Beleid voor het stoken van vuur

Geldend van 24-02-2018 t/m heden

Intitulé

Beleid voor het stoken van vuur

Beleidsregel voor het stoken van vuur

1. Inleiding

Deze beleidsregel gaat over de mogelijkheden voor het stoken van vuur in de gemeente Oldebroek.

In artikel 10.2 van de Wet milieubeheer is opgenomen dat het verboden is om afvalstoffen te verbranden. Op grond van artikel 10.63, eerste lid van de Wet milieubeheer kan het college ontheffing verlenen van dit stookverbod, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daar niet tegen verzet. Omdat er betere alternatieven zijn voor het verwijderen van afvalstoffen dan deze te verbranden, is het (wettelijk) uitgangspunt om zeer beperkt met de mogelijkheid van het verlenen van ontheffingen om te gaan.

Om duidelijkheid te geven aan de inwoners van Oldebroek over in welke gevallen vuur mag worden gestookt en onder welke voorwaarden dat mag worden gedaan, heeft het college beleidsregels hierover vastgesteld. De bevoegdheid van het college om dit te doen is geregeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Ontheffingsmogelijkheden

Het college heeft op 9 januari 2018 besloten om uitsluitend ontheffing te verlenen van het verbod om afvalstoffen te verbranden voor de volgende situaties:

  • 1.

    vreugdevuren (paasvuren en vuren tijdens de jaarwisseling);

  • 2.

    verbranden van snoeihout in het buitengebied;

  • 3.

    verbranden van door ziekte aangetast hout;

  • 4.

    indien dat uit oogpunt van natuurbeheer/-ontwikkeling gewenst is en andere verwerkingsmethoden niet toepasbaar zijn.

    3. Voorwaarden

    Aan de ontheffingsaanvraag en de ontheffing voor het stoken van vuur zijn voorwaarden verbonden. Deze zijn weergegeven in de bijlage ‘Voorwaarden ontheffing stoken van vuur’.

    De voorwaarden voor het verbranden van snoeihout in het buitengebied gelden in beginsel ook voor het verbranden van door ziekte aangetast hout en in de gevallen dat het verbranden uit oogpunt van natuurbeheer/-ontwikkeling gewenst is en andere verwerkingsmethoden niet toepasbaar zijn.

    Afhankelijk van de locatie en eventuele andere specifieke omstandigheden kan het wenselijk zijn om het voorwaardenpakket meer op maat te maken. De bijgevoegde set voorwaarden wordt daarbij als uitgangspunt genomen.

    4. Leges

    Op grond van de Wet milieubeheer kan er geen leges worden geheven voor het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 10.63, eerste lid.

    5. Inwerking treding

    Deze beleidsregel treedt in werking een dag na bekendmaking van het besluit. De beleidsregels voor het stoken van vuur van 31 januari 2012 is vanaf dan komen te vervallen.

    Bijlage ‘Voorwaarden ontheffing stoken van vuur’

    Voorwaarden vreugdevuren (paasvuren en vuren tijdens de jaarwisseling)

    A. Voorwaarden aan de ontheffingsaanvraag

  • 1.

    Stookontheffing wordt alleen overwogen als het te organiseren vreugdevuur onderdeel is van een evenement waarvoor, gelijktijdig, een melding of vergunningsaanvraag voor een evenement is ingediend. Het gaat dus om een combinatie van evenement en stookontheffing.

  • 2.

    De ontheffingsaanvraag is volledig ingevuld op een daartoe beschikbaar gestelde aanvraagformulier, voorzien van de juiste bijlagen en is toegezonden aan het college van Burgemeester en Wethouders, Raadhuisplein 1, 8096 CP Oldebroek of is online ingediend op de gemeentewebsite met DigiD.

  • 3.

    De ontheffingsaanvraag kan op tijd worden afgehandeld als deze tenminste acht weken voor het voor het te organiseren vreugdevuur in het bezit is van de gemeente.

  • 4.

    Bij het aanvraagformulier is als bijlage een situatietekening gevoegd waarop tenminste is aangegeven:

    de exacte plaats van het vreugdevuur en afstand tot overige bouwwerken en de openbare wegen en de aanrijdroute voor de hulpdiensten (brandweer, politie, ambulance).

  • 5.

    Door ondertekening van het aanvraagformulier verklaart de eigenaar van de grond toestemming te geven voor het houden van een vreugdevuur.

  • 6.

    De aan te geven locatie voor een vreugdevuur mag niet liggen binnen een inrichting waarvoor de Wet milieubeheer inclusief de daarbij aangewezen Algemene Maatregel(en) van Bestuur van toepassing is.

  • 7.

    De aanvraag wordt door een meerderjarig persoon ingevuld en ondertekend.

  • 8.

    De aanvraag wordt mede ondertekend door de eigenaar van het perceel waarop het vreugdevuur wordt gehouden, (particuliere eigenaar of de gemeente).

  • 9.

    De aanvrager en eigenaar van de grond zijn van de vereisten, voorwaarden en voorschriften bij de ontheffing op de hoogte.

