, systematisch en continu verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid effect heeft en of de gestelde doel- en taakstellingen zijn of worden gehaald.

Het is dus belangrijk om de resultaten en de voortgang van het uitvoeren van de VTH-taken te monitoren. Met behulp van de volgende applicaties wordt de monitoring vormgegeven:

Squit XO

Aan de hand van deze workflow managementapplicatie worden systematisch de stappen afgehandeld om te komen tot een vergunning en de uitvoering van het toezicht en handhaving. De applicatie maakt verder o.a. inzichtelijk:

  • hoeveel vergunningen en controles er zijn uitgevoerd, onderverdeeld naar soort;

  • welke klachten er zijn ingediend en waar ze betrekking op hebben;

  • Hoe vaak er welk soort overtredingen zijn geconstateerd tijdens het toezicht op bouw, drank- en Horeca en brandveiligheid

In het uitvoeringsprogramma zijn indicatoren opgenomen ten behoeve van de gestelde doelen. Door middel van Squit XO worden een aantal van deze indicatoren in beeld gebracht.

Bij het ingaan van de omgevingswet zijn gemeenten verplicht om aan te sluiten op het digitale stelsel omgevingswet (DSO). Omdat Squit XO hier niet op voorbereid is er gekozen voor zijn opvolger, namelijk RX.Misson. Deze applicatie wordt in de loop van 2021 geïnstalleerd en ingericht zodat op 1 januari 2022 de eerste aanvragen kunnen worden ontvangen en afgehandeld.

Key2zaken

Alle digitale meldingen van inwoners m.b.t. de openbare ruimte worden geregistreerd in key2zaken. Meldingen die betrekking hebben op de handhaving in de openbare ruimte worden afgehandeld door de boa’s. In de applicatie wordt o.a. vastgelegd waar de klacht specifiek betrekking op heeft, welk resultaat de afhandeling heeft gehad en hoe lang de doorlooptijd is geweest. Aan de hand van deze informatie wordt inzichtelijk hoe het aantal klachten zich door de jaren heen ontwikkelt, waar ze betrekking op hebben, of de gegrond zijn en hoe lang het duurt om een melding af te handelen.

TimN

Iedere medewerker binnen VTH krijgt jaarlijks, bij de vaststelling van het uitvoeringsprogramma VTH, een overzicht van zijn taken en het daarbij behorend aantal uren om hier uitvoering aan te geven. Door middel van de tijdregistratieapplicatie TimN is het mogelijk om de inzet van de capaciteit periodiek te monitoren en zo nodig tijdig bij te sturen.

Burgerpanel

Inwoners van de gemeente Noordoostpolder kunnen zich inschrijven voor het burgerpanel. Gemiddeld vier maal per jaar ontvangen de deelnemers een enquête waarin zij worden geraadpleegd over verschillende onderwerpen die voor de gemeente relevant zijn. Via het burgerpanel zal de aankomende periode uitvraag worden gedaan m.b.t. een aantal uitvoeringsdoelstellingen die zijn gesteld in hoofdstuk 4.

7.3: Evaluatie

Het Beleidsplan vergunningverlening, toezicht en handhaving Noordoostpolder heeft een looptijd tot en met 2023. Na het verstrijken van de looptijd, of eerder, indien daar aanleiding voor is (bij bijvoorbeeld gewijzigde wetgeving of indicaties op basis van de monitoring), zal het beleid worden geëvalueerd en geactualiseerd.

Ondertekening

Bijlage 1: Evaluatie VTH beleid 2016 - 2019

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding

    • 1.1

      Doel

    • 1.2

      Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

    • 1.3

      Interbestuurlijk toezicht

  • 2.

    Doelstellingen

    • 2.1

      Doelstellingen uit het handhavingsbeleidsplan

    • 2.2

      Doelstellingen uit de beleidsnota vergunningverlening

  • 3.

