Regeling vervallen per 01-08-2011

Algemene subsidieverordening gemeente Oegstgeest 2009

Geldend van 01-08-2011 t/m 31-07-2011

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING OEGSTGEEST 2009

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 augustus 2008, nr. 59/08;

b e s l u i t :

vast te stellen de

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING OEGSTGEEST 2009

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

a.gemeenteraad :

de raad van de gemeente Oegstgeest;

b.burgemeester en wethouders:

burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

c.subsidie :

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

d.budgetsubsidie :

subsidie waarbij aan de subsidieontvanger voor een periode van minimaal één jaar en maximaal vier jaren een vast bedrag wordt toegekend ten behoeve van een duidelijk omschreven en meetbaar niveau van activiteiten en/of prestaties;

e.exploitatiesubsidie :

subsidie waarbij aan de subsidieontvanger voor een periode van minimaal één jaar en maximaal vier jaren een bedrag wordt toegekend, afhankelijk van het exploitatieresultaat, ten behoeve van een duidelijk omschreven en meetbaar niveau van activiteiten en/of prestaties;

f.waarderingssubsidie :

subsidie waarbij aan de subsidieontvanger voor een periode van minimaal één jaar en maximaal vier jaren een vast bedrag wordt toegekend zonder dat er een directe relatie bestaat tussen de kosten van de activiteiten en de hoogte van de subsidie;

g.incidentele subsidie :

onvoorziene subsidie die eenmalig wordt toegekend voor het lopende subsidiejaar;

h.subsidieplan :

een besluit van de gemeenteraad, waarin samenhangend de hoofdlijnen en criteria van het subsidiebeleid zijn opgenomen;

i.subsidieprogramma :

de concretisering van de beleidsvoornemens opgenomen in het subsidieplan, geldend voor één jaar, omvattende de vaststelling door burgemeester en wethouders van de activiteiten die voor budget-, exploitatie- en waarderingssubsidie in aanmerking komen;

j.bestemmingsreserve :

een specifiek voor een bepaald doel op te bouwen reserve, waarvan benutting uitsluitend geschiedt ten behoeve van de continuïteit van activiteiten gerelateerd aan de statutaire doelstelling;

k.eigen vermogen :

het feitelijk aanwezige vrij aanwendbare vermogen van een instelling, waaraan niet reeds een bepaalde door burgemeester en wethouders goedgekeurde bestemming is gegeven;

l.beroepskracht :

degene die op grond van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten tegen een honorering anders dan als onkostenvergoeding een functie uitoefent;

m.boekjaar :

een kalenderjaar, tenzij burgemeester en wethouders anders beslissen;

n.instelling :

een rechtspersoon dan wel een erkend onderdeel ervan, die tot doel heeft zich zonder winstoogmerk bezig te houden met maatschappelijke activiteiten;

o.subsidieplafond :

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

p.voorschot :

het bedrag dat als deel van een toegekende subsidie al dan niet in termijnen betaalbaar wordt gesteld.

Artikel 2

Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten die door aanvragers in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd en waarvoor geen andere gemeentelijke subsidieregeling geldt.

Artikel 3

  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechts-bevoegdheid.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van lid 1, subsidie verlenen aan aanvragers zonder volledige rechtsbevoegdheid of aan natuurlijke personen.

  • 3. Een subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de subsidieontvanger geen doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden.

Artikel 4

De subsidieverlening kan worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan te veronderstellen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • d.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • e.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f.

    de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd niet of onvoldoende aan de criteria voor subsidie in het subsidieplan voldoen, indien de activiteiten niet aanwijsbaar en direct of niet in substantiële mate ten goede komen aan inwoners van de gemeente of overigens onvoldoende een gemeentelijk belang dienen;

  • g.

    de aanvrager een organisatie vertegenwoordigt die op enigerlei wijze commerciële belangen nastreeft of die zijn opgezet vanuit commercieel oogmerk;

  • h.