    B. Stookvoorschriften vreugdevuren

    Bij het stoken van vreugdevuren gelden tenminste de volgende regels:

  • 1.

    De ontheffing moet, bij het evenement, op eerste vraag aan toezichthoudende ambtenaren, brandweer en politie personeel worden getoond.

  • 2.

    Aanwijzingen van een toezichthoudend- of opsporingsambtenaar van de gemeente, politie en/of brandweer worden direct en stipt opgevolgd;

  • 3.

    Door of namens de burgemeester en wethouders, de commandant van de brandweer en/of de politie, kunnen nadere eisen worden gesteld, of aanwijzingen worden gegeven. Als niet aan de gestelde voorwaarden, nadere eisen en/of aanwijzingen wordt voldaan kunnen de genoemde personen het vreugdevuur verbieden en laten beëindigen of binnen de kaders die de wet biedt andere sancties opleggen.

  • 4.

    Het opbouwen van het vreugdevuur mag alleen plaatsvinden tussen 10.00 en 20.00 uur.

  • 5.

    Tijdens de aanleg, het branden en het opruimen van het vreugdevuur zorgt de houder van de ontheffing voor toezicht door een meerderjarig persoon. Deze contactpersoon is telefonisch bereikbaar op het in de aanvraag aangegeven telefoonnummer;

  • 6.

    De oppervlakte van het vreugdevuur mag maximaal 5 meter lang, 5 meter breed en 3 meter hoog zijn.

  • 7.

    De volgende veiligheidsafstanden vanaf het vreugdevuur worden minimaal aangehouden:

    • a.

      bebouwing 50 meter;

    • b.

      rietgedekte bouwwerken 100 meter;

    • c.

      bos, heide, veen en andere natuurgebieden en/of risico objecten 50 meter;

    • d.

      bovengrondse hoogspanningskabels 100 meter;

    • e.

      de openbare weg 10 meter;

    • f.

      het publiek 10 meter;

    • g.

      oppervlaktewater 25 meter.

  • 8.

    Voor de veiligheid van het aanwezige publiek is er tenminste één voor direct gebruik geschikte brandblusser met een inhoud van 6 liter aanwezig

  • 9.

    Er wordt alleen snoeihout en overig schoon hout gebruikt. Het gebruiken van verduurzaamd (geverfd of geïmpregneerd) hout, huisraad, huisvuil- en bedrijfsafval, kunststoffen, plaatmateriaal, autobanden, vloeibare- en chemische stoffen en dergelijke is niet toegestaan.

  • 10.

    Het vreugdevuur moet stabiel en aaneengesloten zijn opgebouwd.

  • 11.

    Om het risico van opstijgende vuurdeeltjes te beperken, mag het vuur niet met bladeren, houtwol, hooi, stro of dergelijke gemakkelijke opstijgende materialen worden aangestoken of in stand worden gehouden.

  • 12.

    Om te voorkomen dat een bodemverontreiniging ontstaat mag voor het aanmaken van het vuur geen gebruik worden gemaakt van vloeibare brandstoffen.

  • 13.

    Het vreugdevuur wordt gestookt op een onbrandbare ondergrond op de locatie die is aangegeven in de ontheffing.

  • 14.

    De houder van de ontheffing zorgt voor een goed brandend vuur zodat een volledige verbranding plaats kan vinden en zo min mogelijk rookontwikkeling plaatsvindt.

  • 15.

    De houder van de ontheffing moet de restanten en de achtergebleven niet verbrande resten uiterlijk binnen een week op een milieuhygiënische verantwoorde wijze hebben afgevoerd. Voldoet de houder van de ontheffing niet aan deze verplichting dan zullen de restanten van het vreugdevuur door de gemeente worden opgeruimd op kosten van de houder van de ontheffing.

  • 16.

    Het vreugdevuur mag alleen branden als de windkracht minder is dan 5 en de windrichting zodanig staat dat er geen hinder of overlast wordt veroorzaakt voor omwonenden en/of voor het wegverkeer;

  • 17.

    Als de natuur droog is en daarvoor code oranje of rood van toepassing is, wordt niet gestookt. De verleende ontheffing voor het stookverbod is bij code oranje of rood niet meer geldig.

  • 18.

    Het evenement rond het vreugdevuur mag niet leiden tot problemen in de openbare orde of de verkeersveiligheid. De doorstroming van het verkeer mag niet worden belemmerd.

    Voorwaarden verbranden van snoeihout in het buitengebied

  • A.

    Voorwaarden aan de ontheffingsaanvraag

  • 1.

    De ontheffingsaanvraag is volledig ingevuld op een daartoe beschikbaar gestelde aanvraagformulier, voorzien van de juiste bijlagen en is toegezonden aan het college van Burgemeester en Wethouders, Raadhuisplein 1, 8096 CP Oldebroek of is online ingediend op de gemeentewebsite met DigiD.

  • 2.

    De ontheffingsaanvraag kan op tijd worden afgehandeld als deze tenminste tien dagen voor het ontbranden van het snoeihout in het bezit is van de gemeente.

