Regeling vervallen per 15-11-2019

Reglement van orde voor de raadsvergaderingen en de commissies van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest 2016

Geldend van 19-10-2016 t/m 14-11-2019

Intitulé

Reglement van orde voor de raadsvergaderingen en de commissies van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest 2016

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van het presidium, nr. Z-15/11737 van 1 september 2016;

gehoord het advies van de commissie Burger van 13 september 2016;

gelet op het bepaalde in artikelen 16, 82, 83, 84, 86 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen het Reglement van orde voor de raadsvergaderingen en de commissies van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest 2016

Preambule

De gemeenteraad heeft een proces doorlopen om de besturing van de gemeente Oegstgeest verder te professionaliseren. Een van de doelen is de raad in zijn kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rol te versterken. Daarbij is ingegaan op zowel het versterken van het samenspel tussen raad en college als op de organisatorische randvoorwaarden voor adequate bestuurlijke informatievoorziening. Ook is ingegaan op de versterking van de kwaliteit van de volksvertegenwoordigende rol van de gemeenteraad, waarbij de ontwikkeling is om meer ruimte en aandacht te geven aan beeldvorming. Daarom heeft de gemeenteraad besloten tot de invoering van een type vergadermodel, het BOB-model (Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming) waarbij meer aandacht kan worden gegeven aan informatie door burgers, inwoners, organisaties, instellingen, bedrijven, naast de informatie die door het college van burgemeester en wethouders wordt geleverd. De gedachte is dat informatie aan de voorkant van beleidsprocessen zorgt voor een kwalitatief betere besluitvorming. De uitwerking van het BOB-model is als volgt:

Bij Beeldvorming gaat het om het verkrijgen van een goed inzicht in de situatie. Het gaat dan om het afbakenen van het vraagstuk, inzicht krijgen in de inhoudelijke problematiek en oplossingsrichtingen, maar ook om het verkrijgen van inzichten van derden. Aandacht geven aan deze punten voorkomt dat al te snel een (politiek) oordeel wordt geveld en bevordert dat alle beschikbare informatie zorgvuldig wordt meegenomen en meegewogen. Beeldvorming is een belangrijke fase voor de burgers, inwoners, organisaties, instellingen, bedrijvenen is mede bedoeld om hen intensiever bij het lokale bestuur te betrekken.

Oordeelsvorming is gericht op het formuleren van een politiek standpunt op grond van argumenten en de weging daarvan. De volgende werkvormen dragen hieraan bij: debat gericht op oordeelsvorming – discussie om argumenten te delen, waarbij de deelnemers luisteren naar de argumenten van anderen, en de overtuigingskracht van de eigen argumenten en die van anderen toetsen. Deelnemers benoemen de positieve elementen in het standpunt van anderen en geven aan hoe negatieve elementen voorkomen kunnen worden.

De fase van Besluitvorming is gericht op het formuleren van in ieder geval een meerderheidsstandpunt (en eventueel consensus) op basis van argumentatie of onderhandeling. De deelnemers trachten tot een gezamenlijk standpunt te komen en spreken dit uit, eventueel met gebruikmaking van meerderheids‐ en minderheidsstandpunten.

Een aantal zaken van het besturingsmodel, zoals bijvoorbeeld het BOB-model, is verwerkt in voorliggend reglement van orde.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Amendement: een voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • b.

    Beeldvormende commissie: een bijeenkomst met als doel om met burgers en/of organisaties over een thema in gesprek te gaan dat voor de besluitvorming of anderszins relevant is;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

  • d.

    Commissie: een bijeenkomst van de raad, zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • e.

    Griffier: de griffier als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet;

  • f.

    Initiatiefvoorstel: een voorstel dat niet is voorbereid door het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    Interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college van burgemeester en wethouders over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

  • h.

    Interruptie: een korte opmerking of vraag zonder inleiding;

  • i.

    Motie: korte, gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    Oordeelsvormende commissie: een bijeenkomst met als doel dat raadsfracties zich een oordeel vormen over raadsvoorstellen, zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • k.

    Presidium: het dagelijks bestuur van de raad bestaande uit door de raad benoemde leden;

  • l.

    Publicatie: digitaal publiceren van stukken voor de raad.

  • m.

    Raad: de gemeenteraad van Oegstgeest;

  • n.

