Regeling vervallen per 01-01-2017

Handhavingsbeleid omgevingsrecht 2012-2016

Geldend van 26-04-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Handhavingsbeleid omgevingsrecht 2012-2016

Samenvatting

Ook door de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) was het Nuenens handhavingsbeleid toe aan actualisatie. In dit plan staat het beleid voor de komende vier jaar. Het doel van handhaving, de ontwikkelingen die relevant zijn voor het beleid, de handhavingsinstrumenten en de toezichtvormen worden geschetst. De wens van het rijk om tot regionale uitvoeringsdiensten te komen gaat in de planperiode verwezenlijkt worden.

 

Voorop staat dat voorkomen beter is dan genezen. Daarom gebruiken wij zo veel mogelijk preventieve instrumenten om het gedrag van en de naleving door burgers en bedrijven op een positieve manier te beïnvloeden. Sinds 1 maart 2011 wordt (pre-)mediation toegepast in onze organisatie. Met deze keuze voor de materiële benadering stellen wij de oplossing van een geschil voorop. Bij voortdurende overtredingen gaan gemeentelijke toestemmingsverleners als de situatie dit toe laat eerst in overleg met de veroorzaker om te proberen tot legalisering/overeenstemming te komen. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt, wordt handhavend opgetreden. In dit beleid is daarvoor een handhavingsstrategie en een handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen opgenomen.

 

Er is bezuinigd op de personele capaciteit voor toezicht en handhaving. Het is mogelijk dat in de looptijd van dit plan verder bezuinigd moet worden. Dit vraagt om actueel beleid, waarin prioriteiten gesteld worden. Zo zorgen we dat de beperkte middelen daar ingezet worden waar ze het hardst nodig zijn. Voor de overzichtelijkheid is het werkgebied onderverdeeld in vier aandachtsvelden

  • 1.

    milieu;

  • 2.

    bouwen en ruimtelijke ordening;

  • 3.

    brandveilig gebruik bouwwerken;

  • 4.

    Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetgeving.

    Van deze aandachtsvelden is een probleemanalyse gemaakt. Daarna zijn op basis van een inschatting van het risico en het naleeftekort prioriteiten gesteld.

 

Voor de oude zaken op het gebied van bouwen zijn nieuwe beleidsregels gesteld. Er wordt geen actieve handhaving ingezet op niet legaliseerbare overtredingen wanneer deze dateren van vóór 1 maart 2010. In hoofdstuk 5 staat het volledige beleid. Dit beleid kan later aangepast worden. In deze planperiode is het in ieder geval niet mogelijk om oude zaken op te pakken. Ook in de aanpak van nieuwe zaken en bij de andere aandachtsvelden moeten prioriteiten gesteld worden.

 

Om aan de wettelijke eisen te voldoen wordt in de planperiode gewerkt aan de implementatie van de beleidscyclus, de administratieve organisatie en automatisering.

1. Algemeen

1.1 Inleiding

In het collegeprogramma is opgenomen dat in de eerste helft van 2012 een geactualiseerde handhavingsnota aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. In deze nota staat het handhavingsbeleid van de gemeente Nuenen c.a. voor de jaren 2012-2016. Het gaat om de handhaving van de regels voor de (on)bebouwde (leef)omgeving (milieu, bouwen en ruimtelijke ordening, brandveilig gebruik bouwwerken en Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetgeving). Wij, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, zijn de verantwoordelijke bestuursorganen voor toezicht en handhaving op deze gebieden.

 

Er zijn twee redenen waarom Nuenen handhavingsbeleid vaststelt. Allereerst zijn er wettelijke redenen. De gemeente heeft op veel terreinen een plicht tot handhaving en het vaststellen van beleid daarover. Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. Tegelijk zijn het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) in werking getreden. Deze wet- en regelgeving bepaalt dat elke gemeente handhavingsbeleid moet hebben en aan welke eisen dit beleid moet voldoen.

 

Een tweede reden is dat Nuenen op deze manier voor de samenleving (burgers, bedrijven en instellingen) inzichtelijk maakt op welke terreinen en hoe actief wordt gehandhaafd. Beleid is nodig omdat het met de huidige capaciteit niet mogelijk is om elk jaar op alle terreinen alles te handhaven.

 

Zeker in deze tijd van financiële krapte is programmatisch handhaven nodig. Er komen steeds meer toezicht- en handhavingtaken naar de gemeente toe. Uitbreiding van de personele capaciteit is in principe niet aan de orde. Sterker nog, er is bezuinigd op de personele capaciteit en het is mogelijk dat daarop in de looptijd van dit beleid verder bezuinigd moet worden. Bij programmatisch handhaven worden op basis van een risico-analyse prioriteiten gesteld en een nalevingstrategie bepaald.

 

Wij hebben op 10 januari 2012 het conceptbeleid vastgesteld. Het concept heeft vanaf 20 januari 2012 zes weken ter inzage gelegen. Buurt- en wijkraden, ondernemersverenigingen en handhavingpartners zijn hierover persoonlijk geïnformeerd. Het arrondisementsparket heeft doorgegeven geen opmerkingen te hebben. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

1.2 Doel

Nuenen wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid te vergroten en te waarborgen. Handhaving is één van de middelen die hiervoor worden ingezet. Handhaving is geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet- en regelgeving, normstelling, vergunningverlening, uitvoering, toezicht en handhaving). Dit handhavingsbeleid geeft de kaders voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

 

Handhaving is strikt genomen inherent aan het bestaan van regels. Een overheid die regels en wetten maakt zorgt ook voor de naleving ervan. De overheid nieuwe stijl kenmerkt zich door het leggen van de verantwoordelijkheid bij de burger/ondernemer en door het afschaffen van overbodige regels.

1.3 Opzet beleidsnota

In de Wabo staan kwaliteitseisen voor handhavingsbeleid. Het zijn minimumeisen, waaraan elke professionele handhavingorganisatie moet voldoen. De eisen moeten leiden tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhaving volgens een cyclisch proces.

 

Het handhavingsbeleid uit 2006 en 2008 voldoet niet aan de Wabo-eisen en moet geactualiseerd worden. Met dit beleid vervallen de nota ‘Integraal handhavingsbeleid 2006-2008’ uit 2006 en de (voortgangs)notitie handhavingsnota en notitie uitvoering handhavingsnota uit 2008. Met de vaststelling van dit beleid zijn deze drie nota’s ingetrokken. Handhavingzaken en procedures die zijn opgestart voor de vaststellingsdatum van dit handhavingsbeleid worden afgehandeld onder de regels uit de ‘oude’ beleidsstukken.

 

Deze nota is opgesteld volgens het “big 8”-model. Volgens dit model zijn de beleid- en de uitvoeringscyclus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hierna is de “big 8”, met de artikelen uit het Bor en de termen die in het traject “professionalisering van de handhaving” worden gebruikt schematisch weergegeven.

1.4 Leeswijzer 

In hoofdstuk 1 staan de inleiding, het doel van het beleid en de opzet van het plan. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen die van belang zijn voor het beleid. In hoofdstuk 3 zijn de handhavingsinstrumenten en toezichtvormen weergegeven. Hoofdstuk 4 geeft een probleemanalyse op basis waarvan in hoofdstuk 5 prioriteiten zijn gesteld. Tot slot zijn in hoofdstuk 6 de randvoorwaarden vermeld.

 

2. Relevante ontwikkelingen

2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden. Deze wet bepaalt dat het bestuursorgaan dat de omgevingsvergunning verleent ook handhavingsbevoegd is. In de Wabo staan regels over de handhaving van de omgevingsregelgeving. Het kan voorkomen dat meerdere overheden toezicht houden. Dit vereist goede afspraken tussen de verschillende organisaties over de verwachtingen, de manier van werken én over de wijze van informatiedeling en eventuele juridische ondersteuning.

2.2 Regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s)

De Wabo stelt organisatorische en kwaliteitseisen aan het uitoefenen van toezicht en handhaving. Het Ministerie van VROM, het IPO (provincies) en de VNG (gemeenten) hebben een voorlopig akkoord bereikt. Kern van het akkoord is dat alle overheden aan kwaliteitseisen moeten gaan voldoen en dat de provincies en gemeenten bepaalde taken voortaan laten uitvoeren door een regionale omgevingsdienst. Ook een overdracht van bevoegdheden van provincies naar gemeenten vormt onderdeel van het akkoord. Doel van het akkoord is om te komen tot structurele verbetering van de dienstverlening en een heldere verdeling van bevoegdheden tussen de verschillende overheden. Begin oktober 2010 is opdracht verstrekt aan de SRE Milieudienst, als beoogd uitvoerder van de toekomstige RUD-taken, tot het schrijven van een plan van aanpak. Gestart wordt met een RUD waarin in ieder geval de provincie haar handhavingstaken op milieugebied inbrengt en de gemeenten de handhavingstaken bij BRZO- en IPPC-bedrijven. De planning is om hiermee per 1 januari 2013 te starten.

