Regeling vervallen per 01-01-2015

Nota bijzondere bijstand Wet werk en bijstand 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2014

Intitulé

Nota bijzondere bijstand Wet werk en bijstand 2006

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Nota bijzondere bijstand

Wet werk en bijstand

Gemeente Nunspeet

2006

Augustus 2006

Afdeling Publiek & Sociaal, gemeente Nunspeet

1 Algemeen 3

2 Wanneer bijzondere bijstand 3

3 Voorliggende voorziening 4

4 Draagkracht 4

  • 4.

    1 Draagkrachtpercentage 4

  • 4.

    2 Draagkracht bij schuldregeling 4

  • 4.

    3 Draagkrachtperiode 5

5 Drempelbedrag 5

6 Vormen van bijstand 5

  • 6.

    1 Leenbijstand 5

  • 6.

    2 Leenovereenkomst 6

7 Aanvraag- en afhandelingprocedure 6

8 Kostensoorten 6

  • 8.

    1 Toeslag voormalig alleenstaande ouder 6

  • 8.

    2 Toeslag voor 18 – 21 jarigen 6

  • 8.

    3 Toeslag 18 – 21 jarigen in een inrichting 7

  • 8.

    4 Schulden 7

  • 8.

    5 Overbruggingsuitkering 7

  • 8.

    6 Duurzame gebruiksgoederen 7

  • 8.

    7 Woonkostentoeslag huurwoningen 8

  • 8.

    8 Woonkostentoeslag koopwoningen 8

  • 8.

    9 Reiskosten schoolbezoek 9

9 Medische kosten 9

  • 9.

    1 Bril 9

  • 9.

    2 Contactlenzen 10

  • 9.

    3 Eigen bijdrage thuiszorg 10

  • 9.

    4 Alternatieve geneeswijzen 10

1. Algemeen

Vanaf 1 januari 2004 is de bijzondere bijstand gebaseerd op de Wet werk en bijstand (WWB). Volgens artikel 7 van de WWB is het college verantwoordelijk voor het verlenen van (bijzondere) bijstand en dus ook voor het beleid, de uitvoering en de financiën. Een duidelijk bijzondere bijstandsbeleid, verwoord in deze nota is noodzakelijk om op een eenduidige en rechtvaardige manier de armoede in de gemeente Nunspeet te bestrijden. De nota is een actualisering van de voorgaande nota en aanpassing aan de bepalingen van de WWB. Daarnaast wordt invulling gegeven aan het collegeporamma 2006-2010 waarin is vastgelegd dat aan doelgroepen voor meerdere jaren bijzondere bijstand of bijdragen voor minima wordt toegekend. Hiermee wordt een groter gebruik van sociale voorzieningen voor minima beoogd. De voornaamste wijziging betreft het voor langere periode toekennen van bijzondere bijstand voor bepaalde categorieën van personen. Diegenen die al een periodieke WWB-uitkering ontvangen en personen vanaf 65 jaar met een vast inkomen krijgen voor een periode van maximaal 36 maanden periodieke bijzondere bijstand toegekend.

In artikel 5 van de WWB wordt onderscheid gemaakt tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand.

Algemene bijstand : de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het b e staan (landelijke basisnorm en de eventuele gemeentelijke toeslag/korting voor personen van 21 jaar en ouder, vastgesteld in de Verordening toeslagen).

Bijzondere bijstand : de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het ind i viduele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet

voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaat.

In artikel 35 WWB wordt het recht op bijzondere bijstand vastgesteld:

1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstand s norm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.

2. Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de in het eerste lid bedoelde kosten binnen 12 maanden een bedrag van € 1 14 ,- (1 juli 2006) niet te boven gaan.

3. In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon van 65 jaar of ouder, behorende tot een bepaalde categorie, worden verleend, zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de hierna bedoelde kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

4. Voor zover de gemeente krachtens de wet op de loonbelasting 1964 inhoudingspichtige is, wordt de bijzondere bijstand verhoogd met de loonbelastin g en premies volksverzekeringen alsmede met de vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet .

