Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening betreffende de volgorde van de afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs 1994

Geldend van 14-04-1994 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening betreffende de volgorde van de afvloeiing van het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonderwijs 1994

Nr. 693 WZ 6De raad van de gemeente Nunspeet;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 maart 1994, nr. 693;gelezen het resultaat van het gevoerde overleg met de daarvoor in aanmerking komendeorganisaties van onderwijzend personeel;gelet op de bepalingen van de Wet op het basisonderwijs en van het Rechtspositiebesluitonderwijspersoneel;b e s l u i t :vast te stellen de Verordening betreffende de volgorde van de afvloeiing van het onderwijzendpersoneel van de openbare scholen voor basisonderwijs 1994

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:a. schooleen school voor basisonderwijs;b. belanghebbendehet lid van het onderwijzend personeel, aangesteld aan een van de gemeentelijke scholen;c. diensttijduitsluitend de tijd, doorgebracht in een betrekking:1. aan een school of inrichting als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel deOvergangswet voortgezet onderwijs - waaronder begrepen vormingsinstituten, deinstituten waaraan het nieuw vervolg-/beroepsonderwijs wordt gegeven, dan wel deinstituten waaraan het deeltijd vervolgberoepsonderwijs wordt gegeven - en in de wettendie geacht kunnen worden aan de Wet op het voortgezet onderwijs te zijn voorafgegaan;2. aan een school of inrichting waarop de Kleuteronderwijswet of de Lageronderwijswet1920 van toepassing is c.q. de onderwijsvormen die in de plaats daarvan zijn of wordeningesteld, met dien verstande dat de tijd vóór augustus 1956 doorgebracht aan eenschool voor kleuteronderwijs slechts meetelt, indien daaruit inkomsten werden genoten;3. aan een school waarop de Wet op het basisonderwijs of de Interimwet op het speciaalonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs van toepassing is;4. aan een instelling voor MO-opleidingen in de zin van de Wet op de MO-opleidingen;5. aan een instelling waarop de Wet op het hoger beroepsonderwijs van toepassing is;6. aan een school of inrichting als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs;7. aan een instituut voor vormingswerk voor jonge volwassenen dat gesubsidieerd wordt;8. aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs, de Politie-academie, deRijksluchtvaartschool, alsmede het militair wetenschappelijk onderwijs aan het KoninklijkInstituut van de Marine, de Koninklijke Militaire Academie, de Koninklijke Militaire Schoolen de Hogere Krijgsschool, indien de personeelskosten van de instelling voor ten minste51% door de overheid worden vergoed ingevolge enige wettelijke bepaling, alsmede devoormalige Mijnscholen in Limburg voorzover het rechtstreeks door de overheidbeheerde mijnen betreft;9. aan een Nederlandse school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonderonderwijs, als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs, die vanoverheidswege is aangewezen als bevoegd om aan de leerlingen op grond van metgunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's uit te reiken als die welkeuitgereikt worden door overeenkomstige uit enig openbare kas bekostigde instelling, danwel:- aan centra voor vakopleiding aan volwassenen en jong volwassenen;- aan gestichten, bedoeld in de Beginselenwet Gevangeniswezen en inRijksinrichtingen als bedoeld in de Beginselenwet voor de kinderbescherming;- aan hier te lande gevestigde instellingen die opleiden voor enig geestelijk ambt;- aan door de Nederlandse overheid gesubsidieerde muziekscholen;10. bij een orgaan als bedoeld in de Wet op het leerlingwezen;11. bij een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijkepensioenwet, waarvan de aanwijzing als zodanig op voordracht van