Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2015

Geldend van 09-01-2015 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2015

De raad van de gemeente Nuth,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 september 2014 (INT.06819);

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gehoord hebbende de stichting Wmo-platform Nuth;

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en burgers die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

besluit:

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2015.

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: het verzoek van de belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere maatwerkvoorzieningen.

    • b.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de belanghebbende daarover, ook als hij geen beperkingen had, kan beschikken.

    • c.

      Algemene voorziening: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

    • d.

      Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo 2015.

    • e.

      Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch, psychisch probleem of een psychosociaal probleem die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan.

    • f.

      Beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de belanghebbende of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

    • g.

      Besluit: het door het college vastgestelde vigerende besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth.

    • h.

      Bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 , eerste lid, van de wet.

    • i.

      Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

    • j.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuth.

    • k.

      Gebruikelijke hulp: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

    • l.

      Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

    • m.

      Ingezetene: belanghebbende die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Nuth.

    • n.

      Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, ten behoeve van:

      • 1.

        zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

      • 2.

        participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

      • 3.

        beschermd wonen;

      • 4.

        opvang.

    • o.

      Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet , die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

    • p.

      Melding: kenbaar maken van een hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

    • q.

      Opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

    • r.

      Participatie: het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, in redelijke mate op gelijke voet met anderen.

    • s.

      Persoonlijk plan: plan waarin de belanghebbende de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.

    • t.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, waarmee de belanghebbende een of meer aan hem te verlenen maatvoorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening, het uitvoeringsbesluit en het besluit te stellen regels van toepassing zijn.

    • u.

      Sociaal netwerk: Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de belanghebbende een sociale relatie onderhoudt.

    • v.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Algemene maatregel van Bestuur).

    • w.

      Voorziening in natura: een maatwerkvoorziening in de vorm van goederen in (bruik)leen, eigendom, huur of als persoonlijke dienstverlening en waarop de in deze verordening, het uitvoeringsbesluit en het vigerende besluit te stellen regels van toepassing zijn.

    • x.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

    • y.

      Zelfredzaamheid: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader of deels worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit en de Algemene Wet Bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2: Procedureregels, melding en onderzoek

Artikel 2. Beschermd wonen en opvang

Het college kan, met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet, bij besluit nadere regels stellen inzake de uitvoering van het onderzoek alsmede de verstrekking van een maatwerkvoorziening in het kader van beschermd wonen en opvang.

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een belanghebbende bij het college worden gemeld, middels een meldingsformulier.

  • 2. Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze cliëntondersteuning.

  • 2. Het college wijst de belanghebbende dan wel zijn vertegenwoordiger voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratiscliëntondersteuning.

Artikel 5. Persoonlijk plan

  • 1. Het college informeert de belanghebbende over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 2. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Een gesprek maakt in principe deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de belanghebbende, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie of een andere persoon uit zijn sociaal netwerk. Als de belanghebbende genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de belanghebbende afzien van een gesprek.

  • 2. De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Tijdens het gesprek wordt aan de belanghebbende dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4. Het college wijst de belanghebbende dan wel diens vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen.

  • 5. Het college verstrekt de belanghebbende dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek middels een ondersteuningsplan, tenzij de belanghebbende aangeeft hiervan af te zien.

Artikel 7. Informatieverstrekking en advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen in-

    dien:

    • a.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd.

    • b.

      Het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 6 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      Het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een persoon zoals hierboven bedoeld is verplicht aan het college of de door hem aangegeven adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de melding of aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek, als bedoeld in artikel 6, is uitgevoerd.

  • 2. De belanghebbende of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk bij het college indienen.

  • 3. Een ondertekend ondersteuningsplan, als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, wordt beschouwd als aanvraagformulier.

  • 4. Indien dit ondersteuningsplan niet binnen 8 weken na verzending door het college door de belanghebbende is geretourneerd, start in principe de meldingsprocedure opnieuw.

HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Een belanghebbende komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan de belanghebbende niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de belanghebbende deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen, in volgorde van belangrijkheid:

      • i.

        op eigen kracht;

      • ii.

        met gebruikelijke hulp;

      • iii.

        met mantelzorg;

      • iv.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • v.

        met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of

      • vi.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

        De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de belanghebbende in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de belanghebbende met psychische of psychosociale problemen en de belanghebbende die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de belanghebbende deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen, in volgorde van belangrijkheid:

      • i.

        op eigen kracht;

      • ii.

        met gebruikelijke hulp;

      • iii.

        met mantelzorg;

      • iv.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of

      • v.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

        De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het artikel 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de belanghebbende aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de belanghebbende in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving en zo mogelijk een bijdrage kan leveren aan de samenleving.

  • 2. Recht op een maatwerkvoorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

Artikel 10. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

    • a.

      Voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.

    • b.

      Voor zover een belanghebbende, in volgorde van belangrijkheid, op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen.

    • c.

      Voor zover een belanghebbende met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen.

    • d.

      Indien de voorziening voor een persoon als belanghebbende algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      Indien het een voorziening betreft die een belanghebbende na de melding en vóór datum van besluitvorming op een aanvraag heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend.

    • f.

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan een belanghebbende al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is. Uitzonderingen op bovengenoemde regel zijn:

      • -

        De eerder vergoede of verstrekte voorziening is verloren gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan een belanghebbende zijn toe te rekenen.

      • -

        De belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

    • g.

      Voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht.

    • h.

      Indien een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

  • 2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      Indien deze niet langdurig noodzakelijk is.

    • b.

      Indien deze een antirevaliderend effect heeft op het functioneren van de belanghebbende.

    • c.

      Indien een belanghebbende geen ingezetene is van de gemeente Nuth.

  • 3. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Voor zover er geen sprake is van beperkingen in het normale gebruik van de woning waar een belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.