2. Wanneer bijzondere bijstand

Vanuit artikel 35 zijn er drie hoofdregels om het recht op bijzondere bijstand vast te stellen:

    • 2.1

      Er zijn noodzakelijke kosten die worden veroorzaakt door bijzondere omstandigheden.

    • 2.2

      Er zijn onvoldoende middelen om deze kosten te betalen.

    • 2.3

      De bijstandsnorm houdt met deze kosten geen rekening.

    • 2.

      1 Bij de beoordeling van het recht op bijstand moet eerst vastgesteld worden of de kosten wel noodzakelijk zijn en veroorzaakt worden door bijzondere omstandigheden. Hieruit volgt dat elke aanvraag individueel beoordeeld moet worden. Kosten die niet noodzakelijk zijn of waarvoor gereserveerd kon worden komen niet voor vergoeding in aanmerking. Om de noodzaak vast te kunnen stellen zal zonodig een (medisch) advies opgevraagd worden.

Artikel 14 WWB.

In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:

a de voldoening aan alimentatieverplichtingen;

b de betaling van een boete;

c geleden of toegebrachte schade;

d vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

e kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de

ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op de bijzondere medische verrichtingen, of wanneer

zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.

2.2 Als belanghebbende aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening of zelf voldoende middelen heeft om de kosten te betalen is er geen recht op bijzondere bijstand. De gemeente heeft beleidvrijheid om de draagkracht vast te stellen en heeft besloten om artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid bij de draagkrachtberekening toe te passen. Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand ontvangt. Ook degene die, uit andere bron dan de WWB, beschikt over een inkomen dat niet toereikend is ter voorziening van bijzondere noodzakelijke kosten, kan een beroep op bijzondere bijstand doen.

2.3. Er is geen recht op bijzondere bijstand bij algemeen gebruikelijke kosten. Bij de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsnorm, vermeerderd of verminderd met verhoging of verlaging conform de toeslagenverordening. is ervan uitgegaan dat alle noodzakelijke algemene kosten van het bestaan vanuit de bijstandsnorm betaald kunnen worden.

3. Voorliggende voorziening

Een voorliggende voorziening is volgens artikel 5, sub f WWB;

elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

De WWB vervult een complementaire functie in het sociale zekerheidsstelsel. Dit komt tot

uitdrukking in artikel 15 WWB: Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Als kosten door de voorliggende voorziening niet vergoed worden omdat ze niet noodzakelijk zijn, dan is bijstandsverlening niet mogelijk. Het kan ook voorkomen dat de voorliggende voorziening om budgettaire redenen geen of een beperkte vergoeding toekent. De kosten kunnen dan wel noodzakelijk zijn.

4. Draagkracht

Om te bepalen of een belanghebbende over middelen beschikt die niet toereikend zijn om te voorzien in noodzakelijke kosten, moet de financiële draagkracht worden vastgesteld. In artikel 35, lid 1 WWB wordt aangegeven dat het college voor de vaststelling van de draagkracht geheel of gedeeltelijk in beschouwing kunnen nemen: de bijstandsnorm (inclusief de toeslagen en verlagingen volgens de Verordening toeslagen), de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. De gemeente heeft beleidsvrijheid ten aanzien van het vaststellen van de draagkracht.

Voor de bepaling van de hoogte van de draagkracht wordt de langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten en worden artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid toegepast. De langdurigheidstoeslag wordt alleen niet buiten beschouwing gelaten bij de aanvraag voor een duurzaam gebruiksgoed, omdat deze toeslag juist is bedoeld voor de aanschaf en vervanging van dergelijke goederen. Ditzelfde geldt voor de vermogensvrijlating omdat men juist moet reserveren voor dergelijke kosten. In dat geval wordt geen vermogensvrijlating toegepast als bedoeld in artikel 34, tweede lid onder b en c (vermogen bij aanvang en spaargelden). Diezelfde reservering vervolgens vrijlaten zou tegenstrijdig zijn aan dat uitgangspunt. Hierbij wordt wel het maandinkomen /de maanduitkering voor de lopende maand buiten de vermogensvaststelling gelaten.

