Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent vergaderingen en andere werkzaamheden Reglement van Orde van de gemeenteraad

Geldend van 15-01-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent vergaderingen en andere werkzaamheden Reglement van Orde van de gemeenteraad

De raad van de gemeente Noordwijk;

gelezen het advies van de werkgroep Werkwijze en raadsondersteuning over de nieuwe vergaderwijze van 28 juni 2018;

gehoord de beraadslaging in de Raadsgroep van 2 juli en 14 november 2018;

overwegende dat gezien het ontstaan van de nieuwe gemeente Noordwijk op 2 januari 2019 het noodzakelijk is een nieuw Reglement van Orde vast te stellen voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van de fusiegemeente Noordwijk;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

I. vast te stellen het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Noordwijk, hetwelk komt te luiden:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger

  • b.

    raad: de gemeenteraad van de nieuwe gemeente Noordwijk

  • c.

    griffier: de griffier van de raad of diens plaatsvervanger

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • e.

    rondetafelgesprekken: de eerste fase in de raadscyclus, waarin per geagendeerd onderwerp in een open gesprek met diverse deelnemers, waaronder inwoners, informatie wordt ingewonnen

  • f.

    debatraad: tweede fase in de raadscyclus waarin in ieder geval beraadslaagd wordt over de geagendeerde onderwerpen (meningsvorming)

  • g.

    besluitvormende raad: derde en laatste fase in de raadscyclus, waarin besluiten worden genomen

  • h.

    amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit

  • i.

    subamendement voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement

  • j.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden

  • k.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel

  • l.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering

  • m.

    gemeentehuis: gemeentehuis of locatie die tijdelijk dienst doet als vergaderlocatie voor de gemeenteraad.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het formuleren van de door de vergadering te beslissen vraagpunten en conclusies;

    • d.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • e.

      wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. Alvorens de griffier zijn ambt aanvaardt legt deze ten overstaan van de raad de eed of verklaring en belofte af uit handen van de voorzitter van de gemeenteraad. Dezelfde procedure wordt gevolgd bij de benoeming van de plaatsvervangend griffier.

  • 2. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de plaatsvervangend griffier of door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 4. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De agendacommissie

  • 1. De raad heeft een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie heeft in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      het voorbereiden en vaststellen van voorlopige agenda’s voor raadsvergaderingen en de rondetafelgesprekken;

    • b.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en van de rondetafelgesprekken;

    • c.

      het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • 3. De agendacommissie is belast met de werkwijze van de raad en kan voorstellen doen voor de reglementering van de raad en raadscommissies. De agendacommissie kan tevens richtinggevend adviseren over de uitleg van procedures.

  • 4. De agendacommissie adviseert over verzoeken om stukken direct door te geleiden naar de aansluitende besluitraad. Een verzoek om een stuk direct door te geleiden wordt schriftelijk gemotiveerd.

  • 5. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de plaatsvervangend voorzitter van de raad en vier voorzitters van de rondetafelgesprekken.

  • 6. De voorzitter van de raad is tevens voorzitter van de agendacommissie.

  • 7. De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig als adviseur.

  • 8. De raad benoemt de leden van de agendacommissie.

Artikel 5 Presidium

  • 1. De raad heeft een presidium, bestaande uit alle fractievoorzitters van de in de raad vertegenwoordigde partijen.

  • 2. Fractievoorzitters kunnen zich bij verhindering laten vervangen door een ander raadslid uit de fractie.

  • 3. Het presidium wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad of zijn plaatsvervanger als voorzitter van de raad.

  • 4. De griffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig en kan het presidium adviseren.

  • 5. Het presidium behandelt alle onderwerpen aangaande de interne huishouding van de raad, niet zijnde onderwerpen die in de agendacommissie aan de orde zijn.

  • 6. Het presidium kan voorstellen doen aan de raad. Voorstellen die uitgaan van het presidium die kunnen leiden tot besluitvorming in de raad, worden door het presidium ter kennis gebracht van het college.

Hoofdstuk II. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders, fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek advies uit aan de raad over de toelating en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het advies wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. Het eerste, tweede en vijfde lid is overeenkomstig van toepassing op de benoeming van commissieleden/niet-raadsleden.

Artikel 7 Benoeming wethouders

  • 1. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.

  • 2. De burgemeester kan voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht geven om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.

Artikel 8 Fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden, twee of meer fracties als één fractie gaan optreden dan wel één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, met vermelding van de naam of namen van de nieuwe gevormde fracties.

  • 5. De nieuwe naam van de fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering volgend op de mededeling.

Hoofdstuk III. Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Tijd en plaats van vergaderen

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op een dinsdag, twee weken nadat de rondetafelgesprekken hebben plaatsgevonden. De vergaderingen worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. Een vergadering bestaat uit de debatraad en aansluitend de besluitvormende raad.

  • 3. De debatraad begint in de regel om 20.00 uur. De besluitvormende raad vindt aansluitend aan de debatraad plaats. Tussen de debatraad en de besluitvormende raad wordt kort geschorst.

  • 4. De voorzitter kan in voorkomende gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de agendacommissie, tenzij sprake is van een spoedeisende situatie.

  • 5. De vergaderingen eindigen in de regel om 24.00 uur waarbij het agendapunt dat in behandeling is afgemaakt wordt, tenzij de raad anders bepaalt.

  • 6. De vergadering wordt geschorst en voortgezet op een ander tijdstip, als na het bereiken van het tijdstip genoemd in het vijfde lid de behandeling van de onderwerpen in de oproepingsbrief niet is voltooid. Dit tijdstip wordt ter vergadering bepaald in overleg met de voorzitter van de agendacommissie.

Artikel 10 Oproep

  • 1. Tenminste 10 dagen vóór de raadsvergadering ontvangt de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. In de gevallen van artikel 17 lid 2 van de Gemeentewet kan de voorzitter, na overleg met de agendacommissie, de in het eerste lid genoemde termijn bekorten.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 4. Indien een aanvullende bespreekagenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze bespreekagenda en de daarbij behorende stukken met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

  • 5. De in het eerste en derde lid bedoelde toezending geschiedt door middel van publicatie van de desbetreffende stukken in het raadsinformatiesysteem.

