Regeling vervallen per 02-05-2018

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015 Noordwijkerhout

Geldend van 01-01-2015 t/m 01-05-2018

Intitulé

Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015 Noordwijkerhout

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek;

    • b.

      de uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ;

    • c.

      uitkering: uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAW of IOAZ;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktegewezen zelfstandigen

Paragraaf 2 Bevoegdheid dagelijks bestuur

Artikel 2. Bevoegdheid dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur maakt gebruik van zijn bevoegdheid om aan de uitkeringsgerechtigde een tegenprestatie naar vermogen op te leggen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Participatiewet, artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.

Paragraaf 3 Doelgroep

Artikel 3. Doelgroep van de tegenprestatie naar vermogen

  • 1. Onverlet het bepaalde in de wet is de tegenprestatie naar vermogen van toepassing op de uitkeringsgerechtigde die in beginsel tenminste gedurende een onafgebroken periode van 24 maanden is aangewezen op een uitkering.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in lid 1 genoemde periode verkorten indien en voor zover de (financiële) mogelijkheden dit toelaten.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan bij nadere regels van de verplichting als bedoeld in het eerste lid vrijstelling geven. Dit kan ondermeer het geval zijn indien de uitkeringsgerechtigde al onbeloonde maatschappelijke nuttige activiteiten verricht van een zekere omvang c.q. een traject volgt dat gericht is op regulier werk.

Paragraaf 4 Procedure

Artikel 4. Initiatief bij de uitkeringsgerechtigde

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, behorend tot de doelgroep als bedoeld in artikel 3, krijgt eerst gedurende 8 weken de gelegenheid om zelf een tegenprestatie naar vermogen te regelen.

  • 2. Indien de uitkeringsgerechtigde er niet in slaagt om binnen de termijn als bedoeld in het eerste lid

    een tegenprestatie naar vermogen te regelen die naar het oordeel van het dagelijks bestuur past

    binnen de kaders van de wet en deze verordening, legt het dagelijks bestuur door middel van een beschikking de tegenprestatie naar vermogen op.

Artikel 5. Inhoud van de beschikking

In de beschikking als bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden (in ieder geval) opgenomen:

  • a.

    een duidelijke omschrijving van hetgeen de uitkeringsgerechtigde gaat doen;

  • b.

    de omvang en duur van de tegenprestatie;

  • c.

    waarom deze tegenprestatie voor deze uitkeringsgerechtigde geschikt is.

Paragraaf 5 Duur en omvang

Artikel 6. Duur en omvang van de tegenprestatie

  • 1. De duur en omvang van de tegenprestatie naar vermogen bedraagt in beginsel 8 uur per week gedurende in beginsel 15 weken per 12 maanden.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan bij nadere regels hiervan naar beneden afwijken indien de vraag naar onbeloonde maatschappelijke activiteiten of de grootte van de doelgroep als bedoeld in artikel 3 of de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde dit vragen.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 7. Uitvoering

Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 9. Situaties waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur of maakt het nadere regels.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie naar vermogen Participatiewet, IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014.
De voorzitter, De griffier,

Toelichting op de Verordening tegenprestatie naar vermogen 2015

Algemeen

De tegenprestatie is geregeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c van de Participatiewet, in artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onder f, van de IOAZ.

Daarbij moet het dus gaan om:

a.personen met een bijstands-, IOAW- of IOAZ-uitkering

De tegenprestatie geldt zowel voor mensen die de bijstand/uitkering om niet ontvangen als voor mensen die de bijstand/uitkering in de vorm van een geldlening ontvangen, bijvoorbeeld in verband met het bezit van een eigen woning met overwaarde. Voor iemand die alleen bijzondere bijstand ontvangt, geldt de tegenprestatie niet, alsmede ook voor uitkeringsgerechtigden die buiten de omschrijving van de doelgroep ontvangen (artikel 3) c.q. vrijgesteld zijn op grond van de wet (zie toelichting op artikel 3, hieronder).

b. onbetaalde werkzaamheden

Het gaat hier om werkzaamheden waar geen loon wordt betaald. Als er wel loon wordt betaald dan is er sprake van reguliere werkzaamheden.

