Regeling vervallen per 22-12-2023

Verordening op de raadscommissies 2004 met de daarbij behorende toelichting

Geldend van 01-08-2004 t/m 21-12-2023

Intitulé

Verordening op de raadscommissies 2004 met de daarbij behorende toelichting

De raad van de gemeente Oldenzaal; gelezen het voorstel van het

raadspræsidium van 28 juni 2004; gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Verordening op de raadscommissies 2004 met de daarbij behorende toelichting

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    præsidium: het præsidium als bedoeld in artikel 1.5 van het Reglement van orde voor de raad 2002;

  • b.

    lid: lid van een raadscommissie;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • e.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • f.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

HOOFDSTUK 2 INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING

Artikel 2.1 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      stedelijke ontwikkeling;

    • b.

      maatschappelijke ontwikkeling en dienstverlening;

    • c.

      begroting en rekening c.a.

  • 2. De raadscommissie stedelijke ontwikkeling adviseert en overlegt over de volgende programma’s:

    • a.

      3 verkeer en vervoer;

    • b.

      4 economische zaken;

    • c.

      9 ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 3. De raadscommissie maatschappelijke ontwikkeling en dienstverlening adviseert en overlegt over de volgende programma’s:

    • a.

      1 algemeen bestuur;

    • b.

      2 openbare orde en veiligheid;

    • c.

      5 onderwijs;

    • d.

      6 cultuur sport en recreatie;

    • e.

      7 sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • f.

      8 volksgezondheid en milieu.

  • 4. De raadscommissie begroting en rekening c.a. adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen/programma’s:

    • a.

      begroting;

    • b.

      rekening;

    • c.

      10 financiering en algemene dekkingsmiddelen;

    • d.

      weerstandsvermogen;

    • e.

      onderhoud kapitaalgoederen;

    • f.

      bedrijfsvoering;

    • g.

      verbonden partijen;

    • h.

      grondbeleid;

    • i.

      lokale heffingen.

  • 5. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij de raad, het præsidium of in spoedeisende gevallen de voorzitters van de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie, die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 6. Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie, die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 2.2 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2.1, tweede tot en met vijfde lid, genoemde onderwerpen;

  • b.

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • c.

    het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede tot en met zesde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 2.3 Samenstelling

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit ten minste zeven en maximaal tien leden;

  • 2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad uit zijn midden op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3. Elke fractie in de gemeenteraad kan door tussenkomst van het præsidium bij de raad een voordracht indienen tot benoeming van één niet-raadslid (verder aangeduid als fractievertegenwoordiger) tot lid van een of meer raadscommissies in de plaats van een tot die fractie behorend raadslid, met dien verstande dat:

    • a.

      uitsluitend een voordracht kan worden gedaan voor de eerstvolgende persoon, die voorkomt op de geldig verklaarde kandidatenlijst voor de laatstgehouden gemeente-raadsverkiezingen. Een voordracht voor de daaropvolgende persoon op de hiervoor genoemde lijst is mogelijk, mits de hiervoor bedoelde eerstvolgende persoon op de lijst overeenkomstig artikel W2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Kieswet heeft verklaard af te zien van benoeming als lid van de raad;

    • b.

      de artikelen 10, 12, 13, eerste en tweede lid en 15 van de Gemeentewet van over- eenkomstige toepassing zijn voor de (kandidaat-)fractievertegenwoordiger.

  • 4. De leden van de raadscommissies kunnen zich laten vervangen door andere leden van hun fractie of door een fractievertegenwoordiger. In voorkomende gevallen wordt hiervan op de dag van de vergadering voor 12.00 uur melding gemaakt bij de griffie.

Artikel 2.4 Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening aan de voorzitter verder opdraagt.

Artikel 2.5 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 3. De raad kan de voorzitter of diens plaatsvervanger ontslaan.

  • 4. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 5. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van de artikelen 2.3 en 2.4.

  • 6. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid, dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

  • 7. Naast het bepaalde in het eerste lid eindigt het lidmaatschap van een fractievertegenwoordiger:

    • a.

      Indien de fractievertegenwoordiger onherroepelijk is toegelaten als raadslid;

    • b.

      In de gevallen als bedoeld in de artikelen X1, eerste lid, en X5 van de Kieswet met

      dien verstande dat voor burgemeester en wethouders het præsidium wordt gelezen;

    • c.

      Indien de raad op voordracht van de desbetreffende fractie een vertegen-

      woordiger diens lidmaatschap van de raadscommissie(s) vervallen verklaart;

    • d.

      Indien de raad overigens een fractievertegenwoordiger van diens lidmaatschap

      vervallen verklaart.

  • 8. In het geval aan de raad een voordracht is gedaan, zoals bedoeld in het zevende lid onder b, of daartoe overeenkomstig het Reglement van orde voor de raad 2002 een initiatiefvoorstel of anderszins een voorstel is gedaan dan wel indien daartoe om andere redenen aanleiding bestaat, kan de raad de betrokken fractievertegenwoordiger schorsen. Eenzelfde bevoegdheid komt toe aan het præsidium, tenzij de raad eerder heeft besloten niet tot schorsing of ontslag over te gaan. Artikel X8, eerste lid, tweede volzin, tot en met het vierde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor burgemeester en wethouders het præsidium wordt gelezen.