    Raadsfractie: leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij aanvang van de zitting als één raadsfractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één raadslid verkozen, dan wordt dit raadslid als een afzonderlijke raadsfractie beschouwd;

  • o.

    Raadsinformatie(systeem): plaats op het internet met agenda’s en vergaderstukken behorende bij de vergaderingen van de raad en met overige raadsinformatie;

  • p.

    Raadslid: een lid van de gemeenteraad van Oegstgeest;

  • q.

    Raadsvergadering: besluitvormende vergadering van de gemeenteraad van Oegstgeest als bedoeld in artikel 19 van de Gemeentewet;

  • r.

    Secretaris: de secretaris als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet;

  • s.

    Steunfractielid: vertegenwoordiger van een in de raad vertegenwoordigde groepering die de raadsleden van die groepering ondersteunt bij hun werkzaamheden bijvoorbeeld door deelname aan commissies. Een steunfractielid is een meerderjarige ingezetene van de gemeente Oegstgeest en wordt door de raad benoemd op voordracht van een fractie;

  • t.

    Subamendement: een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • u.

    Termijn: gespreksronde in vergadering, aangegeven door de voorzitter, over een te bespreken onderwerp;

  • v.

    Voorstel van orde: een voorstel dat alleen betrekking heeft op de gang van zaken tijdens de vergadering of op de wijze van beraadslaging;

  • w.

    Voorzitter van de raad: de burgemeester als bedoeld in artikel 9 van de Gemeentewet;

Artikel 2 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium dat bestaat uit twee leden en wordt bijgestaan door de griffier en of zijn plaatsvervanger. Voor elk lid is een plaatsvervangend lid aangewezen. Het presidium kiest, indien gewenst, uit zijn midden een voorzitter.

  • 2. Het presidium wordt gekozen uit de raad. Ieder jaar benoemt de raad een lid. Ieder lid wordt voor 2 jaar benoemd.

  • 3. Het presidium is het dagelijks bestuur van de raad.

  • 4. Het presidium bereidt de agenda’s voor en houdt zich bezig met de bestuurlijke planner.

  • 5. Het presidium doet voorstellen voor de bestuurlijke planner en een vergaderrooster voor de raad.

  • 6. De vergaderingen en de verslagen van het presidium zijn niet openbaar. De verslagen worden beschikbaar gesteld aan de raad en het college.

Artikel 3 Vergaderdata raadsvergaderingen en commissievergaderingen

  • 1. Raadsvergaderingen en commissievergaderingen worden vermeld in een vergaderrooster dat door de raad wordt vastgesteld.

  • 2. Voorts vergadert de raad indien het in artikel 17 van de Gemeentewet bedoelde aantal leden van de raad een vergadering wenst, deze vergadering wordt, behoudens het bepaalde in artikel 20 van de Gemeentewet, binnen veertien dagen gehouden.

  • 3. Raadsvergaderingen en commissievergaderingen worden in de regel op donderdag gehouden. Indien nodig kan het presidium, gemotiveerd, een voorstel doen aan de raad om af te wijken van deze vergaderdag.

  • 4. De vergaderingen van de raadscommissies starten om 20.00 uur -tenzij anders wordt bepaald- en vinden plaats in de raadzaal of trouwzaal van het gemeentehuis. De raadsvergaderingen eindigen om uiterlijk 23.00 uur. De commissies eindigen om uiterlijk 23.30 uur. Indien op dat tijdstip een agendapunt in behandeling is, wordt de beraadslaging en besluitvorming daarover zo spoedig mogelijk afgerond. Aansluitend inventariseert de voorzitter over welke nog niet behandelde agendapunten de aanwezige leden het woord wensen te voeren. Agendapunten waarover geen enkel aanwezig lid het woord wenst te voeren, worden vervolgens, bij hamerslag van de voorzitter, als hamerstuk aangemerkt. De agendapunten ten aanzien waarvan een of meer van de aanwezige leden te kennen hebben gegeven het woord te willen voeren, worden aangehouden tot een volgende commissievergadering, tenzij de commissie terstond een andere datum voor de beraadslaging en besluitvorming over de overgebleven agendapunten vaststelt of andere gronden zich daartegen verzetten.

  • 5. Het presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 4 De wethouders

  • 1. De wethouders worden standaard uitgenodigd om in de vergadering van de raad aanwezig te zijn en kunne aan de beraadslaging deelnemen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders heeft toegang tot alle relevante stukken van de raad.

