Beleidsregel tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Oldebroek

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Oldebroek

Kenmerk: 193113

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

gelet op artikel 2, tweede lid van de Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015;

overwegende dat het college beleidsregels vaststelt waarin in ieder geval de duur en omvang van de tegenprestatie wordt aangegeven en wanneer sprake is van verdringing van de arbeidsmarkt;

B E S L U I T:

vast te stellen de Beleidsregel tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Oldebroek.

Algemene bepalingen

Beleidsregel tegenprestatie Participatiewet 2015

Artikel 1. Begrippen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015.

Verplichting tot leveren van een tegenprestatie naar vermogen

Artikel 2. Doelgroep verplichting

1. De verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen geldt voor alle belanghebbenden;

2. De verplichting geldt vanaf de datum waarop de belanghebbende zich bij het UWV meldt voor een gemeentelijke uitkering;

3. De verplichting is niet van toepassing op alleenstaande ouders die op grond van artikel 9a van de wet een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling hebben;

4. De verplichting is niet van toepassing op belanghebbenden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Artikel 3. Opleggen verplichting

1. De verplichting als bedoeld in artikel 2 kan worden opgelegd aan een belanghebbende, die geen gebruik maakt van een door het college aangeboden voorziening op grond van het tweede lid van artikel 9 van de wet, of;

2. Als aanvulling op een door het college aangeboden voorziening waaraan de belanghebbende deelneemt, of;

3. De verplichting als bedoeld in artikel 2 wordt door middel van een beschikking opgelegd.

Artikel 4. Vorm van tegenprestatie

1. De tegenprestatie kan als volgt worden ingevuld:

  • o

    Het verrichten van vrijwilligerswerk;

  • o

    Het leveren van mantelzorg;

  • o

    Het volgen van taal- of beweegtraining;

  • o

    Overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden;

    2. Onder overige maatschappelijk nuttige werkzaamheden als benoemd in het eerste lid wordt ook verstaan het werken aan persoonlijke problemen, indien er sprake is van individuele omstandigheden die het doen van een tegenprestatie belemmeren.

Artikel 5. Duur en omvang

1. De tegenprestatie wordt opgelegd naar vermogen, waarbij rekening wordt gehouden met individuele omstandigheden;

2. Als de belanghebbende betaald werk verricht, wordt de duur en omvang in overleg met de belanghebbende vastgesteld;

3. Na ten minste 6 maanden kan het college op grond van individuele omstandigheden en mogelijkheden besluiten om een andere invulling van de tegenprestatie van de belanghebbende te vragen, gericht op de bevordering van de persoonlijke ontwikkeling.

Artikel 6. Invulling verplichting

1. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de invulling van de tegenprestatie;

2. Als de belanghebbende het lastig of vervelend vindt om een tegenprestatie te vinden, dan is beperkte begeleiding vanuit de gemeente mogelijk;

3. Als de belanghebbende niet binnen één kalendermaand zelf invulling heeft gegeven aan de verplichting, bepaalt het college de inhoud van zijn tegenprestatie;

4. Met werkzaamheden die leiden tot verdringing van de arbeidsmarkt voldoet de belanghebbende niet aan zijn verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen;

5. Het vierde lid is van toepassing als voor de werkzaamheden binnen het afgelopen jaar nog werd betaald of als de organisatie waarbij de werkzaamheden worden uitgevoerd, een vacature heeft openstaan voor dezelfde of bijna dezelfde werkzaamheden;

6. Als de belanghebbende niet of in onvoldoende mate meewerkt aan de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen, wordt deze gedraging conform de wet en de Maatregelenverordening gesanctioneerd;

7. Het college zorgt ervoor dat de tegenprestatie wordt uitgevoerd op een veilige plek met de juiste voorziening;

8. Het college sluit een verzekering af die schade ontstaan door het verrichten van een tegenprestatie dekt;

9. Indien de belanghebbende een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen nodig heeft voor de invulling van de verplichting, dan worden de kosten hiervan vergoed.

Artikel 7. Ontheffing verplichting

Het college kan ontheffing van de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen verlenen, indien de individuele omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

Slotbepalingen

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie en werkt terug tot en met

1 januari 2015.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegenprestatie Participatiewet 2015.

Aldus besloten in de vergadering van het college

van burgemeester en wethouders van Oldebroek

op 23 december 2014,

, burgemeester mr. A. Hoogendoorn

, secretaris drs. B. Brand MCM

algemene toelichting

Aanleiding beleidsregels

Op 27 november 2014 is de Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze verordening is in artikel 2 opgenomen dat het college ter nadere uitvoering van de verordening beleidsregels vaststelt, waarin in ieder geval de duur en omvang van de tegenprestatie wordt aangegeven en wanneer sprake is van verdringing van de arbeidsmarkt.