Artikel 2.6 Griffier en commissiegriffier

  • 1. De raad benoemt ter ondersteuning van iedere raadscommissie de griffier of een andere medewerker van de griffie als commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij diens verhindering of afwezigheid wordt de commissiegriffier vervangen door een daartoe door de raad aangewezen medewerker bij voorkeur van de griffie of wanneer dit niet mogelijk is door een daartoe door de raad en het of namens het college aangewezen ambtenaar.

  • 4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

  • 5. Tot het moment van benoemen van de griffier en diens indiensttreding worden de taken van de griffier uitgeoefend door de secretaris.

HOOFDSTUK 3 AANWEZIGHEID COLLEGE, BURGEMEESTER EN SECRETARIS

Artikel 3.1 Burgemeester en wethouders

  • 1. Het præsidium of in spoedeisende gevallen de voorzitter kan de burgemeester en één of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan het præsidium of in spoedeisende gevallen aan de voorzitter.

  • 3. Het præsidium respectievelijk de voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 4. De raadscommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

Artikel 3.2 Gemeentesecretaris

De raadscommissie kan het college verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

HOOFDSTUK 4 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 4.1.1 Vergaderfrequentie

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissies plaats overeenkomstig het op grond van artikel 3.1.1, tweede lid van het Reglement van orde voor de raad 2002 vastgestelde rooster, vangen zij aan om 19.30 uur en worden zij gehouden in het stadhuis.

  • 2. Een raadscommissie vergadert voorts indien het præsidium of de voorzitter het nodig oordelen of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. De voorzitter voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 4.1.2 Oproep

  • 1. De voorzitter of namens deze de commissiegriffier zendt ten minste 13 dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 4.1.3, tweede lid, wordt deze agenda zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

  • 4. De stukken, die betrekking hebben op de in de vergadering aan de orde komende onderwerpen, worden onmiddellijk na de verzending van de oproep voor de leden ter inzage gelegd. Deze terinzagelegging geldt ook voor de overige raadsleden.

Artikel 4.1.3 De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter of namens hem de commissiegriffier mede aan de hand van de door het præsidium doorgezonden collegevoorstellen etc. de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter of namens deze de commissiegriffier na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 4.1.4 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter of namens deze de commissiegriffier maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 4.1.5. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadhuis gebracht.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze stukken in afwijking van het eerste lid uitsluitend voor de leden, de voorzitter en de overige raadsleden ter inzage gelegd. De griffier treft zodanige maatregelen dat de geheimhouding ook daadwerkelijk gewaarborgd is.

Artikel 4.1.5 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd of wanneer dat niet mogelijk is zo spoedig mogelijk met de schriftelijke oproep door aankondiging in het gemeentelijk informatieblad, op het publicatiebord van het stadhuis en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 4.2.3.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 4.2.2 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 4.2.3 Uitnodiging en spreekrecht burgers

  • 1. Personen en/of instellingen die zich schriftelijk tot de raad, een raadscommissie, het college en/of de burgemeester dan wel overigens tot de gemeente Oldenzaal hebben gewend, ontvangen tijdig en op behoorlijke wijze (zoveel als mogelijk schriftelijk) bericht van dag en tijdstip van de vergadering van de raadscommissie waarvoor hun zaak is geagendeerd.

  • 2. De voorzitter stelt, zonodig na een korte mondelinge toelichting, personen die een openbare raadscommissievergadering als toehoorder bijwonen, alsmede de personen en/of instellingen bedoeld in het vorige lid, op hun verzoek in de gelegenheid informatie te verstrekken, een toelichting te geven of vragen te stellen, voor zover zulks naar het oordeel van de voorzitter nog niet bekende feiten of omstandigheden betreffen ter zake van aan de orde zijnde agendapunten.

  • 3. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep heeft opengestaan of openstaat, tenzij in het geval van het laatste de behandeling in de raads-commissie onderdeel uitmaakt van een procedure als bedoeld in de afdelin gen 3.3 en of van de gelegenheid tot het geven van een zienswijze als bedoeld in de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht dan wel van een in andere regelgeving vermelde vergelijkbare procedure of gelegenheid tot het geven van een zienswijze;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuurs recht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      de agendapunten: besluitenlijst(en), informaties, mededelingen en rondvraag.

  • 4. Het spreekrecht geldt voor ten hoogste twee termijnen, te weten telkenmale voorafgaande aan de voor de leden geldende, in artikel 4.2.7 opgenomen termijnen. In een termijn mag niet meer dan eenmaal het woord worden gevoerd.

  • 5. De sprekers spreken van hun plaats of de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 6. De leden kunnen tijdens hun termijnen, als vermeld in artikel 4.2.7 en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.5 ingaan op de door sprekers verstrekte informatie, gestelde vragen en/of voor de sprekers bestemde vragen stellen.

