Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Nuth houdende Treasurystatuut Gemeente Nuth 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Nuth houdende Treasurystatuut Gemeente Nuth 2017

Inleiding

Het treasurystatuut bevat het beleidskader voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Onder treasury wordt verstaan: “Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s”. In het treasurystatuut worden de uitgangspunten, doelstellingen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd. Daarnaast beschrijft het de financiële kaders voor financieringen, uitzettingen, derivaten gebruik, en het verstrekken van leningen en garanties aan derden.

In 2009 is, mede naar aanleiding van wijzigingen in de Wet Fido, het treasurystatuut aangepast. De wijzigingen hadden betrekking op:

  • -

    Vereenvoudiging van de renterisiconorm;

  • -

    Vereenvoudiging van het toezicht op de kasgeldlimiet;

  • -

    Een beperking in de mogelijkheden voor uitzettingen (minimale rating voor tegenpartijen en invoeren landencriterium);

  • -

    Aanscherping van de voorwaarden voor verstrekken van lening of garantie aan derden.

Bij de opstelling van dit statuut is rekening gehouden met relevante wettelijk kaders. Mede naar

aanleiding van wijzigingen in wet en regelgeving is aanpassing van het Treasurystatuut noodzakelijk.

De belangrijkste wijzigingen in het Treasurystatuut 2017 zijn:

  • 1.

    Schatkistbankieren.

    De Wet Fido is op 15 december 2013 gewijzigd, waarbij verplicht schatkistbankieren van kracht is geworden De uitwerking is vastgelegd in de “Regeling schatkistbankieren decentrale overheden”. De wet verplicht alle decentrale overheden om hun (tijdelijk) overtollige liquide middelen aan te houden in de schatkist. Decentrale overheden kunnen ook hun overtollige middelen uitzetten bij medeoverheden. Voor dergelijke onderlinge kredietverlening geldt wel de voorwaarde dat er geen (verticale) toezichtrelatie mag bestaan tussen de betrokken decentrale overheden. Een decentrale overheid houdt uiteraard de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten als dat gebeurt uit hoofde van de publieke taak. Deze wijzigingen zijn verwerkt in het nu voorliggende statuut.

  • 2.

    Derivaten.

  • 2a.

    In september 2013 is door het Rijk het “Beleidskader derivaten” gepubliceerd. De hierin opgenomen uitgangspunten zijn per 30/12/2014 van kracht via wijzigingen in de “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo)” en het “Besluit Begroten en verantwoorden (BBV)”. In de aanpassingen worden de mogelijkheden van het gebruik van derivaten verkleind. Gemeenten mogen slechts derivaten afsluiten om opwaartse renterisico’s af te dekken. Derivaten dienen één op één aan te sluiten op de onderliggende lening; open posities zijn niet toegestaan. Eenzijdige bijstortverplichtingen voor de gemeente zijn niet toegestaan. De risico’s worden door de wijzigingen verkleind. Deze beperkingen zijn verwerkt in het nu voorliggend statuut.

  • 2b.

    In februari 2014 is regelgeving met betrekking tot “European Market Infrastructure Regulation (EMIR)” van kracht geworden. EMIR is een Europese verordening, dat betekent dat zij een rechtstreekse werking heeft in de lidstaten van de EU. Als gevolg van deze wetgeving dient de gemeente informatie met betrekking tot lopende derivaten te rapporteren aan een erkend Europees transactieregister (Trade Repository). Via deze registers hebben de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en andere (financiële) toezichthouders in de EU toegang tot gedetailleerde informatie over de derivatenposities van de voor die toezichthouder relevante rapporterende partijen. Deze rapportageverplichting is opgenomen bij de verantwoordelijkheden van de treasurer.

  • 3.

    Overige wijzigingen

    De overige wijzigingen in dit statuut hebben met name tot doel om de leesbaarheid van het Statuut te verbeteren.