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag kan leiden;

  • i.

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • j.

    activiteiten met een partijpolitiek of met een levensbeschouwelijk karakter zijn uitgesloten van subsidiëring.

Artikel 5

Subsidieplan

  • 1.

    De raad stelt een vierjarig subsidieplan vast.

  • 2.

    De raad kan dit plan tussentijds wijzigen.

Artikel 6

Subsidieprogramma

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen vóór 15 september van het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarop het betrekking heeft een ontwerpsubsidieprogramma vast.

  • 2.

    In het ontwerpsubsidieprogramma doen burgemeester en wethouders een voorstel over de verlening van budget-, exploitatie- en waarderingssubsidies.

  • 3.

    Het ontwerpsubsidieprogramma wordt gedurende vier weken ter inzage gelegd; eenieder kan in die periode zijn of haar zienswijze over het ontwerpsubsidieprogramma kenbaar maken bij burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders stellen een definitief subsidieprogramma vast voorafgaand aan het boekjaar waarop het betrekking heeft.

HOOFDSTUK 2

PROCEDURE VOOR SUBSIDIES

Paragraaf 2.1 Subsidieaanvraag

Artikel 7

Termijnen van indiening

  • 1.

    Een aanvraag voor een budget-, exploitatie- of waarderingssubsidie moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders vóór 1 mei voorafgaand aan het eerste boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders vóór aanvang van de te subsidiëren activiteiten.

Artikel 8

Subsidieplafond

  • 1.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks in de begroting vast welk bedrag in totaal beschikbaar is voor budgetsubsidies, waarderingssubsidies en incidentele subsidies.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor incidentele subsidies wordt verdeeld over gehonoreerde incidentele subsidieaanvragen die betrekking hebben op het betreffende subsidiejaar. De aanvragen worden in volgorde van ontvangst behandeld.

Artikel 9

In te dienen bescheiden

  • 1.

    De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten;

    • b.

      een begroting;

    • c.

      een overzicht van het verwachte aantal deelnemers of leden;

    • d.

      een overzicht van de aard en omvang van het eigen vermogen en/of bestemmingsreserves.

  • 2.

    Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat de aanvraag, indien voor het eerst subsidie wordt aangevraagd, voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de geldende statuten;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een overzicht van de financiële positie van de instelling op het moment van de aanvraag, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop.

  • 3.

    De verplichtingen in lid 2 gelden niet indien het subsidiebedrag niet groter is dan of gelijk is aan € 500,-.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen modellen en richtlijnen vaststellen voor de inrichting van het overzicht van de activiteiten en de begroting.

Artikel 10

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij één of meer andere subsidiënten, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Paragraaf 2.2 Subsidieverlening

Artikel 11

  • 1. Op een subsidieaanvraag beslissen burgemeester en wethouders uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de in het eerste lid genoemde bescheiden over de subsidieverlening. Zij kunnen deze termijn met dertien weken verlengen.

Artikel 12

Beoordeling van de aanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag wordt getoetst aan het door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplan en aan deze verordening.

  • 2.

    Een subsidie kan worden geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden of naar het oordeel van burgemeester en wethouders toekenning van de subsidie tot een onevenwichtige verdeling van het beschikbare budget zou leiden.

  • 3.

    Een incidentele subsidie wordt niet verleend indien het te ontvangen subsidie-bedrag lager is dan € 100,-.

  • 4.

    Een budget-, exploitatie- of een waarderingssubsidie wordt niet verleend indien het te ontvangen subsidiebedrag lager is dan € 250,-.

Artikel 13

Subsidiebeschikking

  • 1.

    De beslissing op een subsidieaanvraag wordt verwoord in een beschikking omtrent een subsidieverlening.

  • 2.