Artikel 4.2.4 Notulen

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerpnotulen worden op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering worden, zo mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders hebben het recht een voorstel tot wijziging van de notulen aan de raadscommissie te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering kan voor de vaststelling van de notulen bij de commissiegriffier worden ingediend dan wel in de vergadering tijdens de behandeling van die notulen.

  • 4. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester en wethouders, de secretaris en de leden, allen voorzover ter vergadering aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben en het aantal aanwezige toehoorders, afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • b.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • c.

      een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden die zich niet uitgelaten hebben;

    • d.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 4.2.12 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 4.2.5 Spreekregels

  • 1. Een lid, de burgemeester, een wethouder en de secretaris spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter. Ook de voorzitter spreekt van diens plaats.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 4.2.6 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid, de burgemeester, een wethouder of de secretaris, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 4.2.7 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 4.2.8 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 4.2.9 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 4.2.10 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in diens betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt deze aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid deze interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt deze door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter deze gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door de voorzitter te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid, dat door diens gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter dat lid verwijderen. Bij herhaling van diens gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 4.2.11 Beraadslaging

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door haar te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 4.2.12 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 4.2.13 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit deze de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies worden de standpunten van fracties opgenomen

  • 5. Indien bij het vaststellen van het advies ten aanzien van het wel of niet doorgeleiden naar de raad de stemmen, op basis van de aanwezige leden in de commissie, staken wordt ten aanzien van het advies met betrekking tot het wel of niet doorgeleiden naar de raad rekening gehouden met de getalsmatige achtergrond in de raad.

HOOFDSTUK 5 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 5.1 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 5.2 Raadsleden en fractievertegenwoordigers als toehoorder

Raadsleden en fractievertegenwoordigers kunnen, indien zij geen lid zijn van de betreffende raadscommissie, besloten vergaderingen als toehoorder bijwonen.

Artikel 5.3 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden uitsluitend toegezonden dan wel verstrekt aan de leden, de overige raadsleden, de voorzitter van de raad, de commissiegriffier en de griffier.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 5.4 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 5.5 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie, die geheimhouding heeft opgelegd, daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 6 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 6.1 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan de voorzitter voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 6.2 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Artikel 6.3 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van het præsidium of in spoedeisende gevallen op voorstel van de voorzitter.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na haar bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de raadscommissies 2002 vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2002 nr. 43 en gewijzigd bij raadsbesluit van 25 september 2003, nr. 133.

Artikel 7.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening op de raadscommissies 2004.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 8 juli 2004,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting behorende bij de Verordening op de raadscommissies 2004

(Vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juli 2004, nr. 43)

Algemeen

De raadscommissies nieuwe stijl hebben in principe twee hoofdtaken (artikel 82, eerste lid van de Gemeentewet):

  • a.

    voorbereiding van besluitvorming van de raad;

  • b.

    overleg met het college respectievelijk de burgemeester.

    Dat overleg kan plaatsvinden op initiatief van het college, het verantwoordelijke lid van het college, de raad en/of de raadscommissie.

De functie van de raadscommissies is in essentie dezelfde als die van de raad: die van volksvertegenwoordigend, kaderstellend en controlerend lichaam. De raadscommissie is niet langer een voorportaal van de besluitvorming van het college, maar ondersteunt de besluitvorming in de raad. Het overleg met het college en de burgemeester dient niet gericht te zijn op het creëren van medeverantwoordelijkheid voor bestuursbeslissingen, maar op kaderstelling en controle door de raad en het afleggen van verantwoording door het college. Een belangrijk aspect bij de taakinvulling van de raadscommissie is het bepalen van de verhouding tot de raad. In Oldenzaal is er voor gekozen dat de raadscommissies voorbereidend zijn en gericht zijn op informatievoorziening; het politieke debat wordt in de raad gevoerd. Dat wil echter niet zeggen dat dat niet is toegestaan en er nimmer debatten worden gevoerd, standpunten worden ingenomen etc. in de raadscommissies. Dit kan wel zeker voorkomen in de gevallen dat de behandeling in de raadscommissie het “eindstation” is en de raadscommissie geen aanleiding ziet de aangelegenheid verder te leiden naar de raad (zie ook de toelichting op artikel 2.2).

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

HOOFDSTUK 2 INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING

Artikel 2.1 Instelling raadscommissies

Er is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies.

Het zesde en zevende zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. Dit kan zowel de raad, het præsidium als spoedheidshalve de voorzitters van de betrokken raadscommissies doen.

In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

Artikel 2.2 Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Zie voor de invulling van de taken het vermelde onder “algemeen”.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad.

Hiervoor onder “algemeen” wordt vermeld dat het kan voorkomen dat de behandeling in de raadscommissie “eindstation” kan zijn.