I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Agentschap Het uitvoeringsorgaan van het Ministerie van Financiën, dat onder meer verantwoordelijk is voor de uitvoering van Schatkistbankieren;

  • -

    Deposito Niet-verhandelbare belegging bij een financiële instelling of bij het Agentschap, waarbij een bedrag voor een bepaalde periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet;

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Drempelbedrag Het bedrag aan overtollige liquide middelen dat gemiddeld over een kwartaal buiten de schatkist aangehouden mag worden. De hoogte van het drempelbedrag is gerelateerd aan de begrotingsomvang van een decentrale overheid;

  • -

    Financiële instellingen Kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen, gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER), en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht vallen, zoals De Nederlandse Bank;

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor de dekking van de vermogensbehoefte;

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning, waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Onderhandse lening Lening waarbij een geldnemer rechtstreeks geld leent van een geldgever, waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg worden vastgesteld;

  • -

    Rating Een classificatie door een rating agency, die de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier aangeeft;

  • -

    Rating agency Een creditrating wordt afgegeven door een bureau (‘rating agency’) dat gespecialiseerd is in het analyseren van kredietwaardigheid; De erkende Agencies zijn: Standard&Poors, Moody’s en Fitch;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm De renterisiconorm bepaalt dat het bedrag waarover renterisico gelopen wordt, gedefinieerd als de som van de jaarlijks verplichte aflossingen en renteherzieningen, niet meer mag bedragen dan 20% van het begrotingstotaal;

  • -

    Rente typische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Schatkistbankieren Het aanhouden van gelden bij het ministerie van Financiën;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer. 

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, valutarisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het streven, binnen de kaders van wet- en regelgeving en binnen de bepalingen van dit Statuut naar een optimale financieringsstructuur en beheersing van de daarmee gemoeide kosten.

  • 4.

    Het ondersteunen en adviseren van alle onderdelen binnen de gemeente met betrekking tot financieringsvraagstukken.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Bij de uitvoering van alle treasuryactiviteiten dienen de regels en bepalingen van dit treasurystatuut, de wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Regeling verplicht schatkistbankieren in acht te worden genomen.

  • 2.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan derde partijen als voldaan is aan de uitgangspunten van artikel 14, waarbij vooraf advies van de Concerncontroller wordt ingewonnen.

  • 3.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

IV Rente risicobeheer

Rente risicobeheer omvat het beperken van de invloed van rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Artikel 4.

  • 1. Het renterisico op de netto vlottende schuld is begrensd tot de kasgeldlimiet, gemiddeld over een kwartaal, conform de Wet Fido. Deze grens mag niet structureel (langer dan twee kwartalen) worden overschreden1;

  • 2. Het rente risico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm, conform de Wet Fido;

  • 3. Nieuwe leningen, uitzettingen of vervroegde aflossingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De gemeente streeft naar spreiding in de rente typische looptijden van leningen en uitzettingen, zodat een gelijkmatige renterisicospreiding binnen de gehele leningenportefeuille ontstaat;

V Koersrisicobeheer

Koersrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de gemeente in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Artikel 5.

  • 1. De looptijd van uitzettingen wordt afgestemd op de liquiditeitenplanning.

  • 2. Aandelen worden alleen gekocht in het kader van de uitoefening van de publieke taak en in lijn met het deelnemingenbeleid van de gemeente.

  • 3. Overtollige liquide middelen worden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of mede overheden.

  • 4. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend producten te hanteren waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is.

1 Als de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden, moet aan de provincie een herstelplan worden voorgelegd.

VI Kredietrisicobeheer

Het kredietrisicobeheer is er op gericht om tegenpartij risico zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 6.

  • 1. Uitzettingen van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie vinden, boven het drempelbedrag, uitsluitende plaats bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën of bij medeoverheden.

  • 2. Bij uitzettingen uit hoofde van de “publieke taak” gelden de uitgangspunten van artikel 14.

