Regeling vervallen per 01-06-2011

Regeling maatschappelijke participatie 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-05-2011

Intitulé

Regeling maatschappelijke participatie 2010

HOOFDSTUK I

Artikel 1: Begripsbepalingen.

1.Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven

hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet

bestuursrecht (Awb).

2. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk

b. WIJ: Wet investeren in jongeren;

c. Aanvrager: degene die in aanmerking wenst te komen voor een tegemoetkoming voor deelname aan maatschappelijke activiteiten;

d. Partner: degene met wie de aanvrager gehuwd is of anderszins een gezamenlijke huishouding voert;

e. Uitkeringsgerechtigde: de persoon als bedoeld in artikel 1, sub l van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi)

f. Ingezetene: elke rechtmatig in Nederland verblijvende persoon die op de dag van de aanvraag ingeschreven is in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba) van de gemeente Oisterwijk;

g. Financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van deelname aan sociaalculturele en sportieve voorzieningen en activiteiten;

h. Inkomen: het netto verzamelinkomen uit of in verband met arbeid; inkomsten uit vermogen, inkomsten uit sociale zekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud en alle andere bronnen van inkomen zoals genoemd in artikel 32, lid 1 onder a van de WWB. Het inkomen wordt berekend zonder vakantietoeslag;

i. Sociaal minimum: de op grond van paragraaf 3.2 van de WWB / hoofdstuk 4 van de WIJ op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de WWB / artikelen 30 tot en met 34 van de WIJ door het college vastgestelde verhoging of verlaging. In het kader van deze beleidsregels wordt uitgegaan van de norm (sociaal minimum) exclusief vakantietoeslag.

j. Inkomensgrens: de grens van maximaal 120% van het van het sociaal minimum;

k. Vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Wwb waarbij uitgegaan wordt van de maximale vermogensgrenzen zoals bedoeld in artikel 34, derde lid van de Wwb. Het vermogen in de eigen woning wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

l. Peildatum: de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend;

Artikel 2 Doelstelling

Deze regeling beoogt, door middel van het toekennen van een financiële tegemoetkoming, te voorkomen of te doorbreken dat personen vanwege hun financiële positie in een situatie van maatschappelijk isolement dreigen te geraken. De financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt voor de voorzieningen voor maatschappelijke participatie en hebben uitsluitend

betrekking op sociaal-culturele en sportieve activiteiten.

Artikel 3 Grondslag van de regeling

Deze regeling is gebaseerd op het bepaalde in artikel 35, derde en vijfde lid van de WWB en hetgeen is neergelegd in het “Wetvoorstel wijziging WWB in verband met decentralisering van de langdurigheidstoeslag en op bevordering van maatschappelijke participatie gerichte ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen” (MvT, paragraaf 3.2, pagina 12)

HOOFDSTUK II

Artikel 4 Deelname aan sociaal-culturele en sportieve voorzieningen

1.Het college kan een financiële tegemoetkoming voor deelname aan sociaal-culturele en sportieve voorzieningen verstrekken aan:

a. ingezetenen van 18 jaar en ouder

b. én die gedurende een periode van tenminste één jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag:

-uitkeringsgerechtigde zijn en een inkomen hebben genoten ter hoogte van

maximaal 120% van het sociaal minimum of

-anderszins aantoonbaar een (netto) inkomen hebben genoten tot maximaal

120% van het sociaal minimum én

c. die niet over een vermogen beschikken dat hoger is dan de geldende

vermogensgrens;

2. Niet tot het inkomen worden gerekend:

- de middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid van de WWB en de langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de WWB;

- een (gemeentelijke) premie wegens uitstroom.