Artikel 5 De griffier

  • 1. De griffier is aanwezig bij raadsvergaderingen, commissies en vergaderingen van het presidium;

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door één van de plaatsvervangende griffiers;

  • 3. Onder de verantwoording van de griffier wordt de besluitenlijst van de raadsvergadering opgesteld en in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling aangeboden.

  • 4. Alle van de raad uitgaande stukken worden ondertekend door de voorzitter van de raad en de griffier.

  • 5. De griffier noteert de door de voorzitter van oordeelsvormende commissies of de voorzitter van de raad benoemde toezeggingen van het college op de aandachtspuntenlijst

  • 6. De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter van commissies of de voorzitter van de raad aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 6 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in raadsvergaderingen, commissies en vergaderingen van het presidium aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslaging als bedoeld in dit reglement.

Hoofdstuk II Raadsvergadering

Paragraaf 1 Samenstelling raad

Artikel 7 De voorzitter van de raad

  • 1. Degene die de raad voorzit is de voorzitter van de raad of diens door de raad benoemde eerste of tweede vervanger.

  • 2. De voorzitter van de raad is, naast hetgeen hem in dit reglement of op grond van de Gemeentewet is opgedragen, belast met:

    • a.

      raadsvergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het in acht nemen en doen naleven van dit reglement;

    • d.

      datgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt;

    • e.

      met inachtneming van dit reglement, alle leden van de raad in de gelegenheid te stellen om te spreken over de aan de orde zijnde onderwerpen;

    • f.

      het benoemen van toezeggingen van het college aan de raad:

    • g.

      het stellen van conclusies, waarover gestemd wordt;

    • h.

      het doen plaatsvinden van stemmingen;

    • i.

      het meedelen van de uitslag van stemmingen.

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie bestaande uit drie raadsleden in.

  • 2. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden. Indien van toepassing wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter van de raad de toegelaten raadsleden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter van de raad in afwijking van het voorgaande een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 9 Benoeming wethouders

Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie bestaande uit drie raadsleden in. De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b eerste, derde en vierde lid en 41, eerste lid van de Gemeentewet en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

Artikel 10 Raadsfracties

  • 1. Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren. Indien een fractie gedurende een raadsperiode besluit van naamsaanduiding te veranderen geldt lid 5.

  • 3. De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter van de raad.

  • 4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Paragraaf 2 Voorbereiding Raadsvergaderingen

Artikel 11 Oproeping en bekendmaking

  • 1. De voorzitter van de raad attendeert de leden ten minste acht dagen tevoren op de vergadering door publicatie van:

    • a.

      de voorlopige agenda, waarop de te behandelen onderwerpen zijn vermeld;

    • b.

      de stukken behorende bij de voorlopige agenda, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2. Aan de agenda opgesteld door het presidium kunnen, zo het presidium het nodig oordeelt, als aanvulling onderwerpen worden toegevoegd. Een aanvulling en de desbetreffende stukken worden zoveel mogelijk ten minste tweemaal vierentwintig uur voor het houden van de vergadering digitaal gepubliceerd.

  • 3. De in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving geschiedt tevens door publicatie ervan in een in de gemeente verschijnend huis-aan-huisblad.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp aanhouden en/of verwijzen naar het college voor nadere inlichtingen of advies.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter van de raad kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 6. De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld.

Artikel 12 Inzage van stukken

  • 1. De stukken, die betrekking hebben op de zaken die aan de orde komen, worden een dag na de oproeping tot en met de dag van de vergadering ter inzage gelegd in de leeskamer voor de raads- en burgerraadsleden, en worden via het raadsinformatiesysteem gepubliceerd.

  • 2. Voor belangstellenden wordt de agenda verkort gepubliceerd in een in de gemeente verschijnend huis-aan-huisblad. De relevante stukken en de actuele agenda zijn te raadplegen in het raadsinformatiesysteem.

  • 3. Indien over stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier raadsleden inzage.

Paragraaf 3 Ter vergadering

Artikel 13 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het presidium bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. De indeling kan, indien daartoe aanleiding bestaat, na overleg met het presidium worden herzien.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 14 Presentielijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2. In de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke raadsvergadering wordt die lijst door de griffier en de voorzitter door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Quorum

  • 1. De voorzitter van de raad opent de vergadering, indien op het vastgestelde aanvangsuur het wettelijke vereiste aantal leden aanwezig is.