Dit zal voorkomen bij de onder c vermelde taak. Er zal dan in de raadscommissie overleg plaatsvinden en wel op initiatief van de raadscommissie of het college en de burgemeester. Het zal duidelijk zijn dat het niet gaat om een voorstel van het college of de burgemeester richting raad. Het kan bijvoorbeeld zijn dat het college of de burgemeester in een bepaalde aangelegenheid het gevoelen van de raadscommissie wenst te polsen (een dergelijk overleg past binnen het duale stelsel, zolang het niet gericht is op het creëren van medeverantwoordelijkheid voor bestuursbeslissingen, maar op kaderstelling en controle en het afleggen van verantwoording door het college). Het overleg eindigt dan met de bevindingen, conclusies etc. tijdens dat overleg en geeft voor de raadscommissie geen aanleiding over de aangelegenheid advies uit te brengen naar de raad.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar het præsidium en de voorzitter van de raadscommissie in concept en uiteindelijk de raadscommissie zelf bepalen of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.

Artikel 2.3 Samenstelling 

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.

In het VNG-model is bepaald dat een raadscommissie uit ten minste een en maximaal drie leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad bestaat. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is in het VNG-model gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden.

In deze verordening is gekozen voor handhaving van het in Oldenzaal bestaande systeem, te weten een minimum en een maximum aantal leden. Bij de verdeling moet uiteraard rekening worden gehouden met de eis van een evenwichtige verhouding.

Verder is gehandhaafd de mogelijkheid een voordracht te doen tot het benoemen van een fractievertegenwoordiger. In aanvulling daarop kunnen thans echter fractievertegenwoordigers benoemd worden in alle raadscommissies en kunnen zij ook worden aangewezen als plaatsvervangend lid.

Verder kunnen fractievertegenwoordigers net als de raadsleden ook de besloten vergaderingen van andere raadscommissies als toehoorder bijwonen (zie art. 5.2).

Voor de volledigheid is in deze toelichting opnieuw het gedeelte van de toelichting opgenomen, dat eertijds bij de instelling van de fractievertegenwoordiger behoorde d.w.z. voorzover nodig in aangepaste vorm.

Er zijn twee redenen om fractievertegenwoordigers toe te laten als lid van de raadscommissies:

  • 1.

    (vermindering van ) de naar verhouding hoge werkdruk voor de eenpersoonsfrac­ties;

  • 2.

    (vergemakkelijking van) het inwerken van en het ervaring opdoen door een nieuw raadslid in het geval van een tussentijdse vacature.

In de aanhef van derde lid is bepaald dat de voordracht via tussenkomst van het præsidium (voorheen via het college) moet worden gedaan, omdat het præsidium is of zal worden belast met de voorbereiding van procedurele aangelegenheden en de desbetreffende raadsbesluiten.

Omdat het een voordracht is, kan en moet de raad de besluitvorming beperken tot die persoon en hier alleen toetsen aan de onder a en b genoemde eisen. Ditzelfde geldt voor het præsidium bij de voorbereiding. Andere toetsingseisen, zoals op voorhand geen vertrouwen schenken, zijn niet opgenomen, omdat dat ook niet bij de benoeming van raadsleden gebeurt. Voordeel van een voordracht en een beperkte toetsing is trouwens nog, dat daarmee voorkomen wordt dat de raad betrokken wordt bij eventuele meningsver­schillen binnen een fractie (en een politieke partij).

De onder b genoemde beperking houdt verband met de hiervoor als tweede genoemde reden om fractievertegenwoordigers toe te laten.

Het kan zijn dat een eerste opvolger niet in aanmerking wenst te komen voor het lidmaatschap van de commissie of de raad dan wel niet aan de vereisten kan of wil voldoen. Gelet op de als eerst genoemde reden om fractievertegenwoordigers toe te laten, is de mogelijk­heid opgenomen de daaropvolgende persoon op de kandidatenlijst voor te dragen. Met het oog op de reeds aangehaalde tweede reden tot het toelaten van fractievertegen­woordi­gers is in de tweede alinea van sub b de voorwaarde opgenomen, dat de eerstvolgende persoon op de kandida­tenlijst zich officieel terugtrekt als kandi­daat. Volgens de Kieswet kan een dergelijke verklaring wel weer worden ingetrokken.

Van deze mogelijkheid kan ook gebruik worden gemaakt, wanneer een fractie zich splitst en de fractievertegenwoordiger zich aansluit bij de afscheiding. Daarbij zij als eerste opgemerkt, dat in dat soort gevallen alleen een nieuwe voordracht kan worden gedaan door het overblijvende gedeelte van de fractie en niet door het afgescheiden gedeelte, want de eerste kan gebruikmaken van de kandidatenlijst en de tweede niet. Ten tweede, dat een voordracht en benoeming verder nog van andere factoren afhanke­lijk is, zoals een ontslag op eigen verzoek door de fractievertegenwoordiger of een voordracht tot vervallenverklaring op grond van artikel 2.5, zevende lid onder b van deze verordening. Maar dit is een zaak, die buiten de raad ligt en de betrokken fractie aangaat. Indien het onverhoopt uit de hand loopt of dreigt te lopen, kan de raad op grond van het gestelde in artikel 2.5, zevende lid onder d besluiten tot vervallenverkla­ring.