    Conclusie en aanbevelingen

1.Inleiding

In deze nota staat de evaluatie van het Handhavingsbeleid 2016-2019 en Vergunningenbeleid 2018-2019 centraal. Beide documenten vormen samen het VTH-beleid van de gemeente Noordoostpolder. Ten behoeve van deze evaluatie hebben gesprekken plaatsgevonden met de coördinatoren van zowel team handhaving als team vergunningen.

1.1 Doel

In deze nota wordt aan de hand van het vastgestelde VTH-beleid nagegaan, wat van de uitvoering van het beleid terecht is gekomen. Deze evaluatie is uitgevoerd ten behoeve van het actualiseren, bijstellen en aanscherpen van het VTH-beleid voor de periode 2020-2023. De evaluatie sluit af met een aantal interne en externe aanbevelingen, voortvloeiend uit het interbestuurlijk toezicht (IBT) door Gedeputeerde Staten.

1.2 Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Bij de oprichting van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV) zijn een aantal VTH-taken overgedragen aan de omgevingsdienst. Hierbij ging het om de bodemtaken, milieuvergunning-verlening en de toezicht en handhaving van milieuinrichtingen. Per 1 maart 2019 zijn de werkzaamheden, die samenhangen met het afhandelen van milieumeldingen, ook overgedragen aan de OFGV. Al deze taken maken onderdeel uit van het basistakenpakket voor de omgevingsdienst.

1.3 Interbestuurlijk toezicht

Sinds 2012 worden verschillende taakvelden van de gemeente jaarlijks door Gedeputeerde Staten getoetst op procesmatigheid. Zo ook het taakveld toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht. Het taakveld vergunningverlening is in 2018 voor het eerst ook meegenomen in deze toetsing. De afgelopen jaren is toezicht en handhaving van de gemeente Noordoostpolder beoordeeld als adequaat. Dezelfde beoordeling is sinds 2018 ook gegeven voor vergunningverlening .

Ondanks de goede toetsingsresultaten op grond van het interbestuurlijk toezicht zijn er ook een aantal aanbevelingen door Gedeputeerde Staten gedaan. Deze aanbevelingen zijn opgenomen in hoofdstuk drie van deze evaluatie.

2.Doelstellingen

Zowel in het handhavingsbeleid als het vergunningenbeleid zijn beleidsdoelstellingen opgenomen. In deze paragraaf worden de doelstellingen, inclusief de toelichting, uit deze documenten weergegeven. Onder de doelstellingen wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre hieraan invulling is gegeven in de afgelopen jaren.

2.1: Doelstellingen uit het handhavingsbeleidsplan

Doelstelling 1: Bevorderen veiligheid

Het voorkomen van slachtoffers en het bevorderen van het gevoel van veiligheid bij inwoners van de gemeente.

Voor het voorkomen van slachtoffers zijn er o.a. regels voor veilig slopen, bouwen en gebruik van bouwwerken en inrichtingen van belang. Deze regels zijn onder andere gegeven in het Bouwbesluit. Het gevoel van veiligheid wordt bevorderd door het zichtbaar aanwezig zijn van Buitengewoon opsporingsambtenaren in de openbare ruimte.

Gedurende de looptijd van het handhavingsbeleid zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd, waarmee uitvoering is gegeven aan doelstelling 1:

  • Tijdens controles op nieuwbouwprojecten is vooral gecontroleerd op constructieve veiligheid en brandveiligheid. Deze aspecten hebben in het Toezichtsprotocol bouwhandhaving hoge prioriteit. Geconstateerde overtredingen zijn verholpen.

  • Er zijn jaarlijks een groot aantal brandveiligheidscontroles uitgevoerd. Hierbij gaat het om gebouwen waar zich veel mensen kunnen bevinden (scholen, horeca, detailhandel) of waar mensen overnachten (hotels, zorginstellingen). De planning van de brandveiligheidscontroles komt tot stand op basis van het toezichtsmodel PREVAP.