Artikel 11 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijk oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de debatraad en de besluitvormende raad op.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende bespreekagenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de debatraad stelt de raad de agenda van de debatraad vast. Bij aanvang van de besluitvormende raad stelt de raad de agenda van de besluitvormende raad vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de bespreekagenda onderwerpen toevoegen of afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een rondetafelgesprek of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Voorstellen van de hamerstukkenagenda kunnen tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de dag van de raadsvergadering worden overgeheveld naar de debatraad.

  • 6. Voor de besluitvormende raad wordt in ieder geval geagendeerd:

    • a.

      De vaststelling van de besluitenlijst van de vorige vergadering;

    • b.

      De vaststelling van de ingekomen stukken als bedoeld in artikel 19;

    • c.

      De actuele moties die zijn ingediend in de debatraad van dezelfde avond.

  • 7. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Omgang met collegevoorstellen

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad dat is overgedragen aan de raad kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college dient te worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 13 Publicatie en ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad.

  • 2. Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente gepubliceerd.

  • 3. Indien omtrent stukken, als bedoeld in het eerste en tweede lid, op grond van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. Raadsvergaderingen worden ten openbare kennis gebracht door plaatsing op de internetsite van de gemeente en door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, in het gemeentelijk informatieblad of op de voor afkondigingen in de gemeentelijke gebruikelijke wijze.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, begintijdstip en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde der vergadering: algemeen

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst achter een volgnummer. Aan het einde van elke vergadering wordt de lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat de vergadering niet kan worden gehouden.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Bij een hoofdelijke stemming deelt de voorzitter mee bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 19 Ingekomen stukken;

  • 1. Ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. De raad stelt op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Besluitenlijst en verslaglegging

  • 1. De griffier draagt zorg voor de geluid en beeldregistraties en de besluitenlijst van raadsvergadering.

  • 2. De besluitenlijst bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest, de daaromtrent genomen besluiten en stemverhoudingen;

    • d.

      de tekst van de ter vergadering gedane toezeggingen, ingediende initiatiefvoorstellen, moties, amendementen en subamendementen;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 14 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3. De besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt aan de leden van de raad toegezonden tegelijk met de schriftelijk oproep van de volgende raadsvergadering.

  • 4. Vastgestelde besluitenlijsten worden ondertekend door de voorzitter en griffier.

  • 5. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6. Het verhandelde in de openbare raadsvergaderingen wordt voorts ter beschikking gesteld via een beeld of geluidsopname.

Artikel 21 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen,

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Paragraaf 3 De debatraad

Artikel 22 Doel van de debatraad

De debatraad biedt de raad de mogelijkheid om zijn kaderstellende, vertegenwoordigende en controlerende rol uit te oefenen. In de debatraad worden de door de raad geagendeerde onderwerpen en raadsvoorstellen behandeld, legt het college verantwoording af over het gevoerde beleid en doet het voorstellen voor nieuw beleid. In de debatraad staat het voeren van debat en politieke meningsvorming centraal. In de debatraad zoeken leden steun voor eventuele in te dienen moties en amendementen en dienen deze desgewenst al in.  

Artikel 23 Volgorde sprekers

  • 1. Aan het begin van de beraadslaging over een agendapunt stelt de voorzitter de volgorde van de sprekers vast. Een lid van de raad voert het woord nadat het hem door de voorzitter is verleend.

  • 2. In geval van een initiatiefvoorstel of burgerinitiatief verleent de voorzitter de indiener als eerste het woord.

Artikel 24 Spreekregels en aantal spreektermijnen

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het katheder en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. De beraadslagingen over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 3. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 4. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5. Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging daarover.

  • 6. Bij de bepaling hoeveel malen een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 25 Spreektijd

Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen aan tijd worden gebonden.

Artikel 26 Handhaving orde

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. De voorzitter kan een korte gedachtewisseling toestaan.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. Indien de betreffende spreker zijn woorden terugneemt, dan worden de gewraakte woorden in het verslag van het gesprokene niet opgenomen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd opschorten en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Artikel 27 Beraadslaging en schorsing vergadering

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Hervatting van de beraadslagingen als bedoeld in het tweede lid vindt plaats bij degene die schorsing gevraagd heeft.

Artikel 28 Deelname aan de beraadslagingen door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffie of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 29 Sluiting beraadslaging

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten wordt het stuk doorgeleid naar de besluitvormende raad in de volgende eerstvolgende cyclus, tenzij de raad anders beslist.

Paragraaf 4 Besluitvormende raad

Artikel 30 Stemverklaring

  • 1. Voordat de raad in de besluitvormende raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

  • 2. De stemverklaring is bondig en leidt niet tot nader debat.

Artikel 31 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Is dit niet het geval, dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3. Indien door één of meer leden om stemming of hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 32 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht. Het (sub-)amendement dat de verste strekking heeft, heeft voorrang. Als dit wordt aangenomen, vervallen daarmee alle minder verstrekkende (sub-)amendementen.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd (na eventuele amendementen) en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

  • 5. De voorzitter bepaalt zo nodig de volgorde waarin over moties wordt gestemd.

Artikel 33 Stemming over personen

  • 1. Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau, van wie één lid tot voorzitter.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De voorzitter kan voorstellen dat stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje

    • b.

      een ondertekend stembriefje

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt

    • f.

      een stembriefje waarop een of meerdere toevoegingen zijn aangebracht.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van het stembureau.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 34 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de tweede personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 35 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, wat uitvoering betreft identieke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een daartoe bestemd voorwerp gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit. Diegene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk IV. Rechten van raadsleden

Artikel 36 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan amendementen indienen bij de voorzitter tot het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaats vinden.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub-)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad daarover heeft plaats gevonden.

  • 5. Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft die tegengesteld is aan die van het voorstel waarop het is ingediend. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn, zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft geacht. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden gedaan hetzij door de voorzitter hetzij door één van de leden.

Artikel 37 Moties

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie dient schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter te worden ingediend om in behandeling te worden genomen.

  • 3. Het is niet mogelijk om een amendement op een motie in te dienen.

  • 4. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waar het betrekking op heeft.

  • 5. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (actuele motie) vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Een actuele motie wordt door een lid tenminste 48 uur voor de raadsvergadering schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter ingediend, tenzij het spoedeisende karakter zich tegen deze termijn verzet. Dit is ter beoordeling van de raad.

  • 6. Intrekking door de indiener(s) van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming hierover door de raad is afgerond.

  • 7. Het college rapporteert schriftelijk aan de raad hoe zij de aangenomen moties heeft uitgevoerd.