  • 3. Derivaten worden alleen aangetrokken van financiële instellingen die minstens een single A-rating hebben, afgegeven door minstens twee van de drie erkende ratingbureau’s Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch;

  • 4. Voor het aanhouden van gelden op rekeningcourant of spaarrekening dient de dienstverlenende financiële instelling ten minste een single A-rating te hebben, afgegeven door minstens twee van de drie erkende ratingbureau’s Moody’s, Standard and Poor’s en Fitch;

  • 5. Financiële instellingen moeten gevestigd zijn in landen met minimaal een AA-rating en vallen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht , zoals De Nederlandsche Bank.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van vier jaar.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

  • 1. Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s. Derivaten worden alleen aangetrokken in euro’s.

Financieringen en uitzettingen

IX Geldstromenbeheer

Artikel 9.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

X Langlopende Financiering

Artikel 10.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op, direct of via tussenpersonen, bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering met een looptijd vanaf één jaar wordt aangetrokken.

XI Kortlopende financiering

Artikel 11.

Voor het aantrekken van kortlopende financieringen met een looptijd tot één jaar gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiestelsel bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij geldt de kasgeldlimiet conform de Wet Fido;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en rekening courant krediet;

XII Uitzettingen

Artikel 12.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het uitzetten van overtollige middelen mag alleen plaatsvinden bij:

    • -

      het Agentschap in het kader van Schatkistbankieren

    • -

      financiële instellingen tot het drempelbedrag,

    • -

      een decentrale overheid niet zijnde toezichthoudende provincie;

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s en Nederlands staatspapier.

  • 3.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 4.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een uitzetting met een looptijd vanaf één jaar wordt gedaan.

XIII Relatiebeheer

Artikel 13.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor de af te nemen

financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden periodiek beoordeeld via de aanbesteding bancaire dienstverlening van de gemeente Eindhoven;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te beschikken over een A-rating van twee erkende ratingagencies. Voor uitzettingen uit hoofde van treasury gelden de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Leningen en garanties aan derden

XIV Uitgangspunten

Artikel 14

De volgende algemene uitgangspunten gelden voor het verstrekken van leningen en garanties aan derden:

  • 1.

    de te financieren activiteit waarvoor een gemeentelening of gemeentegarantie wordt aangevraagd moet passen in het gemeentelijk beleid en dient ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders van voldoende openbaar belang te zijn;

  • 2.

    er dient vastgesteld te zijn dat het project zonder gemeentelening of gemeentegarantie niet of niet exploitabel tot stand komt;

  • 3.

    indien er landelijk opererende instellingen of andere overheidsinstanties zijn die bereid zijn onder overzienbare en aanvaardbare voorwaarden garanties of leningen te verstrekken dan garandeert of leent de gemeente niet of slechts gedeeltelijk;

  • 4.

    het risico voor de gemeente dient overzienbaar en aanvaardbaar te zijn en zoveel mogelijk te worden beperkt;

  • 5.

    een gemeentelening of gemeentegarantie moet passen binnen de hiervoor geldende nationale en internationale kaders, waaronder de wet Fido en de bepalingen die van toepassing zijn op staatssteun

XV Voorwaarden

Artikel 15

Ter beperking van het gemeentelijk risico worden hieraan de volgende voorwaarden gesteld:

  • a.

    het besluit om een lening of garantie te verstrekken moet worden genomen door het college van burgemeester en wethouders. De lenings-, garantie- en overige overeenkomsten die op basis van dit besluit worden afgesloten zijn aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders onderworpen en dienen, voor zover van toepassing, te voldoen aan de hiervoor geldende nationale en internationale kaders. Indien het onderhavige besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente wordt de raad vooraf ingelicht en neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen;

  • b.

    bij garanties moet de geldgever zich verbinden zonder toestemming van burgemeester en wethouders geen uitstel van betaling te geven, bij niet voldoening van enige verplichting van de geldnemer daarvan burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk in kennis te stellen en jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het jaar aan de gemeente een opgave te verstrekken van de restantschuld van de lening per 31 december van het voorafgaande jaar;

  • c.