  • 2. Indien op dat tijdstip het wettelijke vereiste aantal leden niet aanwezig is, stelt de voorzitter van de raad de opening een kwartier uit.

  • 3. Indien dan het wettelijke vereiste aantal leden niet aanwezig blijkt te zijn, wordt de presentielijst gesloten en wordt gehandeld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 20, tweede lid van de Gemeentewet.

Artikel 16 Afhandeling agenda

Zowel de voorzitter van de raad als de raad - de raad slechts, indien daartoe bij voorstel van orde wordt verzocht en besloten – kunnen besluiten tot:

  • a.

    het afwijken van de volgorde van de agenda;

  • b.

    het gelijktijdig behandelen van twee of meer onderwerpen;

  • c.

    het gesplitst behandelen van een onderwerp;

  • d.

    het opschorten of sluiten van de beraadslagingen, dan wel het verdagen van de beslissing over een onderwerp;

  • e.

    het schorsen of verdagen van de vergadering.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over uitsluitend geagendeerde onderwerpen, mits het betreffende onderwerp niet geagendeerd is geweest in een openbare vergadering. Uitzondering hierop is een onderwerp dat geagendeerd is geweest in een openbare vergadering, maar dat na die vergadering het besluit ingrijpend is gewijzigd naar het oordeel van het presidium.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over de agendapunten “Vaststellen agenda” en “Inspraak en Uitspraak”.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken meldt dit uiterlijk voor 12.00 uur op de dag van de raadsvergadering aan de griffier. De inspreker vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp of onderwerpen waarover de inspreker het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de insprekers als er meer dan zes insprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De inspreker voert het woord, nadat de voorzitter dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 18 Beraadslaging in termijnen

Tenzij de raad anders bepaalt geschiedt de beraadslaging over onderwerpen of voorstellen in ten hoogste twee termijnen. De beraadslaging in termijnen is niet van toepassing voor de beeldvormende en oordeelsvormende commissies.

Artikel 18a Spreektijd

  • 1. Voor de behandeling van het totaal aan voorliggende college- en initiatiefvoorstellen en het agendapunt Inspraak en Uitspraak voor raadsleden geldt een spreektijd.

  • 2. De spreektijd wordt als volgt verdeeld: 37,5% voor de aanwezige fracties, 37,5% naar rato van het aantal in de vergadering aanwezige fractieleden en 25% voor het college.

  • 3. Fracties kunnen desgewenst spreektijd doorgeven aan andere fracties, echter niet aan het college. Het college kan geen spreektijd doorgeven aan (een) fractie(s).

  • 4. De vergadering(en) waarin de conceptbegroting wordt behandeld valt niet onder de leden 1 tot en met 3 van dit artikel, tenzij de raad op voorstel van het presidium anders beslist.

Artikel 19 Beraadslaging - Het voeren van het woord

  • 1. Een raadslid voert het woord in de raad nadat de voorzitter van de raad daar toestemming voor heeft gegeven.

  • 2. De voorzitter van de raad verleent de leden het woord in de volgorde, waarin zij het hebben gevraagd, met dien verstande, dat over een initiatiefvoorstel, een interpellatie, een amendement, een subamendement of motie, allereerst de indiener of de voorsteller het woord mag voeren ter toelichting.

  • 3. De volgorde wordt doorbroken wanneer een raadslid een voorstel van orde wil indienen. De voorzitter van de raad verleent aan dat raadslid het woord en laat het bepaalde in het vorige lid buiten toepassing. De leden kunnen hierop in korte bewoordingen reageren na daartoe van de voorzitter van de raad verlof te hebben gekregen.

  • 4. De voorzitter en ieder raadslid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 5. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 6. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier of de voorzitter van de raad deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter van de raad of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 21 Handhaving orde en schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter van de raad het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter van de raad kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel op andere wijze de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter van de raad tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter van de raad de raad voorstellen hem gedurende de vergadering, over het aanhangige onderwerp het woord te ontzeggen.

  • 3. De voorzitter van de raad kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Paragraaf 4 Stemmingen

Artikel 22 De besluitvorming

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 23 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag kort toelichten.

Artikel 24 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen of verworpen.