Artikel 38 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen, voorzien van de na(a)m(en) van de indiener(s), schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2. Het voorstel wordt op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de raad anders beslist of de schriftelijke oproep reeds is verzonden. In dat laatste geval vindt agendering in de daaropvolgende vergadering plaats.

  • 3. Het college maakt zijn mening omtrent een aan hem voorgelegd initiatiefvoorstel schriftelijk en uiterlijk 48 uur voor de raadsbehandeling aan de raad kenbaar.

  • 4. Indien de indieners het voorstel – al dan niet naar aanleiding van de reactie van het college of het advies van een raadscommissie – wijzigen, doen zij daarvan schriftelijke mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

  • 5. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan vragen stellen aan het college of de burgemeester. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en bevatten indien relevant een bronvermelding.

  • 2. De vragen worden via de griffier bij de voorzitter van de raad ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis worden gebracht van de overige leden van de raad, het college of de burgemeester.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 28 dagen nadat ze zijn ingediend.

  • 4. Als niet binnen de in het derde lid genoemde termijn beantwoording heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende lid hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld door het college of de burgemeester onder vermelding van de termijn van beantwoording.

  • 5. Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

Artikel 40 Mondelinge vragenrecht - Rondvraag

  • 1. Aan het einde van de debatraad is er de mogelijkheid van een rondvraag.

  • 2. Tijdens de rondvraag kunnen raadsleden vragen stellen aan de portefeuillehouders. Vragen die tijdig zijn aangemeld, worden in de regel mondeling beantwoord. Vragen die daarna of tijdens de vergadering worden gesteld kunnen ook schriftelijk beantwoord worden.

  • 3. Rondvragen zijn tijdig ingediend als ze 12 uur voor het begin van de debatraad zijn ingediend. Iedere fractie kan twee rondvragen indienen.

Artikel 41 Interpellatie

  • 1. Een interpellatie kan worden aangevraagd over een onderwerp inzake het bestuurlijk doen of laten handelen van het college of van één of meer collegeleden, als bedoeld in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet, voor zover dit onderwerp niet op de agenda vermeldt staat.

  • 2. Een interpellatie wordt uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het tijdstip van aanvang van de raadsvergadering schriftelijke aangevraagd bij de voorzitter, tenzij het spoedeisende karakter zich tegen deze termijn verzet.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van de te stellen vragen alsmede een korte toelichting dan wel motivering.

  • 4. Het collegelid tot wie de interpellatie zich in eerste instantie richt wordt terstond in kennis gesteld, alsmede alle raadsleden en overige collegeleden zo spoedig mogelijk daaropvolgend.

  • 5. Indien de raad instemt met het verzoek, stelt hij tevens het moment vast waarop de interpellatie zal worden gehouden.

  • 6. De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zo nodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

  • 7. Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid of collegeleden tot wie de vragen zich richt gelegenheid tot antwoord. Na de beantwoording vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 24 plaats.

  • 8. De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

Artikel 42 Enquête

  • 1. Indien één of meer leden de raad willen voorstellen nader onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, wordt daarvoor een schriftelijk voorstel ingediend bij de voorzitter onder opgave van een omschrijving van het onderwerp van onderzoek met een toelichting.

  • 2. De voorbereiding en uitvoering van een enquêteonderzoek geschiedt met inachtneming van de artikelen 155a t/m 155f van de Gemeentewet.

Hoofdstuk V. Begroting en rekening

Artikel 43 Procedure begroting en verantwoording

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststellen van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening volgens een procedure die de raad vaststelt. Het voorgaande geldt eveneens voor het nemen van een indemniteitsbesluit.

Hoofdstuk VI. Besloten vergadering

Artikel 44 Algemeen

  • 1. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement overeenkomstig van toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering

  • 2. Indien een voorstel tot besloten vergadering is gedaan, verzoekt de voorzitter ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de technische ondersteuning, een medewerker van de bodedienst, de griffier en eventueel andere door hem of de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 45 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 46 Verslaglegging

  • 1. Een besloten (deel van de) vergadering is niet via de website te bekijken of te beluisteren.

  • 2. (Concept)besluitenlijsten van besloten vergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de raadsleden ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 3. De besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk ter vaststelling aangeboden in een raadsvergadering. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijsten. Indien een van de leden het woord vraagt, wordt de vergadering besloten verklaard.

  • 4. De vastgestelde besluitenlijst worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 47 Overdracht geheime stukken / opheffen geheimhouding

  • 1. Geheime stukken worden door het college of de burgemeester conform de geldende termijnen overgedragen aan de raad;

  • 2. Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, dan wel niet te bekrachtigen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 48 Schending geheimhouding

Bij schending van geheimhouding besluit de burgemeester of hij namens de gemeente aangifte doet.

Hoofdstuk VII. Toehoorders en pers

Artikel 49 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Tekenen van goed- of afkeuring van hun zijde die de orde van de vergadering hoorbaar of zichtbaar verstoren, zijn verboden.

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiertoe voor aanvang van de vergadering een verzoek aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 51 Gebruik mobiele communicatiemiddelen

In de vergaderzaal is, met inbegrip van de publieke en ambtenarentribune, tijdens de vergadering het gebruik van mobiele communicatiemiddelen die inbreuk maken op de orde van de vergadering, niet toegestaan. De aanwezigen gedragen zich naar de aanwijzingen van de voorzitter.

Hoofdstuk VIII. Rondetafelgesprekken

Artikel 52 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    rondetafelgesprek: een flexibele raadscommissie, gelijk aan een commissie zoals opgenomen in artikel 82 van de Gemeentewet. Het betreft de eerste fase in de raadscyclus, waarin per geagendeerd onderwerp in een open gesprek met diverse deelnemers informatie wordt ingewonnen;

  • 2.

    commissielid: raadsleden en commissieleden/niet-raadsleden.

Artikel 53 Commissieleden/niet- raadsleden

  • 1. Ieder raadslid is ook commissielid van het rondetafelgesprek.

  • 2. Fracties die bestaan uit twee of meer raadsleden, kunnen bij de raad maximaal twee personen voordragen als commissielid/niet raadslid. De leden worden door de raad benoemd.

  • 3. Fracties die bestaan uit één raadslid kunnen, in aanvulling op het tweede lid, een derde commissielid via presidium voordragen voor benoeming door de raad. De voordracht gaat vergezeld van een motivatie.

  • 4. Benoemingsvereisten voor commissieleden zijn gelijk aan die van raadsleden.