  • Jaarlijks zijn minimaal 6 grote evenementen gecontroleerd. Hierbij is in de opbouwfase toegezien op de te nemen maatregelen m.b.t. brandpreventie. Ook zijn constructieve toetsen uitgevoerd voor podia, tribunes en tenten. In de uitvoeringsfase hebben de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) toezicht gehouden op de naleving van de vergunningvoorschriften en de Drank- en Horecawet. Ook zijn bij een aantal evenementen geluidsmetingen gedaan door de akoestisch specialist van de gemeente. Om het toezicht in goede banen te leiden is het document ‘handhavingsbeleid bij evenementen’ opgesteld in 2017.

  • In de afgelopen periode zijn controles op verschillende bedrijventerreinen uitgevoerd. Hierbij zijn bedrijven gecontroleerd op de activiteiten die zij uitvoeren. Deze moeten in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. Strijdige activiteiten kunnen overlast veroorzaken of gevaar opleveren.

  • Als vastgesteld wordt dat er in panden drugs wordt verhandeld of verbouwd, dan heeft de gemeente de bevoegdheid om door middel van bestuursrechtelijke handhaving deze panden te sluiten. Dit gebeurt nadat de politie de activiteiten heeft beëindigd. Door het sluiten van deze panden wordt voorkomen dat dezelfde overtreding binnen korte termijn in hetzelfde pand gaat plaatsvinden. Gedurende de looptijd van het handhavingsbeleid zijn een aantal panden gesloten.

Doelstelling 2: Bevorderen gezondheid en beschermen van het milieu

Toelichting doelstelling:

Het voorkomen van voor de gezondheid en het milieu onwenselijke situaties.

Hiervoor zijn regels voor het zonder gevaar voor de gezondheid gebruiken van bouwwerken en inrichtingen en het beschermen van het milieu van belang. Die regels zijn onder andere gegeven in het Bouwbesluit en de Wet milieubeheer.

Gedurende de looptijd van het handhavingsbeleid zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd, waarmee uitvoering is gegeven aan doelstelling 2:

  • Bij ander woongebruik (het huisvesten van bepaalde groepen mensen die niet in gezinsverband samenwonen zoals bijvoorbeeld kamerbewoners of arbeidsmigranten) speelt volksgezondheid een belangrijke rol. De gemeente heeft beleid geformuleerd om de huisvesting op een verantwoorde manier plaats te laten vinden. Door het toezicht op de huisvesting zijn situaties, waarbij de gezondheid en veiligheid in het geding waren, verbeterd.

  • Op het gebied van kinderopvang (volksgezondheid) zijn de afgelopen jaren goede resultaten behaald. Doordat de gemeente voldoende geld beschikbaar heeft gesteld in deze periode zijn alle benodigde controlebezoeken door de GGD uitgevoerd. Wat betreft het toezicht op gastouders heeft extra inzet plaatsgevonden. Waar de wet voorschrijft dat jaarlijks minimaal 5 procent van de gastouders moet worden gecontroleerd is door Noordoostpolder 25 procent gecontroleerd. De gemeente scoort t.a.v.de kinderopvang zowel op provinciaal als landelijk niveau bovengemiddeld goed.

  • De boa’s houden toezicht op de Drank- en Horecawet. Deze wet stelt vooral de volksgezondheid van minderjarigen centraal door het verbieden van de verkoop en consumptie van alcohol door jongeren. Door hierop toezicht te houden wordt ongewenst alcoholgebruik in de openbare ruimte beperkt.

  • Het toezicht op erfsingels wordt uitgevoerd door de toezichthouder groen van cluster Wijkbeheer. Hij draagt zaken van overtreders die blijven weigeren erfsingels te herstellen over aan Handhaving. De afgelopen jaren waren er relatief weinig zaken waarbij door middel van handhaving herstel moest worden afgedwongen. Veel zaken zijn opgelost door overleg en overreding.

Doelstelling 3: Bevorderen leefbaarheid

Toelichting doelstelling:

Het beperken van het aantasten van de kwaliteit van de leefomgeving.