4.1 Draagkrachtpercentage

De hoofdregel is dat 35% van de berekende draagkracht in aanmerking genomen wordt bij de verlening van bijzondere bijstand. De uitzonderingen waarbij 100% van de draagkracht in aanmerking genomen wordt zijn:

  • ·

    Bijzondere bijstand voor woonkosten.

  • ·

    Bijzondere bijstand voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

  • ·

    Bijzondere bijstand in de vorm van een periodieke uitkering voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan (bijvoorbeeld 18 tot 21 jarigen)

  • ·

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen op de langdurigheidstoeslag en vermogen als bedoeld in artikel 34 tweede lid WWB. Op het vermogen wordt het inkomen voor de lopende maand in mindering gebracht.

4.2 Draagkracht bij schuldregeling

Als een aanvrager is opgenomen in een schuldbemiddeling- of WSNP traject dan wordt het beschikbaar netto inkomen gedurende het traject (veelal 90% van de bijstandsnorm) als inkomen aangemerkt. Het overig netto inkomen is niet beschikbaar en wordt aangewend voor betaling aan schuldeisers.

4.3 Draagkrachtperiode

Volgens artikel 35, lid 1 WWB bepaalt het college de duur van de periode waarover de draagkracht in aanmerking wordt genomen alsmede het tijdstip waarop deze periode begint.

De draagkrachtperiode begint op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend en wordt vastgesteld voor een periode van een jaar. In bijzondere situaties kan er een afwijkende draagkrachtperiode worden vastgesteld. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met het vastgestelde draagkrachtjaar en vastgestelde draagkracht. De draagkracht over het gehele draagkrachtjaar wordt op de te verlenen bijstand in een keer volledig in mindering gebracht.

De draagkracht wordt herzien als er binnen de draagkrachtperiode belangrijke relevante wijzigingen zijn.

De draagkrachtperiode voor personen van 65 jaar of ouder of voor diegene die al WWB-uitkering ontvangen wordt per periode van 12 maanden vastgesteld. Bij toekenning van periodieke bijzondere bijstand voor 36 maanden betekent dit drie perioden van 12 maanden. De draagkracht wordt berekend op basis van het inkomen en de situatie bij aanvraag en niet tussentijds herberekend. De draagkracht wordt per 12 maanden op de bijstand in mindering gebracht. Indien sprake van wijziging van omstandigheden wordt de draagkracht tussentijds gewijzigd. Jaarlijkse aanpassing aan de prijsontwikkelingen van inkomen en normen wordt niet als een wijziging van omstandigheden aangemerkt.

5 Drempelbedrag

Volgens artikel 35, lid 2 WWB kan het college bijzondere bijstand weigeren als de kosten over een periode van twaalf maanden een bepaald drempelbedrag niet te boven gaan (Op 1 juli 2006 was dit € 114,--).

De gemeente Nunspeet hanteert een administratieve drempel van € 50,-- over een periode van twaalf maanden. Dit houdt in dat belanghebbenden bij voorkeur pas een aanvraag indienen op het moment dat ze binnen een periode van twaalf maanden kosten hebben gemaakt die boven dit bedrag uitkomen. Hierbij mogen de verschillende kosten bij elkaar worden opgeteld en de aanvraag binnen 12 maanden nadat de kosten zijn gemaakt worden ingediend.

6Vormen van bijstand

Artikel 48 WWB bepaalt het volgende:

1.Tenzij in de wet anders is bepaald, wordt de bijstand verleend om niet .

2. Bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, indien:

a. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;

b. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een te kort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

c. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;

d. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

3. Het college kan aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.

In artikel 51 WWB wordt de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen beschreven:

1. Bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend

in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.

