Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op de heffing en de invordering van binnenhavengeld Oldambt 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van binnenhavengeld Oldambt 2018

De raad van de gemeente Oldambt;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2017;

Gelet op artikelen 216 en 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BINNENHAVENGELD,

luidende als volgt:

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

haven: de voor de openbare dienst bestemde wateren en voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen in de gemeente;

vaartuig: elk drijvend lichaam dat blijkens zijn constructie is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer te water of voor het dragen van voorwerpen die al dan niet met het drijvende lichaam een geheel uitmaken;

binnenschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor de vaart op de binnenwateren;

pleziervaartuig: een binnenschip dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor de recreatie;

passagiersschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;

zeilend bedrijfsvaartuig: een binnenschip dat met behulp van zeilen voortgestuwd wordt en dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;

vrachtschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen;

vissersschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk bedrijfsmatig is bestemd of wordt gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de wateren;

sleepboot: een binnenschip dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere vaartuigen;

woonschip: elk al dan niet historisch vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

lading: alle door een binnenschip geloste en ingenomen goederen en verpakkingsmateriaal,

containers en trailers, doch zonder daarbij in aanmerking te nemen ballast, brandstof,

proviand en andere voor eigen gebruik bestemde scheepsbenodigdheden, de handbagage van opvarenden voor zover deze met de opvarenden op hetzelfde schip vervoerd wordt en schadelijke stoffen als bedoeld in art. 1 van de Wet voorkoming verontreiniging door die schepen (Staatsblad 1983, nr. 683);

laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte laadvermogen, zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

oppervlakte: het product van de lengte over alles en de grootste breedte, zoals blijkt uit de bij het

vaartuig behorende meetbrief;

lengte: de lengte over alles, zoals blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

termijn: een in de tarieventabel genoemd tijdvak waarin het gebruik van de haven plaatsheeft;

ton: een massa van 1.000 kilogram;

tabel: de als bijlage opgenomen en de van deze verordening deel uitmakende tarieventabel;

ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank;

beroepsscheepvaart: hieronder vallen de vaartuigen genoemd onder e., f., g. en h.

Artikel 2: Belastbaar feit

Onder de naam binnenhavengeld worden rechten geheven ter zake van het gebruik van de haven, overeenkomstig de bestemming daarvan, met een binnenschip en ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met dat gebruik.

Artikel 3: Belastingplicht

Belastingplichtig is de eigenaar van het binnenschip, de reder, schipper, de kapitein, degene aan wie het binnenschip in gebruik is gegeven, dan wel degene die als vertegenwoordiger voor een van de genoemde partijen optreedt.

Artikel 4: Vrijstellingen

Binnenhavengeld wordt niet geheven ter zake van:

het gebruik van de haven met een binnenschip, uitsluitend voor het in de haven dokken,

het op of aan een erkende scheepsreparatie-inrichting herstellen, het voor de eerste

maal vaarklaar maken, het slopen, het wisselen van bemanning, het stellen van kompassen,

het ontschepen van zieken of doden, mits:

het gebruik niet langer duurt dan voor een en ander noodzakelijk is en de termijn

van 4 weken niet te boven gaat en

vooraf en onmiddellijk na afloop van de werkzaamheden hiervan aan de ambtenaar,

belast met de heffing of de invordering van belastingen ingevolge

artikel 231, tweede lid, onderdelen b en c, van de Gemeentewet, schriftelijk kennis

is gegeven onder overlegging van een door de beheerder van de betrokken

scheepsreparatie-inrichting afgegeven bevestigende schriftelijke verklaring.

Artikel 5: Maatstaf van heffing

Het binnenhavengeld wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6: Tarief

Het binnenhavengeld wordt geheven naar de in de tabel genoemde tarieven met inachtneming van de daarbij opgenomen bepalingen.

Voor de toepassing van de tarieven:

geldt als laadvermogen van een binnenschip het aantal tonnen;

wordt de oppervlakte van een binnenschip gesteld op het product van de lengte over alles en de grootste breedte;

wordt een gedeelte van een eenheid van laadvermogen of oppervlakte niet in aanmerking genomen;

wordt de termijn steeds op de kortste van de in de tabel voor het betreffende soort binnenschip genoemde termijnen gesteld, tenzij voor een langere termijn aangifte is gedaan.

Indien geen meetbrief wordt overgelegd, wordt de inhoud van het binnenschip ambtshalve bepaald.

Artikel 7: Wijze van heffing

Het binnenhavengeld wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of door middel van een aanslagbiljet of een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door mondelinge mededeling, toezending of uitreiking van het aanslagbiljet of van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8: Verschuldigdheid

Het binnenhavengeld is verschuldigd zodra het gebruik van de haven, dan wel het genot van de verstrekte diensten in verband met dat gebruik, aanvangt.

Het binnenhavengeld dient binnen twee weken na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, voldaan te worden en bij mondelinge mededeling dient het binnenhavengeld ter stond voldaan te worden.

Artikel 9: Termijnen

Indien met een binnenschip binnen de termijn, waarover voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, meer dan eenmaal gebruik van de haven wordt gemaakt, geldt als tijdstip, bedoeld in artikel 8, eerste lid, de eerste maal dat gebruik wordt gemaakt van de haven.

Indien het gebruik van de haven met een binnenschip wordt voortgezet nadat de termijn, waarover voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, is verstreken, vangt een nieuwe termijn aan.

Het tweede lid is niet van toepassing indien het gebruik van de haven wordt beëindigd voor 12 uur 's middags, volgend op de laatste dag van de termijn.

In afwijking van het tweede lid, kan een termijn van een week worden verlengd tot een termijn van 2 weken, indien het verzoek daartoe en de betaling binnen twee weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 8, eerste lid, plaatsvindt.

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen zoals bedoeld in Tarieventabel onder c, die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in drie termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet, de tweede termijn vervalt één maand na de eerste termijn en de laatste termijn vervalt één maand na de tweede termijn, doch uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

In afwijking van het vijfde lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanlag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,= doch minder is dan € 2.600,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 5 en 6 gestelde termijnen.

Artikel 10: Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het binnenhavengeld.

Artikel 11: Kwijtschelding

Bij de invordering van binnenhavengeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12: Inwerkingtreding en citeertitel

De 'Verordening binnenhavengeld Oldambt 2017’ van 19 december 2016 en de daarbij behorende Tarieventabel wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de vierde dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Deze verordening wordt aangehaald als de 'Verordening binnenhavengeld Oldambt 2018'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldambt,

d.d. 18 december 2017.

De griffier, De voorzitter,

Pieter Norder Pieter Smit