Hiervoor zijn regels voor een ordelijk en voor iedereen toegankelijk publiek domein van belang. Onaanvaardbare hinder door anderen moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Ditzelfde geldt voor overlast door dieren. Regels hiervoor zijn onder andere gegeven in de Algemene plaatselijke verordening en de Afvalstoffenverordening.

Gedurende de looptijd van het handhavingsbeleid zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd, waarmee uitvoering is gegeven aan doelstelling 3:

  • Aan deze doelstelling is invulling gegeven door de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) die toezicht houden in de openbare ruimte. Hierbij richt het toezicht zich vooral op overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en de Afvalstoffenverordening (Asv). Hiervoor kunnen de boa’s boetes uitschrijven.

    Periodiek worden de prioriteiten herijkt voor het toezicht door de boa’s. In 2019 is dit voor de laatste keer gedaan. De boa’s hebben de helft van hun toezichtscapaciteit specifiek besteed aan deze prioriteiten. De andere helft van de toezichtscapaciteit is breed ingezet voor het toezicht op de Apv en Asv. Verder is veel tijd besteed aan klachten/ meldingen openbare ruimte.

  • Ander woongebruik wordt binnen de gemeente gereguleerd door beleidsregels hiervoor. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat zowel voor de huisvesting zelf als voor de directe omgeving geen onwenselijke situaties ontstaan. In de looptijd van het handhavingsbeleid is hier toezicht op gehouden.

  • Niet voor elk bouwvergunningplichtig bouwwerk wordt een vergunning aangevraagd. Dit zijn illegale bouwwerken. Tijdens de looptijd van het handhavingsbeleid zijn verschillende woongebieden aangewezen waar een inventarisatie van illegale bouwwerken heeft plaatsgevonden. De meeste zaken zijn door een aanschrijving of voornemen opgelost. Enkele excessieve illegale bouwwerken zijn door de handhavingsjurist opgepakt.

  • Tijdens de looptijd van het handhavingsbeleid is relatief veel opgetreden tegen illegaal geplaatste reclame-uitingen in de gemeente. Dit heeft geleid tot het verwijderen van tientallen van deze uitingen. Hiermee is bijgedragen tot het behoud van kwaliteit van de leefomgeving.

2.2: Doelstellingen uit de beleidsnota vergunningverlening

De hoofddoelstelling van het vergunningenbeleid is destijds als volgt geformuleerd:

  • De gemeente zorgt gedurende de looptijd van deze nota voor een verdere verbetering van de kwaliteit van vergunningverlening waarbij de begrijpelijkheid van vergunningen, de doorlooptijd van de vergunningverleningsprocedure en het opstellen van juridisch correcte vergunningen centraal staat.

Deze hoofddoelstelling is vertaald naar de onderstaande 4 deeldoelstellingen. Per doelstelling is aangegeven in hoeverre hier invulling aan gegeven is.

  • 1.

    De begrijpelijkheid van de vergunning wordt verbeterd.

    De standaardtekst die gebruikt werd voor het opstellen van de omgevingsvergunning is, samen met een communicatiebureau geanalyseerd op begrijpelijkheid. Er zijn een groot aantal verbeteringen doorgevoerd waardoor de omgevingsvergunning begrijpelijker is geworden voor de aanvrager.

  • 2.

    Er wordt onderzocht of de toepassing van de flitsvergunning verder kan worden geoptimaliseerd.

    Eind 2018 is door de gemeente een onderzoeksrapport opgesteld waarin de doeltreffendheid en doelmatigheid van de flitsvergunning centraal staat. Hieruit bleek dat de afgelopen jaren veel geïnvesteerd is om de flitsvergunning tot een succes te maken.

  • 3.

    Doorlooptijden van de vergunningverleningsprocedure van de omgevingsvergunning waarvoor de reguliere procedure van toepassing is wordt gemonitord. Vergunningverleningsprocedures worden zo kortmogelijk gehouden.