6.1 Leenbijstand

Bijzondere bijstand in de vorm van een lening zal door de gemeente in de volgende gevallen worden verstrekt:

  • -

    voor duurzame gebruiksgoederen;

  • -

    ter overbrugging van een korte periode waarin men nog niet over voldoende middelen beschikt

  • -

    voor een waarborgsom;

  • -

    bij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

  • -

    voor schulden.

6.2 Leenovereenkomst

Op grond van artikel 48, lid 3 WWB wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening geregeld. Er wordt een leenovereenkomst opgemaakt waarin de voorwaarden waaronder de lening wordt verstrekt zijn opgenomen.

7Aanvraag- en afhandelingprocedure

De aanvragen worden op gebruikelijke wijze conform de bepalingen van de WWB afgehandeld. Hierop zijn enkele uitzonderingen:

  • ·

    Cliënten die een periodieke WWB-uitkering ontvangen kunnen volstaan met de invulling van het aanvraagformulier en doen opgave van de aard van de kosten en de omstandigheden op grond waarvan bijzondere bijstand noodzakelijk is. Periodieke bijzondere bijstand voor WWB-cliënten wordt voor een periode van maximaal 36 maanden toegekend. Na deze periode moet opnieuw een aanvraag worden ingediend. Zij hoeven geen inlichtingenformulier in te dienen aangezien de gegevens en omstandigheden van de aanvrager vanuit het dossier bekend zijn;

  • ·

    Personen van 65 jaar of ouder met een vast inkomen wordt voor maximaal een periode van 36 maanden bijzondere bijstand toegekend. Na deze periode moet opnieuw een aanvraag worden ingediend. De draagkrachtperiode wordt ongewijzigd per periode van 12 maanden vastgesteld bij toekenning van de bijzondere bijstand. Dit betekent in het uiterste geval drie maal een periode van 12 maanden (zie tevens onderdeel draagkracht). Bij wijziging van omstandigheden moet de cliënt hiervan zelf mededeling doen via een wijzigingsformulier;

  • ·

    Voor de periodieke bijzondere bijstand overige aanvragers moet jaarlijks een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • ·

    Indicatie kan slechts vooraf worden gesteld, er kan dus niet achteraf bijstand worden verleend na indicatiestelling. Voor de indicatie wordt altijd een onafhankelijke deskundige ingeschakeld.

  • ·

    De bijstand wordt pas betaalbaar gesteld na overlegging van de bewijsstukken.

  • ·

    Bijstand wordt niet toegekend over een periode die langer dan drie kalendermaanden teruggaat, te rekenen vanaf de datum van de aanvraag. Wordt de aanvraag bijvoorbeeld ingediend op 5 april dan wordt de uiterste ingangsdatum 5 januari. Dit geldt voor zowel periodieke als incidentele bijstand. Dit geldt niet voor gemaakte kosten tot de administratieve drempel van € 50,-. Hiervoor wordt een periode van 12 maanden voor de datum aanvraag gehanteerd.

8Kostensoorten

Aangezien bijzondere bijstand altijd gaat over noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden kan er geen volledige opsomming gegeven worden van de kostensoorten die onder deze regeling vallen. In deze nota zijn alleen de meest voorkomende kostensoorten opgenomen.

8.1 Toeslag voormalige alleenstaande ouder

Een alleenstaande ouder ontvangt als het jongste kind 18 jaar wordt een lagere bijstandsnorm. Het kind kan in principe zelf de kosten van levensonderhoud voor een thuiswonende betalen uit inkomsten vanuit arbeid, een uitkering of studiefinanciering (WSF). Het recht op studiefinanciering gaat echter pas in op de eerste dag van het kwartaal wat volgt op de dag dat het kind 18 jaar is geworden. Over de periode vanaf het bereiken van de 18-jarige leeftijd tot ingangsdatum van de studiefinanciering per eerste van het daaropvolgende kwartaal bestaat recht op een toeslag.

