Regeling vervallen per 02-03-2016

Verordening op het bewaren van houtopstand 1999

Geldend van 20-07-2005 t/m 01-03-2016

Intitulé

Verordening op het bewaren van houtopstand 1999

Nr. 107

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelet op artikel 15 van de Boswet en artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 februari 1999, nr.

107;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening op het bewaren van houtopstand 1999.

 

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a. houtopstand

    hakhout, een houtwal of één of meer bomen;

    b. hakhout

    één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    c. dunning

    velling, die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

    d. bebouwde kom

    de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet.

     

  • 2 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

     

Artikel 2 Kapverbod

  • 1 Het is verboden zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

     

  • 2 Dit verbod is niet van toepassing op:

    a. bomen met een stamomtrek van minder dan 90 centimeter, gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Uitzonderingen op deze bepaling vormen bomen die op de gemeentelijke lijst van waardevolle bomen of op de lijst van monumentale bomen van de

    Bomenstichting staan. De gemeentelijke lijst is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Daarnaast blijft het kapverbod van toepassing op bomen die ter uitvoering van een herplantplicht zijn geplant;

    b. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    c. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    d. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    e. kweekgoed;

    f. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    g. houtopstand ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

     

  • 3 Dit verbod is evenmin van toepassing op houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die

    −ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are

    −ofwel bestaat uit een rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

     

  • 4 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze verordening.

     

Artikel 3 Vergunningaanvraag

  • 1 De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken

     

  • 2 Als een vergunningaanvraag wordt mede beschouwd het door de directeur van het Staatsbosbeheer aan het college van burgemeester en wethouders toegezonden afschrift van de bevestiging van de ontvangst van een kennisgeving aan de directeur van het Staatsbosbeheer van de voorgenomen velling, als bedoeld in artikel 2 van de Boswet.

     

Artikel 4 Weigeringsgronden

Het college van burgemeester en wethouders kan de vergunning weigeren dan wel, onder voorschriften verlenen in het belang van:

a. de natuurwaarde van de houtopstand;

b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;

c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

 

Artikel 5 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1 Tot de in artikel 4 bedoelde voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college van burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herbeplant.

     

  • 2 Wordt een voorschrift, als in het vorige lid bedoeld, gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

    (Vervallen)

     

Artikel 6 Schadevergoeding

  • 1 Op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet, beslist de raad.

     

  • 2 Ten aanzien van de behandeling van ingediende verzoeken om schadevergoeding zijn de bepalingen van de Procedureverordening Planschadevergoeding 1994 van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 7 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1 Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders is geveld anders dan bij

    wijze van dunning, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichtingen opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.

     

  • 2 Wordt de verplichting als in het vorige lid bedoeld opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

     

  • 3 Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassingis, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

     

Artikel 8 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat:

a. de bezwaar- of beroepstermijn voor derden is verstreken zonder dat er bezwaar of beroep is ingediend;

b. beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;

c. beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.

 

Artikel 9 Vervaltermijn vergunning

De definitieve vergunning als bedoeld in het vorig artikel vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt.

 

Artikel 10 Afstemming tussen kap- , bouw- , aanleg- en uitwegvergunning en wijziging

Burgemeester en wethouders stemmen de procedures betreffende kap-, aanleg-, bouw- en uitwegvergunning of een besluit van burgemeester en wethouders tot uitwerking c.q. wijziging van een bestemmingsplan krachtens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening op elkaar af.

 

Artikel 10a Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 1 meter voor bomen.

 

Artikel 11 Strafbepaling

  • 1 Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4 of in artikel 5, eerste of tweede lid, is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 7, eerste of derde lid, is opgelegd, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

     

  • 2 Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, terwijl als bijkomende straf openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan worden bevolen.

     

Artikel 12 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aangewezen personen.

 

Artikel 13 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

 

Artikel 14 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2 Met ingang van die dag wordt de bij raadsbesluit van 24 februari 1994 vastgestelde Verordening op het bewaren van houtopstand 1994, ingetrokken.