Mede gelet op de als tweede genoemde reden, is het logisch dat voor de fractievertegenwoordiger dezelfde eisen worden gesteld als aan een raadslid, te weten artikel 10 van de Gemeentewet (vereisten, zoals ingezete­ne, achttien jaar etc.), artikel 12 (openbaarmaking functies), artikel 13 (onver­enigbare betrekkingen) en artikel 15 (verboden handelingen).

Artikel 28 van de Gemeen­tewet (stemverbod bij bepaalde aangelegenheden) is hier niet genoemd, omdat er in de commissies niet gestemd wordt over besluiten en ook voor de commissieleden daarover niets in de verordening is opgenomen. Bij overtreding van artikel 25 van de Gemeentewet heeft het ook geen consequenties voor het raadslid zelf, maar mogelijk consequenties voor de rechtsgeldigheid van het besluit. Wel is het gebruike­lijk/een ongeschre­ven regel, dat commissieleden niet deelnemen aan de beraadslaging en advisering in de commissie, wanneer hen dat direct of indirect persoonlijk aangaat.

Het vereiste van een eedsaflegging, zoals bij raadsleden op grond van artikel 14 van de Gemeentewet is voorgeschreven, is ook niet opgenomen. Bij de gemeenteraad is de eedafleg­ging voorwaarde om de functie daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. Indien een raadslid een eed valselijk heeft afgelegd, kan de raad daaromtrent niets ondernemen. Wel is het op grond van artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld. Het is voor discussie vatbaar, of een eed of iets vergelijk­baars voor een functie zoals fractievertegenwoordiger mag worden voorge­schre­ven. Mede daarom is die verplichting ook niet opgenomen in de ons bekende voorbeelden van andere gemeenten. Daaren­boven is het ook niet strikt noodza­ke­lijk, want er zijn andere mogelijk­heden een fractie­vertegenwoor­diger ter verantwoor­ding te roepen, zoals de in artikel 2.5 opgenomen mogelijkheid tot verval­len­verklaring. Verder betreft het "slechts" raadscommissies, waar geen besluiten worden genomen. Ook zal een valselijk afgelegde eed niet strafbaar zijn op grond van artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht, omdat volgens dat artikel de verklaring onder ede moet worden gevorderd door een wettelijk voor­schrift; onder wettelijk voorschrift wordt hier een wet in formele zin verstaan en deze Verorde­ning is dat niet.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De leden kunnen zich laten vervangen door andere fractieleden of een fractievertegenwoordiger of andersom.

Behalve de fractievertegenwoordiger is in deze verordening niet de mogelijkheid opgenomen andere niet-raadsleden te benoemen.

Artikel 2.4 Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies en de plaatsvervangers door de raad te laten benoemen.

Op basis van het tweede lid, zijn de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter (door de begripsomschrijving in artikel 1.1) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als technisch voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van diens fractie in de raadscommissie.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 2.5, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 2.4, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 2.3, tweede lid.

Artikel 2.5 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden (raadsleden én fractievertegenwoordigers) de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie.

De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vierde en vijfde voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden. Indien er plaatsvervangers zijn aangewezen op grond van artikel 2.3, vierde lid, behoeven er overigens wat de samenstelling en het quorum betreft geen problemen te ontstaan.

Ten aanzien van het bepaalde in het zevende en achtste lid over de fractievertegenwoordiger wordt het volgende opgemerkt.

In de vorige verordeningen was niet expliciet een bepaling opgenomen voor het geval dat een fractievertegenwoordiger raadslid wordt. Als tijdstip voor het einde van het lidmaatschap is gekozen de aanvang van het raadslidmaatschap, te weten de onherroepelijke toelating zoals dat in artikel V11 van de Kieswet is bepaald (en dus niet als tijdstip het bepaalde in artikel 14 van de Gemeentewet c.q. de eedsaflegging).

Fractievertegenwoordigers zijn als lid benoemd, zodat ook het eerste lid voor hen geldt.

Door de verwijzing in sub b naar artikel X1, eerste lid, van de Kieswet zal, zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een fractieverte­genwoordiger een van de vereisten voor het lidmaatschap niet (meer) bezit (zie artikel 10 van de Gemeentewet) of dat hij/zij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult (artikel 13 van de Gemeentewet), hij/zij van rechtswege ophoudt commissielid te zijn. Artikel X5 bepaalt wat een fractieverte­genwoordiger in zo'n geval moet doen en welke mogelijkheden er zijn, wanneer deze daaraan niet voldoet. Omdat het college geen enkele rol meer speelt met betrekking tot de benoeming etc. van een fractievertegenwoordiger, is het logisch dat de rol van het college hier wordt overgenomen door het præsidium (fractievertegenwoordiger waarschuwen dat deze niet meer aan de vereisten voldoet).