Hoogte: Het verschil tussen de norm voor de alleenstaande ouder en de alleenstaande.

Duur: Periodiek, maximaal het lopende kwartaal (3 maanden)

Voorwaarde: Kind volgt onderwijs en heeft recht op studiefinanciering.

8.2 Toeslag 18 tot 21 jarigen.

Volgens artikel 12 WWB heeft een jongere recht op bijzondere bijstand voorzover zijn noodzakelijke kosten

van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan doen op de

ouders omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of redelijkerwijs het onderhoudsrecht niet te

gelde kan worden gemaakt.

Hoogte: De noodzakelijke kosten met een maximum van het verschil tussen de geldende

toepasselijke norm voor een jongere zoals bedoeld in artikel 20, lid 1 WWB en de norm die

belanghebbende volgens artikel 21 WWB en de Verordening toeslagen en verlagingen

WWB zou ontvangen op 21 jarige leeftijd.

Duur: Periodiek, uiterlijk tot de jongere 21 jaar is.

Voorwaarde: Het is noodzakelijk dat jongere een zelfstandige huishouding voert. Inwoning bij ouders is

Niet mogelijk. De ouders zijn overleden of er is sprake van een zeer problematische situatie

tussen ouders en kind. Inwoning is niet verantwoord. Dit moet geïndiceerd zijn door

een deskundige instantie.

De onderhoudsplicht is redelijkerwijs niet te gelde te maken.

Er wordt een verhaalsonderzoek naar de onderhoudsplicht van de ouders gedaan.

8.3Toeslag 18 tot 21 jarigen in een inrichting.

Volgens artikel 13, lid 2, sub a WWB heeft een jongere van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft

geen recht op algemene bijstand. Ouders zijn onderhoudsplichtig voor jongeren die in een inrichting

verblijven. Als een jongere voor de noodzakelijke kosten in de inrichting geen beroep kan doen op zijn

ouders omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht

jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan er bijzondere bijstand verstrekt worden.

Hoogte: De noodzakelijke kosten tot het maximum normbedrag voor een 21 – jarige volgens artikel 23, lid 1 en 2 WWB.

Duur: Periodiek, uiterlijk tot de jongere 21 jaar is.

Voorwaarde: De onderhoudsplicht is redelijkerwijs niet te gelde te maken.

Er wordt een verhaalsonderzoek naar de onderhoudsplicht van de ouders gedaan.

Bij kortdurende crisisopvang wordt er geen verhaalsonderzoek gedaan naar de

onderhoudsplicht van de ouders omdat dit vaak zeer problematische situaties zijn,

de bijstandsverlening beperkt is en van korte duur.

8.4Schulden

Volgens artikel 13, lid 1, sub f WWB is er geen recht op bijstand voor schulden. In afwijking hierop

biedt artikel 49 bij zeer dringende redenen toch de mogelijkheid om bijstand te verstrekken.

Hoogte: De noodzakelijke kosten.

Duur: Incidenteel, in de vorm van een geldlening.

Voorwaarde: Alleen als sprake is van zeer dringende redenen kan in uitzonderlijke situaties bijstand worden verleend. Schuldenaar is volledig gemotiveerd om de totale schuldensituatie op te lossen en verleend volledige medewerking aan een schuldsanerings- of bemiddelingstraject.

Er wordt een leenovereenkomst opgesteld.

8.5Overbruggingsuitkering

Als iemand op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de

noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien maar er geen middelen zijn om deze periode te

overbruggen kan er een overbruggingsuitkering toegekend worden (artikel 48, lid 2, sub a WWB).

Bijvoorbeeld als er recht is op algemene bijstand die pas achteraf betaald.

Hoogte: Maximaal het bedrag waarop recht zou bestaan aan algemene bijstand over de over- bruggingsperiode.

Duur: Incidenteel, in de vorm van een geldlening.

Voorwaarden Geen vermogensvrijlating conform artikel 34, lid 2 WWB.