  • 2. Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

  • 3. In de vergadering aanwezige leden kunnen mondeling kenbaar maken, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 4. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5. De voorzitter of de griffier roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 24 lid1 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op basis van artikel 28 Gemeentewet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2. Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3. Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het amendement of subamendement gestemd dat het meest afwijkt van het oorspronkelijke voorstel.

  • 4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 26 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. Het stembureau doet in de vergadering mededeling van:

    • a.

      het aantal ingeleverde stembriefjes;

    • b.

      het aantal uitgebrachte geldige stemmen;

    • c.

      het aantal uitgebrachte stemmen, dat van onwaarde is;

    • d.

      het aantal geldige stemmen, dat op iedere persoon is uitgebracht;

    • e.

      de uitslag van de stemming.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter. Indien twijfel bestaat over de inhoud van een uitgebrachte stem, beslist de raad op voorstel van de voorzitter van de raad.

Artikel 27 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 28 Staking van stemmen over personen

  • 1. Indien de stemmen staken bij een herstemming of een tussenstemming als bedoeld in artikel 21, beslist terstond het lot. De griffier schrijft daartoe de namen van hen, tussen wie de loting plaatsvindt, op briefjes van dezelfde grootte en kleur, welke hij op dezelfde wijze gevouwen in de daartoe bestemde bus doet, waarna de voorzitter van de raad één van de briefjes daaruit neemt.

  • 2. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Artikel 29 Stembriefjes

Na afloop van de stemmingen als bedoeld in de artikelen 26, 27 en 28 worden de uitgebrachte stembriefjes door de griffier vernietigd.

Paragraaf 5 Verslaglegging, ingekomen stukken en toezeggingen

Artikel 30 Verslaglegging

  • 1. Van de raadsvergadering wordt een beeldverslag (videotulen) gemaakt dat in het raadsinformatiesysteem wordt vastgelegd. Dit verslag kan live worden bekeken en beluisterd via internet en daarna via het digitale archief.

  • 2. De griffier draagt zorg voor een besluitenlijst van de raadsvergadering.

  • 3. De besluitenlijst wordt digitaal via het raadsinformatiesysteem bekend gemaakt.

  • 4. De besluitenlijst bevat tenminste een vermelding van de voorstellen die aan de orde zijn geweest;

  • 5. De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld en ondertekend door de voorzitter van de raad en de griffier.

Artikel 31 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt een dag na de oproeping tot en met de dag van de vergadering op het besloten deel van het raadsinformatiesysteem gepubliceerd.

  • 2. De raad stelt op voorstel van de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Paragraaf 6 Bevoegdheden en instrumenten raadsleden

Artikel 32 Amendementen en subamendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is te allen tijde mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

  • 5. Destructieve amendementen zijn niet toegestaan. Onder een destructief amendement wordt verstaan een amendement dat volledig ingaat tegen het aanhangige voorstel.

Artikel 33 Moties

  • 1. Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter van de raad.

  • 2. De behandeling van een motie vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 4. Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 34 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Raadsleden, het presidium en de werkgeverscommissie dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Deze voorstellen worden, nadat het college van burgemeester en wethouders in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen te uiten, op de agenda van de eerstvolgende of daaropvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel dient eerst te worden behandeld in de oordeelsvormende commissie of voor advies naar het college te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 35 Inspraak en Uitspraak

  • 1. Op de agenda van elke raadsvergadering wordt het punt Inspraak en Uitspraak voor raadsleden opgenomen. Hiervoor is per vergadering maximaal 20 minuten beschikbaar. Indien vragen door gebrek aan tijd niet kunnen worden beantwoord, zal de beantwoording binnen een week schriftelijk plaatsvinden. De beantwoording is openbaar. Het raadslid dat vragen wil stellen, meldt dit -onder vermelding van de vraag- uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de vergadering bij de griffier.

  • 2. Het agendapunt "Inspraak en Uitspraak" is bedoeld voor het aan het college en/of de burgemeester stellen van vragen met een actueel karakter welke vragen zich lenen voor directe en korte beantwoording. In dit kader dienen zowel het stellen van een vraag als het geven van het antwoord niet langer dan één minuut elk te duren.

Artikel 36 Technische vragen

  • 1. Technische vragen worden kort en duidelijk geformuleerd in het door de griffier geleverde format. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Technische vragen worden gesteld over een voorstel op de agenda van raadsvergaderingen en oordeelsvormende commissies.