de minister vanOnderwijs en Weten- schappen is geschied, dan wel de bekostiging geheel of gedeeltelijkdoor de minister van Onderwijs en Wetenschappen plaats- vindt, waarbij mede inaanmerking komt de tijd doorgebracht in een betrekking aan bovenbedoelde instelling dievoorafgaat aan de aanwijzing als bedoeld in artikel B3 van de Algemene burgerlijkepensioenwet;12. aan de door de minister van Onderwijs en Wetenschappen of de gemeente bekostigdeschoolbegeleidingsdiensten;13. bij door het Rijk bekostigde Nederlandse scholen in het buitenland en bij door het Rijk erkendescholen in de huidige en voormalige overzeese gebiedsdelen;14. bij een instelling als bedoeld in de Rijksregeling Basiseducatie;15. bij een instelling als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging;alsmede de tijd gedurende welke:16. de belanghebbende als dienstplichtige in Nederlandse militaire dienst was dan welvervangende dienst heeft vervuld als bedoeld in de Wet gewetensbezwaren militairedienst;17. de belanghebbende in het genot is geweest van een ontslaguitkering vanwege het Ministerievan Onderwijs en Wetenschappen, het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer enVisserij of van de gemeente, voorzover deze ontslaguitkering werd toegekend in verbandmet ontslag uit een onderwijsbetrekking;en de tijd welke:18. de belanghebbende heeft gewijd aan de verzorging van tot het huishouden vanbelanghebbende behorende 0- tot 4-jarige eigen, stief- of pleegkinderen, tot eenmaximum van in totaal zes jaar (verzorgingstijd);met dien verstande dat:- een aanstelling voor een bepaald aantal uren per week gelijk geacht wordt aan eenaanstelling in volledige dienst;- alleen die diensttijd in aanmerking wordt genomen die bij het bevoegd gezagdesgevraagd is opgegeven binnen vier weken na de datum waarop de aanstelling isingegaan; nadien opgegeven diensttijd wordt voor het vaststellen van deafvloeiingsvolgorde niet meer in aanmerking genomen;- bij samenloop van bovengenoemde betrekkingen of situaties de daarindoorgebrachte diensttijd voor de toepassing van de afvloeiingsregeling slechtseenmaal meetelt; de diensttijd behoeft niet aaneengesloten te zijn; is men in eenbetrekking als bedoeld onder 1 tot en met 15 aangesteld en heeft men gedurendedie periode buitengewoon verlof genoten als bedoeld in het Rechtspositiebesluitonderwijsgevenden, dan telt die verloftijd als diensttijd mee;d. vaste aanstellingaanstelling voor onbepaalde tijd;e. tijdelijke aanstellingaanstelling voor bepaalde tijd;f. afvloeiingtussentijds ontslag uit een tijdelijk dienstverband dan wel ontslag uit een vast dienstverbandvan belanghebbende op grond van opheffing van de school of van een betrekking aan deschool of wegens zodanige veranderingen in de inrichting van het onderwijs, dat dewerkzaamheden van een of meer belanghebbenden overbodig worden;g. OWBO/WBO-protocoleen voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgordeaangeeft van de belanghebbenden die op 1 augustus 1985 als groepsleraar in vaste dienst aandie basisschool zijn verbonden en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter- of lagereschool binnen de gemeente waren verbonden;h. fusieprotocoleen voor de desbetreffende basisschool opgestelde lijst die de onderlinge afvloeiingsvolgordeaangeeft van de belanghebbenden die de dag voorafgaande aan de fusie als lid van hetonderwijzend personeel aan een van de bij de fusie betrokken basisscholen verbonden zijn endie op de dag waarop de fusie is gerealiseerd aan de gefuseerde school in vaste dienst zijnaangesteld;i. verzorgingsprotocoleen voor de desbetreffende school per afvloeiingscategorie opgestelde lijst die de onderlingeafvloeiingsvolgorde op 1 augustus 1991 aangeeft van de belanghebbenden die op 31 juli 1991als lid van het onderwijzend personeel aan de betrokken school verbonden zijn en op 1augustus 1991 aan de betrokken school in vaste dienst zijn aangesteld. 