2.3 Wijziging Drank- en Horecawet (DHW)

Het rijk wil het alcoholgebruik onder jongeren terugdringen, verstoring van de openbare orde voorkomen en de administratieve lasten verminderen. De DHW wordt waarschijnlijk per 1 juli 2012 zodanig aangepast dat het toezicht op de naleving van deze wet overgaat naar de gemeente. Voor de extra uitvoeringskosten zijn geen geoormerkte middelen overgeheveld. Met deze toekomstige nieuwe taak is in dit handhavingsbeleid geen rekening gehouden. Als duidelijkheid bestaat over de exacte gevolgen moet budget beschikbaar gesteld worden voor de uitvoering.

2.4 Waterwet

Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn niet langer de waterschappen, maar de gemeenten en provincies bevoegd gezag voor indirecte lozingen van bedrijven. Wij hebben met het Waterschap De Dommel een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze houdt in dat het waterschap vanaf de inwerkingtreding van de Waterwet (22 december 2009) twee jaar de toezichttaken blijft uitvoeren. De handhaving wordt door de gemeente uitgevoerd met ondersteuning van het waterschap. De ervaring leert dat de meeste overtredingen in het toezichttraject worden opgeheven. Met het waterschap worden afspraken gemaakt over de verdere samenwerking.

2.5 Bestuurlijke strafbeschikking

Op 2 november 2010 hebben wij gekozen voor de bestuurlijke strafbeschikking. Dit is een handhavingsinstrument voor de aanpak van kleine ergernissen. Vanaf 1 december 2010 is de gefaseerde invoering van de bestuurlijke strafbeschikking gestart. Hierdoor moet de gemeente extra administratieve werkzaamheden uitvoeren.

 

2.6 Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC)

Door recente gebeurtenissen in de regio (schietincidenten, bedreiging van de burgemeester van Helmond, e.d.) heeft het Regionaal College afspraken gemaakt over samenwerking. Het RIEC-convenant is in december 2010 ondertekend.

 

De georganiseerde criminaliteit maakt vrijwel altijd gebruik van plaatselijke infrastructuren en faciliteiten. Een effectieve bestrijding van georganiseerde criminaliteit vraagt om een geïntegreerde aanpak op regionaal niveau, waarbij de strafrechtelijke opsporing en vervolging aansluiten op preventieve en bestuurlijke handhavende maatregelen. De regionale samenwerking krijgt vorm in het RIEC. Het doel van het RIEC is:

voorkomen dat criminelen door de overheid worden gefaciliteerd;

voorkomen dat vermenging ontstaat tussen onder- en bovenwereld;

doorbreken van economische machtsposities, die zijn opgebouwd met behulp van op criminele wijze vergaard kapitaal.

2.7 Regionaal project Samen sterk in het buitengebied

Wij hebben op 12 mei 2009 besloten aan een proefproject van drie jaar deel te nemen. De doelen zijn het naleefgedrag in het buitengebied te verbeteren, de pakkans te vergroten en de efficiency en effectiviteit van het toezicht te versterken. Per regio is een netwerk van toezichthouders en handhavers gevormd. Voor Zuidoost-Brabant zijn in regionaal verband vier regiohandhavers en een regiocoördinator aangesteld. In 2011 hebben wij besloten structureel aan deze toezichtvorm deel te nemen. Op regionaal niveau wordt gekeken naar een koppeling met de boa-structuur.

2.8 Landelijke en regionale prioriteiten

Het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM) stelt prioriteiten. Ook regionaal worden (handhavings)projecten opgezet. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s wordt de implementatie hiervan opgenomen. De VROM-inspectie (vanaf 1 januari 2012 de inspectie leefomgeving en transport) heeft verschillende inspectiesignalen afgegeven. Deze worden in de looptijd van dit plan geïmplementeerd in het beleid. In de jaarprogramma’s wordt dit verder uitgewerkt.

2.9 Nota duurzaamheid

In de Nota Duurzaamheid van mei 2011 staat beschreven op welke wijze duurzaamheid wordt vertaald naar randvoorwaarden en speerpunten binnen de verschillende aandachtsgebieden van de gemeente. Hierbij wordt voortgebouwd op het gemeentelijke uitvoeringsprogramma voor klimaat en energie (SLOK 2009 – 2012). De doelstellingen uit deze nota zijn meegenomen in dit handhavingsbeleid.

2.10 Integraal veiligheidsbeleid

In april 2011 is het Integraal veiligheidsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid gaat uit van vijf veiligheidsvelden:

a. veilige woon- en leefomgeving,

b. bedrijvigheid en veiligheid,

c. jeugd en veiligheid,

d. fysieke veiligheid,

e. integriteit en veiligheid

 

De speerpunten in het beleid richten zich op de volgende thema’s:

1. diverse vormen van (woon)overlast,

2. jeugd en jongeren (overlast, gebruik van drank en drugs)

3. veiligheidsgevoelens inwoners,

4. verkeer, voornamelijk in Nuenen-Zuid,

5. georganiseerde misdaad,

6. brandveiligheid in woningen.

In het handhavingsbeleid is met de doelstellingen uit het veiligheidsbeleid rekening gehouden.

3. Handhavinginstrumenten

Handhaving is in brede zin op te vatten als het “doen naleven”. Met handhaving willen we de naleving van wetten, regels, vergunningen en normen bevorderen. Hiervoor zijn preventieve en repressieve maatregelen.

 

Voorbeelden van preventieve maatregelen zijn voorlichting, toezicht en overleg. Repressieve maatregelen zijn onder andere strafrechtelijk optreden, toepassen van bestuursdwang, en opleggen van dwangsommen. Het doel van strafrechtelijk optreden is vergelding en generale preventie. Met bestuursrechtelijke sancties willen we herstel van de legale situatie bereiken. Wij hanteren per situatie een mix van maatregelen die het meest effectief en efficiënt zijn.

3.1 Preventieve instrumenten

Voorkomen is beter dan genezen. Daarom willen wij zo veel mogelijk preventieve (handhavings)instrumenten gebruiken om het gedrag van en de naleving door burgers en bedrijven op een positieve manier te beïnvloeden. Hierdoor kunnen onveilige situaties worden voorkomen en hoeven minder tijdrovende en kostbare repressiemiddelen worden toegepast. Daarom worden bewoners en ondernemers actief geïnformeerd over dit handhavingsbeleid, de regels voor de bebouwde en onbebouwde omgeving en de handhaving ervan. Als iemand de regels kent en begrijpt, zal deze persoon gemotiveerder zijn om deze ook na te leven en zijn omgeving er op te wijzen. Er zal dan ook worden ingezet op communicatie over (nieuw) beleid, regelgeving en de daaruit voortvloeiende handhaving. Burgers en bedrijven worden waar mogelijk gestimuleerd om zelf mee te denken over situaties en betrokken worden bij het zoeken naar oplossingen. Ook het laten zien dat een ‘overtreder’ wordt aangepakt is een vorm van preventieve handhaving. De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:

  • -

    Massacommunicatie: via websites en/of (lokale) media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels.

  • -

    Doelgroepgerichte/gebiedsgerichte communicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels en handhaving dit voor hun/dat gebied van toepassing zijn.

  • -

    Individuele communicatie: persoonlijke voorlichting aan een burger of bedrijf over de regels en de handhaving ervan.

Voor de communicatie wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken, zoals buurtverenigingen, wijkraden en websites. De gemeentelijke toezichthouders spelen ook een rol bij de communicatie richting de klant. Zij functioneren als een “front office in het veld”. Ook kunnen zij signalen uit de buurt opvangen zodat samenlevingsgericht kan worden gehandhaafd. Daarnaast is veel winst te halen door goede communicatie aan de voorkant bij regelgeving en het vergunningproces. Vooroverleg, intakeoverleg en tijdens het vergunningaanvraagproces informeren van de aanvrager voorkomt in grote mate het onbewust overtreden van de regels. Dit verdient dan ook de aandacht. Sinds 1 maart 2011 wordt (pre-)mediation in onze organisatie toegepast. Met deze keuze voor de materiële benadering stellen wij de oplossing van een geschil voorop. Op 21 maart 2011 hebben wij uitgangspunten voor de taakuitvoering en –verdeling op het gebied van handhaving vastgesteld. Dit houdt in dat bij voortdurende overtredingen toestemmingsverleners als de situatie dat toe laat eerst in overleg gaan met de veroorzaker en proberen tot legalisering/overeenstemming te komen. (Buiten)medewerkers die overtredingen constateren proberen eerst afspraken met de veroorzaker te maken over het opheffen van de overtredingen. Als dit niet tot het gewenste resultaat leidt, wordt handhavend opgetreden.

3.2 Toezicht

Handhaving vraagt om verschillende vormen van toezicht. Het controleren van een verleende vergunning voor een woning is bijvoorbeeld anders dan het toezicht houden op overlast van hondenpoep. Verschillende handhavingstaken vragen daarom om verschillende vormen van toezicht. In dit handhavingsbeleid wordt primair onderscheid gemaakt tussen drie toezichtvormen: ‘vergunningsgericht toezicht’, ‘objectgericht toezicht’ en ‘gebiedsgericht toezicht’. Daarnaast vindt er toezicht plaats op basis van signalen, ‘signaaltoezicht’. De verschillende vormen van toezicht zijn middelen om zoveel mogelijk gecoördineerd en integraal toezicht te houden. Hierdoor vermindert de toezichtdruk voor de klant en is het mogelijk om (waar nodig) daadkrachtiger op te treden.