Beleidskaders

Op grond van de Participatiewet, kan het college aan een belanghebbende een tegenprestatie opleggen. In het Beleidsplan Participatiewet, dat op 27 november 2014 door de raad is vastgesteld, is beschreven wanneer het college een tegenprestatie oplegt.

"Iedereen die een beroep doet op een gemeentelijke uitkering, moet iets doen:

• Mensen met perspectief op een reguliere baan zijn bezig met re-integratieactiviteiten;

• Mensen met (tijdelijk) geen perspectief op een reguliere baan zijn bezig met vrijwilligerswerk of mantelzorg

• Mensen die nog niets extra’s kunnen doen, worden door inzet van het sociaal team geholpen en gestimuleerd hun problemen aan te pakken.

Aan degenen die (tijdelijk) niet actief zijn, kan een tegenprestatie worden opgelegd. Wanneer het college een tegenprestatie oplegt, wordt het initiatief eerst bij de klant gelegd. Deze moet op zoek naar onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden. Het college kan daarvoor contactgegevens van organisaties doorgeven.

Heeft de klant binnen een bepaalde termijn nog geen tegenprestatie gevonden, dan legt het college een concrete tegenprestatie als verplichting op. Het college bepaalt dan de aard, de duur en de omvang van de tegenprestatie en beschikt deze verplichting. Op dit moment is de tegenprestatie een verplichting waarop handhaving mogelijk is. Wanneer een klant hier niet aan voldoet, kan hij 100% gekort worden op de uitkering.”

Als tegenprestatie gelden onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, voor zover die werkzaamheden voldoen aan de in artikel 2, eerste lid, van de verordening genoemde voorwaarden. Dit betekent dat de als tegenprestatie in te zetten werkzaamheden:

a. Naar hun aard niet gericht zijn op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

b. Niet bedoeld zijn als re-integratieinstrument;

c. Worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin deze wordt verricht;

d. Niet leiden tot verdringing.

Beleidskeuzes college

Het college onderschrijft de intentie van de tegenprestatie. De samenleving vraagt bijstandsgerechtigden “iets terug te doen voor de uitkering”. Het college heeft een uitgebreid en compleet instrumentarium om participatie te bevorderen. Echter, voor sommige werkzoekenden met een gemeentelijke uitkering is het (nog) niet mogelijk om dit instrumentarium (fulltime) in te zetten. Aan deze mensen kan het college een tegenprestatie opleggen.

Uit onderzoek van de FNV blijkt dat meer dan drie kwart van de werkzoekenden met en gemeentelijke uitkering het leveren van een tegenprestatie een goede zaak vindt. De meesten verbinden daar wel voorwaarden aan. Zo vindt men dat er rekening gehouden moet worden met de persoon en dat eigen inbreng wenselijk is. Dit past in de gedachte van het college van zelfredzaamheid van de burger.

Voor de uitvoering van de tegenprestatie zijn echter geen extra middelen beschikbaar gesteld door het Rijk. De kosten moeten met bestaande budgetten gedekt worden. Het college kiest er voor de uitvoering van de tegenprestatie minimaal te houden en de administratie zo beperkt mogelijk te houden.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de verordening, zoals belanghebbende, mantelzorg en vrijwilligers, de Participatiewet, de Awb of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze beleidsregel. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze beleidsregel.

Artikel 2. Doelgroep verplichting

In artikel 2 zijn de algemene voorwaarden herhaald, zoals ze in de wet en de verordening zijn beschreven.

Alle bijstandsgerechtigden van 18 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, krijgen in principe de verplichting een tegenprestatie te leveren,

- vanaf het moment dat de belanghebbende zich meldt bij het UWV,

- met uitzondering van alleenstaande ouders die in het bezit zijn van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerst lid, van de Participatiewet en

- bijstandsgerechtigde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Dit is beschreven in artikel 9, eerste, vijfde en zevende lid van de Participatiewet.

Artikel 3. Opleggen verplichting

In artikel 3 wordt echter nader gespecificeerd wie het college de verplichting daadwerkelijk oplegt. Dit zijn:

1. Bijstandsgerechtigden die geen gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening

Dit zijn in principe alle mensen die niet onder de doelgroep Werk vallen. De mensen in de doelgroep Werk volgen een door het college aangeboden voorziening in het kader van de arbeids- en re-integratieverplichting. De mensen in de doelgroep Meedoen en doelgroep Zorg is voornamelijk de groep van mensen die een tegenprestatie moet leveren.

