Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 juli 2007, nr. 74/07;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING MATERIËLE EN FINANCIËLE GELIJKSTELLING ONDERWIJS OEGSTGEEST 2007

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college :

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest;

b. schoolbestuur :

bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

c. school :

school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, school voor voortgezet onderwijs (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs;

d. voorziening :

een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

e. aanvullende voorziening :

een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

f. indieningsdatum :

uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

g. toekenningscriteria :

de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

h. tijdvak :

periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

i. subsidieplafond :

het door de raad of het college vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;

j. feitelijke beschikbaarstelling:

de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

k. subsidievaststelling :

de beschikking van het college waarin het subsidie-bedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat;

l. subsidieverlening :

de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidie-bedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. Het college stelt voor een voorziening het subsidieplafond vast en bepaalt hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 2. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum, aan de schoolbesturen bekend. Bij voorzieningen waarvoor de indieningsdatum niet van toepassing is, vanwege de permanente aard, wordt deze informatie vóór 31 januari van het lopende kalenderjaar aan de schoolbesturen verstrekt.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks vóór 31 december zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen van het afgelopen kalenderjaar.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURES

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekend-gemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door het college vastgestelde formulier.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de onderwijssoort en de naam van de school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

Indien ten aanzien van een voorziening een ingangsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens, tenzij anders vastgelegd in de van toepassing zijnde bijlage. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening (gedeeltelijk) in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van de verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of binnen 8 weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van het besluit stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening (gedeeltelijk) in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond – voor zover deze op de aanvullende voorziening van toepassing is – zou worden overschreden.

Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking van burgemeester en wethouders tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening of

    • b.

      een subsidieverlening of

    • c.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • b.

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

    • c.

      voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegde aan het college.

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3. Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van het besluit stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2. Het college betaalt het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling

  • 1. Het college kan een beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het college bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaats-gevonden;

    • b.

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 16 Intrekken of wijzigen beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, indien:

    • a.

      het bepaalde in artikel 15, eerste lid, onder b en c van toepassing is;

    • b.

      de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden;

    • c.

      het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 17 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 13, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 18 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van het college, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 20 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007.

  • 2. De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 september 2007.

voorzitter
griffier

TOELICHTING op de Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs Oegstgeest 2007.

1. Inleiding

Vanaf 1 januari 1997 is met betrekking tot de financiële en materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder basis-, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs gefaseerd nieuwe regelgeving van kracht geworden. De wijziging houdt in dat de gemeenten op basis van een verordening voor nader te omschrijven voorzieningen extra middelen (boven de reguliere rijksvergoedingen) beschikbaar kunnen stellen, zonder dat deze onder de werking van de overschrijdingsregeling vallen.

2. Mogelijkheden

De nieuwe wettelijke regeling biedt voor gemeenten en schoolbesturen mogelijk-heden:

  • a.

    voor de gemeente: gerichte subsidiëring van voorzieningen voor openbaar en bijzonder onderwijs, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden van scholen;

  • b.

    voor het schoolbestuur: de mogelijkheid van subsidiëring van voorzieningen om voor de school specifieke problemen op te lossen.

Dit alles zonder dat de gemeente met het automatisme van doorbetaling aan het bijzonder onderwijs wordt belast. In de praktijk waren gemeenten meestal wel bereid om mee te werken aan de oplossing van problemen welke niet binnen de reguliere rijksvergoeding zijn geregeld. Het automatisme van doorbetaling leverde voor de meeste gemeenten onoverkomelijke bezwaren op, tenzij afspraken met het totale onderwijsveld konden worden gemaakt, waarbij de schoolbesturen (schriftelijk) verklaarden af te zien van aanspraken op grond van de wettelijke financiële gelijkstelling.

Beide partijen zijn met een verordening verruimd/versterkt in hun positie:

  • ·

    de gemeente is niet meer belast met het automatisme van doorbetaling;

  • ·

    het schoolbestuur heeft de mogelijkheid om schoolspecifieke problemen onder de aandacht te brengen van het gemeentebestuur, gericht op verkrijging van gemeentesubsidie.

Bij de introductie van lokaal onderwijsbeleid heeft het fenomeen 'op overeenstemming gericht overleg' zijn intrede gedaan. Dit platform (in Oegstgeest ‘het schoolbesturenoverleg’) is uitermate om zaken die vragen om een oplossing via gemeentelijke subsidiëring, aan de orde te stellen.