 

Vergunningsgericht toezicht is toegespitst op het houden van toezicht op verleende vergunningen. Deze vindt dus plaats tijdens bouw-, sloop- of aanlegwerkzaamheden. Objectgericht toezicht richt zich op het toezicht tijdens de gebruiksfase van objecten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het periodiek controleren van café´s op het gebied van brandveiligheid. Gebiedsgericht toezicht gaat over toezicht gerelateerd aan geografische gebieden. Hiermee is het mogelijk om gericht toezicht te houden op die aspecten die voor een bepaald gebied van belang zijn. Tot slot is signaaltoezicht een overkoepelende vorm van toezicht waarbij een betreffende toezichthouder een signaal doorgeeft als de geconstateerde overtreding buiten zijn expertise valt. Ook kunnen burgers, bedrijven, politiek, externe partijen zoals belangenorganisaties signalen doorgeven aan de overheid.

3.2.1 Vergunningsgericht toezicht

Vergunningsgericht toezicht gaat over toezicht op ‘kortlopende’ verleende omgevingsvergunningen tijdens de uitvoeringsfase. Het gaat hier om toezicht op:

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor bouw- en gebruiksactiviteiten waarbij wordt gecontroleerd op welstand en voorschriften uit het Bouwbesluit, de Bouwverordening en het bestemmingsplan voor zover deze regels betrekking hebben op die vergunning.

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor sloopactiviteiten.

  • -

    controle op de voorschriften uit de Bouwverordening en het Asbestverwijderingsbesluit.

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor het wijzigen van een monument.

  • -

    het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit.

3.2.2 Objectgericht toezicht

Objectgericht toezicht is toezicht houden op grond van een vergunning of algemene voorschriften voor bestaande objecten tijdens de gebruiksfase. Het gaat hier om periodiek toezicht op:

  • -

    ‘langlopende’ omgevingsvergunningen en/of op algemene voorschriften. Het gaat hier om periodiek toezicht op het gebied van (brand)veiligheid en milieu.

  • -

    evenementen op het gebied van (brand)veiligheid, milieu en leefbaarheid.

  • -

    de instandhoudingstermijn van tijdelijke bouwwerken en/of tijdelijke ontheffingen.

3.2.3 Gebiedsgericht toezicht

Het gebiedsgericht toezicht houden is gerelateerd aan geografische gebieden en gaat over toezicht op:

  • 1.

    de kwaliteit en het gebruik van de openbare ruimte.

  • 2.

    welstandstechnische en cultuurhistorische aspecten, monumenten en beschermde gebieden (zoals stads- dorpsgezicht).

  • 3.

    strijdig en/of onrechtmatig gebruik van bouwwerken en (openbare) gronden.

  • 4.

    de kwaliteit en veiligheid van bestaande bouwwerken op het gebied van technische voorschriften.

  • 5.

    het gebruik en de staat van bestaande erven, terreinen, lig- en standplaatsen.

  • 6.

    het bouwen en/of veranderen van bouwwerken zonder vergunning.

  • 7.

    milieuovertredingen buiten inrichtingen (bedrijven).

  • 8.

    het buitengebied (projectmatig).

 

Het gaat hier om toezicht op algemene wet- en regelgeving en niet op objectgebonden beschikkingen (vergunningen). Overtredingen kunnen naar aanleiding van actieve controle of naar aanleiding van signalen (klachten) worden geconstateerd. Dit wordt vertaald in enerzijds controles per gebied en anderzijds door projectmatige controles op een bepaalde te handhaven activiteit.

3.2.4 Signaaltoezicht

Tijdens het houden van toezicht kan een inspecteur iets tegenkomen wat in principe niet binnen zijn beleidsveld valt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bouwinspecteur die tijdens een controle gebreken ziet op het gebied van brandveiligheid. In zo´n situatie geeft de bouwinspecteur een signaal aan de brandweer. Dit noemen we signaaltoezicht. Signaaltoezicht kan worden toepast bij elk van de hierboven beschreven vormen van toezicht (vergunning-, object- en gebiedsgericht toezicht). In het jaarlijks uitvoeringsprogramma is het signaaltoezicht verder uitgewerkt.

3.3 Repressieve instrumenten

Als preventieve instrumenten geen of te weinig effect hebben, dan kunnen repressieve instrumenten een uitkomst bieden. De verschillende repressieve (of sanctionele) instrumenten worden hieronder beschreven. Wij hanteren bij de inzet van deze instrumenten de provinciale handhavingstrategie Zo handhaven wij vanaf 2010 in Brabant en de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen. Deze zijn als bijlagen 1. en 2. bijgevoegd. In deze strategie is opgenomen dat wij overtredingen van onze eigen organisatie of een andere overheid op dezelfde wijze handhaven als overtredingen van inwoners en ondernemers. Wij hebben hierin een voorbeeldfunctie en onze geloofwaardigheid als normerende overheid is in het geding.

3.3.1 Last onder bestuursdwang

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn wij bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan een last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurd, dan brengen wij de last ten uitvoer. De kosten hiervan worden op de overtreder verhaald. Te denken valt bijvoorbeeld aan het afbreken van een illegaal bouwwerk, maar ook aan de sluiting van een café omdat de sluitingstijden voortdurend overtreden worden. Bestuursdwang is een herstelsanctie, dat wil zeggen dat de sanctie gericht is op het herstel en niet op het straffen van de overtreder. Het opleggen van bestuursdwang is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.

3.3.2 Last onder dwangsom

Een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan ook een last onder dwangsom opleggen. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan de last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurd, dan moet de overtreder een geldsom (dwangsom) betalen. De dwangsom kan worden vastgesteld op een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding. De last onder dwangsom is weliswaar een pressiemiddel, maar net als bestuursdwang een herstelsanctie. Om de geloofwaardigheid niet te ondermijnen wordt een verbeurde dwangsom ook daadwerkelijk geïnd. Een last onder dwangsom is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.

3.3.3 Strafbeschikking

Dit is een strafrechtelijk instrument om zelfstandig op te treden tegen overtredingen van bijvoorbeeld de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) die veel voorkomen en overlast veroorzaken. Hierbij kan gedacht worden aan overlast door hondenpoep, afvaldumpingen en uitstallingen.

3.3.4 Intrekken van de vergunning

Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, dan is het intrekken van deze vergunning in beginsel geoorloofd. Als er sprake is van een gebonden beschikking (het bestuur heeft geen beleids- of beoordelingsvrijheid om de vergunning te weigeren) dan moet de betreffende onderliggende wet wel de mogelijk bieden om de vergunning in te trekken. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 2.33 van de Wabo in een aantal gevallen worden ingetrokken. Bij zogenaamde vrije beschikkingen kan in het algemeen sneller tot intrekking worden overgegaan. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

3.4.4 Gedogen

In principe is het gedogen van een overtreding ongewenst. Gedogen mag geen alternatief zijn voor een goed handhavingsbeleid. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het (tijdelijk) gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Hierbij kan gedacht worden aan het overbruggen van een periode tot het moment waarop een vergunning kan worden verleend. Uitgangspunt blijft echter dat het afgeven van een gedoogbesluit met grote terughoudendheid moet worden betracht en als er toch wordt gedoogd, er in principe (op termijn) een concreet zicht op legalisatie bestaat.

 

In het gezamenlijk beleidskader inzake het terugdringen van het gedogen van milieu-overtredingen en in de nota ‘Grenzen aan gedogen’ staat aangegeven waar een gedoogbeleid aan moet voldoen. Deze beleidslijnen stellen wij vast als ons toetsingskader voor gedogen. Beide zijn als bijlagen 3. en 4. bijgevoegd.

 

De volgende criteria zijn bij een gedoogbeschikking van toepassing:

  • 1.

    er moet sprake zijn van een uitzonderingssituatie (bijvoorbeeld overmacht- of overgangssituatie);

  • 2.

    er moet sprake zijn van een tijdelijke situatie;

  • 3.

    het gedogen dient gekoppeld te worden aan een van tevoren vastgestelde termijn. Een sluitende controle is wenselijk om te voorkomen dat een situatie na de gestelde termijn blijft voortbestaan, dan wel binnen de termijn zonder aanleiding blijft voortbestaan;

  • 4.

    het gedogen dient gebonden te worden aan een object of persoon (of een combinatie van een termijn en een object of persoon);

  • 5.

    het gedogen dient beperkt in omvang te zijn. De nadelige gevolgen voor derden van het niet handhaven moeten door voorschriften zoveel mogelijk worden beperkt;

  • 6.

    het gedogen moet zorgvuldig gebeuren:

  • a. het voornemen tot gedogen dient te worden bekend gemaakt (publicatie in Rond de Linde) zodat derden hun zienswijzen daarover kunnen indienen;

  • b. het college neemt een gedoogbeschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat;

  • c. er moet sprake zijn van een duidelijk uitgewerkt voornemen om de illegale situatie te beëindigen en van de overtuiging bij het college dat de wil en de mogelijkheden daartoe aanwezig zijn.

4. Probleemanalyse 

De probleemanalyse vormt de basis voor het  stellen van prioriteiten en het formuleren van doelstellingen. Het werkgebied is voor de overzichtelijkheid ingedeeld in vier aandachtsvelden: milieu, bouwen en ruimtelijke ordening, brandveilig gebruik bouwwerken en Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetgeving. In dit hoofdstuk is een beschrijving van de gemeente gegeven.

