Regeling vervallen per 01-04-2012

Brandbeveiligingsverordening 2010

Geldend van 01-04-2012 t/m 31-03-2012

Intitulé

Brandbeveiligingsverordening 2010

De raad van de gemeente Oirschot,

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van24 augustus 2010,

 

gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Wet op de veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146),

 

overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, voor zover daarin niet bij of krachtens de Woningwet of enige andere wet is voorzien,  

besluit vast te stellen de "Brandbeveiligingsverordening Oirschot 2010".

 

Paragraaf 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

Paragraaf 2 GEBRUIKSVERGUNNING

Artikel 2 Verbodsbepaling

  • 1 Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn; b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

  • 2 Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

  • 3 Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.

  • 4 Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 3 Weigeringsgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 4 Verplicht aanwezige bescheiden

In de inrichting waar de activiteiten plaatsvinden waarop de vergunning betrekking heeft moet de vergunning aanwezig zijn, en moet op verzoek van degene die is belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ter inzage worden gegeven.

 

Paragraaf 3 HET VOORKOMEN VAN BRAND EN HET BEPERKEN VAN BRAND EN BRANDGEVAAR

Artikel 5 Gebruikseisen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

 

Paragraaf 4 HET BESTRIJDEN VAN BRAND EN HET VOORKOMEN EN BEPERKEN VAN ONGEVALLEN BIJ BRAND

Artikel 6 Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.4, 2.5 2.6, 2.7 2.8 en 2.9 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) zijn overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 7 Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Artikel 8 Bossen, heidevelden, venen

De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van een brand en het beperken van de gevolgen van brand.

Artikel 9 Bestuurlijke boete

Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in in Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid, onder 1°.

 

Paragraaf 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Intrekking oude regeling

Brandbeveilingsverordening, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 2010, registratienummer 2010/16, wordt ingetrokken.

Artikel 11 Overgangsrecht

  • 1 Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 10 die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2 Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Brandbeveilingsverordening als bedoeld in artikel 10 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3 Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de oude Brandbeveiligingsverordening als bedoeld in artikel 9 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s, 1 oktober 2010.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Brandbeveiligingsverordening 2010’.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 september 2010,
 
de raad van de gemeente Oirschot
 
de griffier,           de voorzitter,
 
Han Struijs       Ruud Severijns