  • 5. De in het tweede en derde lid bedoelde vertegenwoordigers hebben tijdens de laatste verkiezingen van de raad op de kandidatenlijst gestaan van die fractie waarvoor zij als vertegenwoordigers gaan optreden, met dien verstande dat elke fractie na twee jaar van de lopende raadsperiode ook vertegenwoordigers kan voordragen die niet op de kandidatenlijst hebben gestaan.

  • 6. De gedragscode voor de leden van de raad is voor zover relevant overeenkomstig toepassing op de commissieleden/niet-raadsleden.

  • 7. De benoeming van een commissielid/niet-raadslid vervalt in ieder geval:

    • o

      bij verkiezingen, gelijk met de raadsleden;

    • o

      op eigen verzoek;

    • o

      bij verhuizing naar een andere gemeente;

    • o

      op voorstel van de fractie.

Artikel 54 Aard en doel van het rondetafelgesprek

  • 1. De commissieleden en de rondetafelvoorzitters die deelnemen aan een rondetafelgesprek vormen tezamen een raadscommissie in de zin van artikel 82 Gemeentewet.

  • 2. Het doel van de rondetafelgesprekken is het inwinnen van informatie om de besluitvorming in de raad voor te bereiden en de raad te ondersteunen in zijn kaderstellende, controlerende en vertegenwoordigde rol. Politiek-inhoudelijke discussies vinden in de debatraad plaats.

  • 3. Iedere fractie vaardigt een commissielid af voor het rondetafelgesprek;

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing als het rondetafelgesprek, of een onderdeel daarvan, het karakter heeft van een bredere informatiebijeenkomst. Dit is op de uitnodiging vermeld.

Artikel 55 De voorzitter

  • 1. Het agendacommissie wijst per rondetafelgesprek een voorzitter aan.

  • 2. De voorzitter is belast met het leiden van het gesprek, het handhaven van de orde en het doen naleven van het reglement van orde.

  • 3. De voorzitter kan belanghebbenden, deskundigen, ambtenaren en het college uitnodigen aan tafel.

  • 4. De voorzitter verleent het woord. Daarvoor hanteert hij zoveel mogelijk de vooraf bepaalde volgorde van sprekers.

  • 5. De voorzitter wordt bijgestaan door een griffier, die op voorstel van de voorzitter deel kan nemen aan de beraadslaging.

  • 6. De voorzitter sluit het gesprek af met het verwoorden van de conclusie.

Artikel 56 Vergaderfrequentie, plaats en verslaglegging

  • 1. De rondetafelgesprekken worden in de regel gehouden op de dinsdag, twee weken voordat raadsvergadering plaatsvindt.

  • 2. Het rondetafelgesprek start om 20:00 uur. Per rondetafelgesprek kan meer dan een onderwerp worden geagendeerd. Het is mogelijk om rondetafelgesprekken parallel te houden, maximaal twee tegelijk.

  • 3. De agendacommissie kan zo nodig afwijken van de vaste dagen of aanvangstijd.

  • 4. De rondetafelgesprekken vinden zoveel mogelijk op locatie plaats en op het gemeentehuis.

  • 5. De griffier stelt een toezeggingenlijst op.

Artikel 57 Agenda en uitnodiging

  • 1. De agendacommissie stelt de voorlopige agenda vast van het rondetafelgesprek.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de agendacommissie na verzending van de uitnodiging en publicatie van stukken een gewijzigde agenda opstellen. Het presidium wordt hiervan in kennis gesteld.

  • 3. De griffier zendt ten minste zeven dagen voor de rondetafelgesprekken een schriftelijke uitnodiging aan alle raadsleden, commissieleden/niet raadsleden en het college. Op verzoek van de agendacommissie kunnen ook anderen schriftelijk worden uitgenodigd.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op het college als het rondetafelgesprek een aangelegenheid betreft die uitsluitend de raad aangaat.

  • 5. De rondetafelgesprekken worden op de in de gemeente gebruikelijke wijze afgekondigd.

Artikel 58 Spreekrecht

  • 1. In het rondetafelgesprek is het mogelijk voor inwoners om in te spreken, niet zijnde raads- en/of commissieleden - niet raadsleden.

  • 2. Het onderwerp moet een bevoegdheid van de gemeente zijn.

  • 3. Bij het spreekrecht wordt gewerkt met spreektijd van 2-3 minuten per inspreker met dien verstande dat de totale tijd beperkt is tot een half uur. Indien er meer insprekers zijn dan beschikbare tijd dan zal de tijd per inspreker naar rato verminderen, tenzij de raad anders beslist.

  • 4. Uitlatingen over personen, ook ambtenaren, zijn niet toegestaan.

  • 5. Inwoners kunnen zich tot twee uur voor aanvang van de vergadering bij de griffie melden voor het spreekrecht onder vermelding van naam en (een omschrijving van) het onderwerp waarover men wil inspreken.

Artikel 59 Besloten

  • 1. Overeenkomstig de relevante bepalingen uit de Gemeentewet kan een rondetafelgesprek met gesloten deuren plaatsvinden.

  • 2. Op een besloten rondetafelgesprek zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstig van toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter ervan.

  • 3. Er wordt een presentielijst bijgehouden.

  • 4. Het verslag is niet openbaar, tenzij de raad besluit de geheimhouding op te heffen.

Artikel 60 Toehoorders en pers

De artikelen 49, 50 en 51 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen

Artikel 61 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 62 Intrekken oude reglementen

Het Reglement van Orde 2017 Gemeenteraad Noordwijk en het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Noordwijkerhout worden ingetrokken.

Artikel 63 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2019.

Artikel 64 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Reglement van Orde van de gemeenteraad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 januari 2019.

J.H.M. Hermans-Vloedbeld

,voorzitter

M.R. Fabbricotti

,griffier

Artikelsgewijze toelichting Reglement van Orde

Artikel 2 - De voorzitter

De burgemeester is de voorzitter van de raad. Dit is opgenomen in artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet. De Gemeentewet schrijft in artikel 77, eerste lid, voor dat bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester het langstzittende raadslid het voorzitterschap van de raad waarneemt. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad kan ook een ander raadslid met de waarneming belasten. De burgemeester heeft op grond van artikel 21 van de Gemeentewet het recht om aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel 3 – De griffier

Iedere gemeenteraad heeft een griffier (artikel 100 van de Gemeentewet). De griffier is de eerste adviseur van de raad en is in principe bij elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet regelt verder dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslagingen.