4.1 Gebiedsbeschrijving 

De gemeente Nuenen heeft iets meer dan 22.200 inwoners en ligt in het groene middengebied tussen Eindhoven en Helmond. De gemeente heeft drie kerkdorpen, Nuenen, Gerwen en Nederwetten en een aantal verspreide buurtschappen (zoals Eeneind). De gemeente heeft een oppervlakte van 3.411 ha, waarvan ongeveer 700 ha bebouwd terrein (ongeveer 9000 woningen en 1700 bedrijven), ongeveer 520 ha bossen, stedelijk groen en recreatiegebieden, 60 ha woeste grond (heide, moeras en zandverstuivingen en 200 km wegen (fiets-, ruiter- en wandelwegen, water en spoorwegen).

 

Nuenen heeft ongeveer 80 ha bedrijventerreinen. Deze zijn vooral bedoeld voor kleinschalige bedrijven. De bedrijventerreinen zijn Berkenbos, Eeneind 1 en II, Pinckart en Gerwen.

 

35 bouwwerken zijn aangewezen als rijksmonumenten. Daarnaast zijn 55 bouwwerken door de gemeente als monument aangewezen. Het gebied rond het Park is door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht.

 

4.2 Specificatie Milieu 

Binnen het bedrijvenbestand waarvoor de gemeente bevoegd gezag is, zijn zeven bedrijven met een verhoogd risico. Zo zijn er drie tankstations en twee bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen. Verder zijn er twee vuurwerkverkooppunten.

  

Activiteiten buiten bedrijven betreffen onder andere bodembeheer, verbranden of storten van afval, activiteiten van particulieren, en dergelijke. Deze werkzaamheden worden aangeduid als niet-inrichtingsgebonden taken en objecten.

4.3 Specificatie bouwen, wonen en bestemmingsplan

In 2010 zijn 191 vergunningen voor bouwen/gebruik, 19 vergunningen voor slopen en 5 vergunningen voor monumenten verleend. De ervaring leert dat de komst van de Wabo leidt tot een vermindering van het aantal vergunningen voor bouwen/gebruik met ongeveer 40%.

 

Voor de periode van 2010 tot 2015 is gepland dat 947 vrije sectorwoningen en 255 sociale (koop-huur)woningen worden gerealiseerd. Verder staat voor deze periode de realisering van 150 zorgwoningen, drie scholen en 15 Sinti-woningen gepland. Ook staat de herstructurering van de Oranjebuurt en van twee Sinti-locaties op de planning. Wij streven voor Nuenen-West naar een hoog beeldkwaliteitsniveau. Het toezicht hierop is niet uit te voeren met de nu beschikbare personele capaciteit. Bij de verdere uitwerking van deze bouwlocatie komt dit aan de orde.

 

4.4 Specificatie APV en bijzondere wetgeving 

Verschillende regels hebben tot doel om overlast en kleine ergernissen in de openbare ruimte tegen te gaan. Wij hebben twee buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in dienst om hierop toe te zien. De meldingen in 2010 geven inzicht in de onderwerpen die spelen in de openbare ruimte. De APV is in 2011 aangepast. Vanuit de dereguleringsdoelstelling is het aantal handelingen waar vergunning voor nodig is teruggebracht. Dit betekent dat in het toezicht moet worden bezien of voldaan wordt aan de APV.

De politiek praat over de invoering van een blauwe zone in het centrum van Nuenen. De wijziging van de Drank- en Horecawet (DHW) op 1 juli 2012 betekent een extra taak voor de gemeente.

 

5. Prioriteiten

5.1 Algemeen

Er is een beginselplicht tot handhaving. De landelijke nota Gedogen in Nederland geeft aan dat het mogelijk is om prioriteiten te stellen in de handhaving. “Voor een evenwichtige rechtshandhaving is het nodig noch wenselijk dat alles op alles wordt gezet om iedere overtreding van iedere norm te achterhalen. Een evenwichtig handhavingsbeleid noopt tot een zekere prioriteitstelling. Indien daardoor ten aanzien van bepaalde normovertredingen geen actief handhavingsbeleid wordt gevoerd, is er geen sprake van gedogen.” De mogelijkheid van prioritering in het handhavingsbeleid kan met zich meebrengen dat handhaving gefaseerd wordt uitgevoerd en in bepaalde gevallen gedurende enig tijd achterwege blijft.

 

Beleid voeren op het terrein van de handhaving is nodig omdat niet alle handhavingstaken volledig uitgevoerd kunnen worden. Beleid voeren betekent kiezen wat je wel en wat je niet doet. Om die keuze te kunnen maken, moet eerst geïnventariseerd worden welke handhavingstaken er zijn en welke objecten en concrete gedragingen om handhaving vragen.

 

Landelijk is een instrument ontwikkeld om prioriteiten te stellen bij de uitvoering van de handhavingstaken, de risicomatrix. In deze matrix staan verschillende handhavingstaken die onder de Wabo en APV vallen opgesomd. De prioriteit is primair bepaald door twee factoren: het risico (wat is het risico bij een overtreding) en het naleeftekort (het naleefgedrag en de kans dat een overtreding daadwerkelijk voorkomt). Met de risicomatrix wordt per handhavingthema het risico bepaald. Risico is het negatieve effect maal de kans dat het effect zich zal voordoen. Er worden zes soorten negatieve effecten gebruikt, te weten fysieke veiligheid, kwaliteit, financieel-economische schade, verlies van of schade aan natuurschoon, schade aan de (volks)gezondheid en schade aan het bestuurlijke imago/stemmenverlies/bestuurlijk belang).

5.1.1 Opzet matrix

Geprobeerd is alle te handhaven aspecten in de matrix te benoemen. Hierbij zijn keuzes gemaakt. Er is bijvoorbeeld niet gekozen om ieder gebouwtype uit het Bouwbesluit apart te benoemen. Ook is niet gekozen om de verschillende soorten inrichtingen in het kader van de Wet Milieubeheer op te splitsen. Zou dit gedaan zijn, dan had de matrix uit honderden verschillende taken bestaan. Omdat het belangrijk is dat de prioriteiten jaarlijks kunnen worden bijgesteld, is dit niet wenselijk.

5.1.2 Risico

Per handhavingstaak is bepaald wat het risico is als, de onder een handhavingstaak liggende regels, worden overtreden. Dit risico is bepaald aan de hand van zes negatieve effecten: veiligheid, volksgezondheid, natuur/milieu, financieel economisch, leefbaarheid en imago. Per handhavingstaak is er voor elk negatief effect een score van 1 tot 5 ingevuld.

Hierbij geeft een 1 aan dat er nauwelijks of geen negatief effect is en een 5 dat er een ernstig negatief effect is. De optelsom van de zes verschillende effecten bepalen samen het uiteindelijke risico.

5.1.3 Naleeftekort

Naast het risico speelt het naleeftekort een grote rol bij het bepalen van de uiteindelijke prioriteit. Het naleeftekort van een onder een handhavingstaak liggende regel wordt bepaald door het naleefgedrag (spontane en geforceerde naleving) en de overtredingskans. Het naleefgedrag is bepaald met behulp van de 'Tafel van Elf' (T11). De T11 is een door het Ministerie van Justitie aangedragen analysemodel waarmee aan de hand van elf dimensies wordt verklaard waarom regels al dan niet worden nageleefd. Door te weten waar de sterke en zwakke kanten zitten op het gebied van de naleving van regels, kan men gericht handhaven. Hierbij kan gedacht worden aan het geven van voorlichting als blijkt dat de kennis over een bepaalde regel laag is, of meer sanctioneel optreden als blijkt

dat men de regels bewust overtreedt.

 

De conclusie die getrokken kan worden is, dat het niet alleen mogelijk is om vooraf prioriteiten te stellen (wat gaan we wel controleren en wat niet), maar dat het ook in de lijn van de nota past om na constatering van een overtreding op basis van prioriteitsoverwegingen niet op korte termijn over te gaan tot legalisering van of bestuursrechtelijk optreden tegen de overtreding.

 

Als geen prioriteiten gesteld kunnen worden bij geconstateerde overtredingen, komt de handhavende overheid in een onmogelijke spagaat. Enerzijds wil hij de handhaving toesnijden op risico- en beleidsprioriteiten en daarvoor is het noodzakelijk een goed beeld te hebben van overtredingen. Anderzijds leidt het signaleren van veel relatief onbelangrijke overtredingen tot het vastlopen van het toezicht omdat elke overtreding onmiddellijk aangepakt moet worden. Het stellen van prioriteiten, ook bij geconstateerde overtredingen, is daarom noodzakelijk voor het voeren van een evenwichtig handhavingsbeleid. De matrix is als bijlage 5. bijgevoegd.

 

Het uitstel van bestuursrechtelijke stappen geeft geen rechten aan de overtreder: het bevoegd gezag kan op elk moment naleving van de regelgeving vorderen. Een en ander wordt vastgelegd in een “wrakingsbrief” waarin wordt vermeld dat er een overtreding is geconstateerd. De “wrakingsbrief” is dan de eerste stap in een handhavingstraject dat “langer duurt dan normaal”.