3. Het vermogen in de eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten.

4. Bij het vaststellen van het vermogen wordt van het saldo op de lopende rekening een bedrag vrijgelaten in verband met lopende uitgaven ter hoogte van:

Gehuwden € 1850,00

Alleenstaande ouder € 1650,00

Alleenstaande van 23 jaar of ouder € 1300,00

Alleenstaande van 22 jaar € 1100,00

Alleenstaande van 21 jaar € 950,00

Alleenstaande van 18-21 jaar, uitwonend € 950,00

Alleenstaande van 18-21 jaar, thuiswonend € 350,00

5.Indien de aanvrager gehuwd is met een partner, welke partner ten tijde van indiening van de aanvraag in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1, onderdeel f van de WWB, is voor de aanvrager de hoogte van financiële tegemoetkoming gelijk aan die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 5 Uitsluitingen

Geen recht op een financiële tegemoetkoming heeft degene die weliswaar tot de doelgroep

behoort maar die:

a.studeert en een toelage of tegemoetkoming ontvangt op grond van de Wet op de studiefinanciering / Wet tegemoetkoming studiekosten (WSF 2000 / WTS);

b.een uitkering dan wel een persoonlijke toelage ontvangt op grond van de Regeling opvang asielzoekers (ROA), de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb).

Artikel 6 Kosten waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden verleend

1. Een financiële tegemoetkoming kan, gezien het bepaalde in artikelen 2, 3 en 4 van deze regeling, alleen worden verstrekt als bijdrage in de kosten:

_ die voortvloeien uit het lidmaatschap van sport- en ontspanningsverenigingen, ouderenorganisatie en dergelijke;

_ van dagtrips (bijvoorbeeld bioscoop, concert, schouwburg, musea en pretpark);

_ die voortvloeien uit deelname aan cursussen in groeps- of klassenverband, die niet behoren tot het van rijkswege op grond van wettelijke regelingen bekostigde (reguliere) onderwijs;

_ verbonden aan het abonnement van de openbare bibliotheek

_ van ouderbijdragen (peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, schoolreisjes);

_ van dagopvang voor een persoon van 60 jaar of ouder.

2. Ten aanzien van ingezetenen van 65 jaar en ouder komen voorts de volgende kosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking:

_ abonnement op kranten en tijdschriften;

_ telefoonabonnement.

3. De aanvrager kan een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikelen 4 en 6 van deze regeling aanvragen voor zichzelf, zijn of haar partner en zijn/haar kind(eren).

Artikel 7 Aanvraag

1. Een financiële tegemoetkoming kan uitsluitend schriftelijke worden aangevraagd middels het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

2. Een aanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar alsmede binnen één maand na afloop van het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben worden ingediend.

3.Bij de aanvraag dient per persoon een bewijs van deelname aan een sociaal-culturele en/of sportieve activiteit waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt gevraagd, te worden overgelegd.

Artikel 8 Hoogte financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming op grond van deze regeling bedraagt maximaal:

  • a.

    voor kinderen: € 204,00 per kind per kalenderjaar;

  • b.

    voor aanvrager / partner < 65 jr.: € 102,00 per persoon per kalenderjaar;

  • c.

    voor aanvrager / partner > 65 jr.: € 204,00 per persoon per kalenderjaar

Artikel 9 Vaststelling en betaalbaarstelling

1. Op de aanvraag wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing genomen.

2. De betaalbaarstelling vindt dan plaats binnen vier weken na de beslissing op een daartoe door aanvrager op te geven bank- of girorekening.

3. Anders dan in artikel 4:95 van de Awb is bepaald, wordt er in het kader van deze regeling geen voorschot verstrekt.

Artikel 10 Intrekking / wijziging

1. Het college kan de beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming intrekken of wijzigen indien:

-de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

-de beschikking anderszins onjuist was en de ontvanger van de financiële tegemoetkoming dit wist of redelijkerwijs kon weten.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de financiële tegemoetkoming is verstrekt.

Artikel 11 Overgangregeling

Aanvragen om een subsidie of financiële tegemoetkoming voor maatschappelijke activiteiten, die ten tijde van de inwerkingtreding van de Regeling maatschappelijke participatie 2010 in behandeling waren, worden conform de Regeling maatschappelijke participatie 2007 afgehandeld.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking/publicatie in de Nieuwsklok.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als de "Regeling maatschappelijke participatie 2010".