    Het monitoren van de doorlooptijd van de omgevingsvergunning is uitgevoerd. De gemiddelde doorlooptijd van de omgevingsvergunningen in 2017 was 34 dagen. In 2018 was dit 44 dagen. Wettelijk gezien moet een beslissing genomen worden binnen 56 dagen (8 weken). De toename in de doorlooptijd is vooral te wijten aan een beperkte capaciteit voor vergunningverlening.

  • 4.

    Bezwaren tegen omgevingsvergunningen die gegrond worden verklaard worden onderzocht optekortkomingen.

    In de periode 2018 en 2019 zijn respectievelijk 63 en 45 bezwaarzaken ontvangen. Hiervan zij de volgende bezwaren (gedeeltelijk) gegrond verklaard:

    • 1 zaak met 8 bezwaarschriften. Bezwaren zijn gegrond verklaard. De vergunning is geweigerd. Deze zaak wacht op een gerechtelijke uitspraak.

    • 1 zaak van 14 bezwaarschriften. Bezwaren zijn gedeeltelijk gegrond verklaard. De beschikking is vervolgens nader gemotiveerd. Hiermee is het gebrek hersteld.

    • 1 zaak van 1 bezwaarschrift. Bezwaar is gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan de beschikking zijn extra voorschriften verbonden. Hiermee is het gebrek hersteld.

  • Uit het overzicht blijkt dat, in die enkele gevallen dat een bezwaar (gedeeltelijk) is toegewezen, de tekortkomingen zijn onderzocht en hersteld.

3.Conclusie en aanbevelingen

In dit document zijn zowel de beleidsdoelstellingen uit het Handhavingsbeleid als uit het Vergunningenbeleid geëvalueerd. In de afgelopen beleidsperiode zijn veel inspanningen geleverd om de doelstellingen de behalen. Dit is in hoofdstuk 2 inzichtelijk gemaakt door aan te geven welke werkzaamheden in de afgelopen periode zijn uitgevoerd ten behoeve van deze doelstellingen.

Conclusie ten aanzien van de doelstellingen uit het vergunningenbeleid

De hoofddoelstellingen uit het vergunningenbeleid zijn geconcretiseerd in vier deeldoelstellingen. Op basis van het geschetste beeld in paragraaf 2.2 kan geconcludeerd worden dat alle vier de doelstellingen zijn behaald.

Conclusie ten aanzien van de doelstellingen uit het handhavingsbeleid

De doelstellingen uit het handhavingsbeleid zijn vrij abstract geformuleerd. Ook zijn de doelstellingen niet verder geconcretiseerd door er uitvoeringsdoelstellingen aan te koppelen. Wel is in paragraaf 2.1 inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden er zijn uitgevoerd die aan de doelstellingen hebben bijgedragen.

Aanbevelingen naar aanleiding van de beleidsevaluatie

Op basis van de evaluatie wordt duidelijk dat niet alle doelstellingen uit het VTH beleid concreet en meetbaar zijn. Voor het VTH-beleid 2020 - 2023 is dit een belangrijk aandachtspunt. Verder kan gekeken worden of er uitvoeringsdoelstellingen gekoppeld kunnen worden aan de te formuleren doelstellingen. Verder moet gekeken worden of de organisatie voldoende is ingericht om de voortgang van de doelstellingen te monitoren.

Aanbevelingen op basis van het Interbestuurlijk toezicht

Gedeputeerde Staten hebben sinds 2012 de wettelijke taak om interbestuurlijk toezicht

(IBT) te houden op gemeenten en waterschappen wat betreft de procesmatige kant van het uitvoeren van de VTH taken. Hierbij gaat het om de kwaliteit van de organisatie van de vergunningverlening, toezichts- en handhavingstaken op het gebied van het omgevingsrecht.

Op basis van de beoordeling over 2018 zijn de onderstaande aanbevelingen geformuleerd die meegnomen worden bij het nieuw op te stellen VTH beleid:

  • 1.

    Stem het uitvoerings- en handhavingsbeleid goed af met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving. (Bor 7.2-1)

  • 2.

    Maak doelen zo veel mogelijk meetbaar. (Bor 7.2-2)

  • 3.