 

Essentieel bij het stellen van prioriteiten is dat de hoofddoelstelling, namelijk het realiseren van een adequaat nalevingsniveau niet ondermijnd mag worden.

 

Bij handhaven met prioriteiten moet wel rekening worden gehouden met de belangen van derden. Als een derde zijn belang actief kenbaar maakt, bijvoorbeeld in de vorm van een handhavingsverzoek, is het niet mogelijk om geruime tijd af te zien van handhaving op grond van prioriteitsoverwegingen. In dat geval beperken de mogelijkheden zich tot:

- het op korte termijn legaliseren van de overtreding;

- het op korte termijn beëindigen van de overtreding;

- het nemen van een formele gedoogbeschikking, voor zover dat past binnen de kaders van de nota “Gedogen in Nederland”.

 

Uit jurisprudentie blijkt dat de rechter sanctiebeschikkingen die genomen worden na een handhavingsverzoek, streng toetst. Een te lange begunstigingstermijn wordt al snel aangemerkt als gedogen en vindt meestal geen genade in de ogen van de rechter, omdat er geen reden is tot formeel gedogen.

5.1.4 Kenbaarheid van het gevoerde beleid 

Bij het werken met prioriteiten is van belang dat voor burgers en bedrijven en toezichthouders en handhavers helder is welke bestuurlijke keuzes er gemaakt zijn, wat de motivering is voor deze keuzes, en hoe dit in de praktijk ten uitvoer wordt gebracht.

 

De hoofdlijnen van de bestuurlijke uitgangspunten worden vastgelegd. Als behoefte is aan een nadere uitwerking van deze hoofdlijnen, zal dat gebeuren in de vorm van meer specifieke beleidsregels. Conform de Algemene wet bestuursrecht worden deze beleidsregels gepubliceerd.

5.2 Uitgangspunten

Voor de prioriteitenstelling worden de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Veiligheidsovertredingen (vooral brand- en constructieve veiligheid) hebben prioriteit boven overtredingen van de overige regelgeving;

  • -

    bij illegale activiteiten die niet meteen aangepakt kunnen worden, krijgen betrokkenen schriftelijk bericht dat de overtreding is geconstateerd met de opdracht die te beëindigen. Bij constatering van een activiteit die al is beëindigd, maar waarbij het wenselijk is om de schadelijke gevolgen ongedaan te maken, krijgt betrokkene bericht van de constatering met de mededeling dat de gemeente nog nadere actie zal ondernemen;

  • -

    als gewenst wordt in een plan van aanpak concreet vastgelegd hoe de gemeente (groepen van) geconstateerde overtredingen gaat aanpakken.

 

De handhaving op woonwagenlocaties scoort hoog. De handhaving op deze locaties wordt echter in principe gekoppeld aan andere ontwikkelingen in onze gemeente, namelijk de realisatie van een vijfde locatie en de discussie over overdracht van eigendom en beheer van de locaties in het kader van de voorgenomen renovatieplannen. Gelet op de procedures die hiervoor gevolgd moeten worden, kan het nog wel enige jaren duren voordat hier handhavend opgetreden kan worden. Als hier directe aanleiding toe bestaat kan de handhaving op deze locaties naar voren gehaald worden. Tegen nieuwe overtredingen (peildatum: moment van vaststelling van dit beleidsplan) wordt direct handhavend opgetreden volgens de prioriteitenstelling in dit beleidsplan.

 

Brandveiligheid in openbare gebouwen/horeca en overige gebouwen heeft in dit beleidsplan hoge prioriteit gekregen. Ook aan de handhaving van de APV en parkeren is hoge prioriteit toegekend. Gelet op het grote aantal bepalingen in de APV is met name hoge prioriteit gegeven aan de bepalingen die ook wel gekenschetst worden als de “kleine ergernissen”.

 

Bouwactiviteiten zijn in de integrale prioritering onderverdeeld in een aantal thema’s, te weten vergunningen en illegale bouw. In de prioritering in deze nota is hierop volgend een nuancering aangebracht, namelijk dat een hoge prioriteit wordt toegekend aan significante bouwactiviteiten. Bestemmingsplanovertredingen scoren in de integrale prioritering laag. Aan de andere kant scoort de uitstraling van het landelijk gebied hoog. Om ook hieraan invulling te geven is in deze nota hoge prioriteit toegekend aan het handelen in strijd met de gebruiksvoorschriften uit een bestemmingsplan als sprake is van aantasting van belangrijke waarden, zoals structuurbepalende en unieke onvervangbare waarden.

 

Als hoofdlijn geldt dat de volgende onderwerpen prioriteit hebben:

  • -

    handhavingsverzoeken;

  • -

    inspectiesignalen;

  • -

    spoedsituaties waarbij onmiddellijk handelen noodzakelijk is.

5.3 Prioriteiten en controlefrequentie milieu

De gemeente heeft diverse taken binnen het taakveld milieu. Niet alle taken vallen onder het handhavingsbeleid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan externe veiligheid (niet verbonden aan bedrijven), geluid (niet zijnde klachten), bodem-, water- en luchtaspecten. Deze elementen zijn opgenomen in het milieubeleid.

 

Klachten over milieuaspecten, ook over de hierboven genoemde elementen, zijn wel een onderdeel van het handhavingsbeleid. Geluid is van alle klachten veruit de meest voorkomende. Bij de afhandeling van klachten kunnen geluidmetingen een onderdeel zijn van het te doorlopen traject om de klacht af te handelen. Evenzo kan het (laten) uitvoeren van bodemonderzoeken een onderdeel zijn van het afhandelen van klachten met betrekking tot bodem. Klachtafhandeling wordt bij milieu zo belangrijk gevonden dat deze niet in de prioritering is meegenomen. Afhankelijk van de soort en aard van de klacht en de urgentie van de afhandeling wordt iedere klacht afzonderlijk beoordeeld op de meest effectieve en efficiënte afhandeling.

 

In de onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de prioritering voor het taakveld milieu.

 

  • Prioriteit

    Thema

    1

    Garagebedrijven

    1

    Agrarische bedrijven

    2

    Natte horeca

    2

    Risicorelevante bedrijven

    3

    Loon- en grondbedrijven

    4

    Overige bedrijven

    4

    Onbekende en illegale activiteiten

    5

    Droge horeca

    5

    Propaantanks bij agrarische bedrijven

Tabel: Prioritering taakveld Milieu

 

In de prioritering zijn niet de probleembedrijven betrokken. Probleembedrijven zijn bedrijven die, door structureel de naleving van de regels niet serieus te nemen, continue aandacht, begeleiding en controle nodig hebben. Probleembedrijven worden opgenomen in het controleprogramma.

5.3.1 Beschikbaar budget en diepgang controle milieu

Op basis van het beschikbare budget is het aantal controles behorende bij het geaccepteerde risico niet te realiseren. Om het risico zo laag mogelijk te houden is een optimum gezocht tussen de diepgang van de controles op themaniveau (meer tijd betekent hogere kosten maar ook een grotere beheersing van de risico’s) en het aantal controles. De SRE Milieudienst heeft diverse toezichtvormen ontwikkeld (ieder met hun specifieke wijze en diepgang van controleren). Enkele daarvan worden ingezet. De toezichtvormen die worden ingezet zijn in onderstaande tabel weergegeven evenals de kosten daarvan. Ook is aangegeven in hoeverre de risico’s met deze toezichtvormen worden beheerst.

 

Tabel: toezichtvormen SRE Milieudienst

 

  • Toezichtsvorm

    Korte beschrijving

    Beheersing risico’s

    Basisbedrijfsbezoek Barim

    Controle op de belangrijkste milieuaspecten of set van milieuaspecten bij bedrijven die onder het Besluit algemene regels inrichtingen milieu (Barim) vallen.

    Beperkt

     

    Uitgebreid bedrijfsbezoek

    Controle op alle (relevante) milieuaspecten bij bedrijven die onder het Barim vallen. Hierbij wordt de typering uit het Barim gebruikt voor het bepalen van de diepgang.

    Gemiddeld

    Bedrijfsbezoek IPPC agrarisch

    Controle op de elementen waardoor het bedrijf onder de IPPC regelgeving valt. Specifiek worden de installaties en voorzieningen gecontroleerd mbt het voorkomen van geuroverlast.

    Gemiddeld

     

    Bedrijfsbezoek BEVI (LPG)

    Controle van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) vallen. Voor de gemeente Nuenen betreft het de LPG tankstations.

    Zeer hoog

    Bedrijfsbezoek risico relevante inrichtingen

    Controle van bedrijven die aan bepaalde criteria voldoen waardoor ze moeten worden opgenomen in het landelijke Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Het uitgangspunt van het (verplicht) opnemen in het RRGS is dat bedrijven die in het register worden opgenomen specifiek worden gecontroleerd op mogelijke risico’s voor de omgeving. Vandaar de benaming van de toezichtsvorm “risico relevante inrichtingen”.

    Zeer hoog

    Bedrijfsbezoek risico relevante inrichtingen met toezichtsplan

    Controle van bedrijven die aan bepaalde criteria voldoen waardoor ze moeten worden opgenomen in het landelijke Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS).

    Een toezichtsplan wordt gebruikt om de risicorelevante elementen, verspreidt over meerdere bedrijfsbezoeken, te controleren. Deze meerdere bedrijfsbezoeken zijn ook over meerdere jaren verspreidt.