    Deze beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten en prestaties waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      het maximale bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      het boekjaar of de boekjaren waarvoor de subsidie geldt;

    • d.

      de methode volgens welke de toe te kennen subsidie zal worden vastgesteld;

    • e.

      indien aan de orde, de wijze waarop voorschotten op de subsidies worden verstrekt;

    • f.

      de data vóór welke en de wijze waarop de bescheiden bedoeld in artikel 22 dienen te worden overgelegd, indien deze afwijken van hetgeen in deze verordening is gesteld;

    • g.

      indien de verlening plaatsvindt voordat de begroting is goedgekeurd: het begrotingsvoorbehoud;

    • h.

      zo nodig de verplichting tot het overleggen van een accountantsverklaring.

Artikel 14

Voorschotten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken, indien dit naar hun oordeel wenselijk is, zo nodig voorschotten op een toegekende subsidie.

  • 2.

    Op de subsidie verstrekte voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend.

Paragraaf 2.3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15

Aan de subsidieverlening kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico's;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover;

  • i.

    overige verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, voor zover betrekking hebbend op de wijze waarop of de middelen waar-mee de gesubsidieerde activiteiten wordt verricht.

Artikel 16

  • 1. De ontvanger van een budget- of exploitatiesubsidie behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor:

    • a.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • b.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie, dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • c.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • d.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • e.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • f.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • g.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • h.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4. Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger de verplichting opleggen aan hen tussentijdse rapportages uit te brengen over de voortgang van de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

Artikel 17

  • 1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De voorwaarde vervalt, indien burgemeester en wethouders daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep hebben gedaan.

Artikel 18

De subsidieontvanger kan ter dekking van mogelijke risico's in de exploitatie en voor onvoorziene uitgaven een eigen vermogen vormen. Dit eigen vermogen bedraagt voor de activiteiten waarop de subsidie betrekking heeft niet meer dan 25% van de daarbij behorende exploitatie.

Paragraaf 2.4 Subsidievaststelling

Artikel 19

  • 1. Budget- en exploitatiesubsidies worden na afloop van ieder boekjaar vastgesteld.

  • 2. Bij waarderingssubsidies en incidentele subsidies kan de subsidievaststelling tegelijk met de subsidieverlening plaatsvinden. Zulks staat aangegeven in de subsidiebeschikking.

Artikel 20

  • 1. Ten behoeve van de subsidievaststelling dient de subsidieontvanger van budget- en exploitatiesubsidies vóór 1 mei volgend op het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft, dan wel vóór de in de beschikking tot subsidieverlening gestelde datum, aan burgemeester en wethouders te overleggen een verslag en een rekening van baten en lasten, evenals een balans van het eind van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft, met een toelichting daarop.

  • 2. Ten behoeve van de subsidievaststelling dient de subsidieontvanger van een waarderingssubsidie vóór 1 mei volgend op elk boekjaar, dan wel vóór de in de beschikking omtrent de subsidievaststelling gestelde datum, bij burgemeester en wethouders een verklaring te overleggen, inhoudend een bevestiging of de activiteiten ongewijzigd doorgang hebben gevonden dan wel in hoeverre deze wijziging hebben ondergaan.

  • 3. Ten behoeve van de subsidievaststelling dient de subsidieontvanger van een incidentele subsidie uiterlijk dertien weken na het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, dan wel vóór de in de beschikking tot subsidieverlening gestelde datum, aan burgemeester en wethouders een verslag van de activiteiten en een rekening van baten en lasten te overleggen.

  • 4. In de bescheiden van lid 1 tot en met 3 dient te worden aangetoond in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidiebeschikking verbonden verplichtingen. Tevens dienen de bescheiden tot het afleggen van verantwoording omtrent aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn, te worden ingediend.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen modellen en richtlijnen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in lid 1, 2 en 3.

  • 6. Het gestelde over een verplichte accountantscontrole in de artikelen 4:78 en 4:79 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien het bedrag van de subsidieverlening € 50.000 of meer is.

Artikel 21

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de in artikel 20, eerste lid, genoemde bescheiden de subsidie definitief vast. Zij kunnen deze termijn met dertien weken verlengen.