3. Wettelijk kader

Bij de wetswijziging zijn de volgende elementen van essentieel belang:

  • a.

    handhaving van de bestaande overschrijdingsregeling in het kader van de financiële gelijkstelling (vergelijking uitgaven openbaar onderwijs versus rijksvergoeding openbaar onderwijs en vaststelling mogelijke overschrijding);

  • b.

    gemeenten wordt de mogelijkheid geboden extra middelen bovenop de rijksvergoedingen beschikbaar te stellen zonder dat de overschrijdingsregeling belemmerend werkt.

Aanvullende gemeentelijke uitgaven moeten plaatsvinden op basis van een verordening. In de gemeentelijke verordening moet het volgende worden geregeld:

  • ·

    de omschrijving van de voorziening;

  • ·

    de gelijke behandeling van het openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf;

  • ·

    een aanvraagprocedure;

  • ·

    de gemeenteraad kan bepalen dat burgemeester en wethouders de regeling tijdelijk kunnen aanvullen;

  • ·

    burgemeester en wethouders maken jaarlijks een overzicht van de toegekende voorziening bekend;

  • ·

    een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente is gelegen, in aanmerking kan komen voor voorzieningen als bedoeld in de verordening.

Het gaat om bekostiging van voorzieningen welke niet door de reguliere rijksvergoeding worden gedekt. Voorbeelden hiervan zijn: schoolzwemmen, specifiek leerlingenvervoer onder schooltijd, extra onderhoud als gevolg van huisvesting in een monument, kosten van extra toezicht op schoolgebouwen.

4. Materiële gelijkstelling versus de overschrijdingsregeling

De materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs houdt in, dat scholen recht hebben op een zelfde voorziening voor zover die scholen in een zelfde positie met betrekking tot die voorziening verkeren. Een voorbeeld ter verduidelijking van het verschil met de overschrijdingsuitkering is de volgende:

a. Materiële gelijkstelling

De gemeente acht het van belang dat scholen de beschikking hebben over een computer ten behoeve van de administratie (bijvoorbeeld voor de leerling administratie). In dit geval heeft elke openbare en bijzondere school recht op één computer, ongeacht de schoolgrootte. De computers kunnen beschikbaar worden gesteld via de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs. De gemeente kan hiermee de computers gericht aan de scholen toekennen.

b. Overschrijdingsuitkering

Alternatief (toepassing overschrijdingsregeling) is om de computers aan te schaffen voor de openbare scholen. De kosten zouden dan worden geboekt als een 'uitgave openbaar onderwijs' en meetellen bij de overschrijdingsregeling. Voor het bijzonder onderwijs zou de laatste handelwijze betekenen dat er geen automatische aanspraak op de computers ontstaat. Immers, een eventuele doorbetaling is afhankelijk van de resultaten van de jaarlijkse vaststelling van kosten en de bijbehorende vijfjaarlijkse afrekening. Er is ook een verschil in tijd: aanschaf van de computer door het bijzonder onderwijs kan pas na uitbetaling van de eventuele overschrijding of voorschot daarop door de gemeente. Verder is er geen verplichting voor een bijzondere school om een computer aan te schaffen. De overschrijdingsuitkering is vrij besteedbaar door het school-bestuur.

Indien de gemeente van oordeel is dat elke school binnen de gemeente over een computer zou moeten beschikken, dan is de weg via de verordening de meest effectieve handelwijze.

5. De verordening en afspraken tussen gemeente en schoolbesturen

Nu de gemeente geen openbaar onderwijs meer in stand houdt (er is geen openbaar onderwijs binnen de gemeente of het openbaar onderwijs is vermogensrechtelijk verzelfstandigd) en de gemeente wil extra's aan het lokale onderwijs toekennen, moet dat formeel via de verordening. Artikel 6 van de Wet Primair Onderwijs (WPO) bepaalt immers dat geen uitgaven aan het onderwijs worden gedaan dan krachtens een wettelijke bepaling. Toekenningen via de verordening worden gedaan krachtens een wettelijke bepaling.