2. Bijstandsgerechtigden met een beperkt aantal uren aan re-integratieactiviteiten

Bijvoorbeeld mensen op trede 4 (doelgroep Meedoen) die een werkervaringsplaats hebben voor 2 dagen in de week, wel volledig aan het werk kunnen, maar voor wie een bijbaan nog te veel gevraagd is;

Artikel 4. Vorm van tegenprestatie

In dit artikel wordt aangegeven dat het college flexibel is met de manier waarop een bijstandsgerechtigde zijn verplichting wenst in te vullen. Mantelzorg en vrijwilligerswerk, zoals beschreven in de verordening, gelden ook als tegenprestatie. Ook met het volgen van een taalcursus of een training om aan de gezondheid te werken, kan worden volstaan. En zelfs het werken aan de persoonlijke problemen, zoals werken aan schulden, psychosociale problematiek, huiselijke omstandigheden, zorgtaken, ontbreken van kinderopvang, kan als tegenprestatie beschouwd worden.

Artikel 5. Duur en omvang

In dit artikel wordt voldaan aan de eis van de gemeenteraad om in de beleidsregels de duur en omvang van de tegenprestatie aan te geven. Het college heeft er voor maatwerk en individuele omstandigheden gekozen. Een tegenprestatie wordt opgelegd conform het vermogen van de belanghebbende. Dit kan 1 uur per week zijn, maar ook 24 uur. Als iemand een deeltijdbaan heeft, wordt met de deeltijdbaan rekening gehouden, omdat een tegenprestatie nooit de re-integratieactiviteiten mag belemmeren. Daarnaast wordt jurisprudentie gevolgd over wat de rechter toelaatbaar vindt of niet.

Na ten minste 6 maanden kan het college vragen om een andere invulling van de tegenprestatie. Dit kan het geval zijn als iemand in eerste instantie aan zijn verplichting voldoet door aan persoonlijke problemen te werken. Na 6 maanden is de belanghebbende wellicht in staat om andere maatschappelijk nuttige werkzaamheden uit te voeren.

Artikel 6. Invulling verplichting

De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de invulling van de tegenprestatie. Tegenprestaties zijn klussen van verenigingen, bedrijven en maatschappelijke instellingen die o.a. door bemiddeling van de informele en formele zorgverlening worden aangeboden. Eigen kracht staat hierin centraal. Indien nodig kan het college hier ondersteuning bij bieden.

De belanghebbende krijgt de gelegenheid om binnen een kalendermaand invulling te geven aan de tegenprestatie. Er wordt van de belanghebbende verlangd dat hij in deze maand initiatief neemt en hulp vraagt als hij deze nodig heeft. Wanneer de belanghebbende niet binnen een maand zelf invulling van de tegenprestatie heeft weten te vinden, kiest het college in samenspraak met de belanghebbende een tegenprestatie naar vermogen. Verplichte tegenprestaties kunnen zijn:

• Werken bij de kledingbank

• Op bezoek bij een eenzame medeburger

• Verkeersborden reinigen

• Sneeuwschuiven

• Tijdelijke werkzaamheden rond het dorpshuis

• Koffieschenken

• Verbeteren van de leefbaarheid in een wijk of straat.

Met lid 4 en 5 wordt voldaan aan de eis van de gemeenteraad om in de beleidsregels aan te geven wanneer sprake is van verdringing van de arbeidsmarkt. Er is sprake van verdringing:

• Als de werkzaamheden het afgelopen jaar nog door een betaalde kracht werden uitgevoerd;

• Als er een vacature bij de organisatie open staat voor dezelfde of bijna dezelfde werkzaamheden.

Daarnaast voorkomt het college verdringing van de arbeidsmarkt door de keuze van omvang en duur van de tegenprestatie (artikel 5 van de beleidsregel).

In lid 6 is gesteld dat als een belanghebbende weigert mee te werken of niet meewerkt, dat maatregelwaardig gedrag is en de belanghebbende conform wet en Maatregelenverordening gesanctioneerd wordt.

Aan de andere kant mag de belanghebbende ook iets van het college verwachten. Zo moet de tegenprestatie kunnen worden verricht onder veilige omstandigheden en moet de belanghebbende verzekerd zijn. Als de opdrachtgever geen verzekering heeft, sluit de gemeente deze af. En ook voor extra kosten, zoals de verklaring omtrent het gedrag, worden door het college vergoed.

Artikel 7. Ontheffing verplichting

Als er sprake is van individuele omstandigheden die het doen van een tegenprestatie voor korte of langere tijd niet mogelijk maken, kan er ontheffing worden verleend.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

De artikels 8 tot en met 10 spreken voor zich.