Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent ambtshalve vermindering van gemeentelijke belastingen (Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Noordwijk 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent ambtshalve vermindering van gemeentelijke belastingen (Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Noordwijk 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk,

gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 231 en 244 van de Gemeentewet juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit;

vast te stellen:

BELEIDREGELS VOOR HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN VANGEMEENTELIJKE BELASTINGEN NOORDWIJK 2021

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1. Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2. Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is;

  • 3. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering; de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn; de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

    • d.

      het bedrag van de vermindering; de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de kostenopslag, indien een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;

    • e.

      de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

      • -

        de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

      • -

        het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in de vorige volzin bedoelde bedrag;

    • f.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

De heffingsambtenaar verleent ambtshalve vermindering indien uit een niet-ontvankelijk bezwaarschrift of een verzoekschrift blijkt dat het bedrag van de belasting ten minste 20%, met een minimum van € 10,00 per belastingaanslag, te hoog is vastgesteld als gevolg van een onjuiste vaststelling van de feiten.

Artikel 3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • 1.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift de driejaarstermijn is verstreken;

  • 2.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken;

  • 3.

    de te hoge vaststelling van het aanslagbedrag is te wijten aan een formeel gebrek in de aanslagoplegging dan wel aan een onjuiste interpretatie van de geldende rechtsregels.

Artikel 4 Uitzondering Jurisprudentie

  • 1. Het bepaalde in artikel 2 vindt ook geen toepassing indien in een uitspraak van de Hoge Raad, een gerechtshof of een rechtbank met betrekking tot een andere zaak, een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing.

  • 2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, een gerechtshof of een rechtbank, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of de beslissing op het verzoekschrift.

Artikel 6 Intrekking besluiten

Met ingang van de in artikel 7 genoemde datum worden ingetrokken:

  • a.

    het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk van 14 maart 2017 tot vaststelling van de ‘Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Noordwijk’;

  • b.

    het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout van 18 december 2018 tot vaststelling van de ‘Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Noordwijkerhout’.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Noordwijk 2021.

Ondertekening

Noordwijk, 22 december 2020

Het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk,

de secretaris,

de heer F.G. Mencke 

de burgemeester,

Mw. W.J.A. Verkleij