Naast de mogelijkheid van de verordening, biedt de wet ook de mogelijkheid om afspraken te maken tussen gemeente en schoolbesturen dat bepaalde uitgaven buiten de overschrijdingsregeling vallen. Op basis van artikel 142, lid 4 van de WPO zal de gemeente dan met elk afzonderlijk schoolbestuur moeten afspreken dat voor dat schoolbestuur bepaalde uitgaven niet meetellen bij het bepalen van het overschrijdingsbedrag. Dit betekent, dat ook zonder de toepassing van de artikelen 140 of 141 van de WPO en zonder verordening voorzieningen ten behoeve van het openbaar onderwijs buiten de overschrijdingsregeling kunnen blijven. Hiervoor is dan wel de expliciete medewerking van bevoegde gezagen van het bijzonder onderwijs nodig.

6. Inhoud van de verordening

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een modelverordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gepubliceerd. De modelverordening bestaat uit een viertal blokken:

  • 1.

    Hoofdstuk Algemene bepalingen

  • 2.

    Hoofdstuk Procedures

  • 3.

    Hoofdstuk Slotbepalingen

  • 4.

    Bijlage Voorzieningen

6.1 Algemene bepalingen

n het hoofdstuk Algemene bepalingen zijn de onderwerpen subsidieplafond, verdelingsregels, aanvullende voorziening en het jaarlijkse overzicht opgenomen. De gemeenteraad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen en verdelingsregels vaststellen. De raad kan dit overdragen aan burgemeester en wethouders die de gemeentebegroting in acht moeten nemen. Burgemeester en wethouders maken zowel het subsidieplafond als de verdelingsregels bekend aan de schoolbesturen uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum voor de aanvragen. Daarnaast is de bevoegdheid van het college geregeld met betrekking tot het tijdelijk aanvullen van de verordening met een voorziening. Tot slot is aan het college opgedragen het jaarlijkse overzicht aan de bevoegde gezagen toe te zenden.

6.2 Procedures

In het hoofdstuk procedures worden de procedures met betrekking tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van voorzieningen, de indiening van de aanvraag en de beslistermijnen behandeld.

Bij de toekenning van de voorziening kan sprake zijn van het feitelijk, in natura beschikbaar stellen van een voorziening of het toekennen van een subsidiebedrag. In de betreffende beschikking wordt aangeven het tijdvak waarvoor de toekenning geldt en de wijze waarop het bevoegd gezag de voorziening dient uit te voeren. De gemeente kan kiezen voor tweeërlei vormen van subsidiëring:

  • ·

    via de zgn. subsidieverlening met bevoorschotting en afrekening;

  • ·

    via de subsidievaststelling, waarbij de subsidie direct definitief wordt vastgesteld en betaalbaar gesteld.

6.3 Slotbepalingen

In de slotbepalingen is de informatieplicht voor het bevoegd gezag opgenomen. Zoals gebruikelijk in gemeentelijke verordeningen beslist het college in die gevallen - de uitvoering van de verordening betreffende - waarin de verordening niet voorziet.

6.4 Bijlagen

In de Bijlage 'Voorzieningen' moet een gemeente aangegeven welke voorzieningen onder de werking van de verordening vallen. Per voorziening wordt een aparte bijlage opgenomen. In de bijlage bij de verordening worden per voorziening de volgende punten beschreven:

  • 1.

    Aanduiding van de voorziening

  • 2.

    Indieningsdatum

  • 3.

    Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

  • 4.

    Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening

  • 5.

    Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

  • 6.

    Subsidieplafond

7. Vormgeving toekenning subsidie

De subsidie wordt verleend op basis van een beschikking, welke zijn oorsprong vindt in (een bijlage bij) de verordening. De subsidie kan worden verstrekt op basis van een toekenningsbeschikking, bevoorschotting en afrekenbeschikking (rekening en verantwoording). Subsidie kan worden toegekend op basis van normering of begroting, waarbij de toegekende subsidie wordt beschikbaar gesteld als definitief bedrag. Het toegekende bedrag wordt dan vervolgens betaalbaar gesteld, ongeacht de feitelijke kosten. Toewijzing van het recht om van een voorziening (in natura) gebruik te mogen maken, is een andere mogelijkheid. Verrekening van/met de feitelijke kosten blijft ook dan achterwege. Overwegingen van bestuurslasten en verhouding administratieve handelingen versus subsidiebedrag spelen voor zowel de gemeente als het schoolbestuur een rol bij de keuze voor de te volgen systematiek.