     

  • 3 Indien vóór het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening een aanvraag omvergunning, schadevergoeding of anderszins is ingediend op grond van de vervallen verordening en op of na het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, zijn de bepalingen van de vervallen verordening van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft, dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast.

     

  • 4 Verplichtingen krachtens de vervallen verordening blijven bestaan. Het bepaalde in het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing.

     

  • 5 Deze verordening kan worden aangehaald als Kapverordening 1999.

    Vastgesteld ter openbare vergadering

    van 25 februari 1999

    de secretaris, de voorzitter,

    - Wijziging, vastgesteld in de openbare vergadering van 30 maart 2000, treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, er is een artikel 10a toegevoegd.

    - Wijziging, vastgesteld in de openbare vergadering van 30 juni 2005, treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, artikel 2, tweede lid onder a. is gewijzigd en artikel 5 is vervallen.

     

Toelichting 1 Toelichting op de Kapverordening 1999

Toelichting op de Kapverordening 1999

Algemeen

De Kapverordening 1994 betekende een uitbreiding van de beschermingsmogelijkheden van

bomen. Niet alleen visuele eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand

kunnen aanleiding geven een kapvergunning te weigeren. Aan deze beschermingsmogelijkheden

wordt niet getornd. Op grond van de Kapverordening 1994 moet echter nagenoeg elke boom

(vruchtbomen, de meeste fijnsparren, dunning, kweekgoed en dergelijke uitgezonderd) getoetst

worden aan de kapverordening.

De nieuwe kapverordening zorgt ervoor dat bomen met een kleinere omvang buiten beschouwing

blijven. De bemoeienis van de gemeente begint pas bij bomen met een stamomtrek van 90

centimeter gemeten op een hoogte van 1,30 meter boven het maaiveld. Het al dan niet

voortbestaan van bomen met een geringere stamomtrek berust bij de eigenaar van de boom.

Uiteraard blijven bomen die zijn geplaatst op de gemeentelijke lijst van waardevolle bomen of de lijst

van waardevolle bomen van de Bomenstichting ondanks een eventuele geringe omvangbeschermd.

Artikel 1 - Begripsomschrijving

eerste lid, onder a

De verordening kan ook van toepassing zijn op één enkele boom. Vandaar het gebruik van het

begrip houtopstand in het enkelvoud. Buiten twijfel is gesteld, dat ook een houtwal als houtopstand

wordt aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige

uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken.

eerste lid, onder c

Het begrip 'vellen' is zelf niet omschreven. Voor de betekenis ervan dient te worden uitgegaan van

het normale taalgebruik. Zo zal het omhakken of afzagen van een boom zeker als vellen moeten

worden beschouwd. Dunning houdt in, vellen waarbij de overblijvende bomen zijn gebaat. Ook

snoeien is toegestaan. Wordt echter - om een voorbeeld te noemen - de stam tot op betrekkelijke

hoogte ontdaan van alle takken zodat van een kroon geen sprake meer is dan kan er sprake zijn

van een behandeling als bedoeld in artikel 1, tweede lid.

eerste lid, onder d

De bebouwde kom of kommen, van de gemeente als bedoeld in artikel 1 van de Boswet

wordt/worden bij afzonderlijk besluit door de raad vastgesteld.

tweede lid

Onder deze omschrijving kan ook het verplanten van (grote) bomen worden bedoeld. De

omschrijving heeft alleen betrekking op de actieve handelingen en niet op de passieve (nalaten)

handelingen. Het gaat te ver om ook een dergelijk 'stilzitten' onder het actieve begrip 'vellen' te

brengen. Zulks mede vanwege de strafbaarstelling in artikel 8.