Bij de in sub c bedoelde voordracht zal de raad, vanwege de tekst, verplicht zijn te besluiten tot vervallen verklaren. Dit is ook logisch, want ook de benoeming geschiedt op voordracht c.q. initiatief van een fractie. Gelijk bij de toelichting op artikel 2.3, derde lid geldt, hoeft de raad zich niet te mengen in de interne reden van een fractie om de hier bedoelde voordracht te doen. Indien die fractie vervolgens een andere fractiever­te­gen­woordiger wenst voor te dragen, zal moeten worden voldaan aan artikel 2.3, derde lid, onder a, tweede alinea. Voor de tussenkomst van het præsidium wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.3, derde lid.

Ten aanzien van sub d heeft de raad een ruime bevoegdheid.

Richting fractievertegenwoordiger worden met name de volgende voorbeelden ge­noemd:

  • de raad zegt het vertrouwen op in de fractievertegenwoordiger. Dit is dan verge­lijkbaar met de voor wethouders geldende bepaling in artikel 49 van de Gemeen­tewet. Het besluit zal gemotiveerd dienen te zijn en de bepalingen van de Algeme­ne wet bestuurs­recht zullen in acht moeten worden genomen, zoals betrokkene in de gelegenheid stellen vooraf zijn zienswijze naar voren te brengen, maar een rechter zal slechts margi­naal toetsen en niet treden in de vraag of de raad al dan niet ten onrechte het vertrouwen heeft opgezegd. Aanleiding voor het opzeggen zou kunnen zijn, dat een fractievertegenwoordiger zich niet houdt aan het in de toelichting op artikel 2.3, derde lid genoemde gebruik om niet deel te nemen aan de beraadslaging en advisering wanneer hem/haar dat direct of indirect persoonlijk aangaat, of oneigenlijk gebruik of misbruik maakt van voorkennis of vertrouwelij­ke informatie dan wel de vertrouwelijk­heid niet in acht neemt, of wanneer er sprake is het aannemen van steekpenningen. Hiermee kan ook tegemoet worden gekomen aan het ontbreken van de eedsaflegging.

  • de hiervoor genoemde aanleidingen kunnen op zich zelf redenen tot vervallenver­klaring zijn;

  • het fractielid handelt in strijd met de artikelen 12 (openbaarmaking nevenfuncties) en 15 (verboden handelingen) van de Gemeentewet;

  • fracties kunnen worden samengevoegd. In dat geval zou het niet juist zijn, dat de nieuwe, samengevoegde fractie twee fractievertegenwoordigers heeft.

Het kan ongewenst zijn, dat een fractievertegenwoordiger ongestoord zijn lidmaatschap van een commissie uitoefent, terwijl een procedure is gestart tot het vervallen verklaren van dat lidmaatschap. Vandaar dat de mogelijkheid is opgenomen de fractie­vertegen­woordi­ger te schorsen. Deze bevoegdheid is ook aan het præsidium gegeven, omdat die nu eenmaal sneller een besluit kunnen nemen dan de raad en met de voorbe­reiding van het raadsbesluit zijn belast.

Ook is rekening gehouden met de mogelijkheid, dat vanuit de raad een initiatiefvoorstel wordt gedaan tot het vervallen verklaren.

In artikel X8 van de Kieswet is een procedure vastgelegd, die hier van toepassing is verklaard. Daarin is ook een schorsings­bevoegdheid voor de raad opgenomen. Door de verwijzing hoeft laatstgenoem­de bevoegdheid niet meer expliciet in de Verordening te worden opgenomen. Ook hier is de oude rol van het college richting fractievertegenwoordiger overgedragen aan het præsidium.

Opgemerkt zij, dat het vijfde lid van artikel X8 niet is genoemd, zodat een besluit tot vervallen verklaren voor een fractievertegenwoordiger direct in werking treedt.

Artikel 2.6 Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Gelet op de grootte van de Oldenzaalse griffie en de taken van de griffier wordt ervan uitgegaan dat de griffier tevens commissiegriffier is. In het eerste lid is rekening gehouden met de (toekomstige) mogelijkheid van uitbreiding van de griffie en iemand anders van de griffie dan de griffier benoemd kan worden tot commissiegriffier. De medewerker van de griffie kan ook parttime door de raad als commissiegriffier worden benoemd. Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad na de inwerkingtreding van het nieuwe hoofdstuk VII over de secretaris en de griffier de werkgever en benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging. De vervanging van de commissiegriffiers zou ook kunnen worden overgelaten aan de griffier, maar daarvoor is hier niet gekozen.

Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college de werkgever en zal de raad in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie deze bij diens afwezigheid of verhindering vervangt.

De facto zal de secretaris bij deze beslissing vaak een rol vervullen.

De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt de commissiegriffier geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 4.2.12 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee samenhangende profiel van de commissiegriffier. Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere organisatie is en voornamelijk administratieve taken vervult, ligt het meer voor de hand dat de griffier ook in de vergaderingen van de raadscommissies aanwezig is.

HOOFDSTUK 3 AANWEZIGHEID COLLEGE, BURGEMEESTER EN SECRETARIS 

Artikel 3.1 Burgemeester en wethouders

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of deze aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.

Gelet op de rol van het præsidium met betrekking tot de collegevoorstellen en om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om het præsidium en spoedheidshalve de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van het præsidium of de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van het præsidium of de commissievoorzitter.