    Hoog

5.3.2 Toezichtvorm en prioritering

Het is niet altijd noodzakelijk om de controle met de meeste diepgang en de hoogste mate van risicobeheersing in te zetten bij de hoogste prioritering. De diepgang is afhankelijk van het soort risico dat moet worden beperkt. Denk hierbij aan het verschil in beheersing van het risico van geluidoverlast en de beheersing van het risico van explosies. In de afweging welke toezichtvorm bij welke prioriteit wordt ingezet is hier rekening mee gehouden.

In onderstaande tabel is weergegeven welke toezichtvormen bij de diverse prioriteiten worden ingezet.

 

  • Prioriteit

    Thema

    Toezichtvorm

    (in % het aandeel van het totaal te controleren bedrijven binnen het thema)

    1

    Garagebedrijven

    80% basisbedrijfsbezoek Barim

    20% uitgebreid bedrijfsbezoek

    1

    Agrarische bedrijven

    80% bedrijfsbezoek IPPC

    20% basisbedrijfsbezoek Barim

    2

    Natte horeca

    100% Basisbedrijfsbezoek Barim

    2

    Risicorelevante bedrijven

    3 LPG tankstations: Bedrijfsbezoek BEVI (LPG)

    Overige: bedrijfsbezoek risicorelevante inrichtingen

    3

    Loon- en grondbedrijven

    100% Basisbedrijfsbezoek Barim

    4

    Overige bedrijven

    100% Basisbedrijfsbezoek Barim

    4

    Onbekende en illegale activiteiten

    100% Basisbedrijfsbezoek Barim

    5

    Droge horeca

    100% Basisbedrijfsbezoek Barim

    5

    Propaantanks bij agrarische bedrijven

    100% Basisbedrijfsbezoek Barim

Tabel: prioritering en toezichtvorm

 

5.3.3 Specifieke doelstellingen

Toezicht bij bedrijven hoeft niet beperkt te blijven tot het verbeteren van de naleving van de milieuregels. Door het contact van de toezichthouder met de ondernemers kunnen andere beleidsdoelstellingen van de gemeente onder het voetlicht bij de bedrijven worden gebracht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan klimaatdoelstellingen.

5.3.4 Doelstellingen milieu

Er is een inschatting gemaakt van het huidige naleefgedrag per prioriteitsklasse. Deze inschatting is weergegeven in de onderstaande tabel. Het huidig naleefgedrag is gebaseerd op ervaringscijfers van medewerkers van de SRE Milieudienst die al enige jaren voor de gemeente Nuenen bij de handhaving zijn betrokken. Het huidige naleefgedrag is als vertrekpunt genomen voor de doelstelling van de naleving in 2014. Na 2014 willen wij de doelstelling consolideren. Deze is weergegeven in onderstaande tabel.

 

  • Prioriteit

    Thema

    Huidig naleefgedrag

    Doelstelling 2014

    1

    Garagebedrijven

    40-60%

    80-100%

    1

    Agrarische bedrijven

    40-60%

    80-100%

    2

    Natte horeca

    60-80%

    80-100%

    2

    Risicorelevante bedrijven

    80-100%

    80-100%

    3

    Loon- en grondbedrijven

    60-80%

    80-100%

    4

    Overige bedrijven

    40-60%

    60-80%

    4

    Onbekende en illegale activiteiten

    20-40%

    40-60%

    5

    Droge horeca

    60-80%

    80-100%

    5

    Propaantanks bij agrarische bedrijven

    80-100%

    80-100%

Tabel: inschatting huidig naleefgedrag en doelstelling naleefgedrag 2014 taakveld Milieu

 

Beleidsuitgangspunten

  • -

    De componenten veiligheid, geluid, water, bodem en lucht krijgen specifieke aandacht tijdens het toezicht en handhaven;

  • -

    Alle risicorelevante bedrijven voldoen elk jaar voor 100% aan de voorschriften;

  • -

    Er vindt samenwerking plaats met andere handhavingspartners om van elkaars deskundigheid gebruik te maken en het kennisniveau te verhogen; het waterschap maakt hier expliciet onderdeel van uit.

5.4 Prioriteiten en controlefrequentie bouwen en ruimtelijke ordening

Bij bouwen en ruimtelijke ordening wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwe en oude zaken. De prioriteitenstelling voor nieuwe zaken komt voort uit de integrale prioritering. Het, als bijlage 6 bijgevoegde, kwaliteitsmodel geldt als prioriteitstelling voor het toezicht en de handhaving op het voldoen van bouwwerken aan het Bouwbesluit.

5.4.1 Oude zaken

In eerdere nota’s zijn beleidsregels vastgesteld voor oude zaken. De meest recente beleidsregels staan in de notitie uitvoering handhavingsnota. Deze luiden als volgt:

  • 1.

    tegen alle overtredingen van de bouwregelgeving die na 31 december 1998 zijn begaan wordt in principe handhavend opgetreden;

  • 2.

    tegen overtredingen van de bouwregelgeving die voor 1 januari 1999 zijn begaan wordt niet (meer) handhavend opgetreden tenzij:

  • a. het illegale bouwwerken betreft met een totale oppervlakte van 30 m2 of meer per perceel;

  • b. het overtredingen betreft waarbij sprake is van schade voor de veiligheid, gezondheid, belangen van omwonenden/derden of met een ongewenste invloed op de ruimtelijke ordening.

 

Bij de toepassing van de beleidsregels dient het volgende in ogenschouw genomen te worden:

  • -

    handhavingsprocedures die op het moment van de vaststelling van deze (voortgangs)notitie gestart zijn vallen niet onder deze beleidsregels. Hiervan zal echter geen sprake zijn aangezien alleen oude illegale situaties zijn opgepakt waarbij sprake is van een ongewenste invloed op de ruimtelijke ordening. Een handhavingsprocedure is gestart op het moment dat de vooraankondiging tot het opleggen van een last is verstuurd;

  • -

    overtredingen waarvoor een zogenaamde wrakingsbrief is verstuurd vallen niet onder deze beleidsregels. Met een wrakingsbrief geeft de gemeente aan dat we op de hoogte zijn van de overtreding en ons het recht voorbehouden tegen de overtreding op te treden;

  • -

    overigens wordt nadrukkelijk gesteld dat overtreders die 30 m2 of meer illegaal gebouwd hebben gelet op de ernst van de overtreding(en) geen recht hebben om al het mindere dan 30 m2 (indien dit technisch gezien mogelijk zou zijn) te laten staan;

  • -

    voor locaties die als één geheel beschouwd kunnen worden, en waar sprake is van meerdere overtreders of meerdere percelen, geldt dat de totale omvang van de overtredingen bepalend is. Ook al zouden de overtreders c.q. percelen individueel onder de beleidsregels kunnen vallen dan gelden de beleidsregels niet. De locatie wordt als totaal bezien.

 

De extra tijdelijke capaciteit die beschikbaar was gesteld om oude zaken aan te pakken is niet ingezet en uiteindelijk in het kader van de bezuinigingen vanaf 2010 weer uit de begroting gehaald. In de afgelopen jaren zijn maar enkele oude zaken opgepakt. Hieruit is gebleken dat deze zaken erg arbeidsintensief zijn. Door de bezuinigingen, de extra taken en de nieuwe werkwijze verruimen wij nu de beleidsregels voor oude zaken.

 

In de loop der jaren zijn verschillende illegale situaties ontstaan door overtredingen van met name bouwregelgeving, die niet of nog niet zijn aangepakt. Het gaat hierbij vaak om illegale situaties die al vele jaren geleden zijn ontstaan, in een tijd dat handhaving minder prominent op de agenda stond. Het is onmogelijk (gebleken) om vanaf het moment dat het nieuwe handhavingsbeleid in werking is getreden ook alle in het (verre) verleden ontstane illegale situaties aan te pakken.

 

Veel overtredingen zijn bovendien gedateerd, waardoor de overtreders zich soms kunnen beroepen op het door de gemeente gewekte vertrouwen dat de situatie niet meer zal worden aangepakt. Vaak doet een burger die geconfronteerd wordt met handhaving een beroep op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar vergelijkbare (oudere) situaties die kennelijk niet worden gehandhaafd.

 

Zonder een duidelijk en voor de burger kenbare beleidswijziging zal op dat beginsel mogelijk met succes bij de rechter een beroep kunnen worden gedaan. In sommige gevallen kan door tijdsverloop zelfs sprake zijn van rechtsverwerking. In bijzondere omstandigheden kan het gemeentebestuur het recht om op te treden verliezen, bijvoorbeeld wanneer het gemeentebestuur zelf de verwachting heeft gewekt dat tegen de overtreding niet meer wordt opgetreden.

 

Het is daarom nodig om een nieuwe peildatum vast te stellen. Daarmee wordt een nulsituatie vastgelegd. Door het vastleggen van een nulsituatie in het handhavingsbeleid wordt tot uiting gebracht dat de gemeente alle nieuwe overtredingen van de bouwregelgeving systematisch aanpakt volgens het handhavingsbeleid. Tegenover de rechter kan het strengere optreden tegen nieuwe illegale situaties worden verantwoord door te verwijzen naar dit beleid.