  • 2. Indiening van technische vragen vindt plaats via de griffier uiterlijk maandag vóór 9.00 uur voorafgaand aan raadsvergaderingen en oordeelsvormende commissies.

  • 3. Beantwoording van technische vragen vindt plaats uiterlijk woensdag vóór 17.00 uur voorafgaand aan raadsvergaderingen en oordeelsvormende commissies.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd in het door de griffier geleverde format. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Indien sprake is van vragen waarvan moet worden aangenomen dat ofwel de vragen ofwel de beantwoording ervan vertrouwelijke informatie bevat zal openbaarmaking achterwege blijven.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad, via de griffier, ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 21 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan, via de griffier, gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord. De termijn van beantwoording bedraagt maximaal 21 dagen.

  • 4. De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 31 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door burgemeester en wethouders gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 38 Interpellatie

  • 1. Ieder raadslid kan verzoeken tot het houden van een interpellatie. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad via de griffier. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter van de raad brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3. Als het verzoek ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter van de raad spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 5. De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de voorzitter van de raad via de griffier.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 21 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan, via de griffier, gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord. De termijn van beantwoording bedraagt maximaal 21 dagen.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 40 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 41 Werkgroepen

  • 1. De raad kan, al of niet op voorstel van het presidium, werkgroepen instellen of ontbinden.

  • 2. De leden van een werkgroep zijn lid van de raad of steunfractielid.

  • 3. De leden van een werkgroep kiezen uit hun midden een voorzitter.

  • 4. Een werkgroep kan worden bijgestaan door de (plaatsvervangend) griffier. De griffier heeft in de vergadering een adviserende stem.

  • 5. De raad bepaalt de termijn, waarbinnen een werkgroep haar taak moet hebben vervuld.

  • 6. Het verslag, eventueel vergezeld van een voorstel, van een werkgroep wordt via het presidium voorgesteld aan de raad.

  • 7. Een werkgroep is, behoudens het in dit artikel gestelde, vrij om haar werkwijze te bepalen.

Paragraaf 7 Lidmaatschap van een Gemeenschappelijke Regeling

Artikel 42 Lidmaatschap van een Gemeenschappelijke Regeling

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de raad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur of dagelijks bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Gemeentewet gemeenschappelijke regelingen, doet schriftelijk verslag over zaken die in het algemeen of dagelijks bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk gestuurd aan de griffier. Het presidium agendeert de verslagen in de eerstvolgende commissie- dan wel raadsvergadering. Nadere bespreking van dit verslag kan de voorzitter van de raad verwijzen naar de oordeelsvormende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in eerste lid schriftelijk vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid vragen wil stellen of ter verantwoording wenst te roepen, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 39, zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk III Vergadering beeldvormende en oordeelsvormende commissies en commissie Audit

Paragraaf 1 Taken en samenstelling

Artikel 43 Instelling

  • 1. De raad organiseert commissies voor de beeldvorming van de raad. Onderwerpen mogen door een ieder worden aangedragen. Het presidium beslist over het onderwerp, de vorm en de plaats.

  • 2. De raad organiseert oordeelsvormende commissies, zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • 3. De raad stelt de commissie Audit in. De hierna genoemde artikelen zijn, daar waar van toepassing, tevens geldend voor de commissie Audit.

Artikel 44 Taken

De taken zijn:

  • a.

    het voorbereiden van de besluitvorming in de raad, het daartoe zo nodig overleg voeren met het college, en het uitbrengen van advies aan de raad;

  • b.

    informatie verzamelen en delen, elkaar bevragen c.q. overtuigen;

  • c.

    bepalen of een voorstel rijp is voor beraadslaging en besluitvorming in de raadsvergadering.

  • d.

    het presidium bepaalt middels de agendering welk onderwerp in welke commissie aan de orde komt. De taakvelden van de commissies worden niet geëxpliciteerd.