    Het uitvoeringsbeleid voor vergunningverlening moet gebasseerd zijn op toepasselijke algemeen verbindende voorschriften, beleidskaders en een analyse van inzichten, technieken en werkwijzen die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering. (Bor 7.2-4)

  • 4.

    Maak inzichtelijk welke methodiek gebruikt wordt om te bepalen of de gestelde doelen worden bereikt. (Bor 7.2-6b)

Met de bovenstaande aanbevelingen zal in de aankomende beleidsperiode rekening worden gehouden.

Bijlage 2: Toelichting leidende principes

Hieronder staan de 4 leidende principes die zijn geformuleerd voor een goede inbedden van de Omgevingswet binnen de gemeente Noordoostpolder.

Maatwerk

Veel initiatieven zijn uniek. Ze verdienen het om met een open mind bekeken te worden. Uiteraard moeten ze voldoen aan de basisuitgangspunten van kwaliteit en veiligheid. Als een initiatief zich aandient dan bekijken we per geval waar het om gaat en welk optreden dit van ons vraagt. De ene keer verlangt een situatie flexibel en stimulerend optreden van de gemeente. Andere situaties vereisen meer sturend of controlerend handelen. Ook kunnen we terug treden en ruimte laten aan initiatiefnemers. Het vraagt om gedurende het hele proces bewust te kijken en te luisteren naar alle betrokkenen. De regels die van toepassing zijn, interpreteren we op een manier die het beste past bij de situatie, zonder dat er sprake is van willekeur. Maatwerk wil echter niet zeggen dat we het iedereen naar de zin kunnen maken. Dat is niet waar te maken. Het vraagt dus ook om het zorgvuldig managen van verschillende verwachtingen binnen de context. Maatwerk verlangt bovendien goede samenwerking tussen alle betrokkenen. En het samen verantwoordelijk zijn en voelen voor het resultaat.

Dynamisch

We leven in een tijd waarin zaken snel veranderen. Een tijd waarin de dag van morgen weer anders is dan die van vandaag. Dit vraagt om meebewegen en flexibiliteit. Zowel van de overheid als ook van initiatiefnemers. Regels kunnen daarbij soms in de weg zitten. We zijn dienstbaar naar elkaar door proactief te informeren en te handelen. Dit kan de gewenste snelheid van een initiatief bevorderen. Dit is in handen van alle partijen. Alle betrokkenen houden oog voor de zorgvuldigheid van het proces. Een dynamische houding vraagt soms het lef om door te pakken en soms ook het lef om nee te zeggen.

Vertrouwen

Vertrouwen is een groot goed en geldt als vertrekpunt in de onderlinge samenwerking. Je krijgt vertrouwen vanuit je houding en je gedrag: dat is wat mensen zien. Dit geldt voor alle betrokkenen bij een zaak: gemeente, initiatiefnemers, bewoners en andere partijen. Doe wat je zegt en zeg wat je doet. Vertrouwen is er op gestoeld dat je je zaken goed voor elkaar hebt en dat je je best doet helder te zijn over de impact van een initiatief. Dit vraagt over en weer om volledige, tijdige en open communicatie met de betrokkenen. Alleen zo krijg je vertrouwen in een goed proces en in een goede relatie.

Belangenafweging

Als overheid spelen we een belangrijke rol bij het objectief afwegen van de verschillende belangen als zich een initiatief aandient. We kijken met een brede blik naar het initiatief en wie er allemaal bij betrokken (moeten) zijn. Samen stemmen we af wat er nodig is. Daarbij houden we ook rekening met de belangen van mensen die wellicht minder snel voor zichzelf opkomen of die geen kennis hebben over een bepaald onderwerp. Afhankelijk van de vraag en de omstandigheden, bepalen we bij wie de regie ligt en in welke mate regie nodig is. Het aangaan van de dialoog is essentieel om inzicht te krijgen in elkaars belangen. Het is de kunst om begrip te krijgen voor de verschillen in de belangen en te zoeken naar waar we elkaar kunnen vinden.