Als alleen een onkosten- of vrijwilligersvergoeding wordt betaald, dan is toch sprake van onbetaalde

werkzaamheden. Gaat het om een onkostenvergoeding op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten

(belanghebbende heeft bonnetjes gedeclareerd) dan hoeft hier niets mee gedaan te worden met betrekking tot de uitkering. Gaat het om een vrijwilligersvergoeding, dan kan een deel worden vrijgelaten. Het onderscheid tussen vrijwilligerswerk en een tegenprestatie zit in het verplichte karakter van de tegenprestatie.

Vrijwilligerswerk is onbetaald werk dat volledig vrijwillig (onverplicht) wordt gedaan in enig georganiseerd verband, voor anderen of de samenleving. Werkzaamheden die iemand als vrijwilliger doet, kunnen ook worden gedaan in het kader van de tegenprestatie. Het is aan de gemeente (dagelijks bestuur) om te bepalen of iemand hiermee aan zijn verplichtingen tot het doen van een tegenprestatie heeft voldaan.

c.werkzaamheden die additioneel zijn op reguliere arbeid

Het moet gaan om werkzaamheden waar in deze tijd en op deze plaats geen enkele bereidheid is om daar een geldelijke beloning voor te betalen. Ook hier geldt dat het plaats- en tijdgebonden is. Dat betekent dat het noodzakelijk is om regelmatig te evalueren of de werkzaamheden nog steeds als additioneel kunnen worden beschouwd. Er is een groot grijs gebied waar verdringing van de arbeidsmarkt op de loer ligt.

d.werkzaamheden waarvan het primaire doel niet is arbeidsinschakeling

Het primaire doel van de tegenprestatie is dat iemand maatschappelijk nuttige activiteiten verricht in ruil voor de uitkering. Dat betekent niet dat de tegenprestatie niet mag bijdragen aan arbeidsinschakeling. Het kan een mooie manier zijn voor uitkeringsgerechtigden om te (blijven) participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

Arbeidsinschakeling mag zonder meer een secundair doel kan zijn, maar als het hoofdzakelijk of uitsluitend gericht is op arbeidsinschakeling, dan is sprake van een re-integratietraject of participatieplaats.

e.werkzaamheden die nauwkeurig omschreven zijn en afgestemd op de capaciteiten enmogelijkheden van belanghebbende

Zie daarvoor de toelichting op artikel 5.

f.werkzaamheden beperkt in duur en omvang

Zie daarvoor de toelichting op artikel 6.

g.maatschappelijk nuttige activiteiten

Een onderdeel van de definitie is dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Wanneer is een activiteit maatschappelijk nuttig? Dit begrip wordt niet nader omschreven in de wetgeving en er is (tot op heden) nog geen jurisprudentie over. Het kan gaan om activiteiten die nuttig zijn voor de lokale omgeving of voor de gemeente zelf. Maar ook de ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde die de tegenprestatie uitvoert wordt als maatschappelijk nuttig beschouwd. Bijvoorbeeld omdat de tegenprestatie mensen weer actief krijgt. Dit kan op de lange termijn helpen om de kosten voor de gemeenschap te reduceren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In lid 1 wordt bij het beschrijven van de begrippen die in de verordening voorkomen zoveel als mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Participatiewet, IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daar waar mogelijk wordt naar de betreffende artikelen in de Participatiewet/de IOAW/IOAZ verwezen.

Artikel 2. Bevoegdheid dagelijks bestuur

Ingevolge artikel 8a van de Participatiewet en artikel 35 van de IOAW/IOAZ stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast gericht op het opdragen van de tegenprestatie. In theorie zouden deze regels kunnen inhouden dat er geen tegenprestatie naar vermogen wordt opgelegd. Dit artikel bepaalt nu dat het dagelijks bestuur die tegenprestatie naar vermogen wel oplegt (binnen de randvoorwaarden van de verordening).

Artikel 3. Doelgroep van de tegenprestatie naar vermogen

Dit artikel bepaalt dat het dagelijks bestuur niet aan alle uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie naar vermogen oplegt, maar in beginsel alleen aan diegenen die gedurende een langere periode (te weten 24 maanden aaneengesloten) een uitkering ontvangen. Hierdoor wordt de omvang van de doelgroep enigszins beperkt. De eerste jaren zal de focus vooral gericht zijn op re-integratie. Daarnaast geldt dat naarmate men langer een uitkering ontvangt, de rechtvaardiging om iets terug te doen voor de uitkering groter wordt. In uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgeweken (“in beginsel”). Ook kan het dagelijks bestuur meer in zijn algemeenheid besluiten om de “wachtperiode” te verkorten tot bijvoorbeeld 12 maanden. Dit kan het geval zijn als er voldoende of meer (financiële) mogelijkheden zijn om de tegenprestatie naar vermogen aan een grotere groep uitkeringsgerechtigden op te leggen dan nu , bij de huidige stand van zaken, het geval is.