Artikel 45 Voorzitter

  • 1. De voorzitter van beeldvormende en oordeelsvormende commissie en van de commissie Audit is – naast hetgeen hem in deze verordening of op grond van de Gemeentewet is opgedragen – belast met:

    • a.

      het leiden van de commissie;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het in achtnemen en doen naleven van deze verordening;

    • d.

      het geven van gelegenheid aan alle leden – met in achtneming van deze verordening – te spreken over de aan de orde zijnde onderwerpen;

    • e.

      het benoemen van toezeggingen van het college aan de raad;

Artikel 46 Samenstelling

  • 1. De raad kan op voorstel van de desbetreffende fracties steunfractieleden benoemen. Iedere fractie in de raad heeft het recht maximaal drie steunfractieleden te doen benoemen. De kandidaat-steunfractieleden dienen te voldoen aan de eisen van het lidmaatschap van de raad. De artikelen 15 en 28 van de Gemeentewet zijn op de steunfractieleden van overeenkomstige toepassing. Het door de raad benoemde steunfractielid ontvangt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissies conform het bepaalde in de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. Alle bepalingen die van toepassing zijn op de leden van de commissies zijn van overeenkomstige toepassing op steunfractieleden.

  • 2. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de steunfractieleden in handen van de voorzitter de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot steunfractielid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als steunfractielid naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!")

  • 3. In de beeldvormende en oordeelsvormende commissies hebben fracties zitting met maximaal 2 leden.

  • 4. De raadsfracties bepalen welke raadsleden en steunfractieleden bij de agendapunten het woord voeren namens de fractie.

  • 5. Steunfractieleden worden op voordracht van de fracties door de raad benoemd, uit de meerderjarige ingezetenen van de gemeente, en zijn inzetbaar voor werkgroepen, beeldvormende en oordeelsvormende commissies.

  • 6. De benoeming van de steunfractieleden heeft in de regel plaats in de eerste vergadering van een nieuwe zittingsperiode van de raad. De benoeming geschiedt voor de duur of bij een tussentijdse benoeming voor de resterende duur van de lopende zittingsperiode.

  • 7. Een steunfractielid die de hoedanigheid op grond waarvan hij steunfractielid is verliest, treedt tegelijkertijd af in de desbetreffende functie in de beeldvormende en oordeelsvormende commissies en werkgroepen.

  • 8. Steunfractieleden kunnen tussentijds ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad.

  • 9. De commissie Audit bestaat uit maximaal vier raadsleden en maximaal twee plaatsvervangende commissieleden, die door de raad worden benoemd. De plaatsvervangende commissieleden zijn ofwel raadslid ofwel steunfractielid.

Paragraaf 2 Voorbereidingen

Artikel 47 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd – tenminste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld, als genoemd in artikel 12, tweede lid, van deze verordening, wordt deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, aan de leden gezonden.

Artikel 48 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de commissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De vergadering bepaalt in welke commissie het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de vergadering de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Paragraaf 3 Ter vergadering

Artikel 49 Quorum

  • 1. De beeldvormende en oordeelsvormende commissies vinden plaats slechts als behalve de voorzitter van de commissie, de helft van de in de raad vertegenwoordigde fracties aanwezig is.

  • 2. Indien het in lid 1 vermelde aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter van de commissie een nieuwe vergadering, die kan worden gehouden ongeacht het aantal opgekomen leden; in deze vergadering worden geen punten behandeld die niet in de oproep voor de eerste vergadering vermeld zijn geweest.

Artikel 50 Aanwezigheid college en anderen

  • 1. De wethouders worden standaard uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en kunnen aan de beraadslaging deelnemen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders heeft toegang tot alle relevante stukken van de commissie.

  • 3. De leden van het college worden door de voorzitter van de commissie in de gelegenheid gesteld ook over niet op de agenda voorkomende onderwerpen mededeling te doen.

  • 4. Op verzoek van de raad kan, via het college, een ambtenaar worden uitgenodigd, een vergadering bij te wonen om inlichtingen of adviezen te verstrekken.

  • 5. Het college kan zich ambtelijk laten bijstaan door een ambtenaar.

  • 6. Het presidium kan op verzoek van de raad ook deskundigen buiten het gemeentepersoneel raadplegen en uitnodigen tot het bijwonen van beeldvormende en oordeelsvormende commissies.

Artikel 51 Het voeren van het woord

  • 1. Een ieder voert het woord in de commissie nadat de voorzitter daar toestemming voor heeft gegeven.

  • 2. De voorzitter verleent de leden het woord in de volgorde, waarin zij het hebben gevraagd, met dien verstande, dat over een initiatiefvoorstel, een voorgenomen amendement, een subamendement of motie, allereerst de indiener of de voorsteller het woord mag voeren ter toelichting.