  • 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt verwoord in een beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 22

  • 1. De subsidie wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vast-gesteld.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden en/of

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de subsidiebeschikking en/of

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid en/of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      niet aan de data wordt voldaan zoals genoemd in deze verordening. De subsidie kan dan worden vastgesteld op minimaal 90% van het totaalbedrag dat in de bijbehorende beschikking tot subsidieverlening was opgenomen.

  • 3. Op aanschrijving van burgemeester en wethouders stort de instelling te veel ontvangen subsidie(voorschotten) terug in de gemeentekas binnen de daarbij aangegeven termijn.

Paragraaf 2.5 Intrekking en wijziging van subsidies

Artikel 23

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn door burgemeester en wethouders worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderende omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten;

    • c.

      voor zover één of meer van de in artikel 22, lid 2, genoemde omstandigheden van toepassing zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 4. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt, dan wel, in het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

  • 5. Artikel 24, lid 1 en lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24

  • 1. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend.

HOOFDSTUK 3

OVERIGE VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 25

  • 1. De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend naar vermogen tot stand te brengen en daarbij te voldoen aan de bepalingen die bij of krachtens deze verordening zijn gesteld.

  • 2. De subsidieontvanger tracht van derden financiële steun te krijgen en draagt er zorg voor dat haar leden, deelnemers en gebruikers een redelijke financiële of in geld waardeerbare bijdrage leveren aan haar activiteiten.

  • 3. Een subsidieontvanger dient aan burgemeester en wethouders per omgaande te berichten omtrent ontwikkelingen die ertoe leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 4. Indien gedurende een boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger, in het geval een budgetsubsidie, dan wel een incidentele subsidie is verleend, daarvan onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders onder vermelding van de verschillen en de oorzaken ervan.

Artikel 26

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwelijkheid van de rapportages. De administratie van de instelling dient zodanig ingericht te zijn dat deze controle op de naleving op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een termijn bepalen waarbinnen overleggen van andere stukken of andere informatie dient plaats te vinden indien zij dat voor de vaststelling van de subsidie nodig achten.

Artikel 27

Indien een subsidieontvanger een accommodatie in gebruik heeft die met een subsidie is gebouwd, verbouwd of aangepast, wordt deze niet verruild voor een andere accommodatie dan met toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 28

  • 1. De subsidieontvanger brengt een wijziging van haar statuten en/of huishoudelijk reglement binnen een maand na vaststelling schriftelijk ter kennis van burgemeester en wethouders.

  • 2. De subsidieontvanger stelt burgemeester en wethouders in geval van ontbinding van de instelling en/of gehele of gedeeltelijke staking van haar werkzaamheden daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

HOOFDSTUK 4

OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Paragraaf 6.1 Overige bepalingen

Artikel 29

Bij liquidatie van een instelling kunnen burgemeester en wethouders, voor een batig liquidatiesaldo mede door het toekennen van een subsidie is gevormd, terugstorting van dit saldo in de gemeentekas verlangen tot maximaal het bedrag dat de laatste vijf boekjaren in totaal aan subsidies is ontvangen.

Paragraaf 6.2 Slotbepalingen

Artikel 30

De subsidies worden uitbetaald met in achtneming van het bepaalde in het gemeentelijk financieringsschema voor de uitbetaling van subsidies en bijdragen.

Artikel 31

Onderzoek doelmatigheid en/of doeltreffendheid

  • 1.

    Indien dit noodzakelijk is om inzicht te krijgen of te vergroten in de doelmatigheid en/of doeltreffendheid van de subsidie evalueren burgemeester en wethouder de subsidieverstrekking, tenzij de kosten van evaluatie onevenredig zouden zijn in verhouding tot het daarmee gediende belang.

  • 2.

    Evaluatie heeft, afhankelijk van de duur van de subsidie eenmalig dan wel periodiek plaats.