Artikel 4 – De agendacommissie

De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de voorbereiding van de raads- en commissievergaderingen. Daarbij gaat het onder meer over het voorlopig vaststellen van de agenda’s van de raad en rondetafelgesprekken. De agendacommissie is verder verantwoordelijk voor de planning van de raadseigen producten en de bewaking van de lange termijn planning. De rol van de agendacommissie is toegenomen met de keuze voor het huidige vergadermodel. Het vergadermodel bestaat uit informerende rondetafelgesprekken, gevolgd door een debat- en aansluitend besluitvormende raadsvergaderingen later in de maand. De agendacommissie bepaalt de voorlopige agenda’s van de rondetafelgesprekken, onder meer op basis van de lange termijn agenda. Raadsleden, college, inwoners en de griffie kunnen onderwerpen aandragen voor de rondetafelgesprekken. Na behandeling van een onderwerp in de debatraad vindt de (formele) besluitvormig in de regel in de daaropvolgende vergadercyclus plaats. Het kan voorkomen dat besluiten een zodanig spoedeisend karakter hebben, dat ze geen uitstel kunnen hebben (bijv. bij contractuele verplichtingen of mogelijke  overschrijding van wettelijke termijnen). Een verzoek om een stuk direct door te geleiden naar de aansluitende besluitraad wordt schriftelijk gemotiveerd door het college. De agendacommissie adviseert de raad over het al dan niet honoreren van dit verzoek. Ook kan de agendacommissie het voorstel doen om voorstellen, die naar verwachting geen politiek debat vragen zoals benoemingen en hamerstukken, op dezelfde avond af te doen.

Bij het staken van de stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

In het geval een gemeente deelneemt in een gemeenschappelijke regeling of ander gremium zal in het eerste geval in de regeling zijn opgenomen hoe de raad geïnformeerd wordt door de vertegenwoordiger van de gemeente in de gemeenschappelijke regeling (artikelen 16 en 18 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Van belang is dat de agendacommissie de vergadercyclus van deze besturen en gremia kent. Het kan nodig zijn dat de raad voorafgaand aan een vergadering van het bestuur de gemeentelijke vertegenwoordiger informatie of opvattingen wil meegeven. Ook de P&C-cyclus van de gemeenschappelijke regeling is relevant voor de agendacommissie zodat de raad tijdig de noodzakelijke zienswijzen kan leveren.

De agendacommissie bestaat uit de voorzitters van de rondetafelgesprekken, de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Niet alle fracties zijn vertegenwoordigd in de agendacommissie. Alle fractievoorzitters ontvangen om die reden de concept-agenda van de agendacommissie en kunnen desgewenst hun mening over de behandeling van stukken kenbaar maken. De voorzitter van de raad is ook de voorzitter van de agendacommissie. De commissie stelt de agenda van de raad en RTG voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda gebeurt bij aanvang van de betreffende vergadering.

Artikel 5 – Het presidium

Het presidium bestaat uit alle fractievoorzitters. Het is geen politiek forum, maar een overleg, waarin zaken die de huishouding van de raad betreffen worden besproken. Hieronder vallen onder meer: de voorbereiding van de fractieverantwoordingen, de inventarisatie benoemingen voor commissies en vraagstukken rondom de gedragscode.

Artikel 6 - Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk overlegt de benoemde de stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen om toegelaten te worden als lid van de raad. Dit zijn:

  • -

    een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt;

  • -

    een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en –datum

  • -

    en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet).

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek wordt ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken. In deze code kunnen bepalingen opgenomen zijn over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit.

 

Derde lid

Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.

Het lid ziet toe op de specifieke taak, die de raad heeft na de gemeenteraadsverkiezingen. Na deze verkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak. Zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs tot een herstemming, beiden eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de basis van een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten om tot een dergelijk besluit over te gaan. Het feit dat een fractie een klein aantal stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt tegen de zorgvuldigheid waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dat wel zijn.

  

Vierde en vijfde lid

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing moeten de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij een tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. Dit is mogelijk omdat er geen beroep open staat tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan het lid worden beëdigd.

Bij een tussentijdse installatie leidt de griffier een door de raad toegelaten lid de zaal binnen voor het afleggen van de eed of verklaring en belofte en begeleidt hij het nieuwe lid vervolgens naar de hem toegewezen plaats. De tekst van de eed of verklaring en belofte is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Zesde lid

De gemeenteraad van Noordwijk kent ook de mogelijkheid om commissieleden-niet raadsleden te benoemen. Voor deze leden geldt dezelfde benoemingsprocedure, omdat zij als leden van een commissie ook bepaalde rechten hebben, die gelijk zijn aan die van de raadsleden (zoals de aanwezigheid bij besloten commissievergaderingen).

 

Artikel 7 – benoeming wethouders

Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. De gedragscode politieke ambtsdragers speelt hierbij een rol. Daarnaast kan een verklaring omtrent het gedrag (VOG) worden gevraagd. De raad kan aangeven dat zij deze procedure wil volgen bij de benoeming van wethouders. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. Het is mogelijk om deze VOG via een spoedprocedure uit te laten voeren.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.

 

Artikel 8 – Fracties

 

Eerste en tweede lid

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden, die op dezelfde lijst staan, beschouwd als één fractie. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. Indien een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld, deelt de fractie in de eerste vergadering de naam van de fractie mee.

 

Vierde lid

In de loop van de zittingsperiode kan het voorkomen dat er een verandering in samenstelling van een fractie plaatsvindt. Als dit het geval is, deelt de fractie dit zo snel mogelijk aan de voorzitter mee. Op grond van de Kieswet en de Gemeentewet heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van de fracties. De raad is gehouden rekening te houden met de nieuwe situatie met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering nadat de mededeling is gedaan. Dit betekent ook dat:

  • -

    kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn, vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;

  • -

    personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

  • -

    als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

 

Vijfde lid

De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Als de nieuwe fractie meedoet aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook moeten gebeuren.

 

Artikel 9 – Tijd en plaats van vergaderen

Als de agenda daarom vraagt, kan de voorzitter een extra debatraad en/of besluitvormende raad uitschrijven in dezelfde vergadercyclus. De raadsvergaderingen vinden in de regel op een dinsdag plaats, twee weken na de rondetafelgesprekken. De debatraad begint om 20.00 uur. Voor de besluitenraad wordt in de regel een begintijdstip aangehouden van 22.15 uur. Het kan voorkomen dat de agenda van de debatraad en besluitvormende raad om een andere verdeling vragen. Het reglement van orde biedt die flexibiliteit. Tussen beide vergaderingen wordt kort geschorst. Onder gemeentehuis wordt ook verstaan de locatie die tijdelijk is aangewezen als vergaderlocatie voor de gemeenteraad.

