Regeling vervallen per 22-09-2010

Monumenten (erfgoed) verordening gemeente Oldambt

Geldend van 01-01-2010 t/m 21-09-2010

Intitulé

Monumenten (erfgoed) verordening gemeente Oldambt

De raad van de gemeente Oldambt;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 en 38 van de Monumentenwet 1988;

B E S L U I T:

vast te stellen de

Monumenten(erfgoed)verordening gemeente Oldambt,

luidende als volgt: 

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:a. Gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;c. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;d. monumentencommissie: de op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;e. gemeentelijke archeologische beleidskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied, waarop archeologische waardevolle terreinen en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;f. archeologie 1: gebieden, aangegeven op de archeologische beleidskaart, van archeologische en cultuurhistorische waarde (AMK-terreinen, wierden, borgterreinen en cultuurhistorisch waardevolle terreinen);g. archeologie 2: gebieden, aangegeven op de archeologische beleidskaart, van archeologische belang (historische kernen en bebouwing; cultuurlandschappelijk waardevolle lijnelementen en terreinen);h. archeologie 3: gebieden, aangegeven op de archeologische beleidskaart, als archeologisch onderzoeksgebied;i. archeologie 4: gebieden, aangegeven op de archeologische beleidskaart, als archeologische attentiegebieden.j. lage archeologische verwachtingswaarde: gebieden, aangegeven op de archeologische beleidskaart, met een kleine kans op archeologische vondsten of informatie; 

Hoofdstuk 2 AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van een zaak of terrein.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een zaak of terrein aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een zaak of terrein de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat een zaak of terrein niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist binnen 16 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 26 weken na de adviesaanvraag.

     

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2 Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

     

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

     

Hoofdstuk 3 INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder vergunning van het college:a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 

  • 3 Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4 Het college verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in geding zijn.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1 Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2 Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 3 Binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 4 Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 12 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen; 

Hoofdstuk 4 RIJKSMONUMENTEN

Artikel 13 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1 Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2 De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5 INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 14 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden om zonder vergunning of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften de bodem dieper dan 40 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;a. het een verstoring betreft van een gemeentelijk archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidskaart en waarbij die verstoring plaatsvindt:• In een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde;• In een gebied met de aanduiding archeologie 4 (WR-a4), waarbij de verstoring niet dieper gaat dan het aanwezige kleidek en waarvan het oppervlakte minder is dan 500 m2;• In een gebied met de aanduiding archeologie 3 (WR-a3), waarbij de verstoring dieper gaat dan 40 cm en waarvan het oppervlakte minder is dan 200 m2;• In een gebied met de aanduiding archeologie 2 (WR-a2), waarbij de verstoring dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld en het te verstoren oppervlak minder is dan 100 m2.• In een gebied met de aanduiding archeologie 1 (WR-a1), waarbij de verstoring dieper gaat dan 40 cm onder het maaiveld en het te verstoren oppervlak minder is dan 15 m2.b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.c. in een ontheffingsbesluit als bedoeld in de artikelen 3.6 eerste lid onder c, 3.22 en 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;d. in een sloopvergunning als bedoeld in artikel 3.20 van de Wet ruimtelijke ordening of in een sloopvergunning als bedoeld in artikel 37 van de Monumentenwet 1988 voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorge. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische beleidskaart;f. een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn. 

Artikel 14.1 Termijn vergunningverlening

  • 1 Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 14 lid 1.

  • 2 Het college kan de in het vorige lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen het vorige lid genoemde termijn.

  • 3 Indien het college niet voldoet aan het eerste en tweede lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

     

Artikel 14.2 Aanvraag vergunning als bedoeld in artikel 14, lid 1

  • 1 Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 14, lid 1 moet met de daarbij behorende bescheiden in 4-voud worden ingediend bij het college

  • 2 Het college kan nadere indieningvereisten vast stellen voor de in het vorige lid bedoelde aanvraag en is bevoegd nadere gegevens van aanvrager te verlangen, zoals de rapportage van een bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek.

     

Artikel 14.3 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 14 niet naleeft;c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen. 

Artikel 15 Opgraving en begeleiding

Niet van toepassing

Hoofdstuk 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16 Schadevergoeding

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;b. de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid; 

  • 2 Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 18 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Intrekking oude verordening

De geldende monumentenverordening 2006 gemeente Reiderland, de monumentenverordening 1991 Winschoten en monumentenverordening 1994 gemeente Scheemda worden per 1 januari 2010 ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1 De op grond van de onder artikel 19 ingetrokken monumentenverordeningen, aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 19 ingetrokken verordening.

     

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1 Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Monumentenwet 1988.

     

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Monumenten(erfgoed)verordening Gemeente Oldambt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldambt d.d. 4 januari 2010.
De griffier De voorzitter,
P. Norder. Mr. M. Zijlstra.