Alle voorliggende voorzieningen moeten aangewend zijn.

Er wordt een leenovereenkomst opgesteld.

Aflossing: 6% van de WWB-norm, verhoogd met 50% van het meerinkomen boven de bijstandsnorm.

8.6Duurzame gebruiksgoederen

De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de

algemene bestaanskosten en moeten in beginsel uit het reguliere inkomen worden betaald. Alleen in

individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand worden verleend als de

noodzaak tot aanschaf en /of vervanging niet voorzienbaar was en buiten toedoen van de belanghebbende

voor deze kosten niet gereserveerd kon worden.

Hoogte: Voor een volledige woninginrichting is het maximum 60% van de NIBUD prijzengids. Voor noodzakelijke aanschaf van afzonderlijke goederen bedraagt het maximum 100% van de NIBUD prijzengids. De voorkeur wordt in redelijkheid altijd gegeven aan de aanschaf van gebruikte goederen. Uitgangspunt is dat bij (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel. Voor bepaalde aan slijtage onderhavige producten wordt de nieuwprijs gehanteerd, bijvoorbeeld een wasmachine of stofzuiger.

Duur: Incidenteel, in de vorm van een geldlening.

Voorwaarde: Geen vermogensvrijlating conform artikel 34, tweede lid WWB (exclusief maandinkomen).

Geen vrijlating van de langdurigheidstoeslag.

Alle voorliggende voorzieningen moeten aangewend zijn zoals reservering vooraf, gespreide

betaling achteraf of een lening bij een bank. De hoogte van de reserveringscapaciteit is gelijk aan de aflossingscapaciteit.

Aflossing: 6% van de WWB-norm, verhoogd met 50% van het inkomen boven de WWB-norm.

De WWB-norm is inclusief verhoging, verlaging conform de toeslagenverordening.

Invordering De restant schuld wordt na 36 maanden maximale aflossing, conform het hiervoor vermelde, buiten invordering gesteld. Uitstel van aflossing of onjuiste of te late opgave van inkomen heeft op de maximale aflossing (6% + 50% meerdere > WWB-norm) geen invloed.

8.7 Woonkostentoeslag huurwoningen

De Wet op de huurtoeslag is een afdoende voorliggende voorziening die per maand bij de belastingdienst aangevraagd kan worden. Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt om de periode tussen de aanvraag en de uiteindelijke toekenning van de huurtoeslag te overbruggen. Alleen als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

Als er sprake is van bijzondere omstandigheden waarbij het inkomen onverwachts aanzienlijk daalt (bijvoorbeeld echtscheiding of ontslag) en in het geheel geen recht bestaat op huurtoeslag vanwege overschrijding van de aftoppingsgrens of maximale huurgrens en er absoluut geen andere huisvestingsmogelijkheid is kan tijdelijk een woonkostentoeslag verstrekt worden.

Bijstand: Het toepasselijke bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag, verhoogd met de huursom boven de aftoppings- of maximale huurgrens.

Draagkracht: 100%

Uitkering: periodiek

Voorwaarde: Elke andere passende gebruikelijke betaalbare woonruimte is een voorliggende voorziening. In zoverre (weer) inwonen bij ouders (kinderen tot 21 jaar) of kamerbewoning naar redelijkheid verlangd kan worden is woonkostentoeslag niet noodzakelijk.

De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor maximaal twaalf maanden.

Belanghebbende moet zo spoedig mogelijk betaalbare woonruimte zoeken.

8.8Woonkostentoeslag koopwoningen

Als er sprake is van omstandigheden waarbij personen plotseling minder inkomsten hebben en de woonlasten van de zelfbewoonde eigen woning te hoog zijn geworden in verhouding tot het inkomen, kan men in aanmerking komen voor woonkostentoeslag.