    de instelling die een lening of een garantie krijgt betaalt jaarlijks aan de gemeente een marktconforme rente2 dan wel garantiepremie, die overeenkomt met de richtlijnen van de Europese Unie3; bij verstrekking van een lening worden tevens de directe kosten van het aantrekken in rekening gebracht;

  • d.

    met betrekking tot roerende en onroerende goederen die met de gegarandeerde of verstrekte geldleningen worden aangeschaft kunnen nader in te vullen zekerheidseisen worden gesteld, zoals het vestigen van het recht van hypotheek;

  • e.

    garanties voor financiering van investeringen in de sportsector voor niet-commercieel ingestelde verenigingen geschieden uitsluitend op voorwaarde dat de Stichting Waarborgfonds Sport zich eveneens voor 50%, doch minimaal 40%, garant stelt;

  • f.

    de garantie- of leningverkrijgende instelling dient haar jaarrekening of vergelijkbare stukken binnen zes maanden na afloop van het jaar ter beschikking te stellen van de gemeente; het college van burgemeester en wethouders draagt zorg een tijdige aanlevering en bepaalt bij niet naleven hiervan per geval de consequenties, te ondernemen stappen en gevolgen.

  • g.

    gedurende het bestaan van de garantie- of leningsovereenkomst mag de verkrijgende instelling de bezittingen die met de lening zijn gefinancierd niet veranderen of afbreken, noch bezwaren of vervreemden zonder toestemming van burgemeester en wethouders. Afhankelijk van de grootte van het risico kan dit tevens worden bepaald voor overige nader aan te wijzen bezittingen van de instelling;

  • h.

    de door de gemeente betaalde bedragen uit hoofde van de garantiestelling blijven als een direct opeisbare schuld op de instelling rusten. Over deze vordering wordt door de gemeente rente in rekening gebracht volgens een door burgemeester en wethouders bij het aangaan van de garantie te bepalen percentage;

2 De Europese commissie hanteert als basisrente het eenjaars EURIBOR met een opslag van tenminste 0,6%.

3 Voor kleine en middelgrote ondernemingen geldt een jaarlijkse garantiepremie van minimaal 0,4%

Administratieve organisatie en interne controle

XVI Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 16.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere betalingstransactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

XVII Verantwoordelijkheden

Artikel 17.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

 

De Gemeenteraad

  • Het vaststellen van het treasury beleid middels het treasurystatuut;

  • Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening;

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

  • Het uiten van wensen en bedenkingen bij het verstrekken van leningen en garanties met materiële invloed op het risicoprofiel van de gemeente;

Het College van B&W

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele en politieke verantwoordelijkheid);

  • Het nemen van een besluit om een lening of garantie te verstrekken aan derden;

  • Het aangaan van derivatentransacties;

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Functie

Verantwoordelijkheden

 

De Concerncontroller

  • Het uitvoeren van een onafhankelijke toets op de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

  • Het aanbieden van beleidsvoorstellen op treasurygebied aan het college;

  • Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W over de uitvoering van het treasurybeheer.

De budgethouders (afdelingshoofden)

  • Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de treasurer;

  • Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

De beleids-medewerker(s)

van de afdeling bedrijfsvoering belast met treasury/ treasurer(s)

  • Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut artikel 18;

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer en gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer);

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

  • Het voorbereiden en intern autoriseren van betaalopdrachten

  • Het plaatsen van de 2e handtekening voor finale betaling;

  • Het intern autoriseren van betaalopdrachten aan medewerker financiële administratie voor betalingen (1e handtekening)

  • Het zorgdragen voor de liquiditeitsplanning en de financieringsprognose;

  • Relatiebeheer met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen in het kader van de uitvoering van het treasurybeleid;

  • Het monitoren van ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt,

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de Financiële Administratie;

  • Het adviseren over en voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Het ondersteunen en adviseren van de afdelingen/sectoren met betrekking tot treasury- en financieringsvraagstukken;

  • Het rapporteren over actuele derivatenposities aan een erkend Europees transactieregister in het kader van EMIR wetgeving;