 

Artikel 10 – Oproep

Onder schriftelijk wordt ook verstaan het digitaal ter beschikking stellen van de stukken en de agenda via het raadsinformatiesysteem en de website. Het tweede lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt duidelijk melding van gemaakt op de stukken. Deze liggen ter inzage op de griffie.

 

Artikel 11 – Agenda

Het laatste woord over de agenda is aan de raad. De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien, daarbij rekening houdend met niet behandelde voorstellen uit de voorgaande vergadering, welke bovenaan de bespreekagenda van de eerstvolgende vergadering worden geplaatst (en ook als eerste behandeld zullen worden, tenzij de raad daarover anders beslist). Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. Individuele raadsleden kunnen via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Op ordevoorstellen, zoals het toevoegen van een agendapunt aan de raadsvergadering, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing.

Artikel 12 – Omgang met collegevoorstellen

Als het college het voorstel heeft voorbereid en overgedragen aan de gemeenteraad, heeft dit ook tot gevolg dat het collegevoorstel niet meer door hen kan worden ingetrokken. Bijvoorbeeld wanneer het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hiervoor toestemming geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het betreffende stuk op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 13 – Publicatie en ter inzage leggen van stukken

De vergaderstukken worden digitaal verzonden en gepubliceerd. Uiteraard dienen de raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de oproep in fysieke vorm ter inzage gelegd op het gemeentehuis. Daarnaast worden de stukken doorgaans digitaal aangeboden via de website en/of het raadsinformatiesysteem. Als het gaat om stukken waarop (voorlopige) geheimhouding is opgelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. De griffier vervult in dat geval de secretariaatsfunctie. Geheime stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering worden bij de griffie ter inzage gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 14 - Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hier wordt expliciet vastgelegd in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de raad wordt geplaatst. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dan dient er een grondslag te zijn, zie artikel 3:12 juncto 2:14 van de Awb.

 

Artikel 15 - Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. Deze is bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Het tekenen van de presentatielijst gebeurt onder verantwoordelijkheid van de griffier. Aan het einde van de vergadering stelt de griffier samen met de voorzitter de presentatielijst vast en ondertekent deze. De ondertekening waarborgt dat de lijst volledig is en het quorum bereikt.

 

Artikel 16 – Zitplaatsen

De voorzitter kan na overleg met het presidium, de indeling herzien indien daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld na de splitsing van een fractie of de installatie van een nieuw lid.

Artikel 17 – Opening vergadering; quorumDe vergadering kan geopend worden wanneer meer dan de helft van de raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend (artikel 20, eerste lid gemeentewet).

Van belang zijn verder artikel 20, tweede en derde lid Gemeentewet:

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is

Artikel 19 – Ingekomen stukken

Alle aan de raad en commissies gerichte stukken worden opgenomen op de lijst van ingekomen stukken. Hieronder vallen ook de brieven en stukken van het college aan de raad. De agendacommissie geeft op voorstel van de griffier bij elk stuk aan op welke wijze het stuk (procedureel) kan worden behandeld. De raad stelt vervolgens in elke raadsvergadering formeel de wijze van afdoening van deze ingekomen stukken vast.

Artikel 20 – Besluitenlijst en verslaglegging

De Gemeentewet verplicht tot het openbaar maken van de besluitenlijst (artikel 23, vijfde lid). Dit artikel regelt de inhoud van de besluitenlijst en wanneer deze gepubliceerd wordt. Daarnaast vindt volledige verslaglegging plaats via beeld- en geluidsopnames.

 

Artikel 22 – Doel debatraad

De gemeenteraad kent een debat- en besluitvormende raad. In dit artikel is opgenomen wat het doel van de debatraad is en wat hierin wordt besproken.

 

Artikel 24 – Spreekregels en aantal spreektermijnen

De voorzitter kan volstaan met de behandeling in een termijn. De eventuele tweede termijn kan kort zijn en vindt slechts plaats indien er nog politieke standpuntbepaling moet plaatsvinden door meerdere fracties. Het derde lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. De beraadslaging over een motie vindt plaats in de reguliere termijnen.

Artikel 26- Handhaving van de orde

Van belang is artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet:

  • 1.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

 

Artikel 28 - Deelname aan beraadslagingen door anderen

De raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, bijvoorbeeld een externe deskundige. Een dergelijke spreker heeft vanzelfsprekend geen andere individuele rechten die toebehoren aan de raad, zoals het recht van amendement of stemrecht.

 

Artikel 29 - Sluiting beraadslaging

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

 

Artikel 31 – Algemene bepalingen over stemmingen

Stemming kan bij handopsteken of elektronisch. Van belang zijn de artikelen 27 t/m 30, 32 Gemeentewet:

Art. 27:

De leden van de raad stemmen zonder last.

Art. 28:

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

 

Art. 29:

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

    • b.

      In een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20 ,eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

 

Art. 30:

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

 

Art. 32:

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

 

Artikel 32 – Stemming over amendementen en moties

In de besluitvormende raad neemt de raad de besluiten over de voorliggende moties, amendementen, raadsvoorstellen en andere zaken waar formele besluitvorming nodig is. In de besluitvormende raad kunnen raadsleden (gewijzigde) moties en amendementen indienen. Nadat de beraadslaging hierover is afgesloten door de voorzitter formuleert deze de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Een amendement komt altijd in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Omdat een motie niet strekt tot wijziging van een voorgesteld besluit, vindt de stemming over een motie normaalgesproken plaats nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Soms kan een motie zo zwaar wegen dat de steun voor het gehele voorstel hiervan afhangt. In dat geval kan de raad – in de praktijk op voorstel van een of meer raadsleden – besluiten om van de voorgeschreven stemvolgorde af te wijken. Het vierde lid strekt hiertoe.

 

Artikel 33 – Stemming over personen

Dit artikel regelt de orde bij stemmingen over personen. Van belang is artikel 31, Gemeentewet:

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

 

Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van stemming met briefjes. Het is ook mogelijk om met elektronische stemsystemen te werken. Het reglement van orde kan overeenkomstig aangepast worden als dit in de toekomst wordt ingevoerd.