Artikel 2 - Kapverbod

Algemeen

Dit artikel geeft de werkingssfeer van deze verordening aan. De verordening geldt zowel binnen als

buiten de bebouwde kom. De vraag of houtopstand binnen of buiten de bebouwde kom is gele-gen,

is van belang wanneer het gaat om bossen van een bosbouwonderneming, bedoeld in het derde lid

van artikel 2.

Ligt houtopstand van een dergelijke onderneming binnen de bebouwde kom - wat waarschijnlijk

zelden zal voorkomen - dan is deze verordening alleen van toepassing wanneer het gaat om 'kleine'

bossen.

Tweede lid

Onder a is opgenomen de uitzondering van het kapverbod voor bomen met een stamomtrek van

minder dan 90 centimeter, gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Wij gaan er daar-bij

van uit dat vooral van een grote boom kan worden gezegd dat deze visuele waarde heeft of waarde

uit een oogpunt van milieubeheer. Kapvergunningen voor bomen met een geringere stamomtrek

bleken in de praktijk nagenoeg nooit tot weigeringen te leiden.

Er zijn een aantal gevallen waarin deze bepaling niet geldt:

−indien een boom voorkomt op de gemeentelijke lijst van waardevolle bomen of op de lijst van

monumentale bomen van de Bomenstichting. De gemeentelijke lijst is als bijlage bij deze

verordening gevoegd;

−indien een boom is geplant in het kader van een herplantverplichting.

In deze gevallen is dus altijd een kapvergunning vereist.

Onder punt g is een uitzondering op het kapverbod opgenomen voor bomen die volgens een

geldende bestemmingsplan alleen met een aanlegvergunning mogen worden geveld. Tot heden

moest formeel zowel een aanleg- als een kapvergunning worden verleend. In de praktijk werd al

geen kapvergunning meer verlangd als er een aanlegvergunning moest worden verleend. Met deze

nieuwe bepaling is dit ook formeel geregeld.

Vierde lid

Het vierde lid van artikel 2 ziet op het geval dat bomen moeten worden geveld ter bestrijding van de

iepziekte, bacterievuur of in het kader van een instandhoudingsplicht dan wel krachtens (andere)

bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, bijvoorbeeld in verband met de

verkeersveiligheid.

Artikel 3 - Vergunningaanvraag

Uitsluitend door of namens degene dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk

recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken,

kan een vergunning aanvragen. De huurder of pachter kan dus slechts namens of met toestemming

van de zakelijk gerechtigde een aanvraag indienen. Dit is noodzakelijk om een eventuele

herplantplicht uit te kunnen voeren.

Artikel 4 – Weigeringsgronden

Over de afweging van belangen is inmiddels uitgebreide jurisprudentie ontstaan, die in het

algemeen positief uitwerkt voor het behoud van bomen. Onder meer blijkt dat bomen niet zonder

meer moeten wijken voor economische belangen, zoals het beter bewerkbaar zijn van akkers of het

voorkomen van water- en voedselonttrekking of schaduwwerking. Niet alleen de visuele

eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het

weigeren van een kapvergunning. In de jurisprudentie worden als toetsingscriteria onder andere

aangetroffen:

- natuurwaarde;

- landschappelijke waarde;

- waarde voor stads- en dorpsschoon;

- beeldbepalende waarde;

- cultuurhistorische waarde;

- waarde voor leefbaarheid.

Aan de hand van deze criteria kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met:

- de recreatieve waarde van een op zich zelf foeilelijke klimboom, die bij de jeugd als speelobject

waardering ondervindt;

- de belevingswaarde van houtopstand vanuit cultuurhistorisch of planologisch oogpunt of wegens

ouderdom of situering;

- de natuurwetenschappelijke betekenis van houtopstand, bijvoorbeeld doordat daarop zeldzame

epyfitische of terrestrische planten groeien, hetzij hogere planten dan wel mossen of

korstmossen, de luchtzuiverende kwaliteiten, de invloed op de bodemhuishouding en het

microklimaat en de nestel- of schuilgelegenheid voor bepaalde diersoorten.

Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam)omvang van de

boom, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de standplaats (tussen de bebouwing of in het

buitengebied), de soort (snelgroeiend of langzaam groeiend). Deze begrippen zijn niet nauwkeu-rig

te omschrijven. De hier gegeven opsomming is bovendien niet uitputtend. Wel zal elke keer weer

een afweging moeten worden gemaakt van alle betrokken belangen. Een kapvergunning zal

bijvoorbeeld in het algemeen moeten worden verleend, wanneer:

- het gaat om het vellen van de houtwallen waarvan het gebruikelijk is dat deze bij gedeelten

periodiek worden ‘afgezet’, dat wil zeggen, geveld om een geleidelijke verjonging mogelijk te

maken;

- het gaat om het vellen van het waardevolle boom die een ernstig gevaar vormt voor de openbare

veiligheid, bij voorbeeld wegens het risico van omwaaien of het belemmeren van het uitzicht

voor het verkeer;

- de bezwaren, die de bewoners van woningen ondervinden wegens het belemmeren van het

uitzicht voor het verkeer;

- de bezwaren, die de bewoners van woningen ondervinden wegens het belemmeren van licht en

lucht, de vochtigheid van de woning, het verstopt raken van goten, enz., zwaarder wegen dan de

waarde van de houtopstand.

Verder moet gedacht worden aan een beleid op lange termijn. Het is beter bepaalde houtopstan-den

geleidelijk te vernieuwen en te verjongen, dan op een kwade dag voor het onontkoombare feit te

staan dat die houtopstanden geheel moeten worden ‘afgeschreven’. Een al te starre toepassing van

dit artikel kan fnuikend zijn voor de bereidheid van de burger om uit eigen beweging bomen aan te

planten: hij zou immers terecht kunnen vrezen er voor eeuwig aan vast te zitten.

Jurisprudentie

Ten onrechte aan leeftijd, gezondheidstoestand en landschappelijke waarde voorkeur gegeven

boven het gevaar en de hinder voor de aanvrager van een kapvergunning. ABRS 16-11-94, AB

1995, 181, JG95.0246.

Bij belangenafweging moet ernstige overlast van boom prevaleren boven beeldbepalende waar-de.

ABRvS 18-7-1995, G06.93.1783, JU 961108 (in Loci-databank).

Zolang onvoldoende zekerheid bestaat over het plan in het kader waarvan bomen zullen worden

gerooid, is een kapvergunning niet op zijn plaats JG 91.0192.

Artikel 5 - Bijzondere vergunningsvoorschriften

De formulering is in overeenstemming gebracht met het gestelde in artikel 7, eerste en tweede lid; in

beide gevallen kan het college van burgemeester en wethouders aanwijzingen geven met

betrekking tot de herplantplicht en een termijn. Denkbaar is dat een andere boomsoort wordt

voorgeschreven. De groeiomstandigheden ter plaatse kunnen zodanig zijn dat dezelfde boomsoort

bij herplant redelijkerwijs niet kan gedijen. Het tweede lid is volledigheidshalve vermeld. Mislukte

beplanting staat immers gelijk aan het tenietgaan van beplanting. Ingevolge artikel 7, eerste lid, kan

dan tot herbeplanting worden verplicht. Een vervangingsverplichting kan ook gelijktijdig met de

herplantplicht worden opgelegd.

(vervallen)

Artikel 7 - Herplant-/instandhoudingsplicht

Eerste lid

In het eerste lid is vermeld 'dan wel op andere wijze teniet is gegaan'. Het college van burge-meester

en wethouders kan nu ook een verplichting tot herbeplanting opleggen, indien houtopstand is teniet

gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging herplantplicht is ook mogelijk indien

houtopstand teniet is gegaan ingevolge de Plantenziektenwet of velling in het kader van een

instandhoudingsplicht, krachtens artikel 7, derde lid, dan wel op grond van andere bepalingen,

bijvoorbeeld verkeersveiligheid.