  • Het afleggen van verantwoording aan zijn/haar afdelingshoofd over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Functie

Verantwoordelijkheden

De medewerker administratie belast met de afhandeling van het betalingsverkeer

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Betalingsopdrachten voorbereiden, inlezen en versturen (twee gemachtigden)

  • Middelen op deposito plaatsen bij de schatkist (twee gemachtigden)

  • Het verstrekken van informatie aan de afdelingen

  • Het rapporteren aan het afdelingshoofd bedrijfsvoering over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten

  • Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut artikel 18;

De medewerker Administratie belast met de vastlegging van het betalingsverkeer

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

De medewerker van de afdeling bedrijfsvoering belast met interne controle

  • Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan de concerncontroller/secretaris

 

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren inzake de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

 

XVIII Bevoegdheden

Artikel 18.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1. Het aantrekken van middelen met een looptijd tot één jaar

Medewerker bedrijfsvoering cluster administratie

Adviseur bedrijfsvoering/ coördinator

2. Het afsluiten van deposito’s in het kader van schatkistbankieren

Medewerker bedrijfsvoering cluster administratie

Adviseur bedrijfsvoering/ coördinator

3. Het verlenen van kredietfaciliteiten aan derden uit hoofde van de publieke taak.

College van B&W

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

Bankrelatiebeheer

4. Afsluiten contract bancaire dienstverlening

  Adviseur bedrijfsvoering/ coördinator

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

5. Contracten binnen bestaand contract bancaire dienstverlening o.a.:

  • -

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen,

  • -

    Afsluiten van deelovereenkomsten voor het uitvoeren van betaaldiensten waaronder betaalautomaten

Adviseur bedrijfsvoering/ coördinator

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

Financiering en uitzetting (voor een periode van één jaar of langer)

6. Het aantrekken van leningen met een looptijd langer dan één jaar uit hoofde van de treasuryfunctie

College van B&W

(kaderstellend),

Treasurer (concrete

invulling, afsluiten contract)

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

7. Het vervroegd aflossen van leningen of uitzettingen

College van B&W

(kaderstellend),

Treasurer (uitvoerend)

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

8. Het verstrekken van leningen en garanties aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W 4

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

9. Besluiten tot afwaarderen van een verstrekte lening of garantie ten laste van de voorziening algemene risico’s garanties en geldleningen

College van B&W

Gemeenteraad

10. Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

College van B&W

Gemeenteraad

N.B. De punten 1 en 2 zijn momenteel niet van toepassing in verband met het huidige raamcontract met de Bank Nederlandse Gemeenten en de verplichting van schatkistbankieren boven de € 250.000, waarbij deze handelingen automatisch door de bank worden verricht. Plaatsvervanging: bij afwezigheid of verhindering van het Afdelingshoofd bedrijfsvoering worden de verleende bevoegdheden uitgeoefend door een ander afdelingshoofd van de gemeente. Bij afwezigheid van de treasurer/coördinator worden de verleende bevoegdheden uitgeoefend door de adviseur bedrijfsvoering.

4 Voor het verstrekken van leningen of garanties die een materiële invloed hebben op het risicoprofiel (en daarmee op het weerstandsvermogen) van de gemeente Nuth wordt de Gemeenteraad vooraf in de gelegenheid gesteld haar wensen en bedenkingen te uiten;

XIX Informatievoorziening

Artikel 19.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Jaarlijks

Budgethouders

Treasurer

  • 2.

    Liquiditeitenplanning

Jaarlijks

Treasurer

Afdelingshoofd Bedrijfsvoering

  • 3.

    Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

  • 4.

    Evaluatie treasuryactiviteiten in Treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

  • 5.

    Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Adviseur bedrijfsvoering/ coördinator

Derden

  • 6.

    Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

Binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

XX Inwerkingtreding

Artikel 18.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 20 december 2016 door de Raad van de gemeente Nuth.
De griffier,
Dhr. P.J.M. Boyen
De voorzitter,
Mevrouw D.H. Schmalschläger