8. Rechtsbescherming

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing op het traject van de beschikking. Tegen de toekenning/afrekenbeschikking kan bezwaar worden gemaakt c.q. beroep worden ingesteld.

In afwijking van de gebruikelijke werkwijze met betrekking tot de rechtsbescherming is in het geval van de vaststelling van de verordening door de gemeente (algemeen verbindend voorschrift) óók bezwaar en beroep mogelijk. Indien een schoolbestuur het niet eens is met de verordening, bijvoorbeeld omdat een gelijke behandeling tussen scholen niet is gewaarborgd, kan dus tegen de vaststelling en de inhoud van de verordening bezwaar en beroep worden aangetekend. Een beschikking is hierbij niet noodzakelijk. Tegen de toekenning van subsidie door de gemeenteraad kan een bezwaarschrift bij de raad worden ingediend. Indien het college van burgemeester en wethouders belast is met de uitvoering van de subsidieregeling, met andere woorden het college beschikt op de ingediende aanvragen, dan is indiening van een bezwaarschrift bij het college op zijn plaats. Na de beslissing op het bezwaarschrift kan belanghebbende nog in beroep gaan bij de arrondissementsrechtbank, afdeling Bestuursrechtspraak. Conform de Awb bestaat er dan uiteindelijk hoger beroep open op de Raad van State te Den Haag.

Bijlage 1 Taalondersteuning

[vervallen]

Bijlage 1 A Prioriteitennotitie Ondersteuning Anderstaligen

[vervallen]

Bijlage 2 Zorgbepaling

[vervallen]

Bijlage 2 A Toelichting op zorgbepaling

[vervallen]

Bijlage 3 Preventieve logopedie in de schoolse periode

[vervallen]

Bijlage 4 Gemeentelijk vakonderwijs

[vervallen]

Bijlage 5 Natuur- en milieueducatie

[vervallen]

Bijlage 6 Voorziening haalbaarheidsonderzoek

I Aanduiding van de voorziening

Voorziening haalbaarheidsonderzoek

Dit betreft een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot het realiseren van één van de volgende voorzieningen huisvesting onderwijs:

  • a.

    nieuwbouw, en

  • b.

    vervangende nieuwbouw.

II Datum indienen aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor het bekostigen van deze voorziening moet jaarlijks worden ingediend voor 1 februari van het jaar waarin het ‘programma voorzieningen huisvesting onderwijs’ voor het daaropvolgende jaar wordt vastgesteld.

  • 2.

    Aanvragen die na de in het eerste lid genoemde datum worden ingediend worden door het college niet in behandeling genomen.

III Periode waarvoor de voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt toegekend voor het kalenderjaar waarop het vastgestelde programma voorzieningen huisvesting onderwijs van toepassing is.

IV Criteria voor toekenning van de voorziening

Aanspraak op deze voorziening ontstaat op het moment dat het voornemen bestaat te komen tot het realiseren van een uitbreidingsgebied of een herstructurering van een wijk, waarbij onderzoek moet uitwijzen of één van de onder I genoemde voorzieningen moet worden gerealiseerd. Het onderzoek moet uitwijzen:

  • a.

    dat een voorziening noodzakelijk is;

  • b.

    de omvang van deze voorziening, mogelijk in relatie met het realiseren van een multi-functionele accommodatie, en

  • c.

    de locatie van de voorziening in relatie met herschikking van de schoolgebouwen respectievelijk met herstructurering van een wijk.

V Subsidieplafond

De kosten maken onderdeel uit van de totale kosten van de planontwikkeling en worden per afzonderlijk krediet beschikbaar gesteld. Er geldt geen bekostigingsplafond.

VI Wijze waarop de voorziening wordt toegekend

  • 1.

    De omvang van een voorziening wordt door het college berekend in relatie met het ontwikkelen van:

    • a.

      een meerjarenperspectief voor de omvang en spreiding van de voorzieningen huisvesting onderwijs, en

    • b.

      een projectplan in relatie met de herstructurering van een wijk.

  • 2.

    De voorziening wordt beschikbaar gesteld aan het schoolbestuur tenzij het college besluit zelf de opdracht te verstrekken voor het haalbaarheidsonderzoek.