Artikel 2 Afvloeiingsvolgorde

  • 1 Met inachtneming van het in het derde en vierde lid bepaalde vindt aan de school afvloeiingplaats met als volgorde:a. eerst de belanghebbende met een tijdelijke aanstelling, met uitzondering van de tijdelijkaangestelde ter vervanging;b. vervolgens de belanghebbende met een vaste aanstelling. 

  • 2 Binnen elke groepering genoemd in het eerste lid wordt de volgorde aangehouden:a. eerst degene die aan het bestuursorgaan schriftelijk te kennen heeft gegeven geenbezwaar tegen afvloeiing te hebben, waarbij de oudste in leeftijd het eerst in aanmerkingkomt;b. vervolgens degene die de minste diensttijd heeft, waarbij ingeval van gelijke diensttijd dejongste in leeftijd het eerst in aanmerking komt. 

  • 3 De directeur van een school voor basisonderwijs vloeit slechts af bij de opheffing van deschool. 

  • 4 De belanghebbende die op grond van de eerste twee leden van dit artikel voor afvloeiing inaanmerking komt en die de laatste aan de basisscholen verbonden onderwijsgevende is in hetbezit van de akte leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs of een hiermee gelijkgesteldeakte, wordt tot 31 juli 1996 voor ontslag overgeslagen. 

Artikel 3 Categorieën

Afvloeiing vindt overeenkomstig de in artikel 2 genoemde volgorde voor de volgende categorieënafzonderlijk plaats:a. personeel aangesteld aan de school als groepsleraar;b. personeel aangesteld aan de school voor het geven van vakonderwijs per vakgebied, zoalsaangegeven in het schoolwerkplan;c. personeel aangesteld aan de school voor het geven van onderwijs in eigen taal en cultuur pertaalgroep, zoals aangegeven in het schoolwerkplan. 

Artikel 4 OWBO/WBO-protocol

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders stelt voor elke op 1 augustus 1985 gevormdebasisschool een protocol vast met inachtneming van het in de leden 2 en 3 bepaalde 

  • 2 Voor elke basisschool wordt van de belanghebbenden die daar op 1 augustus 1985 alsgroepsleraar in vaste dienst zijn aangesteld en die op 31 juli 1985 aan een openbare kleuter- oflagere school binnen de gemeente waren aangesteld:a. een lijst opgesteld die de afvloeiingsvolgorde aangeeft van degene die op 31 juli 1985aan een openbare kleuterschool binnen de gemeente waren verbonden (lijst I) enb. een lijst die de afvloeiingsvolgorde aangeeft van degenen die op 31 juli 1985 aan eenopenbare lagere school binnen de gemeente waren verbonden (lijst II);c. de op de onder a respectievelijk b van dit lid bedoelde lijst neer te leggen volgorde van dein dit lid genoemde groepsleraren wordt als volgt bepaald:1. bovenaan wordt de groepsleraar geplaatst die op 31 juli 1985 als hoofdleidster vaneen openbare kleuterschool respectievelijk als hoofd van een openbare lagereschool binnen de gemeente was aangesteld; indien het om meer dan een exhoofdleidsterrespectievelijk ex-hoofd gaat, is hun diensttijd bepalend voor hunonderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijdlager in volgorde geplaatst;2. voor de overige op de onder a respectievelijk b bedoelde lijst te vermeldengroepsleraren is per lijst voor de daarop te vermelden groepsleraren de diensttijdbepalend voor hun onderlinge volgorde met dien verstande dat de groepsleraar metde meeste diensttijd direct na de ex-hoofdleidster(s) respectievelijk het ex-hoofd (deex-hoofden) bovenaan de lijst wordt geplaatst en vervolgens aflopend naar degroepsleraar met de kortste diensttijd die onderaan de lijst komt, terwijl in geval vangelijke diensttijd de jongste in leeftijd lager in volgorde wordt geplaatst; 

  • 3 de in het protocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemdegroepsleraren wordt als volgt bepaald:a. de groepsleraar die op 31 juli 1985 als schoolleider was en die op 1 augustus1985 geen directeur is, vloeit als laatste van de groepsleraren af; indien het ommeer dan een ex-schoolleider gaat, is hun diensttijd bepalend voor hunonderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijdlager in volgorde geplaatst;b. voor de overige groepsleraren worden de in lid 2 bedoelde lijsten I en II alsvolgt van onderop ineengeweven:1. onderaan de groepsleraar met de kortste diensttijd, ongeacht de lijstwaarop de groepsleraar is vermeld; en in geval van gelijke diensttijd komtde jongste in leeftijd het eerst in aanmerking;2. vervolgens de groepsleraar van de andere lijst met de kortste diensttijd -en in geval van gelijke diensttijd komt de jongste in leeftijd het eerste inaanmerking - en vervolgens om en om, met dien verstande dat3. wanneer een groepsleraar van lijst I aan de beurt is, die meer diensttijdheeft dan de volgende(n) van lijst II, deze laatste(n) voor gaat(n). 

  • 4 Bij beëindiging van de door het bestuursorgaan verstrekte aanstelling aan de desbetreffendebasisschool, vervalt de plaats van de groepsleraar op het protocol. 

  • 5 De groepsleraar die overeenkomstig de artikelen 2 en 3 voor afvloeiing in aanmerking komt,wordt door ontslag overgeslagen, indien deze op het protocol een hogere dan de laatste plaatsinneemt, met inachtneming van het in artikel 2, lid 4, bepaalde. 

