Regeling vervallen per 20-12-2017

Monumentenverordening gemeente Oirschot 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 19-12-2017

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Oirschot 2010

De raad van de gemeente Oirschot;

 

gezien het voorstel van het College van 17 augustus 2010;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988;

 

besluit :

 

vast te stellen de volgende Monumentenverordening 2010 gemeente Oirschot.

 

 

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

1. Monumenten.a. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun be¬tekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.b. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

 

2. Beschermd rijksmonument.Onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

 

3. Beschermd gemeentelijk monument.Onroerend monument of terrein dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening is aangewezen en geregistreerd als gemeentelijk monument.

 

4. Gemeentelijke monumentenlijst.De lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig de bepalingen in deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken en terreinen.

 

5. Kerkelijk monument.Monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

 

6. Monumentencommissie.De door het college van Burgemeester en Wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het college van Burgemeester en Wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988 en over het gemeentelijke monumentenbeleid.

 

7. College.Het college van Burgemeester en Wethouders van Oirschot.

 

8. Wabo.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

9. Bevoegd gezag.Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

10. Omgevingsvergunning.Een vergunning als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college van Burgemeester en Wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument zoals gedefinieerd in artikel 1 aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 De aanwijzing wordt gebaseerd op een redengevende monumentbeschrijving aan de hand van selectiecriteria die door het college zijn vastgesteld.

  • 3 Voordat het college van Burgemeester en Wethouders een kerkelijk monument aanwijst, voert het tevens overleg met de eigenaar.

  • 4 Degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en / of beperkt gerechtigde staan vermeld, de hypothecaire schuldeisers en - als om de aanwijzing is verzocht - de verzoeker worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

  • 5 Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt, tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaats heeft of vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 9 tot en met 14 bij wijze van voorbescherming van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Het college van Burgemeester en Wethouders kan bepalen, dat ten behoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument een bouwhistorisch, cultuurhistorisch en/of archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 7 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument kan geen object betreffen dat onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Termijn van advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 Voordat het college van Burgemeester en Wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 2 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college van Burgemeester en Wethouders.

  • 3 Het college van Burgemeester en Wethouders beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling van de aanwijzing

  • 1 De aanwijzing als bedoeld in artikel 3 wordt medegedeeld aan degenen, die in de kadastrale registratie als eigenaar en / of beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 2 Het College brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college van Burgemeester en Wethouders registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De registratie van een gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst omvat:• de plaatselijke aanduiding;• de datum van de aanwijzing;• de kadastrale aanduiding;• de tenaamstelling en• een beschrijving van het monument. 

  • 3 Indien een deel van een onroerende zaak beschermingswaardig is, beperkt de bescherming en registratie zich tot dat specifieke deel. In de beschrijving dient dit tot uitdrukking te komen.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college van Burgemeester en Wethouders kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2 Artikel 3, lid 2, 3, 4, 5, 6 en 7 evenals artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders van ondergeschikte betekenis is, kan het in lid 2 gestelde achterwege blijven.

  • 4 De inhoud en de datum van wijziging worden aangetekend op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 5 De wijziging van de aanwijzing wordt medegedeeld aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en / of beperkt gerechtigde staan vermeld en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Indien het College de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, lid 2, lid 3, lid 4 en lid 6 evenals artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3 INSTANDHOUDING VAN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 9 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder 1, sub a, te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:a. een handeling te verrichten als beschreven in artikel 2.2., eerste lid, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder 1, sub a, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;c. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder 1, sub a, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 

  • 3 Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het College nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 10 Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11 Vergunning gemeentelijke monumenten

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

  • 2 Het bevoegd gezag kan ter beoordeling van de aanvraag nadere richtlijnen geven over toe te passen materialen, de kleurstelling en de wijze waarop werkzaamheden worden uitgevoerd. Ook kan het nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch onderzoek of een werkomschrijving/bestek van de werkzaamheden.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Een vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 13 Termijnen advies

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2 Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door het college van Burgemeester en Wethouders worden ingetrokken als blijkt dat:a. de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;b. de vergunninghouder de voorwaarden als bedoeld in artikel 9 niet naleeft;c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het beschermde gemeentelijk monument zwaarder dient te wegen;d. niet binnen 52 weken van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2 Van de beschikking tot intrekking wordt een kopie aan de monumentencommissie gezonden.

Hoofdstuk 4 RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15 Vergunning voor beschermde rijksmonumenten

  • 1 Het bevoegd gezag vraagt advies aan de monumentencommissie voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2 De monumentencommissie adviseert binnen acht weken na het verzoek om advies van het bevoegd gezag.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

Hoofdstuk 5 SCHADEVERGOEDING

Artikel 16 Schadevergoeding

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:a. de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te bren¬gen in de gemeentelijke monumentenlijst;b. de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wij¬ziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;c. voorschriften, door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeente¬lijk monument;schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven,kent de gemeente¬raad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadever¬goeding toe.

  • 2 Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verorde¬ning ter regeling van de procedure bij toepassing van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 17 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 18 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen personen.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij 8 dagen na bekendmaking in werking.

  • 2 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 2 van de Monumentenwet 1988.

  • 3 De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de Gemeenteraad van datum 23 augustus 1994 en opnieuw vastgesteld na de gemeentelijke herindeling op 27 oktober 1998, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het tweede lid toepassing vindt.

  • 4 De op grond van het ingevolge het vorige lid vervallen verordening aangewezen en geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 5 Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het derde lid ingetrokken verordening.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Gemeente Oirschot 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 september 2010.
De voorzitter,
De griffier,