 

Stemmingen over personen kunnen geschieden op voordracht van een orgaan, dan wel op aanbeveling van een orgaan. In het geval van een voordracht is de raad gehouden voor of tegen de voorgedragen persoon te stemmen. Een voordracht is daarmee altijd bindend. Als het gaat om stemming op basis van een aanbeveling is de raad op voorhand niet gebonden. De raad kan derhalve van de aanbeveling afwijken. Dat is ook de reden dat een raadslid, dat ook kandidaat wethouder is, in eerste instantie mag meestemmen over zijn eigen benoeming. Er is geen sprake is van een bindende voordracht of een situatie van herstemming waardoor het raadslid als enige kandidaat overblijft (artikel 28, eerst lid, onder a, en derde lid Gemeentewet).

 

Artikel 36 - Amendementen

Raadsleden kunnen wijzigingen op een aanhangig concept-besluit indienen in de vorm van een amendement. De indiening van een amendement kan aanleiding zijn voor een ander raadslid om het betreffende amendement een wijziging voor te stellen. In dat geval wordt gesproken over een subamendement.Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan dit artikel. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

 

Artikel 37 - Moties

Een motie is een verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken. Aan een motie zijn geen rechtsgevolgen verbonden. Moties zijn juridisch gezien niet afdwingbaar, politiek kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college, waarna een motie van wantrouwen kan volgen of het college zijn consequenties trekt.

In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen om een motie in te dienen over een onderwerp dat niet op de agenda staat. Deze actuele motie (ook wel motie vreemd aan de orde van de dag genoemd) dient 48 uur voor de raadsvergadering te zijn aangeleverd bij de griffier, zodat het college de behandeling van de motie goed kan voorbereiden. In spoedeisende gevallen is het mogelijk om af te wijken van de termijn. Dit is aan de raad om te beoordelen.

 

Artikel 38 - Initiatiefvoorstellen

Art. 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 37 voorzien hierin.

Art. 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een verordening. De raad kan hiermee bijvoorbeeld voorzien in een zekere inhoudelijke toets, zoals de vraag of het voorstel wel een raadsbevoegdheid betreft. Hiertoe is lid 6 opgenomen.

 

Het eerste lid van het artikel houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst; maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 11, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden vastgesteld.

Initiatiefvoorstellen moeten aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als “gewone“ raadsvoorstellen. Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.

Behandeling van het initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats als volgt:

1) De indiener krijgt de mogelijkheid het initiatiefvoorstel kort toe te lichten.

2) De raad reageert in eerste termijn.

3) Het college geeft desgewenst of desgevraagd een reactie op het voorstel,

4) Indiener reageert op eerste termijn raad en reactie college.

5) Vervolgens volgt een eventuele tweede termijn.

6) Slotreactie indiener.

7) Stemming.

 

Artikel 39 - Schriftelijke vragen

Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college of de burgemeester dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen in het geval de beantwoording niet binnen de gestelde termijn kan plaatsvinden.

In het geval fracties identieke vragen stellen (schriftelijk dan wel mondeling) over een onderwerp waarover reeds door een andere fractie schriftelijk vragen zijn gesteld kan  verwezen worden naar de eerder schriftelijk ingediende vragen en de verwachtte datum van beantwoording. Vragen over hetzelfde onderwerp maar met een andere strekking/politieke lading worden direct in behandeling genomen en overeenkomstig dit artikel behandeld.De vragen bevatten indien mogelijk de bron, zoals een krantenartikel of televisie-uitzending, zodat het college deze kan betrekken bij de beantwoording.

   

Artikel 40 – Rondvraag

Raadsleden kunnen in de rondvraag actuele politieke vragen stellen aan het college van B&W of de burgemeester. Vragen die tijdig zijn aangemeld, worden in de regel mondeling beantwoord. Vragen die daarna of tijdens de vergadering worden gesteld kunnen schriftelijk beantwoord worden. Rondvragen zijn tijdig ingediend als ze 12 uur voor het begin van de debatraad zijn ingediend. Iedere fractie kan 2 vragen per debatraad indienen.

 

Artikel 41 - Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht (lid 2) ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om een debat aan te vragen over een niet-geagendeerd onderwerp en inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Een interpellatie heeft veelal betrekking op onderwerpen van een meer bestuurlijk

(politiek) gewicht. De behandeling ervan kan eventueel uitmonden in een motie van afkeuring of wantrouwen waarbij het vertrouwen in een collegelid wordt opgezegd.

De raad is verplicht hierover nadere regels te stellen, hetgeen met dit artikel is geregeld.

De procedure tijdens de vergadering is als volgt:

  • 1.

    De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zo nodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geïnterrumpeerd.

  • 2.

    Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid of de burgemeester tot wie de vragen zich richten gelegenheid tot het geven van antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot het geven van antwoord.

  • 3.

    Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden of burgemeester vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 22 van dit Reglement van Orde plaats.

  • 4.

    Interpellant krijgt de gelegenheid tot het geven van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid of de burgemeester eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

  • 5.

    De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

Artikel 43 – Procedure van begroting en verantwoording

De in artikel 42 opgenomen indemniteitsprocedure is een nadere uitwerking van de artikelen 197 t/m 201 van de Gemeentewet en heeft tot doel een procedure in het leven te roepen (vergelijkbaar met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid) waarbij onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk aandacht krijgen in de raad. De procedure stelt de raad in staat zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave. Het verloop van een indemniteitsprocedure is als volgt:

  • 1.

    Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.

  • 2.

    Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.

  • 3.

    De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde ontwerp-indemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast.

  • 4.

    Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van artikel 200 van de Gemeentewet nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.

 

Artikel 44 - Besloten vergadering algemeen

Van belang zijn de artikelen 23 en 24 van de Gemeentewet:

 

Art. 23

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

 

Art. 24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

 

Artikel 45 – Overdracht geheime stukken en opheffing geheimhouding

Op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering, die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

 

Van belang zijn de volgende bepalingen in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet.

 

Art. 25:

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het is een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

 

Art. 55

  • 1.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 2.

    Indien het college zich ter zake van het behandeld waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

 

Art. 86

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

 

Artikel 49 –Toehoorders en pers

Van belang is artikel 26, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toezegging tot de vergadering te ontzeggen.