 

De nieuwe beleidsregels voor oude zaken zijn:

1. Geen actieve handhaving inzetten op niet legaliseerbare overtredingen wanneer deze dateren van vóór 1 maart 2010 die

  • a.

    geen gevaar, schade, hinder of overlast voor derden met zich meebrengen;

  • b.

    geen gevaar vormen voor precedentwerking;

  • c.

    geen ongewenste invloed op de ruimtelijke ordening hebben;

  • d.

    niet in aanmerking komen voor een gedoogbesluit.

2. Tenzij:

  • a.

    de overtreding de veiligheid of gezondheid van de overtreder of belanghebbenden in gevaar brengt;

  • b.

    de overtreding schriftelijk is gewraakt;

  • c.

    het overtredingen betreft die de planologische ontwikkelingen in het betreffende gebied in de weg (kunnen) staan;

  • d.

    het overtredingen betreft die betrekking hebben op dakkapellen, erfafscheidingen, aan- en bijgebouwen, carports, luifels, zonweringen, rolluiken en schotel-)antennes, die in beginsel voor pardonnering in aanmerking komen, maar die vanwege hun omvang of verschijningsvorm onder omstandigheden toch tot handhaving dwingen omdat zij door de welstandscommissie als een exces worden beschouwd;

  • e.

    sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen, zoals het feit dat het bouwwerk zich op gemeentegrond bevindt;

  • f.

    sprake is van maatschappelijk belang: als bijvoorbeeld de roep om handhavend optreden groot is of wanneer het bestuurlijk imago in het geding is.

 

Bij het bepalen van de peildatum is aansluiting gezocht bij de data van gegevens (luchtfoto’s en cyclorama(straat)beelden) die digitaal beschikbaar zijn. Tegen “nieuwe” overtredingen, die zijn ontstaan na de peildatum en die niet legaliseerbaar zijn, wordt opgetreden volgens het handhavingsbeleid.

 

Dit betekent overigens niet dat voor overtredingen die zijn ontstaan vóór de peildatum een generaal pardon geldt. Deze worden niet gelegaliseerd en blijven illegale situaties, Door de wijziging van de Woningwet op 1 maart 2007 zijn ook eigenaren die illegale bouwwerken in stand laten overtreder. Het gaat hier om eigenaren die na 1 maart 2007 een bouwwerk gekocht hebben of wisten dat er sprake was van een illegale situatie. Deze beleidsregel biedt geen garantie bij eventuele verkoop. maar de actieve handhaving richt zich hier in eerste instantie niet (meer) op. Daarvoor geldt echter wel een aantal beperkingen. De gemeente behoudt zich daarom het recht tot handhaven voor op “oude”overtredingen die niet onder de beleidsregels vallen.

5.4.2 Nieuwe zaken

De vraag is nu, welke illegale situaties voorrang moeten krijgen bij het handhaven. Deze vraag wordt voor een belangrijk deel beantwoord door te kijken naar het effect dat de overtreding heeft op de omgeving en het leefmilieu. Belangrijkste risico’s die hierbij een rol spelen zijn het gevaar voor de veiligheid en de gezondheid. Daarnaast speelt de precedentwerking en het gelijkheidsbeginsel ook een rol.

 

De volgende (illegale) situaties hebben een hoge prioriteit:

  • 1.

    het bouwen zonder of in afwijking van de vergunning. Hierbij dient sprake te zijn van significante bouwactiviteiten (met gebreken op het gebied van brandveiligheid, of belangrijke constructieve en/of bestemmingsplanmatige gevolgen);

  • 2.

    het illegaal bewonen van (bij)gebouwen;

  • 3.

    het handelen in strijd met de gebruiksvoorschriften uit een bestemmingsplan, met name:

    - de aantasting van ecologisch waardevolle gebieden;

    - de aantasting van landschappelijke waarden en openheid van het buitengebied;

  • 4.

    gebouwen die een gevaar vormen voor de volksgezondheid en/of de veiligheid.

 

De volgende zaken hebben een lagere prioriteit:

  • 1.

    het zonder of in afwijking van de bouwvergunning bouwen van:

    - dakkapellen;

    - luifels, rolluiken en zonweringen;

    - tuinhuisjes;

    - veranderingen van kozijn(openingen);

    - erfafscheidingen;

    - antennes;

  • 2.

    geringe welstandshalve afwijkingen (bijvoorbeeld kleur-/materiaalgebruik).

 

Als overtredingen met een lagere prioriteit worden geconstateerd krijgt de overtreder een brief waarin medegedeeld wordt dat de gemeente op de hoogte is van de overtreding en hierop in de toekomst (wellicht) terugkomt. Maar, als tijdens de (bouw)werkzaamheden een overtreding geconstateerd wordt, wordt, ongeacht de prioriteitstelling, gebruik gemaakt van de stilleggingsbevoegdheid. Voorkomen dat illegale situaties ontstaan is voor alle betrokkenen meer aanvaardbaar dan achteraf optreden.

 

Om de ruimtelijke relevantie/beeldkwaliteit een rol te laten spelen in de prioriteitenstelling kiezen wij ervoor om voor elke afwijking van wet- en regelgeving die wij constateren op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening een checklist in te vullen. Dit doet meer recht aan de specifieke omstandigheden van een zaak. De integrale prioritering geeft toch een vrij algemeen beeld. Dit is werkbaar voor een algemene beleidslijn. De elementen uit de integrale prioritering worden uiteraard meegenomen in de checklist. Deze checklist wordt in 2012 uitgewerkt en door ons vastgesteld.

5.4.3 Toezichtvorm en prioritering

Bij bouwen en ruimtelijke ordening hanteren we alle toezichtvormen.

5.4.4 Gebiedsgericht toezicht

Door wetswijzigingen en tijdsverloop bestaat geen inzicht in het aantal illegale situaties. In 2012 worden luchtfoto’s uit twee verschillende jaren vergeleken waaruit nieuw opgerichte bouwwerken naar voren komen. Deze worden (deels) geanalyseerd. Daarnaast worden in de planperiode de illegale situaties waarvoor een wrakingsbrief verstuurd is onderzocht. Afhankelijk van de resultaten van deze twee activiteiten wordt besloten over de verdere aanpak.

5.4.5 Objectgericht toezicht

Elk jaar worden een aantal onderwerpen waarvoor de inspectie aandacht heeft gevraagd onderzocht en zo nodig structureel geïmplementeerd in de werkzaamheden.

5.4.6 Vergunningsgericht toezicht

Voor bouwen van vergunde bouwwerken en ruimtelijke ordening gelden de volgende uitgangspunten voor de controlefrequentie:

  • -

    bij alle opleveringen van vergunde werken wordt het gerealiseerde werk ter plaatse gecontroleerd. Dit is ook noodzakelijk in verband met de rol die toezicht en handhaving vervult in de gehele gemeentelijke organisatie (WOZ, GIS, BAG, vergunningverlening en ruimtelijke ontwikkeling);

  • -

    bij bouwwerken geen gebouwen zijnde en dakkapellen, erfafscheidingen e.d. wordt alleen een gereedmeldingscontrole uitgevoerd;

  • -

    het streven is uitbreidingen bij woningen gemiddeld drie keer te bezoeken: fundering, dakconstructie en na gereedmelding;

  • -

    vrijstaande bijgebouwen worden gemiddeld vijf keer bezocht: bij constructieve momenten en gereedmelding;

  • -

    nieuwbouwwoningen worden gemiddeld zes keer gecontroleerd;

  • uitbreidingen van bedrijven worden gemiddeld vijf keer gecontroleerd;

  • -

    projectbouw van woningen wordt minimaal tien keer gecontroleerd. De diverse onderdelen worden steekproefgewijs gecontroleerd;

  • -

    tijdelijke vergunningen en gedoogbeschikkingen worden één keer per jaar gescreend en zo nodig gecontroleerd;

  • -

    zelfstandig verleende toestemmingen voor gebruiken, aanleggen, etc. worden altijd gecontroleerd.

Het aantal controles is afhankelijk van de meldingen door de bouwers en/of de afspraken die met hen gemaakt kunnen worden.

 

Bij verleende vergunningen voor bouwen wordt geen prioriteit toegekend aan geringe afwijkingen van de vergunning(voorwaarden). Bij de beoordeling gelden de volgende richtlijnen:

  • -

    een geringe constructieve wijziging zonder gevolgen voor de veiligheid kan met een aantekening op de bouwtekening worden afgedaan;

  • -

    het niet aanleveren van constructieve (detail)gegevens voor kleine bouwwerken kan worden geaccepteerd;

  • -

    ondergeschikte afwijkingen op welstandsgebied aan de achter- en zijgevel (mits niet zichtbaar vanaf de weg) en aan bouwwerken in de achtertuin kunnen met een aantekening op de tekening worden afgedaan, mits er geen klachten over komen en/of geen sprake is van een exces;

  • -

    afwijkingen in de maatvoering die het gevolg zijn van praktische bouwtechnische omstandigheden kunnen met een aantekening op tekening worden afgedaan;

  • -

    een acceptabele cumulatie van een aantal kleine afwijkingen zoals hierboven omschreven kan met een aantekening op tekening worden afgedaan.

5.4.7 Specifieke doelstellingen

Wij streven ernaar het naleefgedrag bij verleende vergunningen voor bouwen en ruimtelijke ordening op ruim 95% te houden.

5.5 Prioriteiten en controlefrequentie brandveilig gebruik bouwwerken

Onder het Gebruiksbesluit zijn ruim dertig inrichtingen gebruiksvergunningplichtig. Elk jaar wordt een aantal bedrijven die (gebruik)vergunningplichtig zijn integraal gecontroleerd en zo nodig gehandhaafd. Gebruiksmeldingen worden alleen bij nieuwbouw behandeld. De twee vuurwerkverkooppunten worden aan het eind van het jaar twee keer bezocht door de brandweer en de milieudienst. De horeca wordt met carnaval en kerst gecontroleerd op brandveiligheid (versiering, nooduitgangen en –aanduidingen, enzovoorts).

 

Het (in ernstige mate) handelen zonder of in strijd met een vergunning voor brandveilig gebruik of met de algemene regels voor brandveiligheid heeft hoge prioriteit.

 

5.6 Prioriteiten en controlefrequentie APV en bijzondere wetgeving

Er bestaat een grote maatschappelijke behoefte aan de bestrijding van de zogenaamde ‘kleine ergernissen’. Daaronder vallen allerlei vormen van algemeen ondervonden overlast door overtredingen van de APV en fout parkeren. Ook de overtredingen die zorgen voor verloedering van de openbare ruimte worden daaronder gevat.

 

De buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) houden toezicht op een correct gebruik van de openbare ruimte. Voor overtredingen van de regels die gelden voor de openbare ruimte wordt proces verbaal opgemaakt. De boa’s behandelen meldingen die via de balie Wonen en Openbare ruimte binnenkomen, surveilleren, waarschuwen en hebben een oog- en oorfunctie. Daarnaast zien zij toe op de naleving van bepaalde vergunningen (zoals voor evenementen) die verleend worden op grond van de APV en bepaalde bijzondere wetten. Elk jaar wordt in het uitvoeringsprogramma een schema opgenomen waarbij elke drie weken, na een publicatie in Rond de Linde, extra aandacht wordt besteed aan een bepaald onderwerp (de zogenaamde speerpunten). Hierbij is aansluiting gezocht bij natuurlijke momenten. Als gebeurtenissen daartoe aanleiding geven wordt daarop gereageerd door extra voorlichting en het aanwijzen van extra speerpunten.

 

De volgende onderwerpen hebben prioriteit:

  • -

    het illegaal storten van afval;

  • -

    het veroorzaken van zwerfvuil

  • -

    het zonder of in afwijking van een vergunning houden van evenementen

  • -

    het illegaal aanplakken van posters en het aanbrengen van graffiti

  • -

    het zonder of in afwijking van een vergunning tijdelijk plaatsen van (reclame)voorwerpen of stoffen op of boven de weg

  • -

    fout parkeren (zeker gehandicaptenparkeerplaatsen)

  • -

    hondenoverlast

 

6 Randvoorwaarden

6.1 Organisatie 

6.1.1 Politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid

De politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving ligt bij het collegelid dat het betreffende beleidsveld in zijn portefeuille heeft. Dit komt voort uit de gedachte dat de portefeuillehouder die verantwoordelijk is voor beleid en vergunningverlening ook de gevolgen van dat beleid en de vergunningverlening draagt. De integraliteit wordt gewaarborgd door onderlinge afstemming in voorkomende situaties en door het periodiek bestuurlijk handhavingsoverleg. Aan dit overleg nemen de portefeuillehouders deel die verantwoordelijk zijn voor de diverse beleidsvelden die in de Wabo geïntegreerd zijn,

 

De afstemming met andere handhavingpartners vindt plaats in regionaal overleg, het ambtelijk handhavingsoverleg, het lokaal driehoeksoverleg en het bestuurlijk overleg vrijplaatsenconvenant.

6.1.2 Ambtelijke organisatie

De ambtelijke organisatie bestaat uit zes afdelingen en de Brandweer. De zes afdelingen zijn Sociale Zaken en Welzijn, Bedrijfsvoering, Publiekszaken, Ontwikkeling en Handhaving, Openbare Werken en Projectbureau.

 

 

 

Het cluster Handhaving is onderdeel van de afdeling Ontwikkeling en Handhaving. Dit cluster is, voor zover hier relevant, verantwoordelijk voor:

  • -

    het toezicht op en de handhaving van bouwen en wonen en het bestemmingsplan;

  • -

    de handhaving van brandveilig gebruik bouwwerken;

  • -

    het toezicht op en de handhaving van APV en bijzondere wetgeving.

Er is sprake van functiescheiding tussen beleid, wet- en regelgeving en vergunning enerzijds en toezicht en handhaving anderzijds, Uitvoering vindt plaats op basis van de mandaatregeling en de daaruit voortvloeiende ondermandaatregisters. De milieutaken zijn uitbesteed aan de Milieudienst Regio Eindhoven (MDRE). Aan de milieudienst is mandaat verleend om de toezicht- en handhavingtaken op het gebied van milieu uit te voeren.

 

De afdeling Sociale Zaken en Welzijn voert de handhaving uit op het gebied van welzijn en Sociale Zaken en de privaatrechtelijke handhaving op woonwagenlocaties waar wij eigenaar of beheerder van zijn. De afdeling Publiekszaken is verantwoordelijk voor de handhaving van de wet- en regelgeving op het gebied van de burgerlijke stand. Het Projectbureau handhaaft privaatrechtelijk op structurele ingebruikname van gemeentegrond. Deze onderwerpen zijn niet in dit handhavingsbeleid meegenomen.

6.2 Beschikbare middelen

Wij moeten structureel bezuinigen op de personele capaciteit. De beschikbare capaciteit die in de begroting is vastgesteld voor toezicht en handhaving is leidend. De bezuinigingen hebben tot gevolg dat minder capaciteit voor het uitvoeren van handhavingtaken aanwezig is. Voor alle taakvelden zijn structurele tekorten.

 

Het onderdeel handhaving van het cluster Handhaving bestaat uit de volgende formatie:

 

  • Functie

    fte

    coördinator/senior beleidsmedewerker

    0,90

    beleidsmedewerker

    1,25

    senior-medewerker beleidsuitvoering

    0,75

    boa

    2,00

    bouwcontroleur

    1,00

    TOTAAL

    5,90

 

Voor materiaal en diensten van derden is jaarlijks € 15.000,-- beschikbaar. Voor het toezicht op brandveiligheid is bij de Veiligheidsregio op jaarbasis 0,4 fte beschikbaar. De milieutaken zijn volledig uitbesteed aan de milieudienst. Voor toezicht en handhaving op milieutaken is € 57.500,-- beschikbaar.

6.3 Beleidscyclus

Het handhavingsbeleid omgevingsrecht wordt jaarlijks in de programma- en productenbegroting vertaald naar prestatie en effectindicatoren. Het gaat hierbij dan niet alleen over het aantal controles per handhavingtaak maar ook over het halen van targets op naleving en te behalen maatschappelijke effecten. De beleidsdoelen met de daarbij behorende kosten van de handhaving (personeelskosten en overige kosten) zijn vertaald in de programmabegroting. De kengetallen en indicatoren zijn opgenomen in de productbegroting. Hier ligt een directe relatie met de, op basis van in dit handhavingsbeleid bepaalde, prioriteiten welke vertaald zijn in de uitvoeringsprogramma’s. Vanaf de begroting 2013 worden deze indicatoren, zover zij betrekking hebben op de handhaving, afgestemd met dit beleid.

 

Toezicht en handhaving moeten beleidsmatig aangepakt worden. In de afgelopen jaren zijn stappen gezet richting een cyclus van beleidsontwikkeling, programmering, evaluatie en bijsturing. Wij maken in de planperiode van dit beleid elk jaar een programma en een verslag. Deze stukken kunnen gezien worden als monitoring-, evaluatie- en bijsturingsinstrumenten. De stukken worden betrokken bij de bestuurlijke verantwoording voor het (gerealiseerde) handhavingsbeleid in de jaarrekening en bij de evaluatie en eventuele bijstelling daarvan in de begroting.

6.4 Administratieve organisatie

De werkprocessen en daaraan gekoppelde protocollen voor handhavingprocedures hebben prioriteit bij kwaliteitszorg. Deze worden in de loop van de planperiode opgesteld. In de jaarprogramma’s wordt dit geconcretiseerd.

6.5 Geautomatiseerd systeem

Sinds de invoering van de Wabo wordt voor vergunningverlening gebruik gemaakt van Squit XO. Dit systeem heeft een handhavingmodule. In de looptijd van dit beleid wordt de handhavingmodule zo ingericht dat deze voldoet aan de eisen uit de wet- en regelgeving en gegevens kan leveren voor de beleidscyclus. De planning wordt uitgewerkt in de jaarprogramma’s.

 

Klachten en meldingen en de afhandeling daarvan worden geregistreerd in het SIM-meldpunt.

6.6 Scholing en opleiding

Om adequaat uitvoering te kunnen geven aan de toezicht- en handhavingstaken dienen de betrokken medewerkers over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken. Elk jaar is budget beschikbaar voor opleidingen en wordt een opleidingsplan voor de afdeling Ontwikkeling en Handhaving opgesteld.