Bijstand: Als er sprake is van woonkosten die lager zijn dan de maximaal subsidiabele huur wordt een woonkostentoeslag verstrekt gelijk aan de huurtoeslag waarop een huurder met dezelfde lasten aanspraak zou kunnen maken

Als sprake is van woonkosten hoger dan de aftoppings- of maximale huurgrens wordt de toeslag verhoogd met het bedrag van die overschrijding.

Draagkracht: 100%

Uitkering: periodiek

Voorwaarde: Elke andere passende gebruikelijke betaalbare woonruimte is een voorliggende voorziening. Belanghebbende moet zo spoedig mogelijk betaalbare woonruimte zoeken en kunnen aantonen hier voortdurend actief mee bezig te zijn. Als dit onvoldoende wordt nagekomen is er sprake van een tekortschietend besef in de verantwoordelijkheid van het bestaan en zal de bijstand volgens artikel 18 WWB worden afgestemd.

In zoverre (weer) inwonen bij ouders, kamerbewoning of een goedkope huurwoning naar redelijkheid verlangd kan worden, is woonkostentoeslag niet noodzakelijk.

De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor de maximale duur van twaalf maanden.

In verband met bijzondere omstandigheden kan de woonkostentoeslag gedurende maximaal een jaar worden verlengd als belanghebbende er niet in slaagt om, ondanks aantoonbare serieuze pogingen, binnen de termijn van de gestelde voorwaarden de eigen woning heeft kunnen verkopen.

Bij de vaststelling van de hoogte van de woonlasten wordt rekening gehouden met:

  • ·

    De hypotheekrente

  • ·

    Het eigenaardeel van de ontroerend zaak belasting

  • ·

    De opstalverzekering

  • ·

    De erfpachtcanon

  • ·

    De waterschapsomslag

  • ·

    Een vast bedrag voor de kosten van onderhoud waarbij uitgegaan wordt van de desbetreffende richtlijn van het ministerie van VROM.

8.9Reiskosten schoolbezoek

In zeer incidentele situaties zal een jongere tot 18 jaar een school bezoeken waarvan het soort onderwijs niet in de regio Harderwijk-Elburg gegeven wordt. Het gaat hierbij niet om de grondslag of onderwijsfilosofie.

Als de door de leerling gekozen opleiding niet in regio gevolgd kan worden, worden de kosten als noodzakelijk aangemerkt.

Hoogte: De meerkosten van reizen in verband met schoolbezoek, uitgaande van de goedkoopste manier van reizen, derhalve onder aftrek van de reiskosten openbaar vervoer Nunspeet - Harderwijk. De reiskosten binnen de regio worden als algemeen gebruikelijk aangemerkt.

Draagkracht: 35%

Uitkering: periodiek

Voorwaarden Bij scholing buiten de regio moet worden vastgesteld dat het te volgen soort onderwijs niet binnen de regio beschikbaar is.

9.Medische kosten

In het verleden werden alle noodzakelijk geachte medische kosten geheel of gedeeltelijk vergoed door de zorgverzekeraar. Als de zorgverzekeraar een gedeeltelijke vergoeding verstrekte was de noodzaak vastgesteld en kon voor het resterende bedrag bijstand worden verstrekt. Met de commercialisering van de zorg is dit veranderd. Alle noodzakelijk basiszorg is geregeld in de zorgverzekeringswet en aanvullende wetgeving. Daarnaast kan een zorgverzekeraar allerlei soorten noodzakelijke maar ook niet noodzakelijke zorg aanbieden in een aanvullende verzekering. Een vergoeding van de zorgverzekeraar wil dus niet zeggen dat de kosten noodzakelijk zijn. De noodzakelijkheid moet altijd vastgesteld worden.

Daarnaast gaat de bijstand uit van de goedkoopst adequate voorziening. Medische kosten waarbij een goedkoper adequaat alternatief aanwezig is worden niet vergoed.

De inhoud van de ‘Beter Af Plus Polis 3 sterren en Beter Af Tand Polis 2 sterren’ of een vergelijkbaar pakket van Het Groene Land wordt als voorliggende voorziening aangemerkt. Als de kosten noodzakelijk zijn wordt voor de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de vergoeding volgens deze aanvullende pakketten.