Rondetafelgesprekken

Artikel 52 – Begripsomschrijvingen

Rondetafelgesprekken vallen onder het regiem van artikel 82 van de Gemeentewet. De reden is dat dit artikel waarborgen biedt die anders niet kunnen worden verkregen. Concreet gaat het om de mogelijkheid om besloten vergaderingen te houden (artikel 25, 55 en 82 van de Gemeentewet) en de bepalingen rondom het immuniteitsbeginsel (artikel 22 Gemeentewet). Uit artikel 82 vloeit verder voort, dat alleen raadsleden het voorzitterschap een rondetafelgesprek kunnen vervullen.

Artikel 53 - Commissieleden/niet-raadsleden

Het eerste lid regelt dat alle raadsleden automatisch ook commissielid zijn en allemaal wanneer nodig kunnen deelnemen aan de rondetafelgesprekken. Op die manier kan een fractie altijd de fractiespecialist afvaardigen en is het ook mogelijk om bijeenkomsten bij te wonen, die voor alle raads- en commissieleden open staan, zoals een presentatie. De fracties bepalen zelf wie ze afvaardigen voor de rondetafelgesprekken.

Met het nieuwe vergadermodel is gekozen voor een efficiënt en compact model. Per fractie kunnen twee commissieleden/niet-raadsleden worden voorgedragen, die als deelnemer en/of plaatsvervanger tijdens ziekte of afwezigheid van een raadslid aan de rondetafelgesprekken kunnen deelnemen. De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties. Bij de behandeling van het nieuwe vergadermodel is gewezen op de wenselijkheid om de kleinste fracties van meer commissieleden te voorzien. Om hieraan tegemoet te komen is een staffeling aangebracht. De voordracht voor een derde commissielid wordt gemotiveerd via het fractievoorzittersoverleg voorgelegd aan de gemeenteraad. Dit geeft een extra waarborg aan fracties om na te gaan of een derde commissielid/niet-raadslid echt nodig is of niet.

Voor commissieleden gelden dezelfde wettelijke benoemingsvereisten als voor raadsleden. Dit betekent onder andere dat de leden achttien jaar of ouder moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen. Ook de bepalingen in artikel 6, eerste en tweede lid over het geloofsbrievenonderzoek zijn van toepassing op de commissieleden/niet-raadsleden. Commissieleden/niet-raadsleden zijn niet gekozen bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen en hebben geen mandaat van de kiezer. Er wordt daarom de voorwaarde gesteld dat commissieleden/niet-raadsleden in eerste instantie op de kieslijst van de van de laatste gemeenteraadsverkiezingen hebben gestaan. Inwoners kunnen er zo van uitgaan dat deze commissieleden verbonden zijn met de partij waarvoor zij als afgevaardigde optreden tijden het rondetafelgesprek. Commissieleden/niet-raadsleden ontvangen een vergoeding voor hun deelname aan het rondetafelgesprek (met een maximum van eenmaal de vergoeding per avond).

 

Artikel 54 - Doel en aard van het rondetafelgesprekHet doel van de rondetafelgesprekken is het verzamelen van informatie voor de raadsleden ter voorbereiding van de besluitvorming in de gemeenteraad. Het biedt ook een forum voor de raad om zijn controlerende, kaderstellende en vertegenwoordigende rol teondersteunen. Andersom bieden de rondetafelgespekken ruimte voor inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven om hun meningen en ideeën te geven. De rondetafelgesprekken zijn in hun aard niet bedoeld voor inhoudelijk politieke discussie, deze vinden plaats in de debatraad.

 

Artikel 55 - De voorzitterDe agendacommissie stelt jaarlijks de vergaderplanning op en wijst de voorzitters aan die de rondetafelgesprekken voor hun rekening nemen. Elk rondetafelgesprek wordt door de voorzitter afgerond met:

  • Een samenvatting van de belangrijkste conclusies;

  • Het formuleren van de nog openstaande vragen en toezeggingen;

  • Een advies aan de raad over de eventuele vervolgprocedure.

De voorzitter van het rondetafelgesprek bewaakt een goed verloop van het gesprek

Artikel 56 – Vergaderfrequentie, plaats en verslaglegging

De rondetafelgesprekken vinden plaats op een vaste avond – in de regel de dinsdagavond. Aanvang is in de regel om 20:00 uur en sluiting om 23:00 uur. Het rondetafelgesprek kan worden ingezet voor verschillende vormen van informatievergaring, zoals presentaties, hoorzittingen of sessies met bewoners en instellingen. Rondetafelgesprekken kunnen parallel worden gehouden, maximaal twee per avond. Indien niet alle onderwerpen op één avond (parallel) kunnen worden geagendeerd, worden deze door het presidium geagendeerd op een tweede avond, de dinsdag een week later. De agendacommissie kan zo nodig afwijken van de vaste dagen of aanvangstijd. Van de rondetafelgesprekken worden geen geluid en beeldopnames gemaakt omdat de voorkeur uitgaat naar het vergaderen op locatie. Beeld en geluidsopnames zijn dan niet altijd mogelijk. Het is een bewuste keuze om geen verslag op te maken van de rondetafelgesprekken. Omdat het gesprek draait om informatieoverdracht, is aan het doel voldaan als de commissieleden voldoende zijn geïnformeerd. De griffier noteert wel eventuele toezeggingen in een toezeggingenlijst.

Artikel 57 - Agenda en uitnodiging

In de agendacommissie wordt afgestemd welke personen en instellingen specifiek worden uitgenodigd. Ook kan besloten worden om personen of instanties die betrokken waren in het voortraject te attenderen op het rondetafelgesprek. De rondetafelgesprekken hebben een agenda en tijdsindicatie.

Artikel 58 – Spreekrecht

Het is mogelijk voor inwoners, bedrijven en instellingen om in te spreken. De procedure is als volgt: insprekers hebben richttijd van twee minuten voor een eerste termijn. De raad kan vervolgens verduidelijkende vragen stellen, waarna de inspreker nog een minuut heeft voor een reactie. Voor het spreekrecht is een half uur uitgetrokken. Mochten zich meer dan zes insprekers melden, dan wordt de inspreektijd naar rato ingekort, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 59 Besloten

Overeenkomstig de mogelijkheid om een besloten raadscommissie te houden, bestaat er ook de mogelijkheid om een besloten informatiebijeenkomst te houden. De Gemeentewet schrijft verder voor dat van een besloten vergadering een verslag opgesteld moet worden. Het vierde lid strekt hiertoe.

Artikel 60 e.v.

Deze artikelen spreken voor zich.