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op de groepsleraar die aan het bestuursorgaan schriftelijk tekennen heeft gegeven geen bezwaar tegen afvloeiing te hebben, met inachtneming van het inartikel 2, lid 4, bepaalde. 

Artikel 4a Fusieprotocol

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders stelt voor de gefuseerde basisschool eenfusieprotocol vast met inachtneming van het in de leden 2 en 3 bepaalde 

  • 2 Voor de gefuseerde basisschool wordt van de belanghebbenden die daar op de dag dat defusie is gerealiseerd als groepsleraar in vaste dienst zijn aangesteld èn die op de dagvoorafgaande aan die fusie aan één van de bij de fusie betrokken basisscholen warenaangesteld:a. een lijst opgesteld die de afvloeiingsvolgorde aangeeft van degenen die op de dagvoorafgaande aan de fusie aan de ene bij de fusie betrokken school waren aangesteld(lijst I) enb. een lijst die de afvloeiingsvolgorde aangeeft van degenen die op de dag voorafgaandeaan de fusie aan de andere bij de fusie betrokken school waren aangesteld (lijst II);c. de op de onder a respectievelijk b van dit lid bedoelde lijsten neer te leggen volgorde vande in dit lid genoemde groepsleraren wordt bepaald door de onderlingeafvloeiingsvolgorde van de betrokkenen op de dag voorafgaande aan de fusie en metinachtneming van het bepaalde in artikel 4 en 4b. 

  • 3 De in het fusieprotocol neer te leggen afvloeiingsvolgorde van de in lid 2 genoemdegroepsleraren wordt als volgt bepaald:a. de groepsleraar die op de dag voorafgaande aan de fusie directeur was en die op de dagwaarop de fusie is gerealiseerd geen directeur is, vloeit als laatste van de groepslerarenaf; indien het om meer dan één ex-directeur gaat, is hun diensttijd bepalend voor hunonderlinge volgorde en in geval van gelijke diensttijd wordt de jongste in leeftijd lager involgorde geplaatst;b. de groepsleraar die op 31 juli 1985 schoolleider was en die op 1 augustus 1985 geendirecteur was en die op grond van het OWBO/WBO-protocol als laatste van de aan eenbij de fusie betrokken school verbonden groepsleraren afvloeit, vloeit direct voor de exdirecteur(en) als bedoeld in het derde lid, onder a, af; indien er geen ex-directeur alsbedoeld in het derde lid, onder a, aanwezig is, vloeit betrokkene als laatste van degroepsleraren af; het onder a, tweede volzin bepaalde is van overeenkomstigetoepassing;c. voor de overige groepsleraren worden de in lid 2, bedoelde lijsten I en II als volgt vanonderop ineengeweven:1. onderaan de groepsleraar met de kortste diensttijd, ongeacht de lijst waarop degroepsleraar is vermeld en in geval van gelijke diensttijd komt de jongste in leeftijdhet eerst in aanmerking;2. vervolgens de groepsleraar van de andere lijst met de kortste diensttijd - in gevalvan gelijke diensttijd komt de jongste in leeftijd het eerst in aanmerking - envervolgens om en om. 

  • 4 Bij beëindiging van de door het bestuursorgaan verstrekte aanstelling aan de desbetreffendebasisschool, vervalt de plaats van de groepsleraar op het fusieprotocol. 

  • 5 De groepsleraar die overeenkomstig de artikelen 2 en 3 voor afvloeiing in aanmerking komt,wordt voor ontslag overgeslagen, indien deze op het fusieprotocol een hogere dan de laatsteplaats inneemt, met inachtneming van het in artikel 2, lid 4, bepaalde. 

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op de groepsleraar die aan het bevoegd gezag schriftelijk tekennen heeft gegeven geen bezwaar tegen afvloeiing te hebben, met inachtneming van het inartikel 2, lid 4, bepaalde. 

  • 7 Op de dag dat de fusie ingaat, vervallen de voor de bij de fusie betrokken basisscholenopgestelde protocollen als bedoeld in artikel 4, dan wel indien de fusie plaatsvindt na 1augustus 1991 het protocol voor de desbetreffende school als bedoeld in artikel 4b. 

Artikel 4b Verzorgingsprotocol

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders stelt voor elke school per afvloeiingscategorie alsbedoeld in artikel 3 een protocol op met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 en 4a, datde onderlinge afvloeiingsvolgorde op 1 augustus 1991 aangeeft van de belanghebbenden dieop 31 juli 1991 als leraar aan de betrokken school verbonden zijn en op 1 augustus 1991 aande betrokken school in vaste dienst zijn aangesteld. 