Derde lid

Het eerste lid van artikel 7 heeft betrekking op het geval dat houtopstand door welke oorzaak dan

ook teniet is gegaan. Het derde lid betreft houtopstand waarvan redelijkerwijs kan worden

aangenomen dat zij binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. De gemeente zou in het laatste geval

kunnen wachten totdat de houtopstand geheel teniet is gegaan om dan vervolgens op grond van

het eerste lid van artikel 7 een herplantplicht op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de

strekking van de verordening beter gediend is met behoud van bestaande bomen dan met

vervanging daarvan. Deze verplichting kan tevens inhouden het ongedaan maken of voorkomen,

voorzover mogelijk, van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van

weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel,

bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz.

Artikel 8 – Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Met dit artikel wordt vermeden dat een boom al feitelijk is gekapt voordat derden kennis van de

kapvergunning hebben kunnen nemen en er nog bezwaren kunnen worden ingediend. Deze gang

van zaken leidde soms tot reacties van onbegrip. Voorheen werd het standaard opnemen van deze

voorwaarde onnodig vertragend geacht. Mede omdat bij de nieuwe kapverordening de

‘lichtere’gevallen buiten beschouwing blijven, wordt het tijd deze voorwaarde alsnog op te nemen.

Artikel 9 – Vervaltermijn vergunning

Dit artikel is nodig om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan. Bomen groeien

immers verder en zowel de groter gegroeide boom als veranderingen in de omgeving kunnen een

andere beoordeling tot gevolg hebben.

Artikel 10 – Afstemming tussen kap-, bouw-, aanleg- en uitwegvergunning en wijziging bestemmingsplan

Met het opnemen van deze afstemmingsplicht moet worden voorkomen dat er

bestemmingsplannen worden uitgewerkt/gewijzigd of vergunningen worden afgegeven zonder dat

er een afweging over eventuele bomen plaatsvindt. Daarnaast moet met deze afstemmingsplicht

ook worden bereikt dat de verschillende procedures gelijktijdig worden afgewikkeld waardoor

onnodig wachten wordt voorkomen. Deze afstemmingsplicht moet nog uitgewerkt worden in

werkafspraken.

Artikel 11 - Strafbepaling

In dit artikel is niet alleen strafbaar het zonder vergunning vellen van houtopstand, maar is ook

strafbaar het niet voldoen aan een herplant- of instandhoudingsverplichting. Bij deze wijziging is

aansluiting gezocht bij de Boswet, die het niet voldoen aan de herplantplicht binnen de gestelde

termijn aanmerkt als een economisch delict (artikel 18, eerste lid, Boswet).

Artikel 12 – Toezichthouders

Sinds het in werking treden van de derde tranche zijn de aanwijzing en de bevoegdheden van

toezichthouders in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld. Op basis van

artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van

woningen zonder toestemming van de bewoner. ‘Plaats’ is daarbij een ruim begrip en omvat niet

alleen erven en andere terreinen, maar ook gebouwen en woningen. De uitzondering voor het

betreden van een woning zonder toestemming van de bewoner vloeit voort uit het in artikel 12 van

de Grondwet vastgelegde ‘huisrecht’.

Artikel 13 – Binnentreden woningen

Artikel 149a van de Gemeentewet geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om bij verordening

personen aan te wijzen die woningen mogen binnentreden zonder toestemming van de bewoner.

Zie ook de toelichting bij artikel 13.

- Artikel 10a toegevoegd, inwerkingtreding met ingang van de achtste dag na die van de

bekendmaking. Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 maart 2000.

- Wijziging, vastgesteld in de openbare vergadering van 30 juni 2005, treedt in werking met in-

gang van de achtste dag na die van de bekendmaking, artikel 2, tweede lid onder a. is gewijzigd

en artikel 5 is vervallen.