Hoogte: De voor eigen rekening blijvende noodzakelijke kosten.

Draagkracht:: 35%.

Uitkering: incidenteel /periodiek.

Voorwaarden: Overlegging van bewijsstukken.

9.1 Bril

Het zorgverzekeraar kent een beperkte vergoeding van circa € 95,-- per 3 jaar vanaf 4.25 dioptrieën.

Hoogte: Alleen de noodzakelijke kosten, dit is in principe een (multifocale) bril met standaard glazen zonder verharding of kleuring. Kleuring is medisch niet noodzakelijk tenzij op grond van een advies van de oogarts of optometrist. Maximaal € 60,-- voor een montuur.

Een bril kan eens in de twee jaar toegekend worden.

Voorwaarde: De nota van de opticien moet ingediend worden, uit het recept (sterkte) kan de noodzakelijkheid en recht op voorliggende voorziening vastgesteld worden.

Info: Een lokale winkelier heeft in aanbiedingen van complete brillen.

Opticiens hebben steeds vaker aanbiedingen waarbij de goedkoopste glazen standaard voorzien zijn van verharding en ontspiegeling of twee brillen voor de prijs van één.

Voor de bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate oplossing. Een betere oplossing voor de prijs van de goedkoopste oplossing wordt uiteraard vergoed.

9.2 Contactlenzen

Een bril wordt gezien als de goedkoopste adequate oplossing. Kiest iemand voor contactlenzen dan kan er bijstand worden toegekend ter hoogte van de goedkoopste noodzakelijke bril.

9.3 Eigen bijdrage thuiszorg

Als thuiszorg noodzakelijk is zal er een eigen bijdrage gevraagd worden. Deze eigen bijdrage is vastgesteld aan de hand van het inkomen. Als bewijs van de gemaakte kosten en de noodzakelijkheid hiervan moeten de rekeningen ingediend worden. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand toegekend worden.

9.4 Alternatieve geneeswijzen

In principe zijn alle noodzakelijke medicijnen en behandelingen in de zorgverzekeringswet en aanverwante regelgeving opgenomen. Alternatieve geneeswijzen worden als niet noodzakelijk aangemerkt en komen niet voor vergoeding in aanmerking. Belanghebbenden kunnen hun arts vragen om geneesmiddelen of behandelingen die wel worden vergoed.

9.5 Reiskosten

Voor noodzakelijke bijzondere reiskosten kan bijzondere bijstand toegekend worden ter hoogte van de goedkoopste adequate vervoersmogelijkheid. De hoogte van de bijstand is maximaal de daadwerkelijk gemaakte kosten van het openbaar vervoer of een kilometervergoeding bij gebruik van eigen vervoer. De kilometervergoeding is conform de vergoeding van de Beter Af 3 sterren verzekering van Achmea Het Groene Land (per 1 juli 2006 € 0,19 per kilometer).

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor ziekenbezoek van een gezinslid bij opname in een inrichting buiten de regio (Harderwijk - Elburg) maar binnen Nederland. Het betreft geen incidentele kosten. Als uitgangspunt geldt een bezoekfrequentie van driemaal per week per gezin. Bij ernstige ziekte /levensbedreigende situaties of opname van kinderen tot 12 jaar kan een hogere frequentie worden vastgesteld. Dit wordt per geval afhankelijk van de omstandigheden beoordeeld.

Hoogte: Meerkosten van reizen buiten de regio onder aftrek van vergoeding van de zorgverzekeraar.

Bij ziekenbezoek van een gezinslid driemaal per week. Bij ernstige ziekte of kinderen tot 12 jaar hogere frequentie.

Draagkracht: 35%

Uitkering: Incidenteel /periodiek.

Voorwaarden: Goedkoopste manier van reizen onder overlegging van bewijsstukken.