Artikel 3.2 Gemeentesecretaris

Ook de aanwezigheid van de secretaris is in een gedualiseerd stelsel niet langer vanzelfsprekend. Indien de raadscommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een raadscommissie aanwezig is, zal de raadscommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers diens werkgever. Ook deze bepaling geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen. Op basis van artikel 4.2.12 kan de raadscommissie ook andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen, ook hiertoe zal de raadscommissie een verzoek aan het college moeten doen.

HOOFDSTUK 4 VERGADERINGEN 

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 4.1.1 Vergaderfrequentie

Op grond van het Reglement van orde voor de raad wordt er voor de raadsvergaderingen een rooster opgesteld. Aangezien de raadscommissies mede als taak hebben de besluitvorming van de raad voor te bereiden, is het logisch de vergaderingen van de raadscommissies te laten aansluiten aan die raadsvergaderingen en deze op te nemen in dat rooster. Dit was ook gebruikelijk, maar niet expliciet in de vorige reglementen en verordeningen opgenomen.

Een raadscommissie vergadert vaker als het præsidium of de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Gekozen is voor fracties en niet meer voor een bepaald aantal leden van de raadscommissie.

Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze en de modelverordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is, tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 4.1.2 Oproep

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering tenminste dertien dagen voor de vergadering. In de oude verordeningen was een termijn van vier werkdagen opgenomen. Dit is ten behoeve van de voorbereiding op de raadscommissie dus verruimd naar dertien dagen. De dertien dagen komen mede voort uit de gebruikelijke data voor de vergaderingen van het præsidium (op maandag), van het college (op dinsdag), het verzenden van de oproep (op de woensdag na het præsidium en de dinsdag van het college) en de vergadering van de eerste raadscommissie (op een dinsdag; voorheen de eerste dinsdag en nu dus de tweede dinsdag na de oproep). Voor de laatste raadscommissie, thans de derde dinsdag na de oproep, volgt hieruit dus zelfs een termijn van twintig dagen dat de leden zich op de vergadering kunnen voorbereiden.

Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. .

Artikel 4.1.3 De agenda

Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van een raadscommissie de agenda voorlopig vast. Gelet op de rol van het præsidium met betrekking tot collegevoorstellen doet de voorzitter dat aan de hand van de door het præsidium doorgezonden stukken. Aangezien de griffier aanwezig is bij de vergaderingen van het præsidium, is geen afzonderlijk overleg meer met die griffier of de commissiegriffier nodig. De voorzitter kan het aan de commissiegriffier overlaten om namens hem de voorlopige agenda op te stellen.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

Artikel 4.1.4 Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten.

.

In het VNG-model was opgenomen dat geheime stukken onder berusting van de griffier blijven en de griffier de leden van de raad inzage verleent. In Oldenzaal liggen dergelijke stukken in een afgesloten ruimte in de raadskamer, waartoe alleen de raadscommisieleden, andere raadsleden en enkele andere betrokken personen toegang hebben. Deze praktijk blijft gehandhaafd.

Artikel 4.1.5 Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

Paragraaf 2 Orde van de vergadering

Artikel 4.2.1 Reserveartikel

In de modelverordening van de VNG is op deze plaats een bepaling opgenomen over de presentielijst. De raadscommissies in Oldenzaal kenden echter geen presentielijst (de aanwezige leden werden vermeld in de notulen). Dit is in deze verordening gehandhaafd. Omdat er in de toekomst toch aanleiding kan zijn een presentielijst in te voeren, is het artikel(nummer) gereserveerd.

Artikel 4.2.2 Opening vergadering; quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 4.2.3 Uitnodiging en spreekrecht burgers

Met betrekking tot het uitnodigen van burgers etc. die zich tot de gemeente gewend hebben is de gebruikelijke gang van zaken aangehouden (verplichting om die burgers uit te nodigen voor de raadscommissievergadering).

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan.

In het tweede lid zijn onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. In de modelverordening van de VNG is opgenomen dat als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, de burger een bezwaarschrift kan indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Het kan echter zijn dat de raadscommissievergadering onderdeel uitmaakt van de mogelijkheid voor de burger om zijn bedenkingen of zienswijze naar voren te brengen. Vandaar de aanvulling ten opzichte van de modelverordening.

Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Ook kunnen burgers zich niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

In de vorige verordeningen was ook opgenomen dat geen spreekrecht bestond ten aanzien van de besluiten(lijsten), informaties, mededelingen en de rondvraag. Die uitsluitingen zijn ook nu weer opgenomen (dus in aanvulling op de modelverordening van de VNG).

Volgens de modelverordening van de VNG moeten de burgers die wensen in te spreken zich ten minste 48 uur voor de vergadering melden bij de griffier. Verder kan de burger volgens die modelverordening slechts eenmaal het woord voeren.

Er is voor gekozen de huidige gang van zaken rond het spreekrecht te handhaven, dus geen aanmelding vooraf; verder de mogelijkheid het woord te voeren in twee termijnen en wel voordat de raadscommissieleden het woord voeren.