  • 3. De volgorde wordt verbroken wanneer een raadslid of steunfractielid een voorstel van orde wil indienen. De voorzitter verleent aan dat raadslid of steunfractielid het woord en laat het bepaalde in het vorige lid buiten toepassing. De leden kunnen hierop in korte bewoordingen reageren na daartoe van de voorzitter verlof te hebben gekregen.

  • 4. De voorzitter en ieder raadslid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. Over een voorstel van orde beslist de vergadering terstond.

Artikel 52 Inspreken

  • 1. Inspreken in commissies verloopt anders dan inspreken in raadsvergaderingen, waarvoor artikel 17 van toepassing is.

  • 2. Belangstellenden worden in een openbare vergadering van de commissie in de gelegenheid gesteld mee te praten over onderwerpen die op de agenda staan vermeld en/of over niet-geagendeerde onderwerpen.

  • 3. Per onderwerp kunnen maximaal zes personen meepraten. Zij maken zich bekend bij de griffie uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de commissie. Bij meer dan zes personen is de commissievoorzitter bevoegd om af te wijken van het bepaalde.

  • 4. Elke inspreker krijgt voorafgaand aan het agendapunt vijf minuten spreektijd. Als de vergadering het punt in de eerste termijn heeft besproken krijgt de inspreker nog één minuut de tijd om een reactie te geven.

  • 5. De inspreker voert het woord, nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend.

  • 6. De commissievoorzitter is bevoegd van het bepaalde in de lid 4 af te wijken indien dit van belang is voor het goede verloop van de vergadering.

Artikel 53 Verslaglegging

  • 1. Van een vergadering van de oordeelvormende commissie wordt een beeldverslag (videotulen) gemaakt dat in het raadsinformatiesysteem wordt vastgelegd. Dit verslag kan live worden bekeken en beluisterd via internet en daarna via het digitale archief.

  • 2. De griffier noteert de door de voorzitter van de beeldvormende en oordeelsvormende commissies en de commissie Audit benoemde toezeggingen van het college op de aandachtspuntenlijst.

Hoofdstuk IV Besloten vergaderingen van commissies

Artikel 54 Toepassing reglement op besloten vergaderingen

  • 1. Op besloten commissievergaderingen en de commissie Audit is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. Steunfractieleden mogen aanwezig zijn bij besloten commissievergaderingen en de commissie Audit. Voor hen gelden dezelfde verplichtingen ten aanzien van geheimhouding als voor de raadsleden.

Artikel 55 Verslaglegging besloten vergadering van commissies

  • 1. Van een besloten commissievergadering wordt een beeldverslag (videotulen) gemaakt dat in het besloten deel van het raadsinformatiesysteem kan worden bekeken en beluisterd.

  • 2. De griffier noteert de door de commissievoorzitter benoemde toezeggingen van het college op de aandachtspuntenlijst.

Artikel 56 Opheffen geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk V Toehoorders, pers en communicatiemiddelen

Artikel 57 De toehoorders

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen de openbare raadsvergaderingen en de openbare commissievergaderingen bijwonen op de daartoe voor hen bestemde plaatsen in de vergaderzaal.

  • 2. Toehoorders mogen zich niet in de discussie mengen, met gebruikmaking van hulpmiddelen of anderszins blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of op een andere wijze de orde verstoren.

  • 3. De voorzitter van de raad of van de commissie kan toehoorders die zich niet houden aan hetgeen in het tweede lid van dit artikel is bepaald, uit de vergaderzaal doen verwijderen voor de duur van de vergadering.

  • 4. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering of commissie geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiertoe vooraf mededeling aan de voorzitter van de raad of de commissie en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 58 Toepassing reglement

In de gevallen, waarin dit reglement niet voorziet of wanneer een artikel voor verschillende uitleg vatbaar blijkt te zijn, beslist de raad.

Artikel 59 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als: “Reglement van orde voor de raadsvergaderingen en de commissies van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest 2016”.

Artikel 60 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 30 september 2016.

  • 2. Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum wordt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad, vastgesteld door de raad bij besluit van 31 januari 2013, ingetrokken.

  • 3. Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum wordt de Verordening op de raadscommissies 2012, vastgesteld door de raad bij besluit van 20 december 2012, ingetrokken.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van Oegstgeest op 29 september 2016,
de griffier,
de heer F. Kromhout
de voorzitter,
de heer E.R. Jaensch