VII Verantwoording

Na het afronden van de werkzaamheden wordt door het bevoegd gezag of het college inzicht gegeven in de gemaakte kosten. Daarbij wordt vermeld of tot de kosten ook behoren de kosten van het maken van een (schets)ontwerp voor de te realiseren accommodatie. Wordt besloten het project te realiseren conform het in het projectplan opgenomen (schets)ontwerp, dan worden de kosten van het maken van het (schets)ontwerp in mindering gebracht op investeringsbedrag dat voor het realiseren van deze voorziening is opgenomen in het programma voorzieningen huis¬vesting onderwijs.

Toelichting

In de situatie dat een nieuwbouwwijk wordt gerealiseerd of een herstructurering van een wijk plaatsvindt, wordt over het algemeen eerst een onderzoek ingesteld met vragen als:

  • -

    wat is de omvang van de (nieuwbouw)wijk?

  • -

    welk soort woningen worden er gerealiseerd?

  • -

    is op basis van deze verwachting een basisschool in de (nieuwbouw)wijk noodzakelijk?

  • -

    wat moet de capaciteit van het schoolgebouw worden?

  • -

    moeten er meerdere functies in het gebouw komen en zo ja, welke?

  • -

    welke ‘richting’ komt in aanmerking voor het realiseren van deze voorziening?

Dit betekent dat er in principe een haalbaarheidsonderzoek plaatsvindt naar de noodzaak en omvang van de voorzieningen in het gebied, zonder dat er zekerheid bestaat of er een voorziening moet worden gerealiseerd.

Is vervolgens de conclusie dat er een voorziening wordt gerealiseerd, dan kan het betreffende bevoegd gezag een aanvraag indienen voor het bekostigen van de voorziening.

De kosten van het haalbaarheidsonderzoek komen volledig voor rekening van de gemeente, tenzij er gedurende het onderzoek kosten zijn gemaakt die een relatie hebben met de ontwikkeling van het bouwplan. Zijn het aanwijsbare kosten, dan worden deze kosten betrokken bij het beschikbaar stellen van het investeringsbedrag op het moment dat de voorziening in het programma is opgenomen. Dit bedrag wordt dan in mindering gebracht op het bedrag dat het bevoegd gezag ontvangt voor het realiseren van de investering. Deze kosten zijn in principe vergelijkbaar met het voorbereidingskrediet, waarvan sprake is in artikel 3 van de ‘verordening voorzieningen huisvesting onderwijs’.

Bijlage 7 Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs

IAanduiding van de voorziening

Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs

Het betreft onderhoud of aanpassing van een lokaal voor bewegingsonderwijs.

Onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • a.

    aanpassing, bestaande uit:

    • 1°.

      het maken van voldoende wasgelegenheid waar deze bij het lokaal bewegingsonderwijs ontbreekt en dit belemmerend werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik van het lokaal bewegingsonderwijs;

    • 2°.

      wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw als het gebouw anders niet geschikt is voor het primair onderwijs en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs, omdat:

      • A.

        de netto vloeroppervlakte van een lokaal bewegingsonderwijs niet minstens 252 vierkante meter netto is en de hoogte niet minstens 5 meter bedraagt, en

      • B.

        het lokaal bewegingsonderwijs niet voorzien is van minstens twee kleedruimten met een was- of douchegelegenheid;

    • 3°.

      voorzieningen voor eisen voortkomend uit wet- en regelgeving;

    • 4°.

      vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties;

  • b.

    onderhoud, bestaande uit:

    • 1°.

      vervangen dakbedekking, hemelwaterafvoer, dakrand, daklichten;

    • 2°.

      vervangen buitenberging of dak buitenberging;

    • 3°.

      vervangen rijwielstalling of rijwielstaanders;

    • 4°.

      vervangen brandtrap;

    • 5°.

      vervangen erfscheiding;

    • 6°.

      vervangen of herstellen riolering of bestrating schoolplein;

    • 7°.

      vervangen binnenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

    • 8°.

      vervangen buitenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

    • 9°.

      vervangen radiatoren, convectoren of leidingen voor centrale verwarming;

    • 10°.

      vervangen dakpannen, inclusief houtwerk, dakrand en goten;

    • 11°.

      vervangen boeiboorden.