Indien de uitkeringsgerechtigde al vrijwilligerswerk doet, kan dit reden zijn om geen tegenprestatie van hem te verlangen. Dit geldt zeker ook indien de uitkeringsgerechtigde een traject volgt richting werk.

Het dagelijks bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen. Maatwerk staat daarbij voorop.

Overigens geeft de wet aan dat bepaalde groepen zijn vrijgesteld van de tegenprestatie.

Vrijgesteld van de tegenprestatie zijn namelijk:

  • -

    zij die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en op grond daarvan volledig zijn vrijgesteld van de arbeids- en re-integratieverplichting (art 9, vijfde lid, van de Participatiewet).

  • -

    zij die een dringende reden hebben en die op grond daarvan tijdelijk zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichting en de tegenprestatie. Zorgtaken kunnen als dringende reden worden aangemerkt voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a van de Participatiewet/artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ/IOAZ (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet / 37a, eerste lid, van de IOAW/IOAZ).

  • -

    op wie artikel 9a van de Participatiewet/artikel 38 IOAW/IOAZ van toepassing is (ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling alleenstaande ouders).

Artikel 4. Initiatief bij de uitkeringsgerechtigde

Net zoals het geval is bij de uitvoering van de WMO, de schulddienstverlening en het minimabeleid, is de verhouding tussen overheid en burger (steeds meer) aan het kantelen. Was het eerst zo dat de overheid voor alles zorgde, nu is veel meer de burger aan zet (eigen verantwoordelijkheid).

Vandaar dat in overeenstemming daarmee, in dit artikel geregeld is dat de uitkeringsgerechtigde eerst zelf de verantwoordelijkheid krijgt om zijn tegenprestatie naar vermogen te regelen.

Hiervoor krijgt hij een termijn van 8 weken.

Lukt dit hem niet dan zal het dagelijks bestuur in deze het initiatief moeten over nemen.

Artikel 5. Inhoud van de beschikking

Individualisering is noodzakelijk om het onderscheid te maken met verplichte arbeid.

Het enkel stellen dat de uitkeringsgerechtigde niet beperkt is zodat hij alle soorten werkzaamheden kan verrichten, is dan ook onvoldoende.

Voor de tegenprestatie is de term ‘naar vermogen’ van belang. Is er een tegenprestatie opgelegd die betrokkene kan uitvoeren? Daarbij spelen verschillende zaken een rol, zoals lichamelijke en geestelijke gesteldheid, de mogelijkheid om op de werkplek te komen en de afstemming op de zorgtaken. Deze individuele omstandigheden zullen door de consulent met de uitkeringsgerechtigde besproken moeten zijn.

Er zal dus maatwerk moeten worden geleverd, waarbij op individuele basis wordt aangegeven waarom deze activiteit geschikt is voor deze persoon en hoe deze activiteiten zijn afgestemd op de capaciteiten en mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde.

Artikel 6. Duur en omvang van de tegenprestatie

Uit jurisprudentie blijkt dat 32 uur per week in ieder geval te veel wordt gevonden voor de tegenprestatie. Dat oordeel zou anders kunnen luiden als het gaat om eenmalig 32 uur in één week. Dat is een wezenlijk andere situatie.

Overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever is er voor gekozen de omvang en duur van de tegenprestatie in tijd te beperken: het gaat in principe om kortstondige werkzaamheden.

Het dagelijks bestuur kan naar beneden afwijken van omvang en duur als de omstandigheden dat vragen.

Artikel 7. Uitvoering

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9. Situaties waarin deze verordening niet voorziet

Het betreft hier een delegatiebepaling aan het dagelijks bestuur in gevallen waarin de verordening

niet voorziet. Het spreekt dat het dagelijks bestuur daarbij de kaders van de wet en deze verordening daarbij in acht neemt

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.