    • b.

      Voor zover de beperkingen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

    • c.

      Ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers.

    • d.

      Voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft. Uitzonderingen hierop zijn:

      • -

        automatische deuropeners

      • -

        hellingbanen

      • -

        het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren

      • -

        het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders

      • -

        het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte

      • -

        voorziening voor verhuizing

    • e.

      Indien de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is.

    • f.

      Indien een belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • g.

      Voor zover de woonvoorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

  • 4. Een woonvoorziening wordt, indien dit betrekking heeft op een woonwagen, verleent indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is en

    • b.

      de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt en

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag op een binnen de gemeente Nuth formeel als zodanig aangemerkte standplaats stond.

  • 5. Het college verstrekt geen individuele maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget tenzij de beperkingen van de belanghebbende, chronische psychische problemen of psychosociale problemen, het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is.

    Artikel 11. Inhoud beschikking

    • 1.

      In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

    • 2.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        welke de te verstrekken voorziening is en wat het eventueel beoogde resultaat daarvan is;

      • b.

        wat de ingangsdatum is, alsmede de eventuele einddatum;

      • c.

        hoe de voorziening wordt verstrekt.

    • 3.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

      • a.

        voor welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

      • b.

        welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

      • c.

        wat de hoogte van het persoonsgebonden is en hoe hiertoe is gekomen;

      • d.

        wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden is bedoeld en

      • e.

        de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

    • 4.

      Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de belanghebbende hierover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 12. Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de belanghebbende goedkoopst compenserende voorziening in natura en wordt geacht voldoende te zijn voor de aanschaf daarvan.

  • 3. Voor zover dit geen onderdeel is van het persoonsgebonden budget, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 4. Een belanghebbende ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      Deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het besluit vastgestelde tarief. Dit lagere tarief wordt door het college in het besluit vastgesteld;

    • b.

      Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 5. Een persoonsgebonden budget dient door de belanghebbende in principe binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6. Een maatwerkvoorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen (naar rato), door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar gesteld, tenzij objectief is vastgesteld dat deze voorziening afgeschreven is en/ of niet past binnen het kernassortiment van de gemeente. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de afschrijvingssystematiek, waarvoor door het college bij besluit nadere regels stelt.

  • 7. Het college stelt in het besluit nadere regels over de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget tot stand komt, alsmede de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 13. Controle

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van de persoonsgebonden budgetten. Het gestelde in de artikelen 16 en 17 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 3. Het college kan in het besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.

Artikel 14. Feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel geheel of gedeeltelijk intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      De belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      De belanghebbende niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • c.

      De maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      De belanghebbende niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden, of

    • e.

      De belanghebbende de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet of niet volledig is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a en e, heeft ingetrokken en dit handelen of nalaten verwijtbaar is, kan het college van de belanghebbende en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening.

  • 5. Ingeval het recht op een maatvoorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 15. Bijdrage in de kosten

  • 1. Een belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      Voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning.

    • b.

      Voor een maatwerkvoorziening, zolang hij van de voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, overeenkomstig het uitvoeringsbesluit.

  • 2. Als een maatwerkvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een belanghebbende, die minderjarig is, is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      De onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen.

    • b.

      Degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een belanghebbende.

  • 3. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      Voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de belanghebbende een bijdrage is verschuldigd.

    • b.

      Wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is.

  • 4. Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      Op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura en een persoonsgebonden budget wordt bepaald.

    • b.

      Welke instantie de bijdragen in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en opvang vaststelt en int.

HOOFDSTUK 5: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 16. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      Het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de belanghebbende.

    • b.

      Het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg.

    • c.

      Erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de belanghebbende ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      De aard en omvang van de te verrichten taken.

    • b.

      Een redelijke toeslag voor overheadkosten.

    • c.

      Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg.

    • d.

      Kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      De marktprijs van de voorziening.

    • b.

      De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • 1°.

        Aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening.

      • 2°.

        Instructie over het gebruik van de voorziening.

      • 3°.

        Onderhoud van de voorziening.

      • 4°.

        Verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 18. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

HOOFDSTUK 6: Waardering mantelzorgers

Artikel 19. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van belanghebbenden in de gemeente bestaat. Dit gebeurt op grond van het door de raad vastgestelde mantelzorg- en vrijwilligerswerkbeleid.

HOOFDSTUK 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 20. Klachtregeling

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van belanghebbenden ten aanzien van de door hen verstrekte maatwerkvoorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle door hen verstrekte maatwerkvoorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval belanghebbenden of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

HOOFDSTUK 8: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 23. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde financiële en uitvoeringsbeleid wordt jaarlijks geëvalueerd en verantwoord in de gemeentelijke jaarrekening.

Artikel 24.Hardheidsclausule en nadere regels

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 3. Het college stelt nadere regels over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 25. Intrekking oude verordening en overgangsbepalingen

  • 1. De Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2013 wordt per 01 januari 2015 ingetrokken.

  • 2. Een belanghebbende houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2013 dan wel haar voorgangers, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Nuth 2013 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Beslissingen op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Nuth 2013, wordt beslist met inachtneming van die verordening. Een uitzondering hierop zijn de besluiten die op grond van lid 3 genomen zijn.

  • 5. Een belanghebbende houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en zover deze vanaf 01-01-2015 onder de Wmo valt, tot uiterlijk 01 januari 2016. Indien de indicatietermijn van deze voorziening afloopt in het jaar 2015, is dit ook in het kader van de Wmo de einddatum.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 01 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2015.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Nuth in de openbare vergadering van 28 oktober 2014,
de griffier, de voorzitter,
Dhr. P.J.M. Boyen Mevr. D.H. Schmalschläger

Toelichting

Toelichting behorende bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuth 2015