IIDatum indienen aanvraag

De aanvraag voor het bekostigen van de voorziening moet uiterlijk vóór 1 februari van het jaar voorafgaande aan het jaar van bekostiging bij het college worden ingediend. Bij de aanvraag moeten worden overgelegd:

  • a.

    een rapportage waaruit de noodzaak blijkt van de voorzieningen, of

  • b.

    een bouwkundige rapportage die voldoet aan NEN 2767 en aantoont dat het gevraagde onderhoud noodzakelijk is, en

  • c.

    een offerte van de kosten.

IIIPeriode waarvoor de voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend. Is het niet mogelijk om de voorziening in het toegekende jaar te realiseren, dan moet het bevoegd gezag voor 1 september van het toegekende jaar bij het college een gemotiveerd verzoek indienen om uitstel van de uitvoering van de voorziening. Het college beslist voor 1 november daaropvolgend.

IVCriteria voor toekenning van de voorziening

Voor deze voorziening komt in aanmerking het bevoegd gezag van een school of neven-vestiging voor:

  • a.

    basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, of

  • b.

    speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, dat juridisch eigenaar is van een school voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs die zich bevindt op het grondgebied van de gemeente en juridisch eigenaar is van een lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente.

Voorts geldt:

  • 1.

    De noodzaak van de voorziening:

    • a.

      ‘maken van voldoende wasgelegenheid’ is aanwezig als bij het lokaal bewegingsonderwijs geen twee wasgelegenheden zijn;

    • b.

      ‘ingebruikneming’ blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en het geschikt maken van het gebouw met redelijke kosten, dit ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;

    • c.

      ‘eisen voortkomend uit wet- en regelgeving’ blijkt als wordt vastgesteld dat het gebouw niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving, terwijl onontkoombaar is dat dit verschil op korte termijn moet worden opgeheven;

    • d.

      ‘vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties’ blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is;

    • e.

      ‘onderhoud’ blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan:

      • 1°.

        ten minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname op grond van NEN 2767, en

      • 2°.

        regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.

  • 2.

    Bovenstaande voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van de Verordening voorzieningen huisvesting onder¬wijs gemeente Oegstgeest 2015 gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een andere, goedkopere, voorziening mogelijk is. Dit ter beoordeling van het college.

V Subsidieplafond

Voor deze voorziening wordt geen subsidieplafond gehanteerd. Het geld kan worden onttrokken aan de ‘Voorziening onderhoud gymnastieklokalen’ in de gemeentebegroting.

VI Wijze waarop de voorziening wordt toegekend

  • 1.

    De voorziening wordt voorlopig toegekend op basis van de door het bevoegd gezag bij de ingediende aanvraag overgelegde offerte.

  • 2.

    Het definitieve bedrag wordt vastgesteld op basis van de offertes die zijn aangevraagd nadat de voorziening is toegekend.

  • 3.

    Bij het opvragen van de definitieve offertes is het bevoegd gezag gehouden aan de gemeentelijk richtlijnen voor het opvragen van offertes.

Toelichting

Als gevolg van de wetswijziging per 1 januari 2015 vervalt de zorgplicht voor de gemeente voor het bekostigen van onderhoud en aanpassen lokalen bewegingsonderwijs. Desondanks blijft de gemeente verantwoordelijk voor het vaststellen van de vergoeding voor onderhoud en aanpassen van de lokalen bewegingsonderwijs, maar nu als onderdeel van de vergoeding materiële instand¬houding (artikel 136 Wpo en artikel 130 Wec).

Voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag van de bekostiging bestaan twee mogelijkheden:

  • 1.

    het verhogen van de bedragen per klokuur van de vaste en variabele kosten, of

  • 2.

    het handhaven van de huidige procedure, waardoor de bekostiging van onderhoud en aanpassen van niet-gemeentelijke lokalen voor bewegingsonderwijs niet afhankelijk is van het aantal klokuren gebruik, maar op een gelijke wijze plaatsvindt als het onderhoud en aanpassen van gemeentelijke lokalen voor bewegingsonderwijs.

Mede omdat het, gelet op de verscheidenheid in oppervlakte en soort lokalen bewegings-onderwijs praktisch ondoenlijk is om een bedrag per klokuur vast te stellen, is gekozen voor de in deze bijlage beschreven procedure.