Aan degene, die zich niet goed schriftelijk kan uiten, en om de communicatiedrempel richting raad en raadscommissies zo laag mogelijk te maken, zal de mogelijkheid worden geschapen de aangelegenheid mondeling tot uiting te brengen bij de griffier of commissiegriffier, waarna deze de aangelegenheid kort op papier zal zetten. Vervolgens wordt dit dan op de ingekomen stukken geplaatst en bepaald wat daarmee verder zal geschieden.

Op basis van artikel 4.2.4, eerste lid wordt het verslag (ontwerpnotulen) toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

Artikel 4.2.4 Notulen

De ontwerpnotulen worden tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord hebben gevoerd. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan tot het moment van vaststelling bij de commissiegriffier worden ingediend of tijdens de behandeling van de notulen. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de notulen vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De commissiegriffier stelt de notulen op, maar er is voor gekozen de uiteindelijke verantwoordelijkheid hiervoor bij de griffier te leggen (zie het vijfde lid). Na vaststelling van de notulen ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze (dit is nieuw ten opzichte van de vorige verordeningen).

Artikel 4.2.5 Spreekregels

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

Artikel 4.2.6 Volgorde sprekers

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 4.2.9 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

Artikel 4.2.7 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de gangbare praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

Artikel 4.2.8 Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van diens taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

Artikel 4.2.9 Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 4.2.6, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.

Artikel 4.2.10 Handhaven orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan deze de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan de voorzitter een lid het verdere verblijf ontzeggen en dat uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in diens gedrag kan dat lid de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 6.1 van deze verordening.

Artikel 4.2.11 Beraadslaging

Om de duur van vergaderingen te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 4.2.7, eerste lid).

Artikel 4.2.12 Deelname aan de beraadslagingen door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 3.8, 3.2, 4.2.5 en 4.2.6 van deze verordening reeds het recht om (op uitnodiging) aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 4.2.13 Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als deze vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

HOOFDSTUK 5 BESLOTEN VERGADERING 

Artikel 5.1 Algemeen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 5.2 Raadsleden en fractievertegenwoordigers als toehoorder

In de vorige verordeningen was de bepaling opgenomen dat raadsleden, geen lid zijnde van de desbetreffende raadscommissie, ook besloten vergaderingen van die andere raadscommissies mocht bezoeken als toehoorder. Achtergrond van die bepaling was dat een raadslid zich van alle zaken, die de raad aangaan, op de hoogte moet kunnen stellen.

De modelverordening van de VNG kent deze bepaling niet expliciet. Gelet op het Oldenzaalse gebruik en ook om discussie te voorkomen, indien de bepaling nu zou zijn weggelaten, is deze bepaling ook weer in de nieuwe verordening opgenomen.

Mede met het oog op de kleinere en de eenpersoonsfracties is bedoelde mogelijkheid nu ook geopend voor de fractievertegenwoordigers.

Artikel 5.3 Notulen

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij in casu een raadscommissie anders beslist.

Ten aanzien van het toezenden wordt afgeweken van de modelverordening van de VNG (de notulen van een besloten vergadering liggen ter inzage liggen bij de griffier) en de huidige gang van zaken gehandhaafd (toezenden aan leden etc.). De raadscommissie beslist over het openbaar maken van deze notulen.

Artikel 5.4 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Het is in Oldenzaal goed gebruik aan het eind van een besloten vergadering te evalueren of het nu wel zo noodzakelijk of gewenst is geweest in beslotenheid te vergaderen. Deze evaluatie kan tegelijk geschieden met en sluit ook aan bij het besluit tot al dan niet geheimhouding.

De geheimhouding geldt totdat de raadscommissie haar opheft. Dit laatste kan bij een afzonderlijk besluit, maar de raad kan ook in het besluit tot geheimhouding een tijdsbepaling of een zekere gebeurtenis opnemen waarna de geheimhouding vervalt. Met name in de gevallen dat een afzonderlijk besluit nodig is, zal na enige tijd (de voortzetting van) de geheimhouding in de vergetelheid raken. Daarom is afgesproken dat er een lijst van de besluiten tot geheimhouding wordt bijgehouden door de commissiegriffier en dat periodiek (bijv. eens per jaar) die lijst wordt doorgenomen in een besloten vergadering.

Artikel 5.5 Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 5.3 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze modelbepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

HOOFDSTUK 6 TOEHOORDERS EN PERS 

Artikel 6.1 Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 6.2 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 6.3 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN 

Artikel 7.1 Uitleg verordening

Aangezien het voorstel tot deze verordening is gedaan door het præsidium en deze het beste de diepere, eventueel niet op papier gezette achtergronden kent, is hierin een rol toegedacht aan het præsidium. Het is echter niet altijd mogelijk eerst het præsidium te raadplegen en moet er direct een beslissing worden genomen.

Artikelen 7.2 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7.3 Citeertitel

Het jaar 2004 maakt onderdeel uit van de citeertitel om een duidelijk onderscheid te verkrijgen naar de oude, gelijknamige in 2002 vastgestelde verordening en verwarring daarmee te voorkomen.