Artikel 32

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op grond van het beoogde belang waarvoor een subsidie is toegekend in overeenstemming met de betreffende instelling een of meer van de bij of krachtens deze verordening gestelde bepalingen in individuele gevallen niet van toepassing verklaren.

  • 2. In bijzondere omstandigheden, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, waarbij de afwijzing van een verzoek krachtens deze verordening of de toepassing van bepalingen in deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het College van burgemeester en wethouders ten gunste van de aanvrager van deze verordening afwijken.

  • 3. Voor wat betreft de meldings- of aanvraagprocedure wordt onder bijzondere omstandigheden uitsluitend verstaan dat de aanvrager zich door een overmachtsituatie hier niet aan heeft kunnen houden.

  • 4. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, treffen burgemeester en wethouders de nodige beslissingen.

Artikel 33

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Algemene subsidieverordening Oegstgeest 2009'.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 januari 2009. Op die datum vervalt de "Algemene subsidieverordening Oegstgeest 2006", met dien verstande dat voor subsidies die zijn verleend vóór 1 januari 2009 de "Algemene subsidieverordening Oegstgeest 2006" van toepassing blijft.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 september 2008.
, voorzitter
, griffier

Nota-toelichting bij de algemene subsidieverordening Oegstgeest 2006

De inhoud van de ontwerpverordening

De verordening is verdeeld in 6 hoofdstukken te weten:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Procedure voor budget- en exploitatiesubsidies

Hoofdstuk 3 Procedure voor waarderingssubsidies

Hoofdstuk 4 Procedure voor incidentele subsidies

Hoofdstuk 5 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger Hoofdstuk 6 Overige en slotbepalingen

Hoofdstuk 1

Voor alle duidelijkheid wordt het begrip ‘subsidie’ omschreven. Dit is geheel overgenomen uit de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening onderscheidt budget-, exploitatie-, waarderings- en incidentele subsidies. Belangrijke begrippen zijn het subsidieplan en het subsidieprogramma. Het subsidieplan bevat de hoofdlijnen van het subsidiebeleid en wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Om de beoordeling van subsidieaanvragen aan het plan mogelijk te maken, dienen de criteria voor subsidieverlening echter voldoende concreet en toetsbaar te zijn opgesteld. Het subsidieprogramma is te beschouwen als de concretisering van de beleidsvoornemens in het subsidieplan. Het programma, dat mede het vroegere welzijnsprogramma omvat, wordt in de ontwerpverordening vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Weigering van een subsidie is onder meer mogelijk in het geval dat niet of onvoldoende aan de criteria voor subsidie in het subsidieplan wordt voldaan of onvoldoende een gemeentelijk belang wordt gediend.

Hoofdstuk 2

Ter uitvoering van de beschikking wordt tussen de gemeente en de subsidieontvanger een overeenkomst gesloten. De subsidie wordt pas uitbetaald nadat de overeenkomst is ondertekend en geretourneerd. Artikel 18 lid 5 Toelichting: Het is gewenst o.m. ten behoeve van de gemeentelijke accountantscontrole (rechtmatigheid), dat aan het eind van het kalenderjaar reeds enig inzicht bestaat of de overeengekomen prestaties door de subsidieontvangende instelling worden gehaald. Van de instellingen kan eerder dan 1 mei om een voorlopige rapportage worden gevraagd. Overigens vinden jaarlijks evaluatiegesprekken plaats met de organisaties die een budgetsubsidie ontvangen. Tijdens die gesprekken kan al een goede inschatting gemaakt worden of de prestaties gehaald worden.

Hoofdstuk 3

Geen verdere toelichting.

Hoofdstuk 4

Geen verdere toelichting.

Hoofdstuk 5 Naast financiële steun van de gemeente wordt de te subsidiëren instelling geacht actief op zoek te gaan naar financiële steun van derden.

Hoofdstuk 6 Onder meer is voorzien in een hardheidsclausule.