  • 3.

    Bij het aanvraagformulier is als bijlage een situatietekening gevoegd waarop tenminste is aangegeven:

    • a.

      de exacte plaats van het verbranden van snoeihout en afstand (voor zover relevant) tot bebouwing, bos, heide, veen en andere natuurgebieden en/of risico objecten en de openbare wegen.

  • 4.

    Door ondertekening van het aanvraagformulier verklaart de eigenaar van de grond toestemming te geven voor het verbranden van snoeihout.

  • 5.

    De aan te geven locatie voor het verbranden van snoeihout mag niet liggen binnen een inrichting waarvoor de Wet milieubeheer inclusief de daarbij aangewezen Algemene Maatregel(en) van Bestuur van toepassing is.

  • 6.

    De aanvraag wordt door een meerderjarig persoon ingevuld en ondertekend.

  • 7.

    De aanvraag wordt mede ondertekend door de eigenaar van het perceel waarop het snoeihout wordt verbrand (particuliere eigenaar of de gemeente).

  • 8.

    De aanvrager en eigenaar van de grond zijn van de vereisten, voorwaarden en voorschriften bij de ontheffing op de hoogte.

  • A.

    Algemene voorwaarden

    Bij het stoken van snoeihout in het buitengebied gelden tenminste de volgende regels:

  • 1.

    De ontheffing is maximaal drie jaar geldig.

  • 2.

    Op grond van de ontheffing mag maximaal twee keer per jaar snoeihout worden verbrand.

  • 3.

    De houder van de ontheffing meldt - met een daartoe beschikbaar gestelde meldingsformulier - minimaal 24 uur van te voren aan de gemeente wanneer de houder gebruik wil maken van de ontheffing en dus het stoken zal plaatsvinden.

  • 4.

    Verbranden van snoeihout is alleen toegestaan in het buitengebied.

  • 5.

    Tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli) mag geen snoeihout worden verbrand.

  • 6.

    De ontheffing moet, bij het stoken van het vuur, op eerste vraag aan toezichthoudende ambtenaren, brandweer en politie personeel worden getoond.

  • 7.

    Aanwijzingen van een toezichthoudend- of opsporingsambtenaar van de gemeente, politie en/of brandweer dienen terstond en stipt te worden opgevolgd.

  • 8.

    Er mag uitsluitend worden gestookt onder voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon.

  • 9.

    De contactpersoon dient gedurende de aanleg, het branden en het opruimen van het vuur telefonisch bereikbaar te zijn.

  • 10.

    Het vuur mag alleen gestookt worden op de daarvoor aangewezen locatie zoals aangegeven op de ontheffing.

  • 11.

    De ondergrond van het vuur dient onbrandbaar te zijn.

  • 12.

    Het vuur mag uitsluitend bestaan uit snoeihout. Het gebruiken van geverfd hout, huisraad, huisvuil- en bedrijfsafval, kunststoffen, plaatmateriaal, autobanden, vloeibare- en chemische stoffen en dergelijke is niet toegestaan.

  • 13.

    Om het risico van opstijgende vuurdeeltjes te beperken, mag het vuur niet met bladeren, houtwol, hooi, stro of dergelijke gemakkelijke opstijgende materialen aangestoken of in stand worden gehouden.

  • 14.

    Bij het vuur moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn (zand, water of brandblussers) om in geval van nood het vuur te kunnen doven.

  • 15.

    Om te voorkomen dat een bodemverontreiniging ontstaat mag voor het aanmaken van het vuur geen gebruik worden gemaakt van vloeibare brandstoffen.

  • 16.

    Tijdens het vuur moet de houder van de ontheffing zorg dragen voor een goed brandend vuur zodat een volledige verbranding plaats kan vinden en zo min mogelijk rookontwikkeling plaatsvindt.

  • 17.

    Er mag alleen bij daglicht worden gestookt.

  • 18.

    Afhankelijk van de locatie mag het vuur maximaal 10 m3 groot zijn.

  • 19.

    De volgende afstanden vanaf het vuur worden minimaal aangehouden:

    • a.

      bebouwing 50 meter;

    • b.

      rietgedekte bouwwerken 100 meter;

    • c.

      bos, heide, veen en andere natuurgebieden en/of risico objecten 50 meter;

    • d.

      de openbare weg 10 meter;

    • e.

      oppervlaktewater 25 meter.

  • 20.

    De windrichting moet tijdens het branden zodanig zijn dat er geen hinder of overlast wordt veroorzaakt voor omwonenden en voor het wegverkeer. Bij windkracht 5 en hoger mag niet worden gestookt.

  • 21.

    Als de natuur droog is en daarvoor code oranje of rood van toepassing is, wordt niet gestookt. De verleende ontheffing voor het stookverbod is bij code oranje of rood niet meer geldig.

  • 22.

    De houder van de ontheffing moet de restanten en de achtergebleven niet verbrande resten op een milieu hygiënische verantwoorde wijze afvoeren.