  • 2 De belanghebbende die overeenkomstig de artikelen 2 en 3 voor afvloeiing in aanmerkingkomt, wordt voor ontslag overgeslagen, indien deze op het protocol een hogere dan de laatsteplaats inneemt, met inachtneming van het in artikel 2, vierde lid, bepaalde. 

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op de belanghebbende die aan het bestuursorgaanschriftelijk te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen afvloeiing te hebben, metinachtneming van het in artikel 2, vierde lid, bepaalde. 

  • 4 Bij beëindiging van de door het bestuursorgaan verstrekte aanstelling aan de desbetreffendeschool, vervalt de plaats van de belanghebbende op het verzorgingsprotocol van dedesbetreffende school. 

  • 5 Op 1 augustus 1991 vervalt voor de desbetreffende school het protocol als bedoeld in artikel 4en het protocol als bedoeld in artikel 4a indien aan het bepaalde in artikel 4a vóór 1 augustus1991 voor de desbetreffende school toepassing is gegeven. 

Artikel 5 Hardheidsclausule

  • 1 Ter vermijding van kennelijke onbillijkheid of als het belang van de school dit kennelijk vereist,kan bij de verlening van ontslag van de overeenkomstige artikelen 2, 3, 4, 4a respectievelijk 4bbepaalde volgorde worden afgeweken, met dien verstande dat indien de omvang van devoorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald voorafvastgesteld en aan belanghebbenden kenbaar gemaakt plan. 

  • 2 Aan het bepaalde in het vorige lid wordt voorzover het omvangrijke afwijkingen betreft slechtsuitvoering gegeven na overleg met belanghebbenden en na de daarvoor in aanmerkingkomende organisaties van onderwijzend personeel en de medezeggenschapsraad dan welgemeenschappelijke medezeggenschapsraad te hebben gehoord. 

  • 3 Indien er sprake is van fusie van scholen kan het bevoegd gezag na overleg metbelanghebbenden en na de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzendpersoneel en de medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijkemedezeggenschapsraad te hebben gehoord, afwijken van het in artikel 4a, derde lid, onder c,bepaalde. 

Artikel 6 Overgangsbepaling

Voor de belanghebbenden die op 31 juli 1991 en op 1 augustus 1991 aan de school zijn aangesteld,wordt als tot op dat moment opgebouwde diensttijd alleen die diensttijd in aanmerking genomen diereeds bij het bestuursorgaan bekend is, alsmede de diensttijd die alsnog bij het bestuursorgaanwordt opgegeven binnen twaalf weken na de uitnodiging daartoe door het bestuursorgaan. 

Artikel 7 Wijziging verordening

Het college van burgemeester en wethouders legt elk wijzigingsvoorstel van deze verordening vooroverleg voor aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van onderwijzend personeel enter kennisneming aan de betrokken medezeggenschapsraad dan wel gemeenschappelijkemedezeggen-schapsraad, alvorens het dit voorstel ter vaststelling aan de gemeenteraad voorlegt. 

Artikel 8 Slotbepaling

  • 1 Deze verordening treedt in werking op .

  • 2 Met ingang van die datum wordt ingetrokken de Afvloeiiingsregeling openbaar basisonderwijs,in werking getreden op 1 juni 1992. 

  • 3 Een exemplaar van deze verordening, alsmede een exemplaar van het eventueel vantoepassing zijnde protocol voor de desbetreffende school worden aan belanghebbendenuitgereikt. Aan personeelsleden die in dienst treden, worden deze exemplaren tegelijk met hetaanstellingsbesluit uitgereikt. 

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat een exemplaar van dezeverordening in elke openbare school voor basisonderwijs, steeds op een voorbelanghebbenden toegankelijke plaats, ter inzage ligt. Tevens draagt het college vanburgemeester en wethouders er zorg voor dat een exemplaar van het eventueel vantoepassing zijnde protocol voor de desbetreffende school steeds op een voorbelanghebbenden toegankelijke plaats ter inzage ligt. 

  • 5 Deze verordening kan worden aangehaald als 'Afvloeiingsregeling openbaar basisonderwijs1994'.Vastgesteld ter openbare vergaderingvan 